Nauwe band tussen
leerplannen/eindtermen met vakdisciplines/leerstofpunten. Kritiek op
leerstof-ontkoppelde eindtermen en geïntegreerde leerplanen
Bijdrage 1 -COC-onderwijsvakbond: geen ontkoppeling tussen
eindtermen en vakdisciplines/leerstof
Bijdrage 2 - Raf
Feys: Pleidooi voor herwaardering (i.p.v. miskenning) van
klassieke vakdisciplines en leerplannen met hun specifieke basiskennis
en -vaardigheden
1. COC-onderwijsvakbond: geen ontkoppeling
tussen eindtermen en vakdisciplines/leerstof
Citaat vooraf: de nieuwe eindtermen moeten voor COC nog
echte leerstof bevatten. Het kan niet dat eindtermen zouden verwateren tot
vage leerresultaten of competenties. Dat zou een slag in het gezicht zijn van
elke (vak-)leraar. Die wil namelijk niet gereduceerd worden tot simpele coach
van leerprocessen. Hij/zij wil de vakinhoudelijke en vakdidactische
expertise[1] als onmisbaar instrument blijven inzetten voor vormend onderwijs.
1. Hoe zullen de toekomstige eindtermen er uit
zien? (Passages uit bijdrage van Goele Cornelissen, p.20-21 & van Koen
Wils p. 14-15)
Tot hiertoe weten we dat niet. Voor ons is het
onbegrijpelijk dat structuren kunnen wijzigen nog voordat we zicht hebben op de
eindtermen. Maar minister Crevits wil de
hervorming per se per 1 september 2018 invoeren en dan zullen er nog geen eindtermen zijn. Ook het voornemen van de Vlaamse regering om
de eindtermen van de basisvorming los te koppelen van vakken, doet in elk geval
vermoeden dat je ze moet kunnen ontkoppelen. Dat wil zeggen dat de eindtermen
zelf geen noodzakelijke link mogen leggen met of geen onderdeel mogen zijn van
een bepaald vak. Wat voor eindtermen zijn dat dan? Welke vorm nemen die aan?
Wel, dat zijn competenties of leerresultaten. Competenties omschrijven, strikt
gezien althans, welk gedrag, welke handelingen leerlingen in een bepaalde context moeten
kunnen stellen. Bijvoorbeeld: leerlingen kunnen een gezinsbudget opmaken en
reflecteren op het beheer ervan. Gewoonlijk worden die competenties ook
geclusterd, niet binnen een vak of leergebied, maar volgens de functionele
context of de rol waarin dat gedrag wordt gesteld (bijvoorbeeld het gezin, het
persoonlijk leven, het beroep
).
Bovendien maken competenties ook abstractie van het aanbod
of de leerstof die aangereikt moet worden om die handelingen te kunnen stellen.
Of minstens, als een competentie al verbonden wordt met elementen van kennis,
vaardigheden en attitudes, dan staan die altijd louter in dienst van te
ontwikkelen gedrag. In die zin zijn competenties dus letterlijk ont-stoft. Het
is niet de stof, maar het leerresultaat dat telt. Radicaal doorgetrokken
betekent dit dat de (vak)inhouden op zich geen waarde hebben en perfect
inwisselbaar zijn.
De nieuwe eindtermen moeten voor COC nog echte leerstof
bevatten. Het kan niet dat eindtermen zouden verwateren tot vage leerresultaten
of competenties. Dat zou een slag in het gezicht zijn van elke (vak-)leraar.
Die wil namelijk niet gereduceerd worden tot simpele coach van leerprocessen.
Hij/zij wil de vakinhoudelijke en vakdidactische expertise als onmisbaar
instrument blijven inzetten voor vormend onderwijs. Leerlingen moeten ook in de
toekomst nog kunnen blijven leren voor het leven en niet alleen voor de
economie van vandaag.
Controle over de
bekwaamheid van leraren?
Als leerplanmakers vandaag geïntegreerde leerplannen
uitwerken, moeten ze het vakkenbesluit van de Vlaamse Regering, waarin de
officiële vaknamen zijn opgenomen, omzeilen. Ze doen dat door te werken
met pedagogische vaknamen waaronder de
verschillende vaknamen vallen. Vakleraren met
verschillende bekwaamheidsbewijzen mogen deze inhouden dan onderwijzen.
Ze worden dus gevraagd om doelen uit dat geïntegreerde leerplan te realiseren,
zonder over de nodige expertise te beschikken. Met andere woorden, geïntegreerde
leerplannen worden niet langer onderwezen door leraren met een vereist
vakbekwaamheidsbewijs. Nog los van de vraag of leraren daar wel vragende partij
voor zijn, is dit volgens ons geen goede zaak. (Tussendoor: het geïntegreerd
vak wetenschappen in de eerste graad wordt ook nu al onderwezen door regenten
die b.v. enkel het vak biologie of fysica hebben gevolgd in hun opleiding. En
dit alles niettegenstaande veel beleidsmakers graag verkondigen dat de leraars
over meer vakkennis moeten beschikken.)
Met het oog op een kwaliteitsvolle basisvorming voor alle
leerlingen vindt COC dat het niet de leerplanmakers, maar wel de overheid
toekomt om te bepalen welke leraar welke leerinhouden ag onderwijzen. Het ene
vak is het andere niet. En dat geldt ook voor de vakdidactiek. Hert
introduceren van leerlingen in vakken of vakdisciplines die ogenschijnlijk
misschien nauw aansluiten vraagt vaak toch een heel fundamenteel andere aanpak.
Niettemin geloven velen vandaag in een
ander verhaal dat leraren reduceert tot een coach van leerprocessen.
Conclusie
Volgens COC moet de overheid actief aansturen op
kwaliteitsvol en vormend onderwijs voor iedereen. Zij kan daarvoor
verschillende instrumenten gebruiken. Bekwaamheidsbewijzen en de koppeling
tussen gestoffeerde eindtermen van de basisvorming en vakken zijn er een paar.
Het verontrust ons dat de overheid deze verantwoordelijkheid steeds verder
delegeert en wij verzetten ons hiertegen. Niet omdat vakken heilig zijn, niet
omdat we houden van een bureaucratisch keurslijf, maar omdat de basisvorming
bepaalde (vak)inhouden moet afdekken en omdat de vakinhoudelijke, didactische
en pedagogische expertise van leraren fundamenteel zijn voor goed onderwijs.
Het is niet alleen de inhoud van de basisvorming, maar ook de expertise van de
leraren die vandaag op het spel staat.
----------------
2. Pleidooi voor herwaardering (i.p.v.
miskenning) van klassieke vakdisciplines en leerplannen met
hun specifieke basiskennis en -vaardigheden.
Belangrijke band tussen leerplannen/eindtermen met
vakdisciplines/leerstofpunten.
Bijdrage uit Onderwijskrant nr. 176 (januari 2016)
1 Inleiding
Uit de vorige
bijdragen bleek dat in de aanloop van de
nieuwe eindtermen en leerplannen in tal van publicaties van de overheid, VLOR,
onderwijskoepels, ... aangedrongen wordt
op ontstoffing van de leerplannen, op een relativering van de klassieke
basiskennis- en vaardigheden, op het los komen van de band van de leerplanen/eindtermen
met de vakdisciplines, op het vooral aanleren van vaardigheden/competenties die
typisch zouden zijn voor de 21ste eeuw.
Ook op de VLOR-startdag van 17
september 2015 was dit de belangrijkste boodschap. In de bijdragen over het
taal- en het wiskunde-onderwijs kwam ook al tot uiting dat nieuwlichters het systematisch onderwijs van de klassieke vakdisciplines in sterke mate
relativeren.
Wij zijn het absoluut
niet eens met dit soort pleidooien. Dit
zou volgens ons een enorme stap achteruit
betekenen. Wij pleiten precies voor een herwaardering van het klassieke
leerplanconcept en van de vakdisciplines, met
duidelijke inhoudelijke leerplannen per leeftijdsgroep en een
cumulatieve stap-voor-stap opbouw. Enkel
dergelijke leerplannen maken het
opstellen van methodes/handleidingen mogelijk
en deze bepalen in sterke mate ook de kwaliteit van het onderwijs: zeker voor leerlingen tussen 6 en 15 jaar. De
hoge PISA-scores in Zuid-Oost Aziatische
landen zijn volgens tal van onderzoekers vooral ook een gevolg van het werken
met degelijke methodes voor wiskunde fysica e e.d. en dit per leerjaar
opgesteld. Het lagere niveau in
Franstalig België wordt door velen in
verband gebracht met het feit dat de competentiegerichte leerplannen inhoudelijk te vaag zijn. En met feit dat de scholen er financieel veel minder in staat zijn om
zich methodes/leerboeken aan te schaffen.
We begrijpen dan ook niet dat de katholieke onderwijskoepel nu wil
overschakelen op vage raamleerplannen en de klassieke leerboeken/methodes wil
zien verdwijnen.
De herwaardering van
de vakdisciplines en van klassieke basiskennis - en vaardigheden is ook
een tendens in een aantal Westerse
landen. Zo betreurde Engels onderwijsminister Nick Gibb onlangs nog dat het
vorige Engels curriculum van 2007 was actively hostile to teaching prescribed
knowledge, and sought to minimise the importance of subject content wherever it
could. In the conception of the 2007 national curriculum, knowledge was simply
a means of acquiring the far more valuable skills. Daar is nu verandering in
gekomen: The new National Curriculum published in 2013 (DFE, 2013) is a
programme of study in the spirit of E.D. Hirsch, naar het model van de Vlaamse
klassieke leerplannen met een herwaardering van de klassieke basiskennis- en
vaardigheden en van het belang van voldoende
directe instructie. Engeland
geraakt weer op het juiste spoor, na decennia van open onderwijs naar het model
van het Plowden Report van 1957. Volgens de huidige beleidsmakers is/was het
relatief lage niveau van het Engels onderwijs mede het gevolg van het te weinig
werken met duidelijke leerplannen en leermethodes. De uitgeverijen werden dus
ook gestimuleerd om hier veel energie in te investeren.
Het nieuw Engels curriculum
verwijst in sterke mate naar de
herwaardering van de vakdisciplines en
de klassieke basiskennis: It is to the disciplines that the teacher should
turn for the content of instruction. De
Engelse schooldirecteur Michael Fordham
poneerde: It is by immersing ourselves in prior traditions of which
the academic disciplines represent the best means available to use for studying
the natural and social world we share that we are able to enter into
meaningful conversations about those traditions and how they might be extended
in the future. Education in the academic disciplines is liberating in that it
sets us free. (Curriculum Theory, Educational Traditionalism and the Academic
Disciplines).
Uit de OZON-campagne van 2007 en uit tal van enquêtes bleek
dat ook de Vlaamse praktijkmensen
massaal opteren voor een herwaardering van de basiskennis- en vaardigheden uit
de vakdisciplines (O-ZON= onderwijs
zonder ontscholing). In het Taalpeilonderzoek
2007 van de Nederlandse Taalunie vroegen leerkrachten, burgers en leerlingen
meer aandacht voor spelling, grammatica,
schrijven, lezen van moeilijker
teksten.
2 Elk vak heeft zijn eigen geletterdheid. Vakdisciplines
als cultuurproducten
Velen pleitten de voorbije jaren precies voor een
herwaardering van de vakdisciplines en klassieke leerplannen. De Duitse
socioloog Niklas Luhmann drukte hun
belang zo uit: "In
onderwijscontexten worden schakelingen van opeenvolgend te induceren vormen van
weten of kunnen gecondenseerd in curricula. Vakdisciplines als condensaties en
ordeningen van weten en kunnen, vormen een essentieel kenmerk van degelijk
onderwijs. (Das Erziehungssystem der
Gesellschaft, Frankfurt am Mein, Suhrkamp, 2002).
Typisch voor
vakdisciplines is ook hun uitgekiende
stapsgewijze, cumulatieve opbouw: Or
cest lorganisation systémique,cest-à-dire sous forme hiérarchisée, des
outils de pensé, qui soustend les possibilités les facultés réflexives de la
pensée consciente (prof. Nathalie Bulle). Dit betekent ook dat b.v. eindtermen
eind lager onderwijs weinig houvast bieden omdat ze enkel de eindterm
uitdrukken (b.v. bepaald soort tekst kunnen lezen) en niets zeggen over de lange weg erheen. Daarom hebben de
leerkrachten nood aan leerplannen die de leerinhoud per leeftijdsgroep
vastleggen en die ook binnen de leerinhouden voor elke leeftijdsgroep de
opeenvolgende stappen uitstippelen.
Op ons O-ZON-symposium
(2007) wees ook prof. Hans Van
Crombrugge op het grote belang van vakdisciplines. Het onderwijs heeft als eerste en laatste bestaansreden het
richten van de aandacht naar de werkelijkheid. De vakdisciplines - grepen uit
de beproefde cultuur - spelen hierbij een belangrijke rol. Deze canon verschaft
de inhouden, vaardigheden en houdingen eigen aan een bepaalde cultuur,
wetenschap, e.d. Deze canon wordt
opgesteld door de gemeenschap van mensen die deskundig zijn in het betreffende
domein. De leerkracht is de
vertegenwoordiger van de gemeenschap van deskundigen. De canon levert de inhouden
waaruit de leerkracht kan en moet putten. In wetenschappen, kunsten,
wijsbegeerten, levensbeschouwingen liggen houdingen, vaardigheden en inzichten
vervat die door generaties mensen als waardevol ervaren zijn en als zodanig
bewaard worden..
Leerlingen moeten
ingeleid worden in die beproefde cultuur. Elke wetenschap, elke kunst, elke
filosofie en elke levensbeschouwing staat elk op zich voor een bepaalde vorm
van aandacht voor de werkelijkheid. Elk cultiveert een aspect van de
redelijkheid. Elk vak heeft zijn eigen geletterdheid die neergelegd moet
worden in de eigen canon van het vak en het erbij aansluitend leerplan. Het
is niet aan de individuele leerkracht of leerling uit te maken wat belangrijk
is. (O-ZON-symposium van 5 mei
2007 in de Blandijnberg).
De Engelse
kennissocioloog Michael Young nam een
aantal jaren geleden afstand van zijn vroegere relativering van de klassieke leerinhouden en
vakdisciplines. Sindsdien stelt hij: We need to put subjects at the heart of
the curriculum. Neither subjects (vakdisciplines) nor the boundaries between
them are arbitrary. They are a form of specialisation of knowledge with
powerful educational possibilities. There is powerful knowledge that all
pupils were entitled to.
Powerful knowledge is systematic. Its concepts are
systematically related to one another and shared in groups, such as subject or
disciplinary associations. It is not, like common sense, rooted in the specific
contexts of our experience (Bringing Knowledge Back in, 2007). This means that
powerful knowledge can be the basis for generalisations and thinking beyond
particular contexts or cases. Powerful knowledge is specialised. The important
curriculum point about subjects is that they are based on the shared rules and
knowledge of communities within which their questions, methods, concepts and
criteria are debated, discussed and improved. In other words, it has been
developed by clearly distinguishable groups with a well-defined focus and
relatively fixed boundaries, separating different forms of expertise.
Een van de
belangrijkste kritieken op het constructivistisch wiskundeonderwijs van het
Nederlandse Freudenthal Instituut was precies dat de watertoren-wiskunde van het Freudenthal
Instituut weinig respect toont voor de
wiskunde als vakdiscipline en cultuurproduct.
Bij de opstelling van het leerplan wiskunde voor het basisonderwijs
(1998) hebben we de klassieke vakdiscipline wiskunde (en de klassieke
rubrieken) gerespecteerd en veel aandacht besteed aan het uitstippelen van de
opeenvolgende stappen. Onlangs merkten
we dat de katholieke onderwijskoepel een soort constructivistisch en
contextueel wiskundeonderwijs propageert dat al te weinig waardering toont voor
de klassieke basiskennis en -vaardigheden.
De belangrijkste
kritiek op de eindtermen/leerplannen voor het vak Nederlands slaat eveneens op het feit dat men te veel afstand
nam van de klassieke vakdiscipline en plots veel zaken en rubrieken niet meer
belangrijk vond. Dezelfde kritiek geldt
voor de verwaarlozing van
vakspecifiek onderwijs voor natuurkennis, geschiedenis, aardrijkskunde
in de derde graad lager onderwijs. We vrezen ook dat door de invoering van STEM
de systematiek van fysica- & wiskunde-onderwijs e.d. in het gedrang kan
komen.
Leerplannen en eindtermen moeten ook opgesteld worden door
mensen die deskundig zijn in het betreffende domein, die voldoende bekend zijn
met de traditie van die vakdiscipline en met de klaspraktijk voor dat vak. Zo
werden in het verleden de leerplannen voor de lagere school opgesteld door
ervaren leerkrachten en inspecteurs die al bewezen hadden dat ze voldoende
bekend waren met b.v. wiskunde als vakdiscipline en met de klaspraktijk. Bij de leerplanoperatie van 20 jaar geleden
was dit al minder het geval; voor het
vak Nederlands waren het vaak b.v. universitaire neerlandici die al te weinig
vertrouwd waren met het vak Nederlands in het lager onderwijs en met de
onderwijspraktijk die hun visie oplegden.
3
Leerplannen/methodes: heel belangrijk voor
leerkrachten en voor hun gezag
3.1 Pragmatische voordelen/noodzaak
Het werken met klassieke
leerplannen en leerboeken die aansluiten bij de vakdisciplines is
vooreerst al vanuit didactisch en
pragmatisch standpunt heel belangrijk. Leerkrachten en lerarenteams beschikken
niet over de tijd en de deskundigheid om uit te zoeken welke leerinhouden voor
al die vakken belangrijk zijn, in welke volgorde en voor welk leerjaar. Leerkrachten moeten hun tijd en aandacht vooral investeren in het
voorbereiden van de lessen en tijdens de les aan de interactie met - en
reacties van - de leerling. Hierbij moeten ze zich kunnen oriënteren aan
duidelijke leerplannen en hierbij aansluitend aan methodes/handleidingen. Elke
leerkracht moet ook precies weten wat zijn aandeel is in de ontwikkeling, welke
leerstof al in de vorige jaren werd verworven en wat de leraar van het volgende
leerjaar van hem verwacht. Leerplannen zorgen ook voor continuïteit als een
leerling midden of op het einde van een schooljaar van school verandert.
3.2 Belang van leerplannen/eindtermen voor gezag
van school en leerkrachten
Er is een nog
belangrijkere reden voor het behoud van de klassieke leerplannen en
voor het niet doorknippen van het
verband met de vakdisciplines.
Leerkrachten en scholen moeten zich kunnen beroepen op het
gezag van de vakdisciplines en de erbij aansluitende leerplannen.
Leerkrachten kunnen moeilijk onderwijzen
en gezag verwerven zonder de
verantwoording vanuit de
referentieleerplannen en de erbij horende vakdisciplines. De Franse prof. Alain Beitone
drukt het onlangs zo uit: Il ne
peut pas sautoriser de lui-même. il
peut (et doit souvent) dire à ses élèves vous pouvez me croire, ce nest pas
moi qui le dit. Il doit pouvoir se
fonder sur lautorité dune communauté savante ou dune communauté
professionnelle qui légitiment les savoirs quil enseigne. ... (Disciplines
scolaires et disciplines savantes, in:Skhole.fr, november 2015).
3.3 Geen zin om leerlingen te laten oordelen over zinvolheid curriculum
Volgens CEGO e.a. moeten we de leerlingen laten oordelen
over de zinvolheid van de leerinhouden. Van Crombrugge stelde vanuit zijn al
vermelde visie op de vakdisciplines ook terecht: Het is ook niet aan de leerling om uit te maken wat
belangrijk is. In die context is het ook absurd leerlingen te laten evalueren
of wat aangeboden wordt in de les zinvol of nuttig is. Vorming bestaat juist
uit het meenemen van de leerling naar een wereld die hij niet kent en waar hij
niet zal geraken als niemand hem meeneemt naar die wereld. Of de leerling zich
gelukkig voelt of niet, kan niet criterium zijn om al dan niet die reis te
ondernemen. Inspanning en frustratie zijn overigens onvermijdelijk. Dit wil
niet zeggen dat de les per se saai moet zijn, dat ze per se nutteloos moet lijken,
dat de leerlingen gefrustreerd moeten worden.
Docent Frank Van de
Veire stelde in dit verband: Serieus onderwijs is ondenkbaar zonder een
vertrouwensvolle overgave van de leerling
aan de interne logica van de kennis of de vaardigheid die men aanleert.
Een leerling/student kan maar gevormd worden in zoverre hij de vraag naar wat
hij persoonlijk aan het geleerde zou kunnen hebben, radicaal opschort. Bildung
kan dus niet zonder het irrationele vertrouwen dat datgene wat de meester
aanbrengt van belang zal zijn. Dit bevrijdt de leerling ook van de plicht zijn
studie te zien als gericht op een doel dat hij moet realiseren, van de dwang
van de voortdurende zelfevaluatie, de zelfcontrole...Dit staat haaks op de
naïef-humanistische idee van het leven als een project dat de mens/student zelf
zou moeten kunnen sturen. De vrijheid of zelfstandigheid zou er in gelegen
zijn dat hij op flexibele wijze allerlei situaties en informatie kan aanwenden
om door hemzelf vooropgestelde doelen te verwezenlijken. Iedereen die denkt
weet dat alles wat het leven enigszins de moeite waard maakt, breekt met de
middel-doel-logica, met de logica van de zelfrealisatie. (Fragment uit toespraak tijdens de Dies natalis van
de Hogeschool Gent op 18 juni 2006.)
4 Pleidooi van Nathalie Bulle: met een beroep op
visie van Lev Vygotsky
Prof. Nathalie Bulle,
directrice de recherche au Centre National de la Recherche Scientifique, hield
onlangs nog een vurig pleidooi voor de herwaardering van de vakdisciplines en
van zgn. academisch onderwijs, en tegen de ophemeling van thematisch,
situatie- en contextgericht ... onderwijs. Zij reageert hier mee ook op recente
hervormingsplannen in Frankrijk. Waar de onderwijsminister in de (vorige)
regering Sarkozy weer meer waardering toonde voor de klassieke vakdisciplines
en voor de klassieke basiskennis en -vaardigheden, is die met de huidige
minister minder het geval.
We citeren uitvoerig
uit het betoog van prof. Bulle stelde in het tijdschrift Skholè (december
2015). Les erreurs pédagogiques qui conduisent à la déstructuration de
lenseignement des disciplines sont éclairées par le psychologue russe Lev
Vygotski. Vygotski montre en particulier comment labstraction opérée par les
savoirs organisés soustend la prise de conscience et la pensée volontaire.
Selon Vygotski, lintériorisation par lindividu doutils cognitifs médiateurs
de la pensée (concepts, idées, savoirs, qui sont des construits sociaux
développés en premier lieu dune manière externe à lindividu) implique la
reconstruction de son activité psychologique sur la base de ces construits.
Grâce à eux, la pensée humaine sélabore en agissant non pas sur le monde, mais
sur elle-même.Or cest lorganisation systémique, cest-à-dire sous forme
hiérarchisée, des outils de pensée, ou encore cest la séparation des savoirs
des disciplines,qui soustend les possibilités les facultés réflexives de la
pensée consciente.
Lexplication est,
très brièvement, la suivante. La pensée de quelque chose suppose une
généralisation. Cette généralisation suppose elle-même lexistence dun niveau
supérieur qui permet dappréhender cette généralisation même dans la pensée.
Cest pourquoi il revient au même de dire quun concept est conscient et de
dire quil fait partie intégrante dun système organisé de concepts dans
lesprit de lindividu: Si la prise de conscience équivaut à une
généralisation, il est parfaitement évident que la généralisation, à son tour,
ne signifie rien dautre que la formation dun concept supérieur qui inclut dans
son système de généralisation le concept donné en tant que cas particulier .
Lintériorisation doutils cognitifs organisés est à lorigine du développement
de la pensée à un niveau supérieur de maîtrise, soustendant ainsi laction
consciente et volontaire, ou encore, laction rationnelle et libre. Vygotski
fait référence à cet égard à lerreur commise en URSS par le système
d'enseignement parcomplexes fondé sur les réalisations de projets thématiques
et non sur une organisation des enseignement par disciplines. Les arguments
pédagogiques partaient de lhypothèse fausse suivant laquelle lenseignement
devait sappuyer sur les niveaux de développements déjà atteints par les
élèves, cest-à-dire sur ce quils étaient capables de réaliser seuls. Les pédagogues,
explique Vygotski, préconisaient en définitive de renforcer dans lesprit de
lélève ce quil devait justement laisser derrière lui. Ils se référaient à ses
capacités actuelles en négligeant sa possibilité de passer de ce quil savait
faire à ce quil ne savait pas encore faire. Ils ne prenaient en définitive pas
en compte la possibilité pour lenseignement de faire progresser le
développement.
Au lieu de se fonder
sur des activités concrètes, et aller à cet égard du complexe (con-cret) vers
le simple, lapprentissage intellectuel doit aller du simple, élémentaire, vers
le complexe. Il doit permettre une intériorisation, ou encore une
reconstruction individuelle, du savoir, au cours de laquelle ce dernier nest
ni un simple contenu à apprendre, ni un outil pour agir, mais un support de
signification, un outil intellectuel dynamique.
Parce quils se
développent sur la base de la construction dun maillage de concepts, les
savoirs organisés, théoriques appellent naturellement des explications verbales,
un enseignement explicite. Et parce que cet enseignement est explicite, il doit
être élémentarisé et développé progressivement pour sappuyer sur les acquis
des élèves et rester à leur portée. Ce que nous apprend tout particulièrement
la psychologie de Vygotski, malheureusement dévoyée par la littérature de
seconde main, cest que le processus dapprentissage scolaire est voué
spécifiquement au développement des savoirs théoriques, et que ces savoirs
engagent, à linverse des idées communes développées à leur sujet, une
augmentation du potentiel dapprentissage et de compréhension.
|