Taaltenoren- ook
binnen de onderwijskoepels zijn blijkbaar van plan de uitholling van het taalonderwijs nog verder
door te drijven via nieuwe
eindtermen/leerplannen
Onderwijskrant nr.
176 januari 2016
Vooraf: wijlen prof.
Johan Taeldeman bestempelde te taalvisie achter de eindtermen/leerplannen
Nederlands als misdadig.
1.Uitholling vak en
leerplan Nederlands: de slogans nabij
Een lid van de
commissie onderwijs maakte zich tijdens de vergadering van 2 juli 2015 terecht
grote zorgen over het taalonderwijs en over de nieuwe eindtermen en leerplannen
die opgesteld zullen worden. De centrale bekommernis luidde: Minister zult u bij de herziening van de eindtermen
voldoende inzetten op het versterken van de kennis en beheersing van het
Nederlands?
De praktijkmensen en professoren als Johan Taeldeman, Wim
Van den Broeck, Geert Kelchtermans ... maken zich al lange tijd grote zorgen
over de uitholling van het taalonderwijs in de eindtermen en leerplannen. In
september 1993 drukten we in Onderwijskrant al uitvoerig onze kritiek uit op de
ontwerpeindtermen. Vanaf het einde van
de jaren tachtig kwam ook Vlaanderen in de ban van een aantal taalslogans. Ze
sloegen niet aan bij de praktijkmensen, maar de ontwikkeling van de eindtermen
en van de nieuwe leerplannen werd in de jaren negentig door een aantal
universitaire taalkundigen en andere taaltenoren aangegrepen om die taalmythes
toch ingang te doen vinden in de
praktijk.
De taaltenoren geven
wel grif toe dat de praktijkmensen hun visie niet genegen zijn en heel vaak
lippendienst bewijzen. Dit is volgens hen echter enkel te wijten aan de
conservatieve ingesteldheid van de leerkrachten.
We vrezen dat de
nieuwe eindtermen/leerplannen die uitholling zullen bestendigen en
vergroten. De twee taaltenoren van het
(katholieke) leerplan van 1998, Ides Callebaut en Bart Masquillier,
proclameerden de voorbije jaren dat er in het poststandaardtaal-tijdperk
absoluut geen toekomst meer is voor het klassieke, systematische taalonderwijs.
Dit is ook de visie van prof. Kris Van den Branden en zijn Leuvens Taalcentrum.
Als de visie van deze taaltenoren wordt gevolgd. zal het vak Nederlands nog verder uitgehold worden. Het is geen
toeval dat op de VLOR-startdag van 17
september Van den Branden eens te meer mocht komen verkondigen dat ons Vlaams
onderwijs totaal verouderd is.
Het vak Nederlands werd in de eindtermen- en leerplannen van
de jaren negentig, in het tijdschrift
VONK en tal van andere publicaties inhoudelijk uitgehold. Onze taaltenoren
werk(t)en met simplistische en polariserende slogans als whole-language versus
deelvaardigheden, normaal-functioneel
versus schools-functioneel, analytisch en globaal i.p.v. synthetisch en
systematisch, taalvaardigheid i.p.v.
taalkennis, communicatieve competentie; taskbased of taakgericht: confronteer
de leerlingen met authentieke taaltaken als een brief schrijven, telefoneren, de
krant lezen ... en al de rest komt dan wel vanzelf; geïntegreerd taalonderwijsinductief en al
doende, constructivistisch: laat de leerlingen zelf hun kennis construeren,
leervraag- of leerlinggestuurd, post-standaardtaal-onderwijs versus artificieel AN-onderwijs ...
Onder het mom van
'taalvaardigheidsonderwijs' werd Nederlands steeds meer als een 'inhoudsloos
vak' voorgesteld. Merkwaardig genoeg besteedde het zgn. vaardigheidonderwijs
zelf weinig aandacht aan de vaardigheidsmethodiek: stapsgewijze opbouw,
inoefenen, automatiseren en memoriseren. Intensief NT2-onderwijs voor
anderstalige kleuters vonden de taalnieuwlichters, het Steunpunt NT2Leuven, de
vele universitaire
taalachterstandsnegationisten zelfs overbodig.
2 Callebaut
en Masquillier: geen plaats voor systematisch
taalonderwijs in post-standaardtaal-tijdperk
Ex-begeleider en
-leerplanvoorzitter Ides Callebaut en
Bart Masquillier, zijn mede-verantwoordelijk
voor de uitholling van de eindtermen en het leerplan Nederlands (1998).
Enkele jaren geleden lieten ze weten dat ze die trend in de toekomst nog verder
willen doordrijven.
Ides Callebaut
ijverde in een bijdrage van 2009 voor het in sterke mate relativeren van de
standaardtaal en schreef dat dit tevens vérstrekkende gevolgen had voor het
taalonderwijs: Wat doen we met ons taalonderwijs als er geen standaardtaal
meer is? in: School- en klaspraktijk, nr. 199, 2009. Callebaut hing in die
bijdrage vooreerst een karikatuur op van het klassieke taalonderwijs.
Hij schreef
vernietigend en zonder schroom: We dragen nog de last van eeuwen
schools taalonderwijs. Hoe is het toch mogelijk dat het onderwijs er toch maar
niet in slaagt de nieuwe visie ( zijn visie in het leerplan van 1998) toe te
passen? Callebaut beseft dus wel dat de
praktijkmensen, wijzelf en vele anderen
zijn visie niet genegen zijn.
Callebaut pleit voor
een sterke relativering van het belang van het Standaardnederlands en
schetst vervolgens zijn idyllisch en
fantasierijk post-ANparadijs: Als er
geen standaardtaal meer is, krijgen we onze taal terug zoals die al die jaren
van de mensheid geweest is, uitgezonderd de enkele eeuwen van de artificiële
standaardtalen. We zullen taal dan ook gebruiken om banden met andere mensen
nauwer aan te halen in plaats van om ons in de eerste plaats van hen te willen
onderscheiden. Taal zal weer het middel zijn om in woorden onze eigen wereld op
te bouwen en om met anderen te communiceren.
Callebaut bepleit
voor de toekomt een nog sterkere breuk met het systematisch taalonderwijs. Dit komt
tot uiting in krasse beweringen. Enkele illustraties:
*Als er geen standaardtaal meer is, kunnen leerlingen geen taalfouten
tegen die standaardtaal meer maken.
*Als gesproken taal niet langer secundair is ten opzichte van geschreven
taal, maar zelfs belangrijker, dan moet ook in het onderwijs de aandacht
verlegd worden naar de gesproken taal. Dan moeten lezen, grammatica,
spelling, ... plaats inruimen voor
luisteren en spreken.
*Geen afzonderlijke werkwoordspelling meer, maar werkwoorden als vaste woordbeelden. De
speciale regels voor de werkwoordspelling zijn overbodig: in de gesproken taal
hoor je het verschil niet tussen 'antwoord' en 'antwoordt', tussen 'antwoorden'
en 'antwoordden' en tussen 'heten' en 'heetten'. Dat brengt nooit verwarring
mee als de spreker zich duidelijk uitdrukt.
*Geen klassiek en stapsgewijs schrijfonderwijs meer, maar vrij schrijven
over eigen ervaringen.
*Systematisch
onderwijs in woordenschat en AN komen ook niet meer aan bod. (Bij de
fietsenmaker spreekt men toch niet over ventiel, maar over soupape).
Callebaut is ook een
fervent tegenstander van de invoering van intensief NT2-onderwijs.
Aangezien Callebaut
ex-leerplanvoorzitter en -begeleider Nederlands (katholieke koepel) was,
beschouwen we zijn uitspraken als een belangrijke getuigenis van een insider en
mede-verantwoordelijke voor de evolutie binnen ons taalonderwijs. In de
paragraaf De leerplanmakers hebben ons
eigenlijk al de weg getoond suggereert Callebaut dat zijn visie al grotendeels in het leerplan aanwezig is.
Ook Bart Masquillier, begeleideropvolger van Callebaut, schrijft: De
krachtlijnen van onze leerplannen komen in het boek van Van der Horst over het
einde van de standaardtaal duidelijk tot uiting. ... Maar dan zal het
onderwijs zich ook aan de nieuwe situaties en nieuwe taal moeten aanpassen
(Boekbespreking in School+visie, december 2009). Beide taaltenoren geven wel
grif toe dat de leerkrachten hun taalvisie en taalleerplan weinig genegen
waren/zijn. Maar toch sturen ze aan op het verder doorknippen van de banden met
het systematisch taalonderwijs.
3 Ook Leuvens Taalcentrum &
VLOR-rapport Taalvaardigheid sturen aan
op verdere uitholling
De relativistische en
simplistische taalvisie vinden we ook terug in publicaties van het Leuvens
Taalcentrum en ook in het door prof. Van
den Brande en Co opgesteld VLOR-rapport Taalvaardigheidsonderwijs Wat de
leerlingen zelf doen, doen ze beter! (2005).Met dit rapport wilden de VLOR-vrijgestelden
de stand van zaken binnen de taaldidactiek opmaken en het taalonderwijs
bijsturen.
De kerngedachte in
het VLOR-rapport luidt: De effectieve manier om de schooltaalvaardigheid van
de leerlingen te bevorderen is de taakgerichte aanpak. Die neemt de spontane
taalverwerving in een natuurlijke (niet-schoolse) omgeving als model. Terwijl
je de taken van het dagelijkse leven uitvoert, leer je taal al doende, met het
nodige vallen en opstaan, missen en treffen. En niet dankzij uiteenzettingen
over hoe het systeem van de taal in kwestie in elkaar zit.
Bij de meeste
leerders, kinderen zowel als volwassenen, verloopt dat niet-gestuurde proces
van zelfontdekking heel succesvol. Parallel met de situatie in het natuurlijke
leven wordt bij de taakgerichte aanpak in klas uitgegaan van het principe dat
je taal leert via zelfontdekking, door taal te gebruiken in functie van een
bepaald (niet-talig) doel dat moet worden bereikt: een voorwerp moet worden
gemaakt, een handeling uitgevoerd, een probleem opgelost..... Ze leren taal
door taken uit te voeren, en niet door onderwezen te worden over taal.
In dit rapport beweren Van den Branden en Co eens te meer
dat systematisch onderwijs in woordenschat, NT2, spelling, grammatica uit den
boze is: Expliciete aandacht voor de betekenis van een woord of voor een
grammatica- of spellingregel heeft binnen taakgericht taalvaardigheidsonderwijs
enkel een plaats binnen de 'taakcontext' en (bij voorkeur) als de leerlingen
vastlopen op het taalelement in kwestie terwijl dat binnen de taak een
essentiële rol heeft, bijvoorbeeld de woorden oorzaak en gevolg als de
leerlingen een tekst te lezen krijgen over bedreigde diersoorten, of de vorming
van de superlatief als ze een informatie-folder moeten schrijven over
'buitengewone' gebouwen in een (fictieve) stad.
Kris Van den Branden,
Machteld Verhelst en hun Leuvens Taalsteunpunt hebben destijds zelf een
alternatieve taalmethode opgesteld. Hun
Toren van Babbel werd een grote flop. Het is uiteraard geen toeval dat de
VLOR-vrijgestelden voor het VLOR-rapport enkel een beroep deden op
tegenstanders van systematisch taalonderwijs.
4 Enorm
veel kritiek, verzet en lippendienst
4.1 Kritiek
Taeldeman, Saveyn & Van den Broeck
In een interview
bestempelde prof. em. Johan Taeldeman de
taalfilosofie van de eindtermen/leerplannen als 'misdadig' (in: Over Taal,
december 2005) Volgens hem luidt de
kernboodschap in de eindtermen e.d.: "Als we ons maar vlotjes kunnen
uitdrukken! De vorm doet er niet toe. Taeldeman stelt dat het volgens de geest van
de eindtermen en volgens de visie van een aantal taalkundigen plus minus
volstaat dat de betekenis van een geschreven of gesproken 'boodschap'
ondubbelzinnig gedecodeerd (begrepen) kan worden. Vanuit een 'normaal-functioneel' vertrekpunt
maakt men zich inderdaad weinig zorgen over het gebruik van de algemeen-Nederlandse
termen, de correcte uitspraak, de juiste spelling en grammatica
Taeldeman tilde ook
zwaar aan eindtermenformuleringen als "de leerkrachten moeten ernaar
streven dat de leerlingen 'het gepaste' taalregister gebruiken". Volgens
hem "verwart men hier een hoge tolerantie ten aanzien van taalvariatie met
een doemaar-aan-mentaliteit die het belang van de vorm van de taal en de
invloed van de vorm op de communicatie minimaliseert.Het steekt allemaal niet
zo nauw. Communicatieve competentie, assertiviteit en zo, allemaal goed maar
dat mag de talige inaccuraatheid niet verdoezelen. Kris Van den Branden
(CTO-Leuven) en Frans Daems (UA) die de
eindtermen en leerplanen sterk beïnvloedden, schreven nog eens in 2004 dat
systematisch onderwijs van woordenschat, spelling, regels voor woordvorming,
grammatica
niet effectief is (Taal verwerven op school, Acco, 2004, 17).
De vroegere
pedagogisch coördinator van de Guimardstraat Jan Saveyn bevestigde in 2007 dat
veel praktijkmensen terecht met veel vragen zitten omtrent het vak Nederlands.
De misnoegdheid was volgens hem onder
meer het gevolg van de invloed van de eenzijdige taalvisie van het Leuvens
Taalsteunpunt van Van den Branden en Co. Saveyn beteurde dat het Leuvens Taalsteunpunt opteerde voor radicaal
vaardigheidsonderwijs. Woordenschatrijtjes, zinsontleding, aanleren van
grammaticale en spellingregels
waren uit den boze. De leerling moest
volgens de analytische taalverwervingsmethode al doende leren vanuit globale
taaltaken (brief schrijven, telefoongesprek. ..) en zelfontdekkend zijn eigen
taal analyseren. Vanuit de constructivistische leertheorie moesten de
leerlingen enkel geconfronteerd worden met realistische en uitdagende
taaltaken. De leraar was vooral coach van het leerproces. Saveyn vertelde er
wel niet bij dat de taaltenoren van het (katholieke) leerplan, Ides Callebaut
en Bart Masquillier, in het zelfde taalbedje ziek waren.
Saveyn concludeerde:
Veel praktijkmensen nemen aanstoot aan
de exclusieve keuze voor inhouden vanuit een louter functioneel oogpunt,
evenals aan de stelling dat men onderwijsleerprocessen altijd aan realistische,
authentieke contexten moet zien te koppelen, aan het ontbreken van banden met
de traditie van het systematisch moedertaalonderwijs, aan het geen aandacht
schenken aan de verwachtingen van het secundair onderwijs ten aanzien van de
basisschool.
Uitgerekend een
ex-medewerkster van het Leuvens Taalsteunpunt, Machteld Verhelst, werd de
opvolgster van Jan Saveyn binnen de
koepel. Mogen we van haar verwachten dat zij voor het nieuwe leerplan
afstand zal nemen van wat ze vroeger aanbeden heeft? We merkten in elk geval
al dat ze zich blijft verzetten tegen de
invoering van intensief NT2 vanaf de
eerste dag van het kleuteronderwijs.
Ook prof. Wim Van den Broeck betreurde het overbeklemtonen van het
normaal-functioneel taal-gebruik, van de uiteindelijke functionaliteit in het normale
leven en niet van de lange weg erheen. Die taalaanpak sloot volgens hem goed aan bij de huidige tendens van het
ervaringsgerichte, zelfontdekkend leren (constructivisme)"dat ook in de
uitgangs- punten bij de eindtermen e.d. centraal staat (Taal verwerven op school,
Acco 2004, p. 131-153).
4.2 Taalpeilonderzoek 2007 bevestigde de vele
kritiek
Onze O-ZON-campagne
van januari 2007 inspireerde de Nederlandse Taalunie om in het Taalpeilonderzoek 2007 honderden
leraren, leerlingen en volwassenen te bevragen.
Leerkrachten, leerlingen en burgers vroegen veel meer aandacht voor
spelling en grammatica en in iets mindere mate ook voor het schrijven van
teksten en begrijpend lezen van (moeilijke) teksten. Er werd tevens meer aandacht gevraagd voor
literatuur die door de instrumentele competentie-benadering van het
taalonderwijs buiten de prijzen viel.
...
In een reactie op het
Taalpeilonderzoek formuleerde een taalleerkracht s.o. vrij raak zijn kritiek.
Hij schreef: In mijn vak hoef ik volgens de officiële taalvisie echt geen
basiskennis te geven, als de leerlingen maar een briefje, een formulier, of een
verslagje kunnen schrijven. Ze moeten 'alleen maar' een instructie goed kunnen
lezen of de garantievoorwaarden kunnen interpreteren. Daarnaast moeten ze alleen
maar begrijpelijk kunnen spreken en luisteren. Doorsneeleerkrachten gaan er
echter vooreerst vanuit dat de klassieke doelstellingen voor lezen en schrijven
veel verder reiken dan een instructie kunnen lezen of een simpel verslagje
kunnen schrijven, dan wat normaal-functioneel is.
Daarnaast menen we
dat een leerling de gevraagde taalcompetenties ook niet kan bereiken als hij: -
veel te weinig woordenschat en algemene ontwikkeling heeft - niet weet aan
welke eisen een fatsoenlijke zin moet voldoen - de basisregels van de spelling
en grammatica niet kent ... Begrijpend lezen, schrijven, spreken, luisteren in
een toepassingscontext kun je pas als je de basiskennis én de basisvaardigheden
in de vingers hebt. En aangezien we verondersteld worden te werken met
geïntegreerde doe-taken krijgen we ook nog kritiek als we woordenschat,
zinsontleding, spelling
systematisch aanbieden.
4.3
Weerstand vanwege
praktijkmensen &
Onderwijskrant beperkt de schade
Onderwijskrant besteedde vanaf 1993 honderden paginas aan
de analyse van de uitholling van de taalvakken (zie www.onderwijskrant.be). De kritiek op de uitholling en de identiteit van het klassiek en systematisch taalonderwijs stond
ook centraal binnen onze O-ZON-campagne van begin 2007. Het leverde heel veel
instemmende reacties van leraren en docenten op. Er verschenen ook tal van
bijdragen over in de kranten.
De grote misnoegdheid
bij de praktijkmensen over de nieuwe taalvisie leidde er toe dat velen in de
mate van het mogelijke lippendienst bewezen aan de eindtermen en leerplannen. De taal- en leerplantenoren
geven overigens grif toe dat hun visie op veel tegenstand botst. Zelf
stimuleerden en steunden we de uitgevers van taalmethodes om toch systematische
en aparte leerpakketten voor spelling uit te werken. Met succes en tot grote
tevredenheid van de praktijkmensen. Zo
konden we nog een behoorlijk peil voor spelling bereiken.
In het verlengde van
hun whole-language-visie propageerden medewerkers van het Leuvens Taalcentrum tot in 1996 nog globale methodes voor
aanvankelijk lezen. Wij ontwierpen onze
directe systeemmethodiek (DSM) die
momenteel in praktisch alle leesmethodes in Vlaanderen en Nederland met succes
wordt toegepast. Als gevolg van
onze kritiek op de taalfilosofie van de
katholieke koepel slaagden we er ook in om de controversiële 60/40 regel te
doen schrappen: minstens 60% van de punten voor vaardigheden en hoogstens 40%
voor kennis.
5 Besluiten
Nieuwe
eindtermen/leerplannen zouden de uitholling van het taalonderwijs moeten
terugdraaien. Uit de bijdragen van de
taaltenoren van de voorbije jaren en uit het VLOR-rapport
Taalvaardigheid (2005) blijkt echter
dat die taaltenoren aansturen op het nog verder afstand nemen van het
systematisch taalonderwijs. Ze zijn ook nog steeds tegenstander van de
invoering van NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs. Dit is nochtans
ontzettend belangrijk voor de leerkansen en voor de integratie binnen de
gemeenschap en maatschapij.
Uit de standpunten
van de taaltenoren van de vorige eindtermen/leerplannen, en uit hun afwijzende
reactie op de O-ZON-campagne, leiden we af dat zij en de onderwijskoepels de
vele kritiek op de eindtermen en leerplannen niet ter harte zullen nemen.
Onderwijskrant start
alvast een nieuwe taalcampagne om de uitholling
terug te draaien, en vóór de
invoering van intensief NT2.
|