Iedereen straks -NOG MINDER- taalcompetent!?
Kris Van den Branden en andere taalgoeroes
willen nieuwe eindtermen/leerplannen verder uithollen - net als 20-25 jaar geleden
Taalkundige Piet Van Sterkenburg Geef het taalonderwijs a.u.b. terug aan de
leerkrachten en verlos ons van de vernieuwingsgoeroes
1 Van den Branden en Co pleiten voor verdere uitholling taalonderwijs, voor niet-gestuurde,
zelfontdekkende aanpak, voor relativering AN, voor 'hun hebben' en tegen NT2
1.1 Van den Branden pleit
voor verlossing uit ellende
Na de vele taalrelativerende standpunten vanwege de
taalgoeroes de voorbije jaren en maanden en de krasse uitspraken van de nieuwe
Taalunie-secretaris Bennis waren we niet
verbaasd over de toonzetting van het in januari
uitgebrachte Taalunie-advies
Iedereen taalcompetent. Volgens
mede-auteur Kris Van den Branden luidt de basisidee : Het traditioneel
onderwijs moet een radicale omslag maken. De muren die nu bestaan tussen de
lessen lezen, grammatica, spelling en literatuur moeten weg. De leerlingen
moeten voortaan ook zelf aan de slag.
Zelfstandig zaken opzoeken, samen met andere leerlingen werken aan zgn.
totale taken
Volgens van den
Branden zijn dan ook het klassiek dictee en veel andere aanpakken passé (Het
klassiek dictee is zo passé , De Standaard - 26 januari). Van den Branden beweert ook dat expliciete
foutencorrecties, zoals het is niet jij heeft, dat moet jij hebt zijn
totaal uit den boze zijn (Taal verwerven op school, Acco, 2004, p. 109).
Als er een radicale omslag moet komen, dan betekent dat dus
dat het volgens Van den Branden en co heel slecht gesteld is met het vak Nederlands.
De voorbije jaren was er enorm veel kritiek vanwege leerkrachten, professoren
& bekende taalkundigen op de daling
van de taalkennis en taalvaardigheid bij de leerlingen/studenten. Van den
Branden en andere taalnieuwlichters ontkenden echter steeds en stellig dat er
sprake kon zijn van niveaudaling en dat dit iets te maken had met hun
nieuwlichterij. Merkwaardig genoeg
pleiten Van den Branden en Co nu plots
voor een verlossing uit de ellende. Het kan verkeren.
Zelfontdekkende/constructivistische,
normaal-functionele, whole-language aanpak
Van den Branden omschrijft zijn alternatieve visie ook zo:
De effectieve manier om de schooltaalvaardigheid te bevorderen is de
taakgerichte aanpak. Die neemt de spontane taalverwerving in een natuurlijke
(niet-schoolse) omgeving als model. Terwijl je de taken van het dagelijkse
leven uitvoert, leer je taal al doende, met het nodige vallen en opstaan,
missen en treffen. En niet dankzij uiteenzettingen over hoe het systeem van de
taal in kwestie in elkaar zit. Bij de meeste leerders, kinderen zowel als
volwassenen, verloopt dat niet-gestuurde proces van zelfontdekking heel
succesvol. Parallel met de situatie in het natuurlijke leven wordt bij de
taakgerichte aanpak in klas uitgegaan van het principe dat je taal leert via
zelfontdekking, door taal te gebruiken in functie van een bepaald (niet-talig)
doel dat moet worden bereikt: een voorwerp moet worden gemaakt, een handeling
uitgevoerd, een probleem opgelost..... Ze leren taal door taken uit te voeren,
en niet door onderwezen te worden over taal.
Geen systematisch onderwijs dus van woordenschat, spelling,
grammatica, strategieën voor leren lezen en schrijven ...(VLOR-rapport
Taalvaardigheidsonderwijs. Wat ze (= de
leerlingen) zelf doen, doen ze beter!,
2005).
Van den Branden beweert ook dat het niet noodzakelijk is dat
leraren in hun communicatie met de leerlingen enkel het Algemeen Nederlands
gebruiken. NT2 is volgens hem overbodig
en zelfs nefast . Ook andere taalgoeroes relativeren meestal het belang van de kennis van het AN en zijn
veelal ook tegenstander van de invoering
van NT2 vanaf het kleuteronderwijs. Het taalprobleem van allochtone
leerlingen is volgens hen een aangepraat
probleem. Van den Branden besteedt in zijn taaldidactische publicaties en in
het Taalunie-advies dan ook geen aandacht aan de specifieke problemen van
anderstalige leerlingen en aan NT2-onderwijs. Verderop in deze bijdrage zal duidelijk worden
dat de leerkrachten geenszins akkoord gingen met de alternatieve taalvisie van
Van den Branden en Co.
Begin van de jaren negentig propageerde het taalcentrum van
Van den Branden ook nog de al lang voorbijgestreefde whole-language- methode
van het aanvankelijk lezen, de globale leesmethodiek. Onze directe
systeemmethodiek (DSM) voor het leren lezen staat haaks op hun globale aanpak
en wordt momenteel in de meeste leesmethodes in Vlaanderen en Nederland
toegepast Beter leren lezen, Acco, 2010, 200 paginas).
We stimuleerden de leerkrachten en uitgeverijen om tegen de geest van de leerplannen in toch
te werken met systematische leerpakketten voor spelling, woordenschat ... En met succes. We formuleerden meer eenvoudige regels voor de
werkwoordspelling. We publiceerden bijdragen over een
systematische aanpak van het woordenschatonderwijs vanaf de kleuterschool. We
bestreden eveneens de relativering van het AN. In tegenstelling met de
taalvoorstellen van Van den Branden en andere taalgoeroes konden onze
voorstellen wel op de instemming rekenen van de leerkrachten. We organiseerden
sinds 1993 ook verschillende campagnes voor de invoering van NT2 vanaf de
eerste dag van het kleuteronderwijs en publiceerden over de methodische aanpak
van NT2 jammer genoeg tevergeefs. Op 7
december j.l. gaf minister Crevits echter toe dat er wel degelijk nood was aan
NT2 en dat dit veel meer is dan het volgen van de gewone lessen
1.2 Uitholling eindtermen/leerplannen,
relativering belang AN & verzet tegen
NT2
De ideeën die Van den Branden in de bijdrage over het
Taalunie-advies propageerde (16 januari, DS) zijn allesbehalve nieuw. Ze worden
al meer dan 25 jaar verkondigd en
opgelegd door een aantal taal-nieuwlichters:
het Leuvens Taalcentrum van Kris Van den Branden, de
Taalunie-kopstukken, de Vereniging
voor Onderwijs in het Nederlands
(VON), een tiental taaldidactici ... Die alternatieve, constructivistische
taalvisie leidde 20 jaar geleden al tot
een radicale omslag (=uitholling) in de
eindtermen/leerplannen Nederlands. Van
den Branden ontving met zijn Steunpunt NT2 ook in de periode 1991-2010 heel
veel centen om die taalvisie ook op te leggen/dringen aan de scholen en
leerkrachten.
De nieuwlichters verloochenden al meer dan 25 jaar alles wat
de voorbije eeuw(en) aan gebalanceerd taalonderwijs werd opgebouwd. Hun
fascinerende normaal-functionele taalwereld bleek echter moeilijk te realiseren
en leidde tot verwarring, schijnresultaten en niveaudaling; tot te veel aandacht voor babbelonderwijs en
al te weinig voor de geschreven taal en het AN. Onder het mom van
'taalvaardigheidsonderwijs' dreigde het vak Nederlands steeds meer een
'inhoudsloos vak' te worden, én tegelijk een vak waarin al te weinig aandacht
besteed werd aan de typische vaardigheidsmethodiek: stapsgewijze opbouw,
inoefenen, automatiseren en memoriseren.
Ook het belang van het AN werd gerelativeerd. En rond 1995 besloot het Leuvens Steunpunt
NT2 in 1991 opgericht voor de ondersteuning van NT2 - plots dat de invoering
van NT2-taalondewijs voor anderstaligen overbodig en zelfs nefast was.
Dankzij verzet tegen de constructivistische
aanpak en het bewijzen van lippendienst aan de filosofie achter de
eindtermen/ leerplannen konden de
leraren en opstellers van taalmethodes de uitholling van het taalonderwijs enigszins
beperken.
Het recente Taalunie-advies Iedereen competent van Van den
Branden en Co is een soort herdruk van de visie van 20-25 jaar geleden. Ze kan
eens te meer tot een verdere uitholling en niveaudaling leiden waarbij de
kansarme en minder taalvaardige leerlingen het
meest de dupe zouden zijn.
1.3
Taalunie-secretaris over hun hebben, onbelangrijke spelling, discriminerend
AN
Het recente advies van de Taalunie en de recente uitspraken
van Kris Van den Branden zijn dus niet
nieuw, maar eerder een kopie van de
visie van 20-25 jaar geleden. De nieuwe
Taalunie-secretaris Hans Bennis propageert
overigens ook al een aantal jaren zon
visie. In 2012 bekritiseerden we al zijn
relativerend hun hebben-betoog. Bennis verkondigde onlangs in Onze Taal (december j.l.) en in
Nederlandse kranten eens te meer dat
hun hebben perfect aanvaardbaar Nederlands is, en zelfs beter dan zij
hebben. Als hun hebben goed Nederlands is, dan ook uiteraard: Hun schrijven hun een brief, ons schrijft hun
een brief' of Hem schrijft haar een brief of Haar schijft hem een brief.
Hun schrijven dat hun schrijven goed werd ontvangen. In 2004 verkondigde ook
Van den Branden al dat jij heeft eveneens acceptabel is (zie 1.1). De ene
taalvariant is niet bete dan de andere, aldus veel nieuwlichters.
Bennis onlangs:
Altijd beginnen mensen weer over de gevreesde opkomst van 'hun hebben'.
Terwijl je dat taalkundig gezien als een verbetering zou kunnen beschouwen. Het
verschil tussen zij, hen en hun is een naamval-verschil. Maar naamval is niet
langer een functioneel onderdeel van ons taalsysteem. Toch is voor de meeste
mensen 'hun hebben' nog de ultieme gruwel. Dit zit heel diep. Er zijn al zo
veel sociale onderscheidingstekenen verdwenen, dat men zich hieraan
vastklampt.' Met dit laatste suggereert
Bennis dat de dominerende sociale
klasse AN vooral belangrijk vindt om
zich te onderscheiden van de lagere klasse, om te discrimineren (cf. visie van
socioloog Pierre Bourdieu)..
1.4 Ontvetten leerplan en werken met vage
sleutelcompetenties!?
Prof. Wim Van den Broeck schreef terecht dat de eindtermen
Nederlands zo vaag en algemeen geformuleerd zijn, dat ze nauwelijks richting geven aan de
manier waarop het onderwijs moet worden ingericht." Maar Van den Branden
hield in de april-bijdrage op zijn blog Duurzaam onderwijs een vurig pleidooi
voor het ontvetten van die vage & algemene
eindtermen/leerplannen. Hij stelde voor
om de vakken af te schaffen en voortaan
te werken met wollige en algemene sleutelcompetenties voor de 21ste eeuw
. Voor taal formuleert hij het in termen
van taal doen werken. Er is bij de leerkrachten geen draagvlak voor zon wollige en
nietszeggende sleutelcompetenties, voor
het afschaffen van de vakken, voor het verder ontvetten van de
skelet-leerplannen Nederlands. Ook het ZILL-leerplanproject van het katholiek
onderwijs en Lieven Boeve pleitten jammer genoeg voor het zomaar ontvetten van
de leerplannen.
Van den Branden werd de voorbije jaren overal als spreker uitgenodigd om te komen verkondigen dat het Vlaams
onderwijs hopeloos verouderd is: - op
studiedagen voor directies, op de VLOR startdag, ... In 2005 mocht hij ook al het VLOR-rapport
over de toekomst van het taalonderwijs opstellen. We maken ons dus grote zorgen over de nieuwe
eindtermen/leerplannen. We vrezen dat
ze tot een nog grotere uitholling van het taalonderwijs zullen leiden. 20 jaar geleden verkondigden de begeleiders
Nederlands binnen de koepel van het katholiek onderwijs, Ides Callebaut en Bart
Masquillier, overigens al een analoge visie.
In het leerplan Nederlands VVKBaO (1998) lazen we ook al uitspraken als:
Spellingafspraken raken de essentie van
een taal niet. Een slechte spelling maakt een taal niet slechter, en een goede
spelling maakt een taal niet beter. Het VVSKO-leerplan Nederlands 1ste graad s.o.
(1997) stelt dat het klassieke woordenschatonderwijs en de taalzuivering maar weinig
opleverde. Je moet immers rekening houden met het bestaan van taalvariatie:
iedereen, ook een leerling van twaalf of
dertien, is ertoe genoopt om zijn taal aan te passen aan de
communicatiesituatie waarin hij verkeert. Dit slaat ook op modieuze
eindtermen taalbeschouwing als "de leerkrachten moeten ernaar streven dat
leerlingen het gepaste taalregister gebruiken. In de eindtermen/leerplannen
werd het belang van het AN ook al sterk gerelativeerd.
1.5 Verlos ons van de vernieuwingsgoeroes
Prof. em. Johan Taeldeman bestempelde de taalfilosofie van Van den Branden en Co- zoals ze ook
doordrong in de de eindtermen/leerplannen -
als 'misdadig' (in: Over Taal, december 2005). Taalkundige Piet Van
Sterkenburg poneerde: Geef het
taalonderwijs a.u.b. terug aan de leerkrachten en verlos ons van de
vernieuwingsgoeroes.
De vroegere pedagogisch coördinator van de Guimardstraat Jan
Saveyn stelde dat de misnoegdheid bij de leerkrachten vooral het gevolg van de
nefaste invloed van de eenzijdige taalvisie van het Leuvens Taalsteunpunt van
Van den Branden (Nova et Vetera, september 2007). Prof. Wim Van den Broeck
betreurde eveneens dat die whole-language- aanpak aansloot bij de huidige tendens van het
ervaringsgerichte, zelfontdekkend leren (constructivisme) dat ook in de
uitgangspunten bij de eindtermen/leerplannen centraal staat (Taal verwerven op
school, Acco 2004, p. 131-153).
We zijn jammer genoeg nog niet verlost van de
vernieuwingsgoeroes. We merken dat ze - mede in de conterxt van de nieuwe
eindtermen/leerplannen - weer van zich laten horen, en zelfs aansturen op een
verdere uitholling van het taalonderwijs (zie ook punt 2). Van den Branden en
de andere auteurs van het recente Taalunie-advies verzwijgen uiteraard de vele
kritiek op hun taalvisie. Ze wekken de indruk dat daar een grote consensus over
bestaat; Niets is minder waar.
2 Taalrelativisten pleiten voor verdere
uitholling taalonderwijs
In de context van de opstelling van de nieuwe
eindtermen/leerplannen pakken de
nieuwlichters opnieuw uit met hun modieuze taalvisie en met hun
verlossing uit de ellende. Het gaat om een visie die de voorbije decennia al
voortdurend gepropageerd werd: door Taalunie-kopstukken als de Leuvense prof.
Koen Jaspaert, Leuvens Steunpunt NT2 (nu: CTO),
universitaire lerarenopleiders, Vereniging voor Onderwijs in het
Nederlands (VON) & tijdschrift VONK, opstellers eindtermen, voorzitters van
leerplancommissies als Ides Callebaut, ex-odeklonje-propagandisten van de jaren
zeventig, taalachterstandsnegationisten ...
Een aantal taalgoeroes - vooral
taaldidactici - pleitten de voorbije jaren en maanden voor
het verder uithollen van het vak
Nederlands. We illustreerden dit in
punt 1 al met uitspraken van Kris Van den Branden. Nog een paar illustraties.
Ex-leerplanvoorzitter Ides Callebaut wijst de vele kritiek
op de leerplannen van de hand en pleit nu zelfs voor
post-standaardtaal-Nederlands waarbij spelling, grammatica e.d. niet belangrijk
meer zijn, voor een verdere uitholling.
Callebaut sloot zich graag aan bij
de visie van prof. Joop Van der Horst in het boek Het einde van de
standaardtaal. Hij besloot: Taalkundigen denken er niet aan de ene taal beter
dan de andere te vinden, de ene variant waardevoller dan de andere. Het moedertaalonderwijs moet terug naar de
idyllische situatie van vóór de introductie van de standaardtaal. Ook zonder de
standaardtaal is goed taalonderwijs mogelijk.
Als er geen standaardtaal meer is, dan kunnen de leerlingen ook geen
taalfouten meer maken; en dan krijgen we onze taal terug zoals die al die jaren
van de mensheid geweest is, uitgezonderd de enkele eeuwen van de artificiële
standaardtalen. Dan krijgen we dus een communicatief taalparadijs.
(Wat doen we met ons taalonderwijs als er geen standaardtaal meer is?';
School- en klaspraktijk, nr. 199, 2009).
Callebaut pleit ervoor om vooral aandacht te besteden aan de
gesproken taal, en hierbij is het AN niet belangrijk meer. Callebaut en de vele
AN-relativeerders vergeten dat het
Algemeen Nederlands als norm voor de geschreven taal en als basis voor de
alfabetisering essentieel is, en in die functie
geen terrein verliest. Leerlingen leren de gesproken taal grotendeels
buiten de klas. De school is bij uitstek de plaats voor het leren van de
geschreven taal. Callebaut vindt
grammatica perfect overbodig. Hij pleit
voor de afschaffing van de werkwoordspelling en het schrijven van werkwoorden
als vast woordbeelden. Systematisch AN-woordenschatsonderwijs en
AN-uitspraaklessen zijn eveneens overbodig.
Er is ook geen plaats meer voor klassiek en stapsgewijs aangeleerd
schrijfonderwijs, ... Callebaut verwacht
alle heil van vrije schrijftaken. Hij rept ook met geen woord over NT2.
Callebaut sprak zich eens te meer minachtend over de vele
leerkrachten & lerarenopleiders die
zijn visie niet delen en al te vaak
lippendienst aan de eindtermen en leerplannen bewijzen. Volgens hem evolueerden
de taaldidactiek, de eindtermen en de leerplannen al lange tijd in de richting
van zijn taalvisie. De huidige
begeleider Nederlands binnen de katholieke koepel Bart Masquillier liet herhaaldelijk weten dat hij het volledig
eens is met de visie van Callebaut. We vrezen dan ook dat het nieuwe leerplan
nog tot een verdere uitholling van het taalonderwijs zal leiden.
Ook DVO-directeur Roger Standaert die vanaf 1992 de
opstelling van de eindtermen patroneerde en dus ook keuze van de leden van de
eindtermencommissie Nederlands, wees de vele kritiek van de hand, ook deze die
in onze O-ZON-campagne van 2007 geformuleerd werd. In zijn repliek stuurde hij
zelfs aan op een verdere uitholling van het taalonderwijs. Standaert :Je kan toch moeilijk het
volledige groene boekje uit je hoofd leren. Dus zoek ik gewoon op hoe ik
gedownloaded moet spellen (Nova et Vetera, september 2007). Zinsontleding is
volgens hem te moeilijk en wordt enkel gewaardeerd omwille van de binding aan
klassieke talen. Standaert betreurt in dezelfde bijdrage ook dat de parlure
bourgeoise de verzorgde algemene taal zo veel hoger geacht wordt dan de
parlure vulgaire (cf. visie van Bourdieu). Verder bestempelt Standaert
vaardig spellen, vaardig ontleden van - en spelen met zinnen ... enkel met
feitenkennis. Hij kiest voor inzichtelijke kennis . Standaert besloot: Kennis is er enkel omwille van de
vaardigheden. Verder mag het basisonderwijs volgens hem niet voorbereiden op
het secundair, dus ook niet op de vreemde talen in het secundair die de nodige
grammaticale kennis vereisen. In 1993 verdedigde Standaert het quasi schrappen
van de grammatica met de stelling dat grammatica niet nuttig was en veel te
moeilijk voor de leerlingen. Uit de centrale toetsen 6de leerjaar van weleer
bleek dat dit laatste geenszins het geval was.
In een volgend punt blijkt dat de nieuwlichters de voorbije
jaren en maanden zelfs de stelling verkondigden dat AN geen hefboom meer is
voor schoolsucces, emancipatie, & integratie, maar dit alles bemoeilijkt en veel leerlingen
discrimineert.
3 AN bemoeilijkt emancipatie en
discrimineert!??Standaardtaal & NT2
3.1 Relativering AN en ermee verbonden
bestrijding van NT2-onderwijs
De meeste burgers, leerkrachten, taalkundigen, burgers,
politici ... gaan er van uit dat de kennis van het AN de emancipatie, de scholings- en tewerkstellingskansen en de
integratie in de maatschappij bevordert. De meeste taalnieuwlichters vinden
echter dat het Standaardnederlands een
extra hindernis vormt voor sociale vooruitgang, in plaats van een voorwaarde om
hogerop te geraken.
Ook de nieuwe Taalunie-secretaris Hans Bennis stelde al in 2012 dat de dominerende sociale klasse AN vooral belangrijk vindt om zich te
onderscheiden van de lagere klasse, om te discrimineren. Hij bestempelde de kritiek op de taalverloedering
als normatieve prietpraat vanuit een elitair perspectief (Website Neder-L, 8 juni 2012). De nieuwlichters/
taalachterstandsnegationisten poneren al vele jaren dat het elitair AN geen
hefboom is voor emancipatie, schoolsucces en sociale vooruitgang, en zelfs de
leerresultaten en emancipatie van kans- en taalarme leerlingen afremt. Ook DVO-directeur Standaert betreurde dat de
parlure bourgeoise zo veel hoger geacht wordt dan de parlure vulgaire, en aldus kansarmere leerlingen discrimineert
(cf. visie van Pierre Bourdieu).
In 2007 drukte prof. Ides Nicaise de gangbare sociologische verklaring en
vergoelijking zo uit: De jonge allochtone leerlingen zijn (taalkundig) niet
gehandicapt; het gaat enkel om achterstelling in de maatschappij en op school
Volgens Nicaise zijn ze ook qua
intellectuele aanleg even getalenteerd. We mochten volgens Nicaise & CO ook
geen heil verwachten van intensief NT2 en achterstandsdidactiek, want die waren
volgens hem gebaseerd op het
deficit-model, op de theorie van de socio-culturele handicap.(De school van
de ongelijkheid, EPO)
Vooral ook Jan
Blommaert en Piet Van Avermaet
(Steunpunt Diversiteit en leren) beweerden geregeld dat de nadruk op het
belang van de kennis van A.N. als gevolg heeft dat taal discriminerend gaat
werken en ongelijkheid tot stand brengt. Ex-leerplanvoorzitter Ides Callebaut
sloot zich hierbij aan en orakelde: De standaardtaal was/is enkel een middel
ter verdrukking. Wie die ene standaardtaal niet beheerst, wordt immers om die
reden als minderwaardig beschouwd. Als er geen standaardtaal meer bestaat dan
zullen we toch al niet meer kunnen zeggen: Je bent slecht in taal. In de
huidige samenleving is het ook niet meer zo dat je AN perfect moet beheersen
(Wat doen we met ons taalonderwijs als er geen standaardtaal meer is (School-
en klaspraktijk, nr. 199, 2009). De Antwerpse sociolinguïst Jürgen Jaspers
drukte het zo uit: Een succesvolle (school)loopbaan blijkt niet noodzakelijk
in het AN te verlopen. Elk jaar lopen duizenden nieuwe studenten de
universiteit binnen met taalcompetenties die vaak ver liggen van het AN.....
Heel veel dialectische sprekers, oefenen hoogkwalitatieve jobs uit in
Vlaanderen. De reële sociale mobiliteit verloopt helemaal niet langs
(standaard) talige paden.
Op woensdag 7 december
2016 stelden minister Crevits en een paar leden van de commissie
onderwijs dat het GOK-taalbeleid duidelijk gefaald had, gezien de grote
(taal)problemen van veel 15-jarige allochtone leerlingen (cf. PISA en TIMSS-
2015). Crevits voegde er aan toe dat
NT2-taalonderwijs voor anderstalige leerlingen toch nog iets anders is dan
gewoon taalonderwijs/NT1. De vele nieuwlichters voelden eens te meer zich
geroepen om in koor de taaloproep als naïef voor te stellen en de invoering van
NT2 te bestrijden. Socioloog Orhan Agirdag repliceerde in DS van 8 december. Slechter
presteren komt niet door taalachterstand. Wie de kloof in het onderwijs wijt
aan taalachtergrond, maakt de ongelijkheid alleen maar groter .
Dirk Van Damme (OESO-kopstuk onderwijs) reageerde in
december, januari en maart op de vele nieuwlichters die de kennis van het
Nederlands niet zo belangrijk vonden, de taaloproepen van minister Crevits
bestreden en als toverformule uitpakten met meertalig onderwijs. Van Damme
twitterde op 8 december: Degenen die de taalproblematiek zo sterk relativeren,
hebben blijkbaar PISA niet gelezen, en bewijzen hiermee de allochtone
leerlingen geenszins een dienst. In de
HUMO van 31 januari stelde Van
Damme: De taal speelt wel een grote
rol. Zonder een grondige kennis van het Nederlands hypothekeer je de kansen van kinderen die thuis een andere
taal spreken. Ik wordt ook lichtjes ongemakkelijk als ik mensen hoor pleiten
voor meer Arabisch of Turks in het onderwijs, omdat dat betere resultaten zou
opleveren. De meeste pedagogen zijn het er toch over eens dat hoe vlugger een
kind meertalig wordt, hoe beter het presteert. Dat zou dan gelden voor iedere
taal, behalve voor het Nederlands?
3.2 Ook voor Van den Branden is taalprobleem
aangepraat probleem en NT2 overbodig
Ook de kopstukken van het Leuvens GOK-Steunpunt NT2 bestempelen
al vele jaren het taalprobleem als een aangepraat probleem en pleitten voor de
relativering van het belang van de kennis van de standaardtaal. Koen Jaspaert stelde nog in 2013 in DS als
reactie op een taaloproep van minister Smet: Het probleem van het Nederlands
spreken wordt aangepraat als een probleem. Vanuit dit standpunt
bestreden Jaspaert en Van den Branden ook de taaloproepen van de ministers Vandenbroucke,
Smet en Crevits samen met vele andere taalachterstandsnegationisten ook sociologen
als Agirdag, Jacobs en Nicaise.
Kris Van den Branden
en Koen Jaspaert (Steunpunt NT2)
spraken zich rond 1995 ook
al uit tegen de invoering van
NT2-onderwijs. Anderstalige
kleuters hadden plots geen specifiek en
extra-taalonderwijs nodig; het was voldoende dat ze optrokken met de andere
kleuters. NT2=NT1 luidde voortaan de uitvlucht. Sindsdien hielden Van den
Branden en Co zich binnen hun GOK-taalopdracht
nog enkel bezig met het opdringen van hun constructivistisch en
taakgericht taalvisie aan de scholen en leerkrachten. Het taalproject had
voortaan niets meer te maken met het expliciet reduceren van de taalachterstand
bij anderstalige leerlingen met het oorspronkelijk OVB
(onderwijsvoorrangsbeleid) waarvoor het was opgericht.
In 2004 pronkten Van den Branden & Co ermee dat hun
GOK-Steunpunten gezorgd hadden voor gelijke kansen in het basisonderwijs; hun
opdracht was naar eigen zeggen geslaagd.
Ze beweerden verder dat lagere PISA-resultaten van allochtone 15-jarigen
niets te maken hadden met taalproblemen: Aangezien het leerpotentieel en de
bereidheid tot leerinspanningen gelijk verdeeld zijn over de verschillende
lagen in de bevolking, en aangezien kinderen van een andere etnische afkomst
slechter presteren voor PISA kunnen we enkel spreken van systematische
kansenongelijkheid. De lagere leerresultaten, taalproblemen ... waren
volgens hen een gevolg van sociale discriminatie, vooral van onze
gedifferentieerde eerste graad (Steunpunt-brochure 'Onderwijs voor kwetsbare leerlingen in Vlaanderen,
2004). Ook op de studiedag over dit rapport (Aalst, november 2004) en over de stand van zaken inzake het
GOK-project werd met geen woord gerept over de taalproblemen. In het plenum
maakten we duidelijk dat we niet akkoord gingen met de analyse van de Steunpunten-directeurs en met de kritiek op onze lagere cyclus s.o.
Op dat moment was de aanwezige minister Vandenbroucke zich nog niet bewust van
de grote taalproblemen. Pas later konden we hem hiervan overtuigen (cf.
interview met Vandenbroucke, Onderwijskrant nr. 138).
3 Fors gesubsidieerd GOK-taalproject zonder
rendement
Minister Crevits en enkele leden van de commissie onderwijs
stelden op 7 december dat het GOK-taalbeleid had gefaald en al te weinig
resultaat opleverde. We moesten het over een andere boeg gooien en ook NT2 invoeren.
In het Taalunie-rapport Onderwijs Nederlands tussen
gisteren en morgen (2006 ) gaf rapporteur Koen Jaspaert (Steunpunt NT2 &
ex-secretaris Taalunie) grif toe : Er werd en wordt fors geïnvesteerd in de
implementatie van onze nieuwe & emancipatorische taalvisie
ook financieel. De geleverde
inspanningen ontberen echter rendement omdat er krachten (NvdR: leerkrachten?)
actief zijn die het traditionele onderwijs Nederlands voor de vernieuwing
afschermen. Van den Branden en Co
ontvingen met hun Leuvens Steunpunt NT2
in de periode 1991-2010 jaarlijks niet minder dan 25 miljoen BFr voor de
ondersteuning van NT2 en het reduceren van taalachterstanden.
In het HIVA-evaluatie-rapport over de zorgverbredingsprojecten
van de Steunpunten lazen we al in 2003
dat slechts een kleine minderheid na al die jaren het GOK-taalproject nog opvatte
& aanpakte als het geven van extra ondersteuning aan anderstaligen
en aan leerlingen met taalproblemen (Ilse Van Heddegem e.a, Mag het iets meer zijn? o.c., 2003). Dit was het gevolg van het feit Van den
Branden en co zich uitspraken tegen extra-ondersteuning aan anderstalige
leerlingen, aan de specifieke doelgroepleerlingen.
Het HIVA stelde verder vast dat de meeste leerkrachten de
taalvaardigheidsvisie van het Steunpunt NT2 van Van den Branden niet
onderschreven. In een publicatie van
2004 gaf Kris Van den Branden overigens zelf ruiterlijk toe dat de leerkrachten
niet akkoord gingen met hun taakgerichte en constructivistische taalvisie. De
conclusie van hun studie luidde: "Leerkrachten lager onderwijs en
normaalschoolstudenten kiezen niet 'echt' voor onze visie op taalvaardigheidsonderwijs: waarin in
de eerste plaats vanuit globaaltaken gewerkt wordt; waarin de leerkracht eerder
een begeleider dan een leider is, waarin taalvaardigheid centraal staat;
waarin veel ruimte is voor taalvariatie en het uitbuiten van
taalheterogeniteit" (Koen Van Gorp & Kris Van den Branden, 'Hoe
vernieuwend denken studenten in de lerarenopleiding en leerkrachten over
taalonderwijs?', 2004, Internet.) In
deze studie kwam dus eveneens tot uiting
dat er een grote afstand was tussen de
modieuze en eenzijdige slogans van Van
den Branden, Jaspaert, Van Gorp,
... en anderzijds de meer
veelzijdige en uitgebalanceerde visie van de praktijkmensen. Ook hun door de
overheid gesponsorde methode Toren van Babbel van het werd een flop.
4 Van den Branden en Co verzwijgen vele kritiek
& mislukking GOK-taalproject
4.1 Veel kritiek van
leerkrachten, professoren & taalkundigen
In hun recentere standpunten en in het advies van de
Taalunie verzwijgen Van den Branden en co de grote kritiek op hun
constructivistische taalvisie. De
niveaudaling voor het vak Nederlands kwam de voorbije decennia duidelijk tot
uiting: in tientallen getuigenissen van leraren en
professoren-taalkundigen, in de
evaluatie van de eindtermen Nederlands, in studies van de taalkennis van
leerlingen s.o., in bijspijkerprogrammas
Nederlands in hoger onderwijs, in
taalproeven bij start lerarenopleiding, in het Taalpeilonderzoek van de
Taalunie van 2007 (zie ook volgende bijdrage) .
In een volgende bijdrage zullen we de vele kritiek va leerkrachten en
van eminente taalkundigen op de
uitholling van het taalonderwijs uitvoerig illustreren. De nieuwlichters legden de kritiek steeds naast zich
neer. Dankzij lippendienst en verzet konden de leraren en opstellers van
taalmethodes de uitholling van het taalonderwijs wat beperken. We beperken ons
hier tot enkele kritieken.
Prof. em. Johan Taeldeman bestempelde de taalfilosofie van
veel universitaire taaldactici en van de
eindtermen/leerplannen als 'misdadig' Volgens Taeldeman luidt de kernboodschap:
"Als we ons maar vlotjes kunnen uitdrukken! De vorm doet er niet toe.
Taeldeman stelde dat het volgens de geest van de eindtermen en volgens de
visie van een aantal taaldidactici plus minus volstaat dat de betekenis van een
geschreven of gesproken 'boodschap' ondubbelzinnig gedecodeerd (begrepen) kan
worden. Vanuit een 'normaal-functioneel' vertrekpunt maakt men zich weinig zorgen over het gebruik van de
algemeen-Nederlandse termen, de correcte uitspraak, de juiste spelling en
grammatica, ... (interview in Over Taal, december 2005).
De vroegere pedagogisch coördinator van de Guimardstraat Jan
Saveyn stelde in 2007 (dat veel praktijkmensen terecht met veel kritische
vragen zaten omtrent het vak Nederlands. De misnoegdheid was volgens hem vooral
het gevolg van de nefaste invloed van de eenzijdige taalvisie van het Leuvens
Taalsteunpunt van Van den Branden en Co. Saveyn stelde: Het Leuvens
Taalsteunpunt opteerde voor radicaal vaardigheidsonderwijs.
Woordenschatrijtjes, zinsontleding, aanleren van grammaticale en
spellingregels
waren uit den boze. De leerling moest volgens de analytische
taalverwervingsmethode al doende leren vanuit globale taaltaken (brief
schrijven, telefoongesprek. ..) en zelfontdekkend hun eigen taal analyseren.
Vanuit de constructivistische leertheorie moesten de leerlingen enkel
geconfronteerd worden met realistische en uitdagende taaltaken. De leraar was
vooral coach van het leerproces
(Tijdschrift Nova et Vetera, september 2007).
Saveyn concludeerde terecht : Veel praktijkmensen nemen
aanstoot aan de exclusieve keuze voor inhouden vanuit een louter functioneel
oogpunt, evenals aan de stelling dat men onderwijsleerprocessen altijd aan
realistische, authentieke contexten moet zien te koppelen, aan het ontbreken
van banden met de traditie van het systematisch moedertaalonderwijs, aan het
geen aandacht schenken aan de verwachtingen van het secundair onderwijs ten
aanzien van de basisschool
Ook prof. Wim Van den Broeck betreurde het overbeklemtonen
in de (al te vage) eindtermen/leerplannen van het normaal-functioneel
taalgebruik, van de uiteindelijke functionaliteit in het normale leven (b.v.
een tekst begrijpend kunnen lezen in een zinvolle context) en niet van de lange
weg erheen. Die taalaanpak sloot volgens hem goed aan bij de huidige tendens
van het ervaringsgerichte, zelfontdekkend leren (constructivisme)" dat ook
in de uitgangspunten bij de eindtermen centraal staat. " (Taal verwerven
op school, Acco 2004, p. 131-153).
Minister Frank Vandenbroucke
stelde in zijn VLOR-toespraak op 28 september 2006 Zowel bij de leerkrachten Nederlands als bij
de leraren Frans klinkt onvrede over de gebrekkige taalbeheersingvan
leerlingen. Men bedoelt vooral woordenschat, spelling en zinsstructuur. Vooral
bij het begin van het secundair onderwijs klinkt de onvrede luid. Men wijt een
en ander wel eens aan de overaccentuering van de communicatieve taalvaardigheid en aan het gebrek aan
grammatica.
4.2 Onderwijskrant-kruistocht tegen de uitholling
van het taalonderwijs vanaf 1993
Vanaf 1993 zette Onderwijskrant campagnes op tegen de
uitholling van het taalonderwijs en voor de invoering van NT2 vanaf de eerste
dag van het kleuteronderwijs. 24 jaar
geleden protesteerden we al tegen de uitholling in de ontwerp-eindtermen
Nederlands. We namen in september1993 in het themanummer over de
eindtermen al afstand van de
ontwerp-eindtermen. Met een groep Normaalschooldocenten van de Torhoutse stuurden we onze kritiek ook naar het
ministerie en naar de DVO; maar we vonden er geen gehoor. De voorbije 10
jaar besteedden we hier tientallen bijdragen (zie b.v. themanummers 133, 135,
140, 142, 148, 153 ). We namen ook afstand van de propaganda voor de
constructivistische aanpak in de tekst Uitgangspunten bij de eindtermen.
In onze O-ZON-campagne-2007 viseerden we ook heel sterk de
uitholling van het taalonderwijs. De
O-ZON-kritiek werd in tientallen reacties onderschreven en
geïllustreerd. Op ons OZON-symposium van
5 mei 2007 in de Blandijnberg ging veel aandacht naar de niveaudaling in het
taalonderwijs. Tegen de nieuwe,
constructivistische taalfilosofie in
stimuleerden we ook het systematisch onderwijs van spelling, woordenschat e.d.
en met succes. We slaagden er ook in
om de norm 60 % vaardigheid & 40 %
kennis te doen schrappen. Vanaf 1993
voerden we ook intense campagnes voor de invoering van intensief NT2-onderwijs
vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs en we publiceerden ook bijdrgen
over de methodisch aanpak van NT2 & woordenschatonderwijs.
5 Besluit: de taalstrijd is nog niet gestreden
Van den Branden en co
verzwijgen ook in hun recent Taalunie-advies de vele kritiek op hun
zelfontdekkende taalvisie en de mislukking van hun GOK-taalvaardigheidsproject. Ze verzwijgen
dat hun eenzijdige en constructivistiche taalvisie al 20 jaar geleden doordrong
in de eindtermen en leerplannen en mede verantwoordelijk is voor de achteruitgang
van de taalvaardigheid en van de taalkennis. Enkel dankzij het verzet tegen hun
constructivistische aanpak en dankzij lippendienst aan de filosofie van de eindtermen/leerplannen konden de leerkrachten
de schade beperken. De
vernieuwingsgoeroes zorgden 20 jaar geleden al voor een radicale omslag in de
eindtermen/leerplannen en willen nu het
taalonderwijs verder uithollen.
We houden nu al een kwarteeuw een kruistocht tegen de
modieuze en constructivistische taalvisie van Van den Branden en de vele nieuwlichters.
In het perspectief van de nieuwe eindtermen en leerplannen moeten we die strijd
verder zetten. Als de nieuwlichters met hun constructivistische aanpak, hun
relativering van het belang van AN, hun 'hun hebben' en hun verzet tegen NT2 de
strijd winnen, dan zal straks iedereen nog minder taalcompetent zijn.
P.S.
De taalstrijd doet ons denken aan de lange strijd destijds
tegen de invoering van de formalistische Moderne wiskunde, de wiskunde van de
derde industriële revolutie, die niet eens de 21ste eeuw haalde en gedurende
vele jaren tot een uitholling van wiskunde als een (culturele) vakdiscipline
leidde. Nadat we in 1982 het (moderne) wiskunde-tij konden ker
|