De leerling centraal
in het onderwijs? Visie van Maarten Simons & Jan Masschelein (profs
pedagogiek KU Leuven) Schoolse vorming in het gedrang. Over ontscholende
tendensen in debat over nieuwe eindtermen/leerplannen (ook ZILL) en grenzen van
personalisering van het leerproces.
Een paar maanden geleden verscheen het boek De leerling
centraal in het onderwijs? Grenzen van personalisering (Acco-Leuven). van de
professoren Jan Masschelein en Maarten Simons. De kerngedachte luidt: "De
uitdaging is duidelijk: de leerling meer centraal plaatsen komt heel vaak neer
op een minder centrale plaats van de school. Maar, zo vragen de auteurs zich
af, wat als dat ont-scholen niet in het belang van de leerling is? Wat als
dat ont-scholen de vorming, vrijheid,
gelijkheid in het gedrang brengt?"
Op de kaft lezen we:
De leerling meer centraal plaatsen in het onderwijs is sinds lang een
bezorgdheid van leraars en pedagogen. Vandaag is het ook een aandachtspunt van
beleidsmakers. Verschillende ontwikkelingen getuigen daarvan: leerlinggericht
onderwijs, onderwijs op maat en gepersonaliseerde leerpaden, open leertrajecten
De auteurs gewagen van fundamentele verschuivingen: van een
onderwijsinstelling naar een leeromgeving, van disciplineren naar begeleiden, van algemene normen - naar personalisering
van het leeraanbod.
Ze stellen b.v.: Open leertrajecten, platformen, learning
parks
Als je kijkt naar de voorstelling van de scholen van de toekomst, dan
zijn dat vaak geen echte scholen meer die in een beperkte tijd en op een
bepaalde plaats een gezamenlijk & vast curriculum afwerken, maar platformen en open leertrajecten die
zichzelf presenteren als een plaats waar
de innovatieve en creatieve vermogens van de leerling aangesproken worden en
in die zin ook wat hen uniek of verschillend maakt (cf. ook voorstelling in Vlaanderen 2050 als learning park).
Dit kinkt aantrekkelijk omdat de associatie met de creativiteit een
soort individuele vrijheid of bevrijding van opgelegde en gemeenschappelijke
normen en van het gezamenlijk leren en optrekken binnen de klasgroep
suggereert.
Aan de hand van pedagogische toetsstenen onderzoekt dit boek
de ontscholende tendensen en de grenzen van personalisering/individualisering
van het leerproces: De uitdaging is duidelijk: de leerling meer centraal
plaatsen komt heel vaak neer op een minder centrale plaats van de school, van
de klassieke schoolgrammatica. De
Engelse minister Nick Gibb formuleert
dezelfde bezorgdheid: The British education system puts too much emphasis on
individuals and ignores problems of the collective. NIck Gibb probeert nu al
enkele jaren om de klassieke schoolgrammatica in Engeland in ere te herstellen. Zijn visie staat haaks op deze van de Vlaamse
leerplanverantwoordelijken en nieuwlichters.
Nu in recente bijdragen over nieuwe eindtermen en
leerplannen (b.v. ZILL) vooral gepleit wordt voor leerlinggericht,
ontwikkelingsgericht, constructivistisch en gepersonaliseerd onderwijs en voor
open leertrajecten en leerplannen, lijkt dit boek meer dan welkom. Zelf
schreven we de voorbije jaren al veel bijdragen over de ontscholing van het
onderwijs (zie o.a. Onderwijskrant nr. 140 & 176).
We lazen een
uitgebreid interview van Goele Cornelissen & Riet Nackom met de auteurs van
dit boek in het COC-blad Brandpunt, oktober 2017. We citeren & omschrijven
de belangrijkste uitspraken van de auteurs.
Eigenheid van school en schools leren in het gedrang: ont-scholing
Wat ons opvalt in het hele debat over het centraal stellen
van de leerling, van het gepersonaliseerd leren en van open leertrajecten is
dat men nauwelijks de vraag stelt naar de eigenheid van de school en het
schools leren. We proberen in ons boek
duidelijk te maken dat het
schoolse leren iets heel specifiek
is. Je hebt daarnaast wel nog
verschillende vormen van leren socialisatie, ontwikkeling, het meester-gezel
systeem. Maar er is wel iets eigens aan
de schoolse vorm én die is volgens ons het verdedigen waard. We willen laten zien dat een doorgedreven focus
op leerling gecentreerde en gepersonaliseerde vormen van leren, niet alleen leidt tot een soort ontscholing,
maar vermoedelijk ook niet in het belang is van de leerling zelf.
Leerlingen meer aangesproken
vanuit hun verschillen, dan vanuit wat ze onderling gemeen hebben, en niet
vanuit algemene normen
Een fenomeen dat
samengaat met het nastreven van doorgedreven vormen van personalisering, is dat
onderwijsverantwoordelijken er meer en meer van uitgaan dat leerlingen meer
moeten aangesproken worden vanuit hun verschillen dan vanuit wat ze gemeen hebben. Natuurlijk zijn er de
individuele verschillen tussen de leerlingen, maar op school is een leerling toch in de eerste plaats een leerling binnen
de klasgroep.
Het recht op verschil
en personalisering/individualisering van het leerproces wordt ook steeds meer
opgeëist door leerlingen. Mijn verschil moet in rekening worden gebracht, ik
wil op alle vlakken dat er met mijn persoon, met mijn identiteit rekening wordt
gehouden. Waar die eis tot gepersonaliseerde aanpak niet ingelost wordt, stuit
men geregeld op een sterke ervaring van onrecht dat de individuele leerling
wordt aangedaan. Dit leidt niet zelden
ook tot conflicten die juridisch worden beslecht. Ook dat is iets waar
leraren momenteel vaker mee
geconfronteerd worden. De auteurs wijzen
verderop ook op het feit dat een leerling meer en meer bekeken wordt als
een individuele klant-consument met specifieke eisen.
Haaks op kenmerken van typisch schools leren
Het institutionele perspectief dat vandaag ook sterk
aanwezig is (in traktaten over het onderwijs van de toekomst) gaat ervan uit
dat de manier waarop we vandaag het onderwijs
organiseren, namelijk gezamenlijk leren binnen een vastgelegde tijd en
plaats de school als instelling niet meer van deze tijd is. Dat jonge
mensen op school leerling kunnen zijn, heeft
onder meer te maken met het klassikaal organiseren van het leren. De
wijze waarop jonge mensen op een bepaalde manier samengebracht worden in een
klas, maakt dat een leraar altijd tot op een zekere hoogte tot iedereen moet
spreken. En niet geïndividualiseerd. Dit vergroot ook de kans dat je als
leerling wordt aangesproken zoals alle andere, en niet als die speciale
leerling die dit wel kan, maar dat niet kan.
Waar we in het boek
stellen dat het schools leren altijd verbonden is met pedagogische gelijkheid,
bedoelen we dat de leraren altijd vertrekken van de positieve aanname dat de
leerlingen in staat zijn om wat voorligt te leren. Leraren interveniëren
natuurlijk altijd als er indicaties zijn
van het tegendeel. Het niet kunnen is echter nooit het vertrekpunt bij het
schools leren. Ook daarin zit in zekere
zin de pedagogische vrijheid in het ingaan tegen het te vlug willen
vastleggen van een bepaalde bestemming van de individuele leerling - tegen het
er te al vlug van uitgaan dat een bepaalde
leerling bepaalde zaken niet al aankunnen
Het schools leren is
ook tijd - en plaatsafhankelijk
leren in een bepaalde tijd en in klas een vastgelegd curriculum leren. Zo onderscheidt het onderwijs zich ook van
open leertrajecten en kwalificaties. We
hebben vandaag inderdaad wel (technologische) middelen om onderwijs
op heel andere wijzen te organiseren die niet langer gebonden zijn aan
vastgelegde tijden en plaatsen, maar die flexibel inspelen op de individuele
behoeften van de leerlingen. Het (onderwijs)diploma verschuift zo ook naar (deel-)kwalificaties die niet
langer exclusief door onderwijsinstellingen worden uitgereikt. Ook daar zit een
heel discours achter dat focust op de leerling die zijn persoonlijke
leerresultaten maximaal in rekening wil brengen.
Leerling als individuele klant en koning:
dienstverleningsperspectief
Vanuit het
dienstverleningsperspectief van waaruit de school meer en meer bekeken
wordt, wordt leren ook opgevat als het
verlenen van een dienst aan individuele klanten. De leerling-klant wordt
centraal geplaatst. Van zodra je in een dienstverleningssituatie zit, heb je in
zekere zin klanten. Van zodra je klanten hebt, heb je zeer specifieke criteria
om naar kwaliteit te kijken. Eén criterium is klantvriendelijkheid. In de
context van onderwijs wil dat zeggen dat je de leerling centraal plaatst. De
klant is koning, en tegenwoordig wil die klant een gepersonaliseerd product. Je
ziet dat bijvoorbeeld heel sterk in het streven naar evaluaties van de
leerkrachten en van de school door de leerlingenklanten. Ook daar zie je dus de focus op het centraal
plaatsen van de leerling, de leerling die wil dat er rekening wordt gehouden
met zijn persoonlijke behoeften.
Individuele talenten van elke leerling
benutten: sociaal-economisch perspectief
Ook vanuit
sociaal-economisch perspectief (kapitaal, efficiëntie, innovatie, creativiteit)
kijkt men vaak naar het onderwijs als
een middel om menselijk kapitaal van elke leerling tot ontwikkeling te brengen.
Geen enkel talent mag onbenut of onderbenut blijven. Elke leerling waarbij het
talent niet tot ontwikkeling wordt gebracht, is economisch verlies. Iedereen en
alles moet gemonitord worden en iedereen krijgt een voortdurende feedback in functie van zo efficiënt mogelijk
inzetbare leerresultaten.
Scholen en
onderwijsinstellingen worden op die manier een soort leerfabrieken. Wellicht niet meer de industriële leerfabriek
waar massaproductie plaats vond, maar innovatiegerichte labos waar
gepersonaliseerde producten worden afgeleverd. Het centraal plaatsen van de individuele
leerling is hier dan ingegeven door economische motieven. Aan dit perspectief
zit natuurlijk ook een sociaal kantje. Er mag geen talent onbenut blijven.
Schoolse vorming in het gedrang
Voor het schools
leren reserveren we graag de term vorming, schoolse vorming. De school is de
plaats waar we de leerlingen middelen aanreiken om zelf vorm te geven aan de
toekomst. Om een concreet voorbeeld te geven: de school is niet de plaats om
onze moedertaal te leren, maar wel om de grammatica van de moedertaal te leren,
om te leren lezen en schrijven. Het gaat
erom leerlingen geletterd te maken in een bepaald vak of beroep, om het
aanreiken van middelen om zich tot een vak of een beroep te verhouden,
materialenkennis, de uitrusting die je gebruikt om iets te doen, de technieken,
de machines, maar ook om inzicht in de
relatie tussen een beroep en de samenleving, de organisatie van economie.
Vandaag zeggen bedrijven dat ze heel specifieke vaardigheden zelf goed of beter en efficiënter kunnen aanleren dan de
school. Maar de gelegenheid tot vorming
ontbreekt er veelal. Op school gaat het om voldoende basisvorming, ook in beroepsgericht onderwijs.
|