De vele ontkenners van
de niveaudaling in het onderwijs in hun reactie op onze
O-ZON-campagne van 2007
Minister Crevits over
niveaudaling begrijpend lezen daarnet in de plenaire vergadering Vlaams
Parlement (6 devember): Het verbaast me toch dat de voorbije jaren
noch de inspectie, noch de
onderwijskoepels en begeleidingsdiensten, noch de peilingsproeven gewezen
hebben op de niveaudaling voor begrijpend lezen. Crevitis voegt er aan toe
dat zij de komende dagen de inspectie
e.d. daarover wil aanspreken. Met deze bijdrage willen we de minister hierbij
een beetje ondersteunen.
Situering
Eind 2006 -beging 2007 startte Onderwijskrant met de zgn.
O-ZON-campagne (Onderwijs Zonder Ontscholing) waarmee we de verschillende
vormen van ontscholing en vooral ook de niveaudaling in het Vlaams onderwijs wilden in de
openbaarheid brengen. De niveaudaling werd massaal onderkend en onderschreven
door leerkrachten, docenten en professoren. We publiceerden er veel bijdragen
over (zie o.a. O-ZON-witboek, Onderwijskrant nr. 140 100 paginas op www.onderwijskrant.be).
Jammer genoeg werden de niveaudaling en ontscholing straal ontkend
en onze O-ZON-campagne ook vijandig onthaald door tal van beleidsmakers
vooral van de Sp.a, door de
onderwijskoepels, inspectie-kopstukken, DVO-directeur Roger
Standaert, een aantal begeleiders, prof. Martin Valcke, prof. Ferre
Laevers (CEGO), VON-redactie
van het tijdschrift VONK (neerlandici) , enkele professoren Nederlands
. Er
was en kon geen sprake zijn van niveaudaling, van nefaste gevolgen van de eenzijdige
vaardigheidsmethodiek voor het taalonderwijs, enz. De ontkenners van de
niveaudaling e.d. bestempelden de
initiatiefnemers van de O-ZON-camapgne -
Feys, Hullebus, Van Biervliet, Gybels - ook meteen als nostalgisch en
conservatief, als sukkelaars die de vernieuwingstrein gemist hebben. Kopstukken
van de inspectie Laevers en het CEGO
pleiten zelfs expliciet voor verdere
ontscholing, voor een nog sterkere
afname van de directe instructie .
We schreven o.a. in het O-ZON-witboek: Het Vlaams onderwijs wordt al vele jaren
geteisterd door een ontscholings- en omwentelingsrage, aangewakkerd door
nieuwlichters en beleidsmensen. De belangrijkste begrippen binnen de
schoolgrammatica werden steeds meer door alternatieve (ontscholende) termen
verdrongen/vervangen: onderwijzen door leren, meester door begeleider (coach),
leerling door lerende of kind, sturing door de leerkracht door zelfsturing
of zelfregulering, cultuuroverdracht door zelfconstructie van
allerpersoonlijkste kennis, hoge eisen door knuffelen, diepgaande reflectie door learning by doing, e-ducatie (uitleiden uit ego-wereldje) door
egogerichte zelfontplooiing; leerschool door leefschool, leerinhoud door
competenties, leren door leren leren, school door leer- of studiehuis,
belangstelling wekken voor brede cultuur door leren vanuit betrokkenheid op
eigen verlangens, gezag door permanent onderhandelen, basiskennis verwerven
door kennis kunnen opzoeken, inspanning en arbeidszin door momentaan
welbevinden ... De cultuuroverdracht en de prestatiegerichtheid stonden de
voorbije tien jaar voortdurend onder verdenking.
Overzicht van
reacties van de vele ontkenners van de niveaudaling en ontscholing
1. Klasse & inspectie
In KLASSE van februari
2007 beweerden de inspectiekopstukken dat er geenszins sprake kon zijn
van een niveaudaling, integendeel.. We citeren hen even. Kristien
Arnouts - inspecteur-generaal s.o.- poneerde: Als groep kennen de twaalfjarigen zelfs zeker meer dan die van
vroeger. Leerlingen die vroeger niet mee konden, liet men gewoon links liggen.
Die verdwenen vroeg of laat toch uit het onderwijs. De eindtermen hebben ervoor
gezorgd dat leraren ruimer aandacht hebben voor andere zaken dan kennis. Dat
merk je in de nieuwe didactieken, zoals begeleid zelfstandig leren, hoekenwerk,
contractwerk
Als je een zaal vol vijftigers vraagt wat 1302 hen zegt, zullen ze
ongetwijfeld weten dat het om de Guldensporenslag gaat. Maar wat weten ze nog
meer daarover?
Els Vermeire -
coördinerend directeur s.o. beweerde: Onderzoek
heeft klaar en duidelijk bewezen dat leerlingen niet beter gaan spellen als ze
daar meer tijd aan besteden met dictees
en driloefeningen.
De basisschool moét - inzake grammatica e.d.- niet
voorbereiden op de latere schoolloopbaan.
Grammatica is volgens de inspectie veel te abstract. Volgens de inspectie ging ook de vergelijking
met vroeger niet op. Als je naar de huisarts gaat, verwacht je toch ook niet
de behandeling of medicijnen van twintig jaar geleden. Drie Brugse inspecteurs lanceerden een
aanval op de O-ZON-initiatiefnemers in het Brugsch Handelsblad van 19 januari
2007. Luc Marannes (germanist) beweerde: Het
is bewezen: frontaal onderwijs heeft afgedaan. Onderzoek heeft uitgewezen dat
leerlingen slechts 10 % onthouden van de kennis die gedoceerd wordt. Als de
leerlingen samen iets zelf mogen
uitzoeken, loopt dat op tot 85 %. Hans Gevaert (wiskundige) poneerde o.a.:
Aangezien iedereen een zakrekenmachine heeft, is ook het hoofdrekenen niet
meer essentieel. De kassa berekent het bedrag voor de caissière in de Delhaize.
Niet enkel de taalvakken maar ook het vak wiskunde moet zich aanpassen aan de
veranderende samenleving. Pieter
Lesaffer schreef in De Standaard dat de onderwijsinspectie niettegenstaande
de recente kritiek nog steeds de mening toegedaan is dat het Vlaams onderwijs
te veel kennisgericht is (6.12.06).
2.Professor Martin
Valcke
Prof. Valcke probeerde
als voorzitter de voorzitter van de vakgroep Onderwijskunde
O-ZON-initiatiefnemer Marc Hullebus te intimideren en te imponeren met de
stelling: U als leerkracht weet evengoed
als ikzelf dat het voeren van een discussie op basis van anekdotes en verhalen
afbreuk doet aan de complexiteit van wat leren en onderwijzen is. Vanuit
zijn ivoren toren poneerde Valcke verder dat er absoluut geen kloof is tussen
beleid en werkvloer. Ook de discussie over de verhouding tussen kennis en
vaardigheden vond Valcke nutteloos.
3.DVO-directeur Roger
Standaert
DVO-directeur Roger Standaert ontkende niveaudaling en ontscholing in een bijdrage voor
het themanummer over het kennisdebat van Nova et Vetera (sept. 2007.) De koepel van het katholiek onderwijs had voor
dat themanummer ook Roger Standaert uitgenodigd om de O-ZON-kritiek te
weerleggen. In de bijdrage Vaardig omgaan met kennis verdedigde Standaert
zijn standpunt en dat van de DVO. Standaerts
ontscholingsdiscours kwam plastisch tot uitdrukking in uitspraken als: De hoeveelheid kennis vermeerdert in een geometrische reeks
en wie kan die hoeveelheid nog op de voet volgen? Het is een gevecht met de
draak dat je niet kunt winnen, sisyfusarbeid, dweilen met de kraan open
De reactie van de onderwijswereld (??)
op de kennisexplosie is er een geweest van die kennis niet meer op de voet te
volgen en kennis te leren zoeken wanneer
je die nodig hebt. Moet je nog wel kunnen hoofdrekenen, met een
calculator op zak? Ik zoek toch gewoon op hoe gedownloaded gespeld moet
worden. Waarom wordt weten wie Rubens was, hoger aangeslagen dan weten wie
David Beckham is en culture & parlure bourgeoise hoger dan culture &
parlure vulgaire? Ik vind dat taal hoofdzakelijk communicatief moet zijn.
Wanneer er echter een parlementaire
meerderheid is om te kiezen voor meer spraakkunst, dan zal dat ook zo
zijn.
Volgens Standaert is de relativiteit van de leerinhouden en
van de klassieke cultuuroverdracht ook het gevolg van het feit dat enkel een
beperkte maatschappelijke elite bepaalt wat belangrijke kennis is en wat er in
de leerplannen komt. Het is een dominante culturele minderheid die vanuit haar
culturele bourgeoiswereld de inhouden vastlegde/vastlegt. Standaert verwijst in
dit verband naar de visie van de socioloog Pierre Bourdieu en schrijft: Kennis die bij een bepaald gevormde elite
hoort, wordt hoger aangeslagen dan de kennis die circuleert in het volkshuis.
Weten wie Rubens was, wordt hoger aangeslagen dan weten wie David Beckham is.
Kritische sociologen als Bourdieu en Bernstein hebben boeken volgeschreven over
la distance inégale à la culture van een grote meerderheid van kinderen op
school.
Vaak is die dominantie
ook te vinden in de verbale sector. De verbale cultuur wordt torenhoog hoger
geacht dan de technische cultuur. Het foutloos beheersen van de regels van de
uitgangen d en dt, wordt waardevoller aangezien dan de kennis van de automotor.
Het is ook geen schande als je een technische analfabeet bent, maar dat is het
wel als je je nogal direct (en dus verbaal ongenuanceerd) uitdrukt in een gesprek: la parlure vulgaire, contre la
parlure bourgeoise van de Franse sociologen.
Om het nogal cru te stellen, de
dominante geldige kennis wordt voornamelijk vastgesteld en verspreid door
mensen, die het verbaal goed kunnen zeggen en schrijven.
De geselecteerde kennis is vaak die kennis
die prestigieus is en die gedragen wordt door een dominante elite.
4 Reactie van inspectrice Els Vermeire
Inspectrice Els Vermeire publiceerde ook een uitgebreid
inspectie-standpunt in Nova et Vetera
(september 2007). Zij stelde: Voor wie
zich specialiseerde in deze materie is het frustrerend om de simplismen en het
bij wijlen populistische discours te volgen. De inspectrice begrijpt
verder niet dat de volgens haar vanzelfsprekende onderwijsvernieuwingen zo fel
gecontesteerd worden en schrijft: Ik zit
met een wrang gevoel: hoe komt het dat deze oude onderwijsvernieuwingen niet
alleen nog altijd niet breed geïmplementeerd zijn, maar ook nog altijd op felle
weerstanden stuiten?
Dat Hullebus daarbij zoveel reacties kon losweken, stemt
tot nadenken. Vermeire betreurt verder dat er bij veel leerkrachten en ouders
nog veel weerstand bestaat tegen hervormingen die een antwoord willen bieden
op de nieuwe economische, culturele en sociale en soms militaire
uitdagingen. Nieuwe uitdagingen blijven op ons afkomen en vragen naar een
adequate aanpak. De inspectrice houdt vol dat de vernieuwingen evident zijn en democratisch tot
stand kwamen: Een veranderende
samenleving vraagt immers een veranderende school. De overheid stippelde dan
ook een strategie uit om zicht te krijgen op de nieuwe noden en bepaalde welke
verandering ze wenste in te voeren. Vermeire zegt niet welke strategie de
overheid ontwikkelde en wekt ten onrechte de indruk dat de Vlaamse
Parlementsleden de inhoud van de eindtermen e.d. zelf bepaalden.
Volgens Vermeire moeten de gecontesteerde eindtermen
Nederlands & vreemde talen en de communicatieve methodiek geenszins
bijgestuurd worden. Ze zijn volgens haar gebaseerd op wetenschappelijke
ontwikkelingen en beantwoorden aan de nieuwe uitdagingen. Er moet dan ook dringend
een offensief opgezet worden om de eindtermen en de communicatieve aanpak van
het taalonderwijs integraal te implementeren.
Veel van de elementen die in de
discussie over kennis-vaardigheden werden aangehaald duiken op in de gesprekken
tijdens schooldoorlichtingen. In het (vreemde) talenonderwijs heeft een aantal
leraren moeite met de communicatieve aanpak, in wiskunde heeft men twijfels
over de zinvolheid van een contextuele benadering
Zelden kan men deze mening
onderbouwen met objectiveerbare gegevens.
De discussie neigt naar het sloganeske.
Vermeire vindt echter
dat de praktijkmensen ongelijk hebben en laat zich denigrerend uit over
onwetende leerkrachten die simplistische kritiek formuleren. Als leerkrachten,
professoren, bedrijfsleiders
beweren dat jongeren minder vaardig zijn in
bijvoorbeeld het lezen en schrijven van teksten en dat dit mede het gevolg is
van de eenzijdige communicatieve aanpak met het accent op doe-activiteiten, dan
bestempelt Vermeire dit als sloganesk. Zij vermeldt niet dat er voor de
taalvakken ook veel professoren (Taeldeman, Vanneste, Decoo
) en
lerarenopleiders de voortdurende slingerbewegingen en eenzijdigheden betreuren.
In het recente Taalpeilonderzoek kregen ze ook nog gelijk vanwege de
taalleraars, de leerlingen en de burgers. De hautaine opstelling van de
inspectrice en het misprijzen voor de ervaringswijsheid van de praktijkmensen
verklaart o.i. ook waarom het bij doorlichtingen vaak tot discussies komt.
Vermeire stelt verder: De inspectie onderzoekt de mate waarin het
onderwijsproces het bereiken van de leerplandoelstellingen ondersteunt. Het
onderzoek kan uitwijzen dat veel onderwijstijd besteed werd aan de bouwstenen
van het leertraject, maar dat er weinig onderwijstijd overblijft voor het
effectief bereiken van de uiteindelijke leerplandoelstelling, de vaardigheid.
In het geval van talen kan dit betekenen dat grammatica en woordenschat zo
uitgebreid aan bod komen als losse bouwstenen, dat er te weinig ruimte is
overgebleven om de leerplandoelstelling te bereiken. Op basis van zon
opstelling beweren Vermeire en co dan dat doe-activiteiten en vaardigheden
onvoldoende worden aangeboden.
5. Reactie van VON-Vereniging
van onderwijs in het Nederlands
De VON -vooral professoren Nederlands - stelden op de
VON-website: Het helpt het onderwijs niet vooruit als in de discussie zo gratuit
veralgemenende uitspraken worden gedaan over zogenaamd teruglopende kennis,
zonder dat men kennis heeft van of zich kan beroepen op vaststaande feiten en
gegevens uit ernstig onderzoek. Ze beschreven vervolgens de klassieke methodiek in termen van
ondoordacht slikken en reproduceren van kennis die over de leerlingen wordt
uitgegoten. Critici als Hullebus en de vele sympathiserende leerkrachten worden
ten laste gelegd dat ze uiterst simpele concepten van kennis en van
vaardigheid hanteren en het zo voorstellen alsof kennis en vaardigheid
gelijksoortige grootheden zijn die je a.h.w. in balans met elkaar kan
plaatsen, enkel frontale kennisoverdracht (doceren) voorstaan
.
6. Reactie van
vakbegeleider Chris Decock
Ook in de bijdrage
van de begeleiders Duits en aardrijkskunde in Nova et Vetra wordt het belang
van de basiskennis sterk gerelativeerd. De twee begeleiders s.o. verdedigen de
controversiële vaardigheidsdidactiek en de (taal)visie van de begeleiding.. Chris Decock, begeleider Duits, vertelde in
Het verhaal over kennis en vaardigheden
in taal een o.i. warrig verhaal .
Hierin verdedigt hij ook de controversiële visietekst talen van 1997 waarin
eenzijdig gepleit werd voor communicatief vaardigheidsonderwijs met de
60-40-norm voor de verhouding vaardigheden-kennis. Volgens Decock gaat het binnen de competentiegerichte aanpak om
kunnen en niet om kennen om Frans kunnen en niet om Frans kennen. Je
leert immers een taal om te kunnen communiceren.
Dat betekent dat vanaf de start communicatieve taaltaken centraal staan. De
leerlingen moeten mensen kunnen begroeten,
formulieren invullen, advertenties kunnen lezen. De communicatieve taak
(opdracht) staat voorop, en daarop worden de nodige woordenschat en grammatica geënt. De taalvisie van Decock
klinkt eng instrumenteel en naïef communicatief. Hij sluit zich tevens aan bij
de opgelegde taalvisie en taalmethodiek waarbij de leerlingen de woordenschat,
de spelling, grammatica
en passant zelf ontdekken terwijl ze communiceren met
de leerkracht als coach aan de zijlijn.
7 Halfslachtige
reactie van minister Vandenbroucke
De reactie van minister
Frank Vandenbroucke was halfslachtig: In de Terzake-confrontatie van
december 2017 en elders was Vandenbroucke aanvaneklijk niet bereid de stelling
te onderschrijven dat het niveau van de leerlingen gedaald zou kunnen zijn.
In We gaan niet terug naar vroeger (DS, 9.12. 06)
verduidelijkte hij zijn standpunt: Het is modieus om te zeggen dat het vroeger
beter was, omdat er vroeger in klas meer kennis werd doorgegeven, reageert de
minister. Maar ik doe daar niet aan mee zoals ik aan geen enkele vorm van
nieuwlichterij meedoe.
Kennis om de kennis deugt niet. Loutere vaardigheid
zonder nauwkeurigheid en grondigheid al evenmin. De minister wil wel enkele
belangrijke correcties aanbrengen binnen het talenonderwijs. Daarbij moeten de
eindtermen voor de taalvakken duidelijker worden geformuleerd. Er is
taalgebruik enerzijds en structuur anderzijds. Het moet helder zijn hoe die
verhouding is.
Vooral voor de zwakkere leerlingen is het belangrijk om
voldoende kennis en structuur bij te brengen.
Ik besef dat de leerkrachten
een moeilijke taak hebben. Ze staan onder druk van de samenleving, die hun
gezag weinig erkent. Ik wil als minister zoveel mogelijk mijn best doen om hun
gezag te herstellen.
Een paar dagen later nuanceerde de minister die opvatting in het interview in De Standaard: De 60/40
regel is het gevolg van ooit gemaakte afspraken op pedagogische seminaries, die
de pedagogische begeleiders en de netten blijkbaar hanteren en in leerplannen
hebben geïntegreerd. De zogenaamd verplichte 60/40- verhouding is een eigen
leven gaan leiden. Naarmate je meer integratie van kenniselementen en
vaardigheden voorstaat, voel je wel aan dat de 60/40 vandaag een te
schematische voorstelling van zaken is. Voor Vandenbroucke is het alleszins de
aanleiding om de communicatie van de Vlaamse overheid naar de scholen onder de
loep te nemen. Blijkbaar schort er iets aan onze communicatie? In het
Tertio-interview (20.12.06) suggereert minister Vdb dat er werkelijk en
wettelijk iets schort aan de inspectie: De inspectie houdt zich niet zo bezig
met de evaluatie van de leerresultaten
Nu leggen we te veel de nadruk op het
proces. Het proces moet echter ook het verwachte resultaat opleveren.
8. Reactie van Ides Callebaut, ex-leerplanopsteller en ex-pedagogisch begeleider VVKaBaO.
Callebaut reageerde op 6 december 2016 op de aantijgingen
i.v.m. de achteruitgang van het niveau van de leerlingen en de verwaarlozing
van de taalkennis op het Forum van DS. Volgens Callebaut is een discussie
achterhaald aangezien de overheid en de DVO tien jaar geleden al het
competentiegericht vaardigheidsonderwijs oplegde in het decreet
basiscompetenties.
Volgens Ides Callebaut
is de heisa rond kennis en vaardigheden een achterhaalde discussie omdat
de overheid in het document basiscompetenties voor de aanstaande leerkrachten
de normaalscholen verplicht om te denken in termen van competenties. De keuze
voor vaardigheidsonderwijs is volgens hem dan ook evident. Het decreet over de
basiscompetenties is dan ook een extra legitimatie van de cultuuromslag in de
eindtermen en leerplannen taal die een paar jaar eerder werden opgesteld. Het
klassieke kennisonderwijs was volledig ongeschikt, aldus Callebaut. We
beluisteren even zijn standpunt: Er bestaat al een goed gefundeerd en
evenwichtig antwoord op de vraag of het onderwijs meer op kennis of meer op
vaardigheden gericht moet zijn. De overheid heeft zelfs de lerarenopleiding
aangemaand om op basis van dat antwoord haar studenten op te leiden. Het woord
dat ze ervoor gebruikt is 'competentie'. Het komt hierop neer dat leerlingen en
studenten moeten leren hoe ze allerlei situaties kunnen aanpakken en beheersen
door hun kennis, hun vaardigheden en hun attitudes goed in te zetten.
9. Reactie van prof. Ferre Laevers (Ervaringsgericht
onderwijs CEGO)
Op de Pro & Contra-pagina van KNACK (13.12.06) rond de
vraag: Meer kennisgericht onderricht? vertolkte Ferre Laevers het
Nee-standpunt.
In de inleiding lezen
we: Veel leerkrachten hebben de evolutie in het onderwijs niet opgepikt, zegt
Ferre Laevers, pedagoog van het Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs van de
KULeuven. Daarom zoeken ze nu houvast bij het kennisgericht onderwijs. In de erop aansluitende poll sprak 89 % zich
uit voor meer aandacht voor kennisgericht onderwijs - tegen de visie van
Laevers dus. Hieronder drukken we Laevers standpunt af. In punt 3 vermelden we
reacties op zijn standpunt. Laevers schetst een karikatuur van het bestaande en
van het door hem vroeger genoten onderwijs en vervolgens zijn alternatief. Hij
eindigt zijn betoog met een beschuldigende vinger naar de leerkrachten die er
maar niet in slagen betrokkenheid uit te lokken.
Standpunt van Laevers
Laevers schrijft: Ik
vind ook dat een grotere impact op de leerlingen nodig is, maar terugkeren naar
een meer kennisgericht onderwijs is niet de oplossing. Ik herinner me levendig
hoe ik vroeger alle rivieren van Europa uit het hoofd moest leren. Heeft dat
mijn beeld van de werkelijkheid veranderd?
Ik wil dat jongeren
bijvoorbeeld beseffen hoe ver Australië ligt. Dáár moeten we naartoe. Het kan
dat leerkrachten niet in de nieuwe visie zijn meegegaan. Omdat ze dat nieuwe
stadium van ons onderwijs niet oppikken, ontstaan er frustraties. Dus zoeken ze
houvast bij wat vroeger van leerlingen werd verwacht, bij die lijstjes. Volgens
mij zien ze leerlingen te veel als computers, waar je files aan toevoegt. Wat mij interesseert, is niet het volstouwen
van die computer, maar hoe ik aan de programmas raak en hoe ik ervoor kan
zorgen dat de computer meer kan. Ik geloof dat men best moeilijke dingen kan
meegeven, maar het moet boeiender. Ik hoor nu veel leerkrachten zeggen dat
onderwijs voor de helft niet boeiend kán zijn. Dat vind ik echt het
breekpunt.
De nadruk moeten we
verleggen op leren verkennen. En dan is zon lijst met feitenkennis zonde. Wat
jongeren kunnen leren op het internet of bijvoorbeeld National Geographic,
hebben scholen nu niet te bieden. Er zijn wel leerkrachten die goed gebruik
maken van die mogelijkheden, maar te weinig.
Men heeft ook, vooral
in het secundair onderwijs, te weinig geïnvesteerd in didactiek en in methodes.
Want jongeren zijn niet meer hetzelfde als twintig jaar geleden, en
leerkrachten moeten daarmee kunnen omgaan.
Uit het onderzoek van ons centrum blijkt bijvoorbeeld dat de
betrokkenheid tijdens lessen Engels erg laag scoort. Terwijl de kennis van
Engels via media en muziek bij de jongeren veel groter is geworden. Dat bewijst
toch dat met die kennis niets gebeurt.
|