Theo Thijssen, onderwijzer en schrijver, ergerde zich al 100 jaar geleden aan de reformpedagogiek en de beeldenstormers in Nederland.
Theo Thijssen, onderwijzer en schrijver, ergerde zich rond 1920-1930 aan de reformpedagogiek en de beeldenstormers in Nederland.
Hij schreef er ook een verhelderend sprookje over in School en Huis (1924, nr. 41-42, zie blog van gisteren). Thijssen wilde met zijn sprookje dat we gisteren afdrukten vooral aantonen dat je enkel zon aanhanger door dik en dun van één systeem kan worden, als je niet te veel van andere onderwijsvormen afwist, ook niet van wat men dan de gewone school noemt.
Iemand, aldus Thijssen, die het door een of andere toevalligheid te pakken heeft gekregen van een bepaald stelsel, ja, zo iemand heeft het gemakkelijk. Hij heeft puur menselijk, het wereldbeeld vereenvoudigd door slechts te onderscheiden in tweeën: iets is zijn stelsel, of is het niet.
Hij bezondigt zich niet aan deskundige kritiek op het andere, hem ontglippen hoogstens wat nageprate snauwen aan het adres ervan. Zon kracht zoekt hij in het element geloof, of liever geloven, doe hem onbekommerd van alles annexeren als succes, waar twijfelaars nog verwijlen bij de mogelijkheid bestaan, zolang men onkundig blijft van het vele dat anderen met evenveel overtuiging gingen aanbevelen en zolang men zich beperkt tot gemakkelijk te ziene uiterlijkheden.
In het door Thijssen geredigeerde tijdschrift De nieuwe school (een voorloper van Onderwijskrant?) verschenen talloze artikelen die zich verzetten tegen de zweverig geachte reformpedagogiek, die de onderwijzer opzadelde met en verplichtte tot het waarmaken van allerlei onhaalbare doelstellingen, en daardoor de waardering voor de gewone onderwijzer ondergroeven.
In de romans zelf van Thijssen vindt men naast het vele begrip voor kinderen een veel genuanceerdere kijk op het klashouden. (b.v. in zijn schitterend boek Schoolland) dan bij de reformpedagogiek.
Voor Thijssen was de gewone school ook wel degelijk veranderd de voorbije honderd jaar en bestond zij in vele variëteiten. Hij geloofde vooral niet dat men via allerlei alternatieve scholen het gewone onderwijs kon verbeteren.
Als mijn sprookje een conclusie moet hebben, dat is het niet deze, dat de gewone school wel goed genoeg is voor de gewone ouders, maar dat we er moeten naar streven de gewone school zo goed mogelijk te krijgen, opdat de gewone ouders niet komen te staan voor een keuze, die van niemand te vergen is.