Cyrille Offermans
over De ongelukkige klas en leraar: ont-scholing en grootschalige
scholengroepen die betrokkenheid aantasten
Citaat vooraf: De
leraar is niet meer iemand die zijn vak beheerst en dat met gezag en soms zelfs
liefde doceert, maar de neutrale bewaker van het leerproces, de organisator,
administrator, loopjongen, het manusje-van-alles
En na zijn restyling geeft de
leraar geen les meer, maar hij treedt op als begeleider, gedegradeerd tot
minder dan lesboer
In een essay
beschrijft en bekritiseert ook Cyrille Offermans, bekend publicist en leraar
s.o, de ont-scholende evolutie in het
onderwijs: De ongelukkige klas, Vrij Nederland, 13 januari 2001).
Scholen zijn enorme
bureaucratische instellingen geworden, log en overgeorganiseerd, waarin steeds
meer oude vanzelfsprekendheden op de mestvaalt van de geschiedenis zijn
gestort. Niets mag meer informeel of improviserenderwijs worden afgehandeld,
voor alles zijn er commissies en bijzondere functionarissen, over alles moet
eindeloos onderhandeld en vergaderd worden.
De vrijheid van de docent om goeddeels naar eigen inzicht en
op eigen verantwoordelijkheid te werken, is zozeer aan banden gelegd dat velen
met beide handen de mogelijkheid aangrijpen om toe te treden tot het submanagement of het middenkader.
Intellectuele bevrediging zal dat werk niet onmiddellijk opleveren, misschien
wel een paar tientjes per maand.
Je zou, dit slagveld van ijdele, door geen greintje scepsis
getemperde vernieuwingswoede overziend, haast vergeten dat scholen toch
allereerst onderwijsinstellingen zijn. Waarschijnlijk is dat ook de bedoeling. De harde werkelijkheid
is dat scholen niet meer in de eerste plaats gericht zijn op het geven van
onderwijs, maar op het instandhouden van zichzelf, dat er relatief steeds meer
geld naar zo- genaamde managements- en steeds minder naar zogenaamde
onderwijstaken gaat.
Met verontrustende snelheid verdwijnt binnen het
bedrijfsmodel ook de klassieke opvatting van vakkennis uit het pakket.
Belangrijker dan kennis wordt de emotionele of pragmatische verhouding tot die
kennis geacht, het welbevinden e.d.. Leerlingen hoeven niet veel te weten,
aldus de nieuwe onderwijsideologie. Misschien is het zelfs het handigst als hun
hoofd volkomen leeg is, des te wendbaarder en opener zal het zijn als het erom
gaat nieuwe data te vinden, op te slaan of toe te passen.
De leraar is niet meer iemand die zijn vak beheerst en dat
met gezag en soms zelfs liefde doceert, maar de neutrale bewaker van het
leerproces, de organisator, administrator, loopjongen, het manusje-van-alles
En na zijn restyling geeft de leraar geen les meer, maar hij treedt op als
begeleider, gedegradeerd tot minder dan lesboer
Wat heeft onderwijsvernieuwers ertoe gebracht de leraren op
die manier te diskwalificeren? Zodra de
school zich helemaal van klassieke, autonome kennisvoorstellingen heeft bevrijd
en volledig is omgeschakeld op de willekeur en de inwisselbaarheid van de
nieuwe, economisch liefst onmiddellijk bruikbare kennis, komt het ideaal van
de school als bedrijf steeds meer in zicht.
Een teken aan de wand is de vanzelfsprekende manier waarop
de computer een centrale plaats krijgt toebedeeld in de scholen. Onder het
paranoïde motto: De kennis van vandaag is morgen verouderd, moet hij op jacht
naar de nieuwste informatie. Wat hij daarmee kan of moet, is een tweede zaak.
De ideologie van de zelfstudie heeft geleid
tot een soms absurd ver doorgevoerde formalisering en explicitering van de
leerstof.
Toen veel scholen door schaalvergroting en fusieverplichting
tot een bedrijfsmatige organisatie van de school verplicht werden, gedwongen
werden, boden ze geen verzet van betekenis. Ook toen de onderwijsvakbond Abop
zich in 1989 onverbloemd bij de bedrijfsmatige aanpak van de school aansloot, hielden de leraren de kaken stijf op elkaar. De
Abop-vakbond publiceerde zelf een lijvig rapport, de bedrijvige
school. Een visie op het onderwijs van de toekomst, waarin een onderwijs wordt
bepleit dat uitsluitend is afgestemd op de eisen van het bedrijfsleven.
Het rapport de bedrijvige school bepleitte
organisatorische en didactische maatregelen: schaalvergroting,
concurrentie tussen de scholen, professioneel management, meer efficiency op
alle fronten, flexibele programmas met centraal vastgestelde eindtermen en
(ter wille van een als vooruitstrevend voorgestelde individualisering) een
heel andere didactiek, waarin de computer een centrale rol krijgt toebedeeld
(Tussendoor: in Nederland is er momenteel heel veel kritiek op de opstelling
van de grote ABOP-vakbond die in het verleden meestal meeheulde met de beleidsmensen;
er werd ook een alternatieve opgericht.)
De leraar die desondanks
het liefst lesgeeft, krijgt nu te maken met een stortvloed van regels en
voorschriften. Zo worden zijn werkzaamheden in het kader van het
taakbelastingsbeleid opgedeeld in een onwaarschijnlijke hoeveelheid deeltaken.
Niet ten onrechte wordt ervan uitgegaan dat er in de
moderne, de bedrijvige school, geen vanzelfsprekende vormen van loyaliteit en solidariteit meer bestaan. Als
elke stap voorgeschreven, gemeten, gewogen en beoordeeld wordt, zet niemand
meer een stap te veel. Leraren zijn net leerlingen. Tot in de details
georganiseerd is ook het lesprogramma: parallelklassen (en dat zijn er tegenwoordig nogal wat)
krijgen een uniform programma, dat ter wille van de objectiviteit op
hetzelfde moment uniform dient getoetst of afgesloten.
Leraren zijn nu meer tijd kwijt met plannen en overleggen
dan met lesgeven. Wir aber, schreef
Nietzsche in zijn Fröhliche Wissenschaft, wollen die Dichter unseres Lebens
sein. Daar denkt de school anders over. Boekhouder van je leven, dat zul je
worden! Docent en leerling wordt die oerburgerlijke maxime in gelijke mate
ingepeperd.
Zijn finest hour beleeft de bedrijvige school tijdens de
open deur dag, die ergens in het voorjaar wordt gehouden, tegen een tijd dat de
leerlingen hun keuzes moeten maken voor
een vervolgopleiding. De school dient zich te profileren, haar sterke
punten te tonen, te suggereren dat ze heel bijzondere waar in de aanbieding
heeft. Dat leidt tot pijnlijke taferelen, vooral voor de als clown of wijnboer vermomde
docenten, die zich het liefst en masse aan deze kijkdagen zouden
onttrekken. De school is omgebouwd tot
een soort bazaar
Elke sectie heeft zijn eigen kraam, elk vak zijn eigen
kermisattractie.
Aan het eind van de dag maakt de directie de balans op
en de
publiekwaarderingscijfers per sectie..
Zo bevestigt ook de open dag het beeld van de nieuwe
leerling, dat past bij dat van de bedrijvige en concurrerende school: de
leerling als consument en klant. De leerling als consument: daarmee lijkt hij
ook psychologisch adequaat getypeerd. Al vroeg heeft de leerling-klant geleerd
zijn eigen pakket te kiezen en in zijn toekomst te investeren, eigenlijk is hij
van meet af aan een kleine zelfstandige. Hij zal wel uitkijken ooit iets te
doen wat niet verplicht is. Als hij van iéts op de hoogte is, dan van de
exameneisen en van de evaluatiemethodieken.
En dat alles wreekt zich. Met de leerling als consument en klant wordt ook de leerling als onderhandelaar binnengehaald.
Die leerling wordt voortdurend en kindvriendelijk naar zijn
hoogstpersoonlijke mening gevraagd, ook als hij van toeten noch blazen weet, en
dat heeft tot een opmerkelijke kennistheoretische opwaardering van de mening en
een even snelle devaluatie van de kennis en het inzicht geleid. In zijn brein
heeft elke inval de status van een mening, per definitie evenveel waard als die
van een ander, welke mening het wint is een kwestie van onderhandelen of van de
grootste mond.
Dat zijn de omstandigheden waarin een culture of
complaint (Robert Hughes) kan ontstaan,
de cultuur van de lange tenen, de om de haverklap klinkende eis voor respect en
het bijbehorende bangelijke en ridicuul eufemistische taalgebruik. En de
terechte angst voor een verregaande juridisering van de pedagogische
verhoudingen.
Nu elke rode streep de inzet kan worden van eindeloos en
redeloos gekrakeel tot in de rechtszaal, zal hij het op zijn minst
betreuren ooit te hebben ingestemd met
de opvatting van de school als bedrijf en kennis als product, en dus met de
installatie van het consumentenmodel van de waarheid
Alle pr-retoriek en alle profileringsdrang ten spijt: de
school is geen bedrijf. Scholen zijn nog altijd plaatsen waar wordt geprobeerd
jongeren iets te léren. Ze zijn er nog
de inspirerende leerkrachten, de leerlingen die kennis verwachten. Maar dat
dreigt verleden tijd te worden, na jaren van schaalvergroten en bezuinigen. Het
onderwijs is in verval, de scholier een twistzieke consument, de leraar een
onwetende bedrijfsleider. We gaan saaiere tijden tegemoet, scholen met nog meer
gefrustreerde leraren en leerlingen.
|