Inhoud blog
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Inspectie in Engeland kiest ander spoor dan in VlaanderenI Klemtoon op kernopdracht i.p.v. 1001 wollige ROK-criteria!
  • Meer lln met ernstige gedragsproblemen in l.o. -Verraste en verontwaardigde beleidsmakers Crevits (CD&V) & Steve Vandenberghe (So.a) ... wassen handen in onschuld en pakken uit met ingrepen die geen oplossing bieden!
  • Schorsing probleemleerlingen in lager onderwijs: verraste en verontwaardigde beleidsmakers wassen handen in onschuld en pakken uit met niet-effective maatregelen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Onderwijskrant Vlaanderen
    Vernieuwen: ja, maar in continuïteit!
    18-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Egalitaire GOK-obsessie leidt tot irreële verwachtingen en contraproductief GOK-Steunpuntenbeleid

    Egalitaire GOK-obsessie van sociologen beleidsmakers … leidt tot irreële verwachtingen &  tot contraproductief GOK-Steunpunten-beleid

    Bijdrage uit Onderwijskrant nr. 132  van 2005 is nog steeds heel actueel.                                         

    1             GOK-stemmingmakerij & eigenbelang

    1.1          GOK-sprookjes

    In de vorige bijdrage stelde Jantine Kriens, projectleider achterstandenbeleid in Nederland, dat men er afstand genomen heeft van het ideaalbeeld van de perfecte sociale mobiliteit en van het naïeve geloof in een grote reserve aan onontgonnen talent. Het nastreven van een proportionele vertegenwoordiging berust immers op een illusie. Recente studies omtrent het meritocratisch karakter van het voortgezet onderwijs wezen verder uit dat het GOK-gehalte van het S.O. vrij hoog is. Men pleit in Nederland voor een realistisch beleid. Vanuit dit perspectief wordt de gemeenschappelijke basisvorming in de eerste graad S.O. verminderd, vooral ook omdat de zwakkere leerlingen hier de dupe van zijn. Zelfs binnen de PVDA beseft men dat de vroegere ideologische strijd voor de middenschool (gemeenschappelijke lagere cyclus s.o.) een kater heeft opgeleverd.

    Al een kwarteeuw geleden schreef Onderwijskrant dat het ideaal van de klassenloze participatie – zoals dit door veel sociologen e.a. werd vooropgesteld, totaal utopisch was (Onderwijskrant nr. 9, 1979). Dit was ook de visie van de progressieve socioloog Michael Young in 'The rise of meritocracy' (1958). Young stelde in 1958 dat de sterke toename van de sociale doorstroming op termijn jammer genoeg ook zou leiden tot een intellectuele afroming van de handarbeidersklasse, tot een stagnatie van de doorstroming en tot het opnieuw stijgen van de correlatie tussen het scholingsniveau van de kinderen en dit van hun ouders.  Hij ging er hierbij van uit dat de intellectuele aanleg een belangrijke rol speelt. Het was volgens hem vooral de maatschappij die moest zorgen voor meer maatschappelijke gelijkheid via een inkomensherverderling e.d.  

    De voorbije jaren is de GOK-ideologie in Vlaanderen merkwaardig genoeg sterk toegenomen zowel bij onderzoekers (b.v. Nicaise) als bij beleidsmensen en bepaalde politieke partijen. In de Vlaamse regeringsverklaring (juli 2004) lezen we: "Het onderwijs reproduceert de sociale ongelijkheid, eerder dan te zorgen voor een betere sociale mobiliteit. De kloof tussen hoger- en lager opgeleiden wordt scherper. Het wordt een maatschappelijke breuklijn". Volgens het memorandum van de topambtenaren wordt 'het onderwijs meer en meer de bepalende factor van de dualisering van de maatschappij, de voedingsbodem voor het individualisme in de samenleving en voor de nieuwe maatschappelijke breuklijn" (p. 13 e.v. ).Ook het Steunpunt GOK sluit zich hier bij aan (zie punt 4). De democratisering zou mislukt zijn; Nico Hirtt (OVDS) e.a. gewagen van de 'Belgische onderwijsmislukking'. De GOK-ideologen verwachten nog steeds dat het onderwijs de perfecte sociale mobiliteit kan realiseren. Hun diagnose luidt: 'de klassenloze participatie is uitgebleven', het onderwijs versterkt en creëert de sociale discriminatie. Ook in de recente de beleidsnota (december 2004)  treffen we de GOK-ideologie aan: het GOK-doel luidt nog steeds: "evenredige participatie van alle bevolkingsgroepen, ook in het hoger onderwijs" (p. 27). 

     

    1.2          Werk voor de eigen winkel

    Waarom wijzen bepaalde onderzoekers, het Steunpunt GOK … zo graag op de zgn. mislukking van de democratisering? Waarom geloven ze zo graag het GOK-sprookje van de proportionele vertegenwoordiging en het GOR-sprookje van de 'Gelijke Onderwijsresultaten'? Het gaat hier o.i. om een vorm van zelfbediening vanuit eigen belangen, vanuit het zoeken en legitimeren van werk voor de eigen winkel. 

    Het 'slechte nieuws' van het mislukken van de democratisering is  'goed nieuws' voor de verkoopcijfers van de media, maar ook voor de expertisecentra, het vernieuwingsestablishment, de onderzoekers, …die zichzelf moeten 'verkopen'. Als het goed gaat met het onderwijs, dan hebben ze minder bestaansrecht. De schitterende scores van de Vlaamse jongeren in landenvergelijkende studies bezorgen de velen die moeten leven van 'slecht nieuws' steevast een nachtmerrie. Op een recente studiedag van het Steunpunt GOK (Aalst, 23.11.04) werd er veel gelamenteerd over de sociale discriminatie, het zittenblijven e.d. (zie punt 4). Steunpunt-kopstuk Kris Van den Branden besteedde de voorbije jaren veel aandacht aan het ontkrachten van de schitterende PISA-resultaten voor lezen. (zie b.v.:"Leesonderwijs in Vlaanderen: van hoera naar aha", Vonk jan. 2003). De verlossende taakgerichte revolutie die NT2-Leuven propageert is er enkel maar nodig als het huidige onderwijs ondermaats presteert. Op de recente GOK-studiedag deed een NT2-collega dit nog eens over.

    1.3          GOK-ideologie als politiek schaamlapje                                                         

    De Nijmeegse prof. W. Ultee stelde onlangs dat de problemen van de maatschappelijke onderklasse maatschappelijke ingrepen vereisen en niet opgelost kunnen worden via GOK-maatregelen voor het onderwijs. In 1978 spoorde Onderwijskrant de politici al aan 'vooral te streven naar het verminderen van de sociale ongelijkheid op zich: het verkleinen van de inkomens-, status- en machtsverschillen in onze maatschappij (Onderwijskrant nr. 9).  Waarom zijn Vlaamse politici minder begaan met de maatschappelijke ingrepen? Waarom schuiven ze de verantwoordelijkheid al te zeer door naar het onderwijs?

    Steve Stevaert zei onlangs dat hij zich al lang ergert aan de sociale selectie op school en dit wordt één van de actiepunten op het ideologische SP.A-congres (DS, 15.01.05). We geloven dat een aantal politici wel oprecht begaan zijn met de democratisering van het onderwijs; jammer genoeg merken we dat ook Vandenbroucke zich in zijn beleidsnota (december 2004) al te vlug laat misleiden door analyses van Ides Nicaise.

    De preoccupatie met de GOK-ideologie fungeert al te vaak als politiek schaamlapje. Met hun overtrokken GOK-analyse schuiven politici de maatschappelijke breuklijn vooral in de schoenen van het onderwijs en niet van het falende beleid. De GOK-retoriek fungeert als een alibi voor het te weinig onder ogen zien van de echte maatschappelijke noden van die onderklasse. De voorbije jaren maakten we kennis met een toename van de inkomensverschillen en van maatschappelijke competitie & individualisering (=de neoliberale idee van de mens als zelfstandig ondernemer). Tegelijk verminderde de waardering en verloning van handenarbeid. Nu krijgt het onderwijs de schuld voor de toegenomen marginalisering en maatschappelijke vervreemding van de onderklasse. En dan zijn politici verrast dat zo velen een proteststem voor het Vlaams Belang uitbrengen.

     

    Het welzijn van laaggeschoolden en onmondigen verbeter je niet via het neoliberale en competitieve model van het stijgen op de maatschappelijke ladder (de succes-mythe) maar vooral via het stimuleren van solidariteit en broederlijkheid, via inkomensnivellering, via het scheppen van werk en het meer waarderen/belonen van de handenarbeid, via meer contact met de onderklasse, via het bouwen van kleine i.p.v. grote sociale woonwijken, … Het nastreven van gelijkheid en broederlijkheid bereik je niet via het promoten van een kansen-spel  en van een succes- en welvaartsobsessie (zie  punt 3.2 en 5). De democratisering van de maatschappij eindigt helaas niet als de jongeren de school verlaten. Precies het al bereikt hebben van een hoog GOK-gehalte in het onderwijs leidde bij sommigen wellicht tot enige zelfgenoegzaamheid op maatschappelijk vlak: we boden scholingskansen aan en dit moet volstaan.

    Gouverneur Herman Balthazar betreurt dat ook zijn SP.A-partij 'weinig aanwezig is in de wereld van zijn oude kiezers en in de vierde wereld. Verbaal wel, maar niet op het terrein', 'de SP.A- is vooral bezig met het kweken van nieuwe kiezers', aldus Balthazar (KNACK, 8.10.04). We vrezen dat SP.A-politici zich straks op hun ideologisch congres weer een beetje zullen verschuilen achter hun overtrokken kritiek op de sociale discriminatie in het onderwijs (zie interview met Stevaert in DM, 15.01.05), net zoals een paar jaar geleden bij de operatie 'Grote Schoonmaak'. Ex-onderwijsminister Van den Bossche onderschreef graag de SP.A-slogans over de sociale discriminatie in het onderwijs; maar deze 'poenpakker' eiste onlangs zonder blozen een miljoenenpremie op bij de verkoop van BIAC; hij 'picanoliseerde' ook de federale administratie en legitimeerde aldus de toename van de inkomensverschillen bij de ambtenaren. Balthazar heeft gelijk, minder retoriek over GOK en meer aanwezigheid op het maatschappelijk terrein, daarmee kan de SP.A haar oude kiezers weer aanspreken.     

    2             Realistisch GOK-engagement

    2.1          Inleiding

    De verdere democratisering van het onderwijs was het belangrijkste motief voor het oprichten van Onderwijskrant in 1977. De voorbije 27 jaar hebben we hier veel bijdragen aan gewijd en we engageerden ons bij het uitwerken van een effectieve (achterstands)didactiek. We namen tegelijk afstand van de overtrokken GOK-ideologie.

    In 1979 waarschuwde Onderwijskrant al voor de utopie van de perfecte sociale mobiliteit, van de gelijke aanleg en van de evenredige participatie (Onderwijskrant nr. 9, 1979). Naast een opsomming van de vele maatregelen waarmee we de scholingskansen konden verbeteren), stelde Onderwijskrant tegelijk dat we geen irrealistische verwachtingen mochten koesteren (zie punt 2.2). Ook onze GOK-bijdragen vertrokken van dit realistisch standpunt. Daarom besteedden we ook veel aandacht aan het bestrijden van de overtrokken GOK-ideologie, van de fatalistische theorieën à la Bourdieu en van de vele stemmingmakerij tegen ons onderwijs.

    2.2          Zo sprak Onderwijskrant in 1979

    We citeren nu even uit de analyse van Onderwijskrant :

    *"Er zijn voldoende aanduidingen dat naast de milieu-invloed de geringere schoolresultaten van arbeiderskinderen ook toe te schrijven zijn aan een gemiddeld genomen lagere intelligentie. … De vrij grote genetische bepaaldheid van intellectuele capaciteiten binnen een maatschappelijk systeem waarin sociale mobiliteit in zekere mate mogelijk is, maakt het weinig waarschijnlijk dat de verschillen tussen sociale klassen enkel aan het milieu zouden te wijten zijn: de meest intelligente leden uit de onderste lagen krijgen de kans om te stijgen in de sociale hiërarchie (o.m. via onderwijs), waardoor op het niveau van de volwassenen er een verschil ontstaat tussen de sociale lagen. Bovendien trouwen de meeste mensen met iemand van hun eigen sociale laag. Deze vorm van 'assortative mating' heeft voor gevolg dat IQ's van echtgenoten ook dicht bij elkaar liggen (correlatie rond .50 volgens onderzoek van C. Jencks e.a.)."

    *"Het aldus ontstane onderscheid in intelligentie wordt doorgegeven aan de kinderen: kinderen van intelligente ouders hebben gemiddeld genomen een beter erfelijk potentieel dan kinderen van minder intelligente ouders…."

    *"Als het waar is dat niet in elke sociale klasse evenveel kinderen met een hoge intelligentie zitten, dan moeten we ook het in onze maatschappij gehanteerde ideaalbeeld van een perfecte sociale mobiliteit relativeren. Dit ideaal luidt: uit elke sociale klasse moet een gelijke proportie vertegenwoordigd zijn in elk onderwijs- en beroepsniveau. … Gezien de kansen voor een stuk erfelijk bepaald zijn, zal dit nooit ten volle gerealiseerd worden, ook als men er de nodige inspanningen voor doet (wat nu– in 1979 - nog onvoldoende het geval is). Het lijkt dan beter vooral te streven naar het verminderen van de sociale ongelijkheid op zich: dit is de inkomens-, status- en machtsverschillen in onze maatschappij verkleinen."

    In O.Kr. nr. 122 stelde de socioloog Wout Ultee (Nijmegen): "Al jaren blijkt uit onderzoek in Nijmegen en elders dat er in Nederland maar weinig verborgen talent meer voorkomt. Mensen komen ook veelal terecht waar ze op grond van hun talenten thuishoren." Ultee poneert ook dat de democratisering tot een stapsgewijze intellectuele afroming van de handarbeidersklasse leidde en tot de stagnering van de maatschappelijke doorstroming. Ook uit recent gedragsgenetisch onderzoek blijkt telkens opnieuw dat de mate van erfelijkheid van een eigenschap als intelligentie aanzienlijk is.

    2.3          Opstelling Onderwijskrant

    Voor de redactie van Onderwijskrant was dit realistisch GOK-standpunt van Heyerick een evidentie. Door onze betrokkenheid bij een grootscheeps CSPO-onderzoek (1970–1971) omtrent de doorstroming naar het secundair onderwijs wisten we ook al dat de sociale achtergronden hierbij minder meespeelden dan algemeen werd gedacht. De democratisering vanaf de jaren vijftig heeft o.i. tot een relatief hoog GOK-gehalte geleid. Als kind van de democratisering beseffen we dat we veel onderwijskansen en degelijk onderwijs kregen. We hebben ons dan ook nooit aangesloten bij de pessimistische en ontmoedigende analyses zoals we die aantreffen bij sociologen als Bourdieu, bij de ideologen van AMADA (PVDA), noch bij de recente analyses van Nico Hirtt en OVDS (Oproep voor een democratische school) en hun voorstellen voor een middenschool tot 16 jaar. 

    Het komt er o.i. op aan de klassieke democratiseringsmechanismen te (h)erkennen, te vrijwaren en verder te optimaliseren. Het besef dat het onderwijs tot volksverheffing leidde/leidt, stimuleerde onze inzet voor de verdere democratisering. We waren de eersten om te pleiten voor een onderwijsvoorrangsbeleid (Verslag VLO-colloquium, september 1973) en om een dossier van 100 pagina's omtrent zorgverbreding aan de beleidsmensen voor te leggen (O.Kr., september 1991). We publiceerden een aantal vakdidactische werken over lezen, rekenen en schrijven waarin de zorg voor de zwakkere leerlingen centraal staat.

    We schreven de voorbije 35 jaar veel bijdragen over de verdere democratisering en over effectieve GOK-mechanismen. We besteedden veel energie aan het bestrijden van hervormingen en GOK-voorstellen die nadelig zijn voor de leerkansen van cognitief en/of sociaal benadeelde kinderen –zoals het sterk individualiseren van het leerproces, het willen afschaffen van de jaarklas, de evolutie van leerkrachtgestuurd naar leerlinggestuurd onderwijs, het beeld van de leerling als een zelfstandige ondernemer, enz. De gezaghebbende socioloog René Boudon drukt het zo uit: "De meest doeltreffende wijze om te strijden tegen de ongelijkheid van onderwijskansen bestaat in het opnieuw centraal stellen van de idee dat de school primordiaal een leer- en instructiefunctie heeft " (Les causes de l'inégalité des chances, in: R. Boudon e.a., Ecole et société, PUF, 2001).

     In de vorige Onderwijskranten (130 en 131) bekritiseerden we de overtrokken GOK-ideologie in het regeerakkoord. We bezorgden in de maand november en ook recentelijk een pakket bijdragen aan minister Vandenbroucke en zijn van plan om hem binnenkort te interviewen.

    3             GOK-ideologie & beleidsnota

    3.1          Gelijke potentiële capaciteiten

    De grote stemmingmakerij tegen het onderwijs en de heropflakkering van de GOK-ideologie werden sterk gevoed door het OESO-voorrapport 'Het educatief bestel in België'. Op basis van totaal gefantaseerde cijfers over zittenblijven, waterval …  concludeerden velen dat ons onderwijs maar middelmatig was en veel leerlingen discrimineerde. Men sprak van 9 à 10 % zittenblijvers (i.p.v. 3,4%) in het eerste jaar S.O. en bestempelde de lagere cyclus S.O. meteen als een kankerplek.

     Enkele jaren later spijsde vooral  HIVA-onderzoeker Ides Nicaise de gelijkheidsideologie en de de 'egaliserings- en nivelleringswoede'. Nicaise concludeerde verontwaardigd: "De democratisering heeft niet gewerkt voor de arbeiderskinderen. … Het geloof ontbreekt dat kinderen uit zwakke milieus mits de nodige menselijke en financiële middelen, dezelfde potentialiteiten bezitten als alle andere kinderen.…Men heeft steeds opnieuw (en zonder succes) gepoogd om de kinderen van de lagere milieus in te passen in een systeem dat ongenaakbaar selectief blijft" ('Onderwijs en sociale achterstelling' in TORB, 2001, nr. 5-6).. Bij Nicaise en co gaat het minder om de gelijke onderwijskansen (GOK), maar vooral om de gelijke onderwijsresultaten (GOR). Ook meritocratie (GOK) wordt door Nicaise en co verworpen, omdat het met 'gelijkheid van onderwijsresultaten' (GOR) niets te maken zou hebben.

    De CSB-sociologen (UFSIA) schreven dat de factor erfelijkheid uitgesloten moest worden, want 'indien de erfelijkheid zou meespelen, dan zou een 'democratiserings- en voorrangsbeleid veel minder voor de hand liggen' (CSB-Berichten, december 2001, p. 2). In de jaren zeventig zei Louis Pauwels al dat een school 'qui prévoit l'égalité des résultats, demeura le produit pédagogique le plus monstrueux d'une idéologie de nivellement'. De sociologische onderzoeken naar het 'verborgen talent' à la Nicaise en officiële GOK-standpunten. zijn nog steeds gebaseerd op de veronderstelling van de gelijke verdeling van het leerpotentieel en op de verwachting dat het onderwijs als 'dé grote gelijkmaker' en rechtvaardige kansenverdeler kan functioneren. Onderwijs is volgens die GOK-ideologie pas democratisch:

    •             als er geen (cor)relatie meer gevonden wordt tussen het scholingsniveau van de kinderen en de sociaal-economische status en/of scholingsniveau van de ouders;

    •             als de prestatieverschillen tussen de leerlingen afnemen;

    •             als er evenveel kinderen van laagopgeleide ouders het ASO en het hoger onderwijs volgen;

    •             als er evenredig veel kinderen uit de maatschappelijke onderklasse hoge functies bekleden; 

    In Nederland hebben de meeste sociologen (b.v. ook Jaap Dronkers) en onderwijskundigen al een tijdje ingezien dat dit ideaalbeeld totaal utopisch en foutief is. In Vlaanderen echter bloeit de GOK-utopie weelderiger dan ooit. Dit komt tot uiting in publicaties van Ides Nicaise (HIVA) en van het Centrum voor Sociaal Beleid (Ufsia) en van het Steunpunt GOK, in standpunten van topambtenaren, beleidsmensen en ministers, in geschriften van bepaalde politieke partijen (b.v. SP.A: 'De grote schoonmaak'), in de Vlaamse regeringverklaring,…. De kwakkel van de 'Belgische schoolmislukking' werd duchtig doorverteld en aangedikt.

    3.1          GOK-ideologie en egalitaire obsessie

     De GOK-ideologen creëerden aldus een nieuwe succes-obsessie: 'schoolsucces=levenssucces'. Succes en geluk in het leven worden sterk afhankelijk van 'schoolse prestaties' en hoge diploma's. GOK als kansen op succes houdt in dat succes enkel voor de kanshebbers is weggelegd. De gelijkheidsideologie wekt ten onrechte de indruk dat de mensen van nature 'gelijk zijn' of in elk geval op het einde van de schooltijd gelijk moeten zijn. Hiermee verdoezelt men dat de ongelijke mensen vooral geroepen zijn tot broederlijkheid, solidariteit en gelijkwaardigheid. De idee van gelijke rechten is hierop gebaseerd, en niet op de idee van 'gelijke kansen' in onderwijs en maatschappij.. Men creëert tegelijk de mythe van de almacht van de school die de leerkrachten en de school onder zware druk zet.

    3.3  GOK-ideologie in Beleidsnota Vandenbroucke

    De beleidsnota (december 2004) klinkt inzake GOK iets genuanceerder dan het regeerakkoord (juli 2004) en dan b.v. het standpunt van het Steunpunt GOK (zie punt 4), maar ze vertrekt ook van de typische GOK-ideologie en succes-obsessie. Alleen al de titel van de beleidsnota 'Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen'; wekt de indruk dat Vlaanderen inzake GOK sterk onderpresteert en dat we een totaal andere weg opmoeten. De GOK-idelogie komt duidelijk tot uiting in stellingen als:

    •             "De hogere deelname aan het onderwijs ging niet gepaard met een doorgedreven democratisering van het onderwijs" (p. 18)

    •             "De processen waarlangs kennis en vaardigheden in de maatschappij verdeeld worden, vormen steeds meer de basis van de maatschappelijke ongelijkheid, die op haar beurt de slagkracht van de samenleving bepaalt" (p. 18).

    •             "In Vlaanderen heeft de SES een grotere invloed dan gemiddeld in de OESO-landen"

    •             "Meer en meer wordt het onderwijs zelf de bepalende factor voor de dualisering van de maatschappij'" (p. 20).

    Paragraaf 3.2 over 'talentontwikkeling' start met het compliment 'de meeste scholen zijn voortdurend in de weer om de mogelijkheden van leerlingen verder te ontplooien', maar hierop volgt onmiddellijk de stelling dat ze daarmee inzake GOK nog niet veel bereikten. Vanuit het utopisch ideaal van de gelijke onderwijsresultaten lezen we dan: "Kinderen die met ongelijke kansen in het onderwijs starten, moeten met gelijke kansen naar het volwassen leven toe uitstromen. Het streven naar gelijke uitkomsten vormt de rode draad doorheen de vier speerpuntacties i.v.m. GOK."

    Volgens Luc Huyse luidt de kernboodschap in de beleidsnota 'dat de gebrekkige opleiding onvermijdelijk tot achterstelling leidt en dat dit dé kern is van de sociale kwestie'. Laaggeschoolden belanden in de onderklasse en dragen volgens Vandenbroucke weinig bij tot 'het garanderen van de welvaart' (Kansen door soepelheid en overleg, DS, 14.01.05). SERV-voorzitter Robert Voorhamme stelde al op het OESO-symposium van 1992 dat de 'sociale uitsluiting in ons onderwijs' een echte schande was en een sterke bedreiging betekende voor onze economische concurrentiekracht en onze sociale zekerheid.

    De 'succes- en welvaartsobsessie' komt hier weer tot uiting: levenssucces hangt blijkbaar af van schoolsucces; zonder voldoende diploma's beland je 'onvermijdelijk' in de onderklasse en ben je maatschappelijk minder nuttig en succesrijk. Het komt er op aan zo hoog mogelijk opgeleid te zijn, pas dan zal je meekunnen in de wedren van onze kennismaatschappij. We moeten de talentenjacht winnen, want onze welvaart staat op het spel. Het toekomstbeeld voor laagbegaafden of voor leerlingen die omwille van de omstandigheden gespeend bleven van schoolsucces, ziet er bijzonder somber uit. Vanuit die obsessie rond schoolsucces zullen we ook allochtone en autochtone ouders en jongeren die minder verwachten van het onderwijs, moeten dwingen om de succes- en welvaartsobsessie over te nemen. Ook het sprookje van het onderwijs als de grote gelijkmaker duikt weer op; de kern van de sociale kwestie en dualisering situeert zich op het niveau van het onderwijs.

    De hoge correlatie met de geschooldheid van de ouders wijst volgens Vandenbroucke en co een  laag GOK-gehalte (p. 18). Wij en veel onderzoekers gaan er vanuit dat die hoge correlatie grotendeels het hoge GOK-gehalte weerspiegelt en dat bij verdere democratisering die correlatie nog zal toenemen. We betreuren dat de beleidsnota het hoge(re) GOK-gehalte van ons onderwijs niet onderkent. 

    De Vlaamse PISA-verantwoordelijke Luc Vandepoele stelt dat uit PISA-2000 en PISA 2003 blijkt dat ook de zwakste Vlaamse leerlingen en de leerlingen met een lage SES beter scoren dan in bijna alle andere landen; hij laat tegelijk doorschijnen dat beleidsmensen, bepaalde kwaliteitskranten, … die boodschap niet willen accepteren. Ook Vandenbroucke beweert dat het Vlaamse GOK-gehalte kleiner is dan in een gemiddeld OESO-land.

    Minister Vandenbroucke verspreidt ook het sprookje dat 'landen als Finland en Canada er wel in slagen om vrijwel iedereen op een hoog kwaliteitsniveau te brengen' (DS,14.01.05). In Finland presteren de 5% zwakste leerlingen ietsje beter in het PISA-onderzoek, maar dit komt volgens de Vlaamse onderzoekers en volgens de Finse onderwijskundige Thelma von Freymann vooral omdat Finland minder te maken heeft met allochtone leerlingen van laaggeschoolde ouders, omdat de leescultuur thuis als gevolg van het klimaat e.d. er groter is en omdat Vlaanderen meer BUSO-kinderen betrok in het onderzoek. Freymann ontkracht ook het sprookje van het broederlijk optrekken van alle Finse leerlingen tot de leeftijd van 16 jaar (zie punt 5.3). Wat de beleidsnota niet vermeld is dat bij de toppers Finland en Vlaanderen het aandeel van de klassikale instructie opvallend groter is dan in de minder presterende landen.

     De beleidsnota suggereert dus dat het onderwijs er tot nu toe enkel in slaagde de talenten van de leerlingen uit de betere sociale milieus te ontplooien. Waardering ontbreekt voor de grote realisaties inzake de scholingskansen van sociaal- en/of cognitief- benadeelde leerlingen, voor het redelijk hoge GOK-gehalte, voor het feit dat onze zwakkere leerlingen volgens de landenvergelijkende studies beter presteren dan in de meeste landen en minder leerachterstand oplopen. De problematiek van de allochtone leerlingen wordt ook te weinig genuanceerd benaderd; de beleidsnota wekt aldus de indruk dat de allochtone leerlingen extra sterk gediscrimineerd worden en duwt die leerlingen en hun ouders te eenzijdig in de slachtoffersrol. Een diepgaande analyse van de achtergrondskenmerken die schoolsucces bemoeilijken ontbreekt.

    Socioloog Luc Huyse bejubelt in twee recente opiniebijdragen de heropbloei van de GOK-ideologie en GOK-obsessie (De nieuwste zoektocht naar talent' – DS, 10.01.05; 'Sociale gelijkheid in het onderwijs: een blijver' – DM, 15.01.04). Huyse prijst de GOK-ambities en talentenjacht  van minister Vandenbroucke en van de 'KBS-commissie 'Accent op talent'; ze gelijken volgens hem op de verheven democratiseringsidealen 'van de jaren vijftig en zestig': het aanboren van de grote reserve aan verborgen talent, het onderwijs als dé motor van de maatschappelijke gelijkheid. Hij hoopt dat Vandenbroucke de 'Grote GOK-roerganger' zal worden (DS, o.c.) en opnieuw het Grote GOK-verhaal tot leven zal wekken. Ook Huyse betwijfelt of de vroegere democratiseringsgolf veel heeft uitgehaald. In de traditie van Bourdieu bestempelt hij de school met haar monoculturele inhoud en haar competitiegeest als 'kindzwak' (DM, o.c.). De socioloog toont weinig waardering voor het gerealiseerde GOK-gehalte, maar overschat tegelijk de mogelijkheden van het onderwijs. Hij beseft ook al te weinig dat de vroegere GOK-idealen van de socioloog Van Heek (1968) al in die tijd overtrokken waren, dat precies als gevolg van de democratisering de 'verborgen talenten' sterk verminderd zijn, dat de traditionele sociologische onderzoeksmethodiek – gebaseerd op het nagaan van de klassenloze participatie – totaal ontoereikend is en tot foute conclusies leidt.

    4             'Steunpunt GOK' als verlosser

    4.1          GOK-ideologie & miskenning GOK-gehalte

        Op een recente studiedag van het 'Steunpunt GOK' (Aalst, 23 november 2004) werden we opnieuw geconfronteerd met de romantische utopie van de perfecte sociale mobiliteit en met de GOK-ideologie. Op die studiedag en in de Steunpunt-brochure 'Onderwijs voor kwetsbare leerlingen in Vlaanderen' misken(d)(n)en F. Laevers (CEGO), Kris Van den Branden (NT2-Leuven) en Marc Verlot (ICO-Gent) het relatief hoge GOK-gehalte van het Vlaamse onderwijs en de (relatief) hoge kwaliteit zoals die tot uiting komt in de landenvergelijkende studies.

    Ze omschrijven hun GOK-ideologie zo:

    •             "Het Steunpunt GOK gaat ervan uit dat het leerpotentieel (aanleg) en de bereidheid tot leerinspanningen gelijk verdeeld zijn over de verschillende lagen in de bevolking…. (p. 34)

    •             Aangezien kinderen met een bepaalde socio-economische afkomst en kinderen van een andere etnische afkomst, slechter presteren, kunnen we dus spreken van systematische kansenongelijkheid. De Sociaal-Economische Status (SES) is dus een variabele die systematisch voor verschillen in onderwijssucces zorgt" (p. 35)

    •             Als leervermogen, talent, en natuurlijke aanleg gelijk verdeeld zijn over de sociale klassen bij de geboorte van de kinderen, dan zijn ze dit niet meer bij de uitstroom van kinderen uit het leerplichtonderwijs" (p. 36)…

    •             De ultieme ambitie van een school die gelijke onderwijskansen wil scheppen is dat het effect van SES doorheen de schoolloopbaan van de leerlingen gaandeweg verkleint, en uiteindelijk verdwijnt."

    Volgens deze GOK-ideologie hebben de leerkrachten tot nut toe weinig bereikt inzake GOK. En aangezien de correlatie tussen het scholingsniveau van de kinderen en hun ouders na een forse afname in de jaren vijftig tot tachtig, op een bepaald moment terug aan het stijgen gegaan is, zou men vanuit die ideologie kunnen besluiten dat we er de voorbije jaren flink op achteruit gegaan zijn, ook op het niveau van het basisonderwijs. Dit laatste zou dan natuurlijk niet pleiten voor de effectiviteit van het sterk gesubsidieerde Steunpunt GOK – dat in zijn GOK-brochure tegelijk uitpakt met de eigen GOK-verdiensten. We hebben ons op die dag overigens mateloos geërgerd aan het feit dat er enkel ruimte was voor zelf-bewieroking.

    4.2  Verlossing uit ellende

    In een namiddagsessie over taalonderwijs probeerde Nora Bogaert (medewerkster van Steunpunt NT2-Leuven van Kris Van den Branden) ons opnieuw te overtuigen van de lamentabele toestand van het taalonderwijs – en dit niettegenstaande uit landenvergelijkende studies (PISA 2000 en PISA 2003) telkens blijkt dat we na Finland het best scorende land zijn. Het wondermiddel om deze ellende weg te werken is het taakgericht taalonderwijs à la NT2-Leuven. Dit expertisecentrum vertelt er niet bij dat zijn taalmethode 'Toren van Babbel' een complete flop werd – niettegenstaande de vele subsidies.

    Ook Ferre Laevers had het in het verleden telkens over ons falende onderwijs dat de leerlingen enkel trucjes aanleert en een kadaverdiscipline oplegt, ook nog op het moment dat uit TIMSS'95 bleek dat onze leerlingen uitstekend scoorden. In een recente studie van Steunpunt ICO-Gent hing ook onderzoekster Kaat Delrue een karikatuur op van de situatie in het TSO/BSO en in het ASO ('Zure druiven, zoete krenten'). De expertisecentra legitimeren zich door het ophangen van een karikatuur van het bestaande onderwijs.

    De drie zgn. expertisecentra zijn in de eerste plaats begaan met hun eigen belangen; ze moeten de indruk wekken dat ze er nodig zijn om te zorgen voor de verlossing uit de ellende. Ze zijn dan zelfs geneigd de sterke kanten van ons onderwijs en belangrijke GOK-mechanismen (b.v. leerkrachtgestuurd leerproces) als knelpunten voor te stellen, om vervolgens uit te pakken met alternatieve tovermiddelen – die o.i. vaak een averechts effect sorteren. Men zou o.i. de 75 miljoen B.Fr. die het Steunpunt jaarlijks krijgt, op een veel betere manier kunnen besteden. Het laten monopoliseren van de begeleiding van de zorgverbreding is een verkeerde optie.

    Op de studiedag van het Steunpunt Gok waren veel beleidsmensen aanwezig, met inbegrip van minister Vandenbroucke en enkele kabinetsmedewerkers. Niemand van hen reageerde op de voorgestelde GOK-ideologie en op de gedebiteerde kwakkels over 'Vlaanderen als wereldkampioen zittenblijven' e.d. Zelf kregen we achteraf maar 2 minuten de tijd om een en ander te weerleggen; hierbij konden we niet op de steun rekenen van aanwezige beleidsmedewerkers.

    5             Miskenning GOK-hefbomen & nefast beleid

    5.1          Miskenning GOK-hefbomen

     Als vertrekpunt voor verdere democratisering en zorgverbreding, werken de miskenning van het relatief hoog GOK-gehalte van ons onderwijs en het nastreven van een GOK-utopie eerder verlammend en contraproductief. Waarom zouden we ons nog inspannen als we de voorbije 50 jaar zo weinig bereikten en als de sociale mobiliteit er de voorbije jaren zelfs op achteruit ging? Als het onderwijs zo weinig bereikt heeft, dan kunnen we hier enkel uit besluiten dat het onderwijs machteloos is en dat het vooral mank loopt in het huiselijk milieu dat de kinderen te weinig ondersteunt. De GOK-ideologie berust op een gevaarlijke illusie die uiteindelijk een contraproductieve uitwerking heeft ten aanzien van het GOK-beleid.

    Ook de beleidsnota 2004-2009 erkent te weinig het hoge GOK-gehalte en maakt geen inventaris op van de GOK-hefbomen die verantwoordelijk waren/zijn voor de grote democratisering (vanaf 1950) en voor de grote 'volksverheffing', voor de hogere competenties van onze zwakkere leerlingen en voor de ronduit schitterende resultaten van de sterke leerlingen. We weten dus ook niet welke effectieve GOK-aanpakken we moeten veilig stellen en welke we in de toekomst verder moeten optimaliseren. De beleidsnota wekt al te vlug de indruk dat we inzake GOK vooral nieuwe richtingen uitmoeten en dit was ook het geval tijdens het beleid van minister Vanderpoorten.

    Samen met de bekende socioloog René Boudon (o.c.) zijn we ervan overtuigd dat veel hervormingen het GOK-gehalte van het onderwijs aantasten of ineffectief zijn. Volgens Boudon hebben heel wat hervormingen de leeropdracht van de school aangetast en kregen hierdoor vooral de benadeelde kinderen minder leerkansen (zie punt 5.2). Samen met Boudon geloven we ook dat het wegwerken van de schotten tussen de onderwijsvormen S.O. de onderwijskansen en motivatie van vooral de zwakkere leerlingen zal aantasten i.p.v. bevorderen (zie punt 5.3).

    5.2          Miskenning effectieve (achterstands)didactiek

    De belangrijke instructietaak van de leerkracht en het jaarklassensysteem zijn twee belangrijke GOK-hefbomen. CEGO-Leuven, het Steunpunt Gok, de overheidspublicaties … pleiten echter voortdurend voor leerlinggericht onderwijs en voor het afschaffen van het jaarklassensysteem. Ferre Laevers stelde vanaf 1976 dat enkel een radicale ommekeer – richting vrij initiatief, zelfsturing, ontscholing en ontsystematisering – soelaas kon brengen.

     Als oplossing nummer 1 pakt het Steunpunt GOK anno 2004 nog steeds uit met de typische EGO-slogan 'de leerder centraal' (p. 36). Volgens Laevers moesten we bij leerachterstand zelfs niet aan zorgverbreding doen als het kind voldoende betrokken blijkt en wordt een kind evenzeer leesrijp door te spelen in de poppenhoek. In het Nederlandse Minderhedenrapport 2002 is echter de centrale conclusie dat precies leerlingvolgende aanpakken à la Laevers haaks staan op een effectieve achterstandsdidactiek. We lezen: "Uit een veelheid van onderzoek blijkt dat de leerlinggerichte open benadering een averechtse uitwerking heeft, vooral voor probleemleerlingen. Zwakkere leerlingen zijn het meest gebaat met een grote leerkrachtgestuurde aanpak, zelfs in het kleuteronderwijs". Hoe meer de leerling zelf verantwoordelijk wordt gesteld voor zijn eigen leerproces, hoe meer zijn sociale achtergrond zal meespelen.

    Ook de taalaanpak van NT2-Leuven is o.i. te weinig activerend en stimulerend. NT2-Leuven besteedt verder weinig aandacht aan het aanvankelijk en technisch lezen dat o.i. wél al in de kleuterschool een belangrijke aanzet moet krijgen (cf. Leerlijn Tussendoelen beginnende geletterdheid, Expertisecentrum Nederlands, Nederland). De aanpak van het aanvankelijk lezen volgens de whole-language-visie (à la NT2-Leuven) zou overigens heel wat leesproblemen veroorzaken. Weinigen geloven overigens in de Leuvense aanpak van het spellingsonderwijs.

    In het Nederlandse Minderhedenrapport 2001 lezen we verder: "De positieve effecten van effectief achterstandsonderwijs zijn bekend maar het valt niet mee op te boksen tegen de dominante ideologie van het leerlinggericht onderwijs." De constructivistische zelfsturing staat haaks op een effectieve achterstandsdidactiek; hierdoor werden al de onderwijskansen van de zwakkere leerlingen aangetast. Gelukkig hecht(t)en Vlaamse leerkrachten en ouders veel belang aan de instructie en aan het behoud van het jaarklassensysteem; dit verklaart ook onze (relatief) goede resultaten.

    5.3          Middenschoolutopie & heterogene klassen

    In de vorige bijdrage toonden we aan dat ons secundair onderwijs al een vrij hoog GOK-gehalte heeft. Het zomaar verlengen van de heterogene aanpak van het basisonderwijs zou o.i. de talentontplooiing van zowel de zwakkere als de sterkere leerlingen aantasten i.p.v. stimuleren. Dit is ook de reden waarom men in Nederland de gemeenschappelijke basisvorming zal verminderen; aldus zullen 12-jarigen nu niet langer meer naar Vlaanderen moeten komen om meer technische praktijkvakken te kunnen volgen. Het wegwerken van de schotten tussen de onderwijsvormen in het S.O. lijkt één van de belangrijkste prioriteiten binnen het huidige GOK-debat, binnen het project 'Accent op talent' en binnen de beleidsnota die een 'proeftuinen-project' à la 'Accent op talent' wil opzetten.

    In Frankrijk publiceerde de grote oudervereniging van de publieke scholen – PEEP – op 3.03.04 een standpunt tegen het nastreven van heterogene klassen (Audition de la PEEP, commission Thélot, zie Internet). Het belangrijkste argument luidt: "Une trop grande différence de niveau démotive les bons élèves et démoralise ceux qui sont en situation d'échec". In de scholen probeert men volgens de ouderconfederatie toch op alle manieren te ontsnappen aan de vooropgestelde heterogeniteit en ook de leerkrachten zijn de eerste die voor hun eigen kinderen pogingen ondernemen om hieraan te ontsnappen. Ook in een enquête bij leerkrachten bleek dat de overgrote meerderheid niet geloofde in het gezamenlijk optrekken. In haar onderzoek 'Teaching Diverse Learners: a Practice-Based Perspective'  stelde Jacquelien Bulterman-Bos (V.U. A'dam) vast dat zowel de ondervraagde leerkrachten als leerlingen negatieve ervaringen hebben met sterk heterogene klassen in de eerste graad S.O. (zie volgende Onderwijskrant).  

    Duitse studies wijzen uit dat cognitief en/of sociaal benadeelde leerlingen zwakker presteren in de 'Integrierte Gesamtschule' dan in categoriale scholen. De sociaal bewogen Gabriel Langouet schreef een boek over experimenten met radicale vormen van 'collège unique' in Frankrijk; hij moest toegeven dat deze scholen 'contribuaient à agrandir les écarts entre élèves' : "de sociaal benadeelde jongens maakten weinig vooruitgang en de meisjes gingen er nog op achteruit" (Suffit-il d'innover? , Paris PUF, 1985). Veel hervormingen en GOK-maatregelen sorteerden volgens Boudon (o.c.) een averechts effect omdat ze de basisgrammatica van degelijk onderwijs aantastten; hij verwijst o.a. naar de schade die is aangebracht door het invloedrijke Franse beleidsrapport Gros-Bourdieu van 1989.

    In Vlaanderen werken we langer met heterogene klasgroepen dan in de meeste landen – tot en met het zesde leerjaar lager onderwijs; in Duitsland slechts tot het 4de leerjaar, in Engeland en Frankrijk slechts tot het 5de leerjaar. Deze aanpak levert meer voordelen op voor de zwakkere leerlingen dan nadelen voor de excellente leerlingen. De negatieve invloed van een klassamenstelling met meer laagpresterende kinderen is volgens een aantal studies van Peetsma e.a. wel kleiner dan algemeen gedacht wordt; verder bleken klassen met vooral allochtone leerlingen zelfs meer vooruitgang op te leveren in rekenprestaties. Het besluit van de onderzoekers luidt: "Uit deze onderzoeksresultaten dringt zich geen behoefte op aan een specifiek spreidingsbeleid voor laagpresterende leerlingen, naast de gebruikelijke extra ondersteuning of specialisatie van het onderwijs" (T. Peetsma e.a., Kan een eenzijdige klassamenstelling de ontwikkeling van leerlingen afremmen? Ped. Studiën, 2003, 80, p. 339-357).

    Naar schatting zijn 95 % van de leerkrachten en ouders ervan overtuigd dat het langer werken met zo'n heterogene groepen in het S.O. voor bijna alle leerlingen nadelig is, omwille van de grote verschillen in capaciteiten, belangstelling en toekomstig beroep. We hebben aanvankelijk enig heil verwacht van de invoering van het VSO die door professor C. De Keyser zo sterk bepleit werd. Toen we merkten dat het Vlaamse VSO, de Engelse 'comprehensive school', de Duitse 'Gesamtschule' en het Franse 'collège unique' hun comprehensieve beloftes niet inlosten, hebben we ook onze vroegere opvattingen omtrent deze thematiek bijgesteld. We begrepen ook beter waarom de meeste VSO-scholen enkel met gematigd heterogene klassen wilden werken en waarom er een B-klas was. In 1989 werd het VSO teruggeschroefd omdat het volgens de meeste leerkrachten en ouders te radicaal was en omdat het te duur was. Het wegwerken van de schotten tussen de onderwijsvormen, de invoering van VSO tot de derde macht, is echter opnieuw een belangrijke beleidsprioriteit.

    5.4          Finland– en  middenschool–sprookje van STAM

    Minister Vandenbroucke stelt dat 'landen als Finland en Canada er wel in slagen om vrijwel iedereen op een hoog kwaliteitsniveau te brengen' (DS, 14.01.05) en dat dit ook zijn doelstelling is. Op de studiedag van het Steunpunt GOK (23.11.05) fantaseerde Ludo Decaluwé, STAM-voorzitter,  dat Vlaanderen wereldkampioen zittenblijven; nergens zitten meer 15-jarigen op leeftijd dan bij ons. Volgens Decaluwé zijn in de autonome middenscholen alle GOK-problemen opgelost.

    De Finse onderwijskundige Thelma von Freymann schrijft echter dat de voorstanders van de radicale middenschool (de Integrierte Gesamtschule) de goede PISA-score van Finland misbruiken door een verkeerde voorstelling van het Finse onderwijs op te hangen. Zij wekken ten onrechte de indruk dat hun comprehensieve onderwijsvisie daar gepratikeerd wordt en dat de leerlingen er tot de leeftijd van 16 jaar gemeenschappelijk optrekken (Zur Binnenstruktur des finischen Schulwesens, in: Freiheit der Wissenschaft, juni 2002 (ook op Internet). Nico Hirtt meent ook met cijfers en onderzoek te kunnen aantonen dat het onderwijs in de Scandinavische landen veel minder democratisch is dan veelal wordt voorgesteld (Ongelijkheid op school, Democratische School, maart 2002).

    De Finse Freymann stelt dat in Finland bepaalde scholen meer op een Duits gymnasium (ASO) lijken en andere eerder op een Duitse Hauptschule (TSO). Ze schrijft verder: "Die weitverbreitete Vorstellung, das finische Schüle mit hilfe binnendifferenzierender Unterrichtsmethoden in sich ausgesprochen heterogene Klassen bedienen, ist also falsch." We vernemen nog dat zelfs in de Finse basisschool de groepen niet totaal heterogeen zijn, aangezien de leerlingen vanaf de tweede graad er moeten kiezen voor een leren van moeilijke tweede taal (Russisch) of voor gemakkelijke tweede taal; zo kan men spreken van verkapte niveaugroepering.

    Th. Von Freymann voegt er ook nog aan toe dat er in het basisonderwijs overwegend klassiek gewerkt wordt met klassikale instructie en jaarklassen, gecombineerd met een uitgewerkt systeem van zorgverbreding (1 extra gespecialiseerde leerkracht per groep van 50 leerlingen). Naast de grote investering in zorgverbreding, is volgens haar ook de kleinschaligheid een belangrijke troef voor Finland. Door de lokale en klimatologische omstandigheden is er in Finland ook een grotere leescultuur dan elders en dit verklaart mede het hoge leesniveau.

    Finland kent verder ook veel minder allochtone leerlingen uit laaggeschoolde milieus. Het vergelijken van de uitslagen van Finse allochtone leerlingen (vaak afkomstig uit Scandinavische landen) en Vlaamse allochtone leerlingen (vaak afkomstig uit Turkije of Marokko) is dus zinloos. Allochtone leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen scoren ook voor de PISA-opgaven wiskunde onder hun niveau omdat ze de lange tekstopgaven veel minder goed begrijpen. In PISA-2000 bleek dat Luxemburgse leerlingen met Duits als moedertaal ook zwak scoorden omdat de opgaven enkel in het Frans gepresenteerd werden. In PISA-2003 konden deze leerlingen Duitstalige opgaven kiezen en ze scoorden dan ook beter, zowel voor lezen als voor wiskunde.

    5.5          Ondoordachte maatregelen

    Nog een paar recente voorbeelden van beleidsmaatregelen die een averechts GOK-effect sorteren of die uit de lucht gegrepen zijn:

    *De recente denkpiste van Vandenbroucke om de inschrijving van 'witte leerlingen' te mogen weigeren lijkt ons ook niet haalbaar en niet wenselijk.

    *Het bouwen van grote sociale wijken, leidde tot een te grote concentratie van probleemleerlingen.

    *Velen voorspelden dat het absoluut inschrijvingsrecht de witte scholen witter zou maken en de zwarte nog zwarter. Ook prof. Paul Mahieu geeft nu toe dat het gelijkekansendecreet een desintegrerend effect sorteert (Gelijke kansen volstaan niet, Streven, december 2004).

    *Steve Stevaert interpreteert 'de beelden van ouders in tentjes voor de deur van de school van hun keuze' (veelal een Freinetschool!) als een uiting van sociale selectie - waaraan hij zich al lang ergert (DS, 15.01.05). Maar precies de beleidsmensen – de SP.A -onderwijsschepenen van Gent en Antwerpen op kop, de ARGO … steunden het oprichten van (elitaire) alternatieve scholen. Stevaert en de SP.A -schepenen zijn nu verrast dat weinig of geen kinderen van de plaatselijke gemeenschap en geen arbeiderskinderen en allochtonen die scholen bevolken. Onderwijsschepen Coddens (Gent) zei onlangs dat hij hieraan iets wil doen. Coddens zal er echter nooit in slagen om 'gewone' kinderen naar die scholen te lokken, en zeker niet via het oprichten van nieuwe elitaire scholen.

    *Het verlengen van de universitaire studies door het invoeren van een vijfde jaar en door de invoering van allerhande 'flexibilisering' zal nefaste gevolgen hebben voor studenten uit minder gegoede milieus.

    *De KBS-commissie stelt voor om het leerproces om te turnen 'van doen naar denken'; de volksverheffing staat niet langer centraal en de benadeelde leerlingen zijn hier het meest de dupe van. 

    *Nicaise stelde onlangs dat elke leerling het recht heeft ASO, universiteit … te volgen (Visie, 24.10.03).

    6             GOK-hefbomen: erkennen en optimaliseren

    We doen dus afstand van de irreële verwachtingen van de GOK-ideologen. We accepteren ook de stelling dat er niet in elke sociale klasse evenveel kinderen met een hoge intelligentie zitten en dat de handarbeiderklasse in de loop van de voorbije vijftig jaar jammer genoeg intellectueel werd afgeroomd – mede als gevolg van de sterke democratisering en doorstromingskansen. Vanuit dit realistisch standpunt – ondersteund door het wetenschappelijk onderzoek en door het gezond verstand – kan het Vlaamse onderwijs inzake GOK o.i. een vrij positieve balans voorleggen, positiever dan in de meeste landen (zie landenvergelijkende studies). Deze positieve balans stimuleert ons om verder werken aan de optimalisering van de democratisering en van de zorgverbreding en oriënteert onze aangrijpingspunten.

    De GOK-ideologen erkennen de vele verdiensten van het verleden niet en proberen tevens de goede resultaten in landenvergelijkende studies te minimaliseren en om te draaien. Als we goed presteerden in het TIMSS-onderzoek van '95 en '97 stelden zelfs Jan Van Damme en Marie-Christine Opdenacker dat we in Vlaanderen minder belang hechtten aan probleemoplossend denken (Gelijke kansen in secundaire scholen?, Impuls, september 2004, p. 64). Uit het recente PISA-onderzoek (2003) blijkt echter dat de Vlaamse leerlingen schitterend presteren voor de proef wiskunde die vooral het probleemoplossend vermogen toetst en voor de afzonderlijke toets 'probleemoplossend leren'.

    Gok-ideologen maken geen inventaris op van de maatregelen die de voorbije decennia gezorgd hebben voor de grote sprong voorwaarts inzake democratisering. Het zijn die deugdelijke GOK-pijlers die we moeten verdedigen en verder optimaliseren, vaak tegen de afbraakneigingen van de GOK-ideologen in. Ook in de beleidsnota 2004-2009 vinden we geen enkele verwijzing naar de vele studies omtrent effectieve achterstandsdidactiek. We schetsen nu even een aantal belangrijke GOK-pijlers.

    *Het is o.m. dankzij de leerkrachtgestuurde aanpak, de activerende en expliciete instructie, de hoge verwachtingen en de degelijke leerkrachten … dat de generatie handarbeiderskinderen waartoe ik behoor – geboren kort na de tweede wereldoorlog – zoveel ontplooiingskansen gekregen heeft. Getalenteerde arbeiderskinderen stroomden al rond 1958 massaal door naar het ASO en naar de sterke TSO-richtingen en later naar het hoger onderwijs. De hoge verwachtingen ten aanzien van de leerlingen sloten overigens perfect aan bij de werkcultuur in veel arbeidersgezinnen. Anderzijds ervoeren we de aangeboden cultuur op school als 'volksverheffend', en niet zozeer als vervreemdend en burgerlijk zoals de Bourdieu en co (1970) wilden doen geloven. Als onze zwakkere Vlaamse leerlingen volgens de PISA- en TIMSS-studies nog steeds zo veel beter presteren dan elders, dan komt dat volgens prof. J.P. Verhaeghe omdat hier nog steeds de klassieke instructie meer aandacht krijgt. Het zijn nochtans precies die klassieke aanpakken en de hoge verwachtingen die door veel beleidsadviseurs aangewezen worden als oorzaak van de sociale discriminatie. Naarmate de schoolse verwachtingen in het TSO en BSO afnamen, is ook de waardering voor deze onderwijsvormen gedaald.

    *We pleiten al sinds het VLO-startcolloquim – september 1973 – voor een onderwijsvoorrangsbeleid en voor zorgverbreding. We hebben jammer genoeg – samen met anderen – 12 jaar moeten ijveren voor het structureel voorzien van zorgverbredingsuren en dan nog is dit aantal uren veel te beperkt. Het GOK-decreet beklemtoont ook te weinig de preventieve benadering en het feit dat de zorgverbredingsuren vooral in functie moeten staan van de rechtstreekse begeleiding van de probleemleerlingen.

    *We werken in Vlaanderen enerzijds langer met heterogene klasgroepen - tot de leeftijdsgroep van de 12-jarigen; anderzijds houden we in het S.O. iets meer rekening met de uiteenlopende niveaus en interesses dan bepaalde andere landen; zo krijgen een aantal 13-jarige leerlingen meer technische vakken dan in Frankrijk en Nederland. Dat lijkt ons een belangrijke GOK-troef.

    *We beschikken over een specifieke opleiding voor de lagere cyclus van het S.O., het regentaat. Mede daardoor scoort onze lagere cyclus ook beter dan elders. Toch worden de lagere cyclus en de regentaatsopleiding sinds 1991 als grote knelpunten bestempeld. We voerden een verbeten strijd voor het behoud van het regentaat en met succes. We blijven ook protesteren tegen overheidsmaatregelen – o.a. verminderen van deliberatienormen en flexibilisering – die leiden tot een daling van het niveau van de kandidaat-leerkrachten.

    *Naast algemeen didactische aanpakken – zoals activerende instructie, hoge verwachtingen stellen, geduldig begeleiden, e.d. – beklemtonen we in onze vakdidactische publicaties over rekenen, lezen en spelling het actualiseren en optimaliseren van oerdegelijke aanpakken. In functie van de GOK is er een zeker herstelbeleid nodig, het in ere herstellen van klassieke deugdelijke methodieken. Vroeger slaagde het basisonderwijs beter in het vergroten van de leerwinst van sociaal en/of cognitief benadeelde leerlingen.

    * De beleidsnota vermeldt het probleem van de taalvaardigheid, maar formuleert te weinig wat er moet gebeuren. Het Steunpunt GOK onderkent te weinig dat de gewone ontwikkelingsplannen en leerplannen ontoereikend zijn om de grote 'taalproblemen' van  allochtone leerlingen aan te pakken. Voor die leerlingen moet er veel meer tijd geïnvesteerd worden in intentionele taalactiviteiten. Heel belangrijk ook is de receptieve benadering – b.v. het beluisteren van goed en aangepast taalgebruik van de kleuterjuf. Waarom krijgen deze kinderen ook niet een paar uren extra-taal na schooltijd, b.v. op dagen waarop de school om 15 uur eindigt? Ook voor de andere zorgkinderen is er extra leertijd nodig.  Waarom is e



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Archief per week
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs