De leerling centraal
in het onderwijs? Grenzen van personalisering (Acco, 2017)
Leerling centraal: personalisering
van het leren, open leertrajecten ..
Van normalisering algemene normen- naar
personalisering, van school naar leeromgeving, van disciplineren naar
monitoren- van leerkracht naar coach = verdere ont-scholing van het onderwijs =
minder vormend onderwijs
Maarten Simons , Jan
Masschelein (prof. pedagogiek KU Leuven)
Voorstelling van het
boek
De kerngedachte in het boek luidt: "De uitdaging is
duidelijk: de leerling meer centraal plaatsen komt heel vaak neer op een minder
centrale plaats van de school. Maar, zo vragen de auteurs zich af, wat als dat
ont-scholen niet in het belang van de leerling is? Wat als dat ont-scholen
de vorming, vrijheid, gelijkheid in het
gedrang brengt?" Nu in recente bijdragen over nieuwe eindtermen en
leerplannen vooral gepleit wordt voor leerlinggericht, ontwikkelingsgericht &
constructivistisch onderwijs en voor open leertrajecten en leerplannen lijkt
zo'n stellingname meer dan welkom. Zelf schreven we de voorbije jaren veel
bijdragen over de ont-scholing van het onderwijs (zie o.a. Onderwijskrant nr.
140 op www.onderwijskrant.be)
Kaft: De leerling
meer centraal plaatsen in het onderwijs is sinds lang een bezorgdheid van
leraars en pedagogen. Vandaag is het ook een aandachtspunt van beleidsmakers.
Verschillende ontwikkelingen getuigen daarvan: onderwijs op maat,
leerlinggericht onderwijs en gepersonaliseerde leerpaden, open leertrajecten
Niet alleen onderwijskundige motieven liggen
aan de basis van de centrale plaats die de leerling vandaag krijgt in ons
onderwijs. Op de voorgrond staan ook overwegingen over efficiëntie,
effectiviteit en maximale inzetbaarheid van elk individu. Die motieven zijn het
symptoom van fundamentele verschuivingen: van een onderwijsinstelling naar een
leeromgeving, van disciplineren naar monitoren, van normalisering algemene normen-
naar personalisering.
Aan de hand van pedagogische toetsstenen onderzoekt dit boek
de grenzen van personalisering in het onderwijs. De kernvraag daarbij is: wat
is het effect op vrijheid en gelijkheid, op vorming en, vooral, op de school?
De uitdaging is duidelijk: de leerling meer centraal plaatsen komt heel vaak
neer op een minder centrale plaats van de school.
Het boek is:
-mede gebaseerd op een advies voor
de Nederlandse Onderwijsraad- kadert het centraal plaatsen van de leerling in
een bredere maatschappelijke context- bevat toetsstenen voor evaluatie van
huidige voorstellen van personalisering- kritische kijk op actuele tendensen
Interview met auteurs
We lazen in Brandpunt (COC-vakblad) een uitgebreid interview van Goele Cornelissen
&Riet Nackom met de auteurs van dit boek in
Brandpunt, oktober 2017. We citeren & omschrijven de belangrijkste
uitspraken van de auteurs.
1 Eigenheid van school en schools leren in het
gedrang: ont-scholing
Wat ons opvalt in
het hele debat over het centraal stellen van de leerling, van het gepersonaliseerd leren en van open
leertrajecten is dat men nauwelijks de
vraag stelt naar de eigenheid van de school en het schools leren. We proberen
in ons boek duidelijk te maken dat het schoolse
leren iets heel specifiek is. Je hebt daarnaast nog verschillende vormen van
leren socialisatie, ontwikkeling, het meester-gezel systeem. Maar er is
wel iets eigens aan de schoolse vorm én
die is volgens ons het verdedigen waard. We
willen laten zien dat een doorgedreven focus op leerling gecentreerde en
gepersonaliseerde vormen van leren, niet
alleen leidt tot een soort ont-scholing, maar wellicht ook niet in het belang
is van de leerling zelf.
2.Leerlingen meer
aangesproken vanuit hun verschillen, dan vanuit wat ze onderling gemeen hebben
en niet vanuit algemene normen
Een fenomeen dat samengaat met het nastreven van doorgedreven
vormen van personalisering , is dat we er meer en meer van uitgaan dat
leerlingen meer moeten aangesproken worden vanuit hun verschillen dan vanuit
wat ze onderling gemeen hebben. Sterker
nog, het recht op verschil en personalisering van het leerproces wordt steeds
meer opgeëist. Mijn verschil moet in
rekening worden gebracht, ik wil op alle vlakken dat er met mijn persoon, met
mijn identiteit rekening wordt gehouden.
Natuurlijk zijn er de individuele verschillen tussen de
leerlingen, maar op school is een leerling toch in de eerste plaats een leerling binnen
de klasgroep. Waar die eis tot gepersonaliseerde
aanpak van de leerling niet ingelost wordt, stuit men geregeld op een sterke
ervaring van onrecht dat de individuele leerling wordt aangedaan. Dit leidt niet zelden ook tot conflicten die
juridisch worden beslecht. Ook dat is iets waar leraren momenteel vaker mee geconfronteerd worden.
De auteur wijzen in punt 4 ook op het feit dat een leerling
meer en meer bekeken wordt als een individuele klant-consument met specifieke
eisen. Ook dit is een uiting van het centraal stellen van de individuele
leerling en van zijn individuele verlangens en behoeften.
2. Open
leertrajecten, platformen, learning
parks
Als je kijkt naar de voorstelling van de scholen van de toekomst, dan zijn dat vaak geen echte scholen
meer die in een beperkte tijd en op een bepaalde plaats een gezamenlijk &
vast curriculum afwerken, maar fablabs
of platformen en open leertrajecten die zichzelf presenteren als een plaats waar de
innovatieve en creatieve vermogens van de leerling aangesproken worden en in
die zin ook wat hen uniek of verschillend maakt (cf. ook voorstelling van de
school in Vlaanderen 2050 als learning park) Natuurlijk kinkt dit in zekere
zin aantrekkelijk omdat de associatie met de creativiteit een
soort individuele vrijheid of bevrijding van opgelegde en gemeenschappelijke
normen en van het gezamenlijk leren en optrekken binnen de klasgroep
suggereert.
3. Haaks op kenmerken van typisch schools leren
Het institutionele perspectief dat vandaag ook sterk
aanwezig is (in traktaten over het onderwijs van de toekomst) gaat ervan uit
dat de manier waarop we vandaag het onderwijs
organiseren, namelijk gezamenlijk leren binnen een vastgelegde tijd en
plaats de school als instelling niet meer van deze tijd is. Op de kaft
lezen we: De auteurs hebben het over
fundamentele verschuivingen: van een onderwijsinstelling naar een leeromgeving,
van disciplineren naar monitoren, van normalisering algemene normen - naar
personalisering.
Dat jonge mensen op school leerling kunnen zijn, heeft onder meer te maken met het klassikaal
organiseren van het leren. De vorm, waarbij jonge mensen op een bepaalde manier
samengebracht worden, maakt dat een leraar altijd tot op een zekere hoogte tot
iedereen moet spreken. En niet geïndividualiseerd. Het vergroot de kans dat je
als leerling wordt aangesproken zoals alle andere, en niet als die speciale leerling
die dit wel kan, maar dat niet kan. Waar we zeggen dat het schools leren altijd
verbonden is met pedagogische gelijkheid, bedoelen we dat de leraren die de
school maken altijd vertrekken van de positieve aanname dat leerlingen in staat
zijn om wat voorligt te leren. Leraren interveniëren natuurlijk altijd als er indicaties zijn van het
tegendeel. Het niet kunnen is echter nooit het vertrekpunt bij het schools
leren. Ook daarin zit in zekere zin de
pedagogische vrijheid in de zin van het ingaan tegen het te vlug willen
vastleggen van een bepaalde bestemming van de leerling.
Het schools leren is
b.v. ook tijd -en
plaatsafhankelijk leren in een bepaalde tijd en in klas een vastgelegd curriculum
leren en zo onderscheidt het zich ook
van open leertrajecten en kwalificaties.
We hebben vandaag inderdaad (technologische) middelen om onderwijs
op een heel andere wijzen te organiseren die niet langer gebonden zijn
aan vastgelegde tijden en plaatsen, maar die flexibel inspelen op de
individuele behoeften van de leerlingen. Het (onderwijs)diploma verschuift zo ook naar (deel-)kwalificaties die niet
langer exclusief door onderwijsinstellingen worden uitgereikt. Ook daar zit een
heel discours achter dat focust op de leerling die zijn persoonlijke
leerresultaten maximaal in rekening wil brengen.
4. De leerling als individuele klant en
koning: dienstverleningsperspectief
Vanuit het diensterleningsperspectief
van waaruit de school meer en meer bekeken wordt, wordt leren ook opgevat als het verlenen van
een dienst (aan individuele klanten); de
leerling-klant wordt centraal geplaatst. Van zodra je in een diensterleningssituatie
zit, heb je in zekere zin klanten. Van zodra je klanten hebt, heb je zeer
specifieke criteria om naar kwaliteit te kijken. Eén criterium is
klantvriendelijkheid. In de context van onderwijs wil dat zeggen dat je de
leerling centraal plaatst. De klant is koning, en tegenwoordig wil die klant
een gepersonaliseerd product. Je ziet dat bijvoorbeeld heel sterk in de
beweging naar evaluaties van de leerkrachten en van de school door
leerlingen. Ook daar zie je dus de focus
op het centraal plaatsen van de leerling, niet zozeer die wil dat al zijn
leerresultaten erkend worden, maar de
leerling die wil dat er rekening wordt gehouden met zijn persoonlijke
behoeften.
5. Individuele talenten van elke leerling
benutten: sociaal-economisch perspectief
Ook vanuit
sociaal-economisch perspectief (kapitaal, efficiëntie, innovatie, creativiteit)
kijkt men steeds meer naar het onderwijs
als een middel om menselijk kapitaal van elke leerling tot ontwikkeling te
brengen. Geen enkel talent mag onbenut of onderbenut blijven. Elke leerling
waarbij het talent niet tot ontwikkeling wordt gebracht, is economisch verlies.
Iedereen en alles moet gemonitord worden en iedereen krijgt een voortdurende
feedback om zo efficiënt mogelijk inzetbare leerresultaten te produceren.
Scholen en onderwijsinstellingen worden op die manier een soort leerfabrieken. Wellicht niet meer de industriële leerfabriek
waar massaproductie plaatsvond, maar innovatiegerichte labos waar
gepersonaliseerde producten worden afgeleverd. Het centraal plaatsen van de
individuele leerling is hier dan ingegeven door economische motieven. Aan dit
perspectief zit natuurlijk ook een sociaal kantje. Er mag geen talent onbenut
blijven.
6. Ont-scholing: minder vorming en en ook
soort beperking van vrijheid van de leerling
Zoals gezegd suggereert het actuele pleidooi voor
gepersonaliseerd vormen van leren ook een soort
(individuele) vrijheid - een bevrijding van de (algemene) norm. Maar als
je bekijkt hoe dat concreet georganiseerd wordt, dan moeten we ons afvragen
welk effect dat zal hebben voor de leerlingen. (Noot: volgens ons is zon gepersonaliseerd leren
moeilijk te organiseren en wijst veel onderzoek erop dat sterke
individualisatie binnen de klas tot niveaudaling leidt).
Zon gepersonaliseerd leren beperkt ook vlug de vrijheid van
de leerling. Binnen een (radicaal) gepersonaliseerde leeromgeving , wordt ook
elke beweging van de leerling getraceerd, gewaardeerd, berekend en verrekend
met het oog op optimalisering van
efficiëntie. Je kan als leerling niets doen dat niet meetelt. Je kan/mag als leerkracht de leerling ook niets voorleggen waarvan je
vermoedt dat hij het niet zal aankunnen. Wat wij met school-maken en met pedagogische vrijheid verbinden is binnen
sterk gepersonaliseerde voren van leren niet langer mogelijk.
7. Schoolse vorming & leerkracht als een
soort vrij beroep
Voor het schools leren reserveren we graag de term vorming, schoolse vorming. De school is
de plaats waar we de leerlingen middelen aanreiken om zelf vorm te geven aan de
toekomst. Om een concreet voorbeeld te geven: de school is niet de plaats om
onze moedertaal te leren, maar wel om de grammatica van de moedertaal te leren,
om te leren lezen en schrijven. Het gaat
erom leerlingen geletterd te maken in een bepaald vak of beroep. Het gaat om het aanreiken van middelen om zich tot een
vak of een beroep te verhouden, materialenkennis, de uitrusting die je gebruikt
om iets te doen, de technieken, de machines, maar ook om inzicht in de relatie tussen een
beroep en de samenleving, de organisatie van economie
Vandaag zeggen
bedrijven dat ze zeer specifieke vaardigheden en goed of misschien beter en
efficiënter kunnen aanleren dan de school. En wellicht is dat ook zo. Maar de
gelegenheid tot vorming ontbreekt er vaak. Op school gaat het om basisvorming,
ook in beroepsgericht onderwijs.
Vakorganisaties, tenminste historisch gezien, waren niet
alleen een soort corporatistische bewegingen die de belangen van een bepaalde
groep verdedigden, maar vooral ook verenigingen die vaak gesproken hebben in
naam van het algemeen belang. Het verdedigen van de school is volgens ons niet
alleen het verdedigen van leraren, individueel of in groep, maar dient ook een
algemeen belang. De leraar heeft net zoals dat in andere beroepen het geval is,
een dubbele zending. We hebben een begrip om dat uit te drukken: vrij beroep
dat is overigens iets anders dan
zelfstandige. Eigen aan vrije beroepen is dat ze een zekere autonomie vragen,
maar tegelijk het algemeen belang moeten dienen. Bovendien kennen ze vaak een
vorm van zelforganisatie via sterke beroepsverenigingen. Die zelforganisatie
beschermt hen tegen de logica van de markt. In tijden waar het onderwijs, net
als leraren, niet langer bureaucratisch
door de overheid wordt
aangestuurd en hoe langer hoe meer de instrumenten van de markt gaat overnemen
(klantgerichtheid, efficiëntie, enzovoort), denken wij daarom dat het voor de
leraar interessant is om het statuut van vrij beroep eens onder de loep te
nemen. Niet om het statuut van de leraar
te modelleren naar dat van de advocaat of geneesheer best niet. Maar om te
zoeken naar een statuut dat recht doet aan het leraar-zijn en het school-maken.
|