M-decreet: illusies over ondersteuning leerkrachten via regionale netwerken
Vooraf: minister Crevits in 'De Ochtend'
Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) benadrukt dat die extra investering in begeleiding broodnodig is.
"Er was een groep kinderen die tot vandaag uit de boot viel en die geen ondersteuning kreeg. Het gaat hier om kinderen met een speciale zorgnood, kinderen die ernstige gedragsstoornissen hebben, kinderen die woede-uitbarstingen hebben in de klas, kinderen die toch op een bijzondere manier begeleid moeten worden. Dankzij de middelen zullen 300 nieuwe personeelsleden ingezet kunnen worden op de klasvloer in de gewone scholen. Het gaat dan om extra leraren, logopedisten, kinesisten enzovoort", vertelt ze aan VRT Nieuws. Concreet zal het geld naar regionale ondersteuningsnetten gaan. Scholen moeten dus de krachten bundelen en de bedoeling is om alle expertise samen te bundelen binnen de regio.
In totaal bieden vanaf volgend schooljaar 2.150 personeelsleden extra begeleiding, goed voor een kost van ruim 100 miljoen euro.
"Mijn droom is dat de zorg die een kind krijgt niet meer afhankelijk is van de medische diagnose, maar dat er samen met het CLB en de ouders gekeken wordt wat de noden van de kinderen zijn om optimaal te kunnen studeren in de klas", besluit Crevits.
-----------------------------------------
Reactie van Raf Feys
Illusies over ondersteuning vanuit buitengewoon onderwijs en via regionale netwerken
Zelf geloven we niet in de werkbaarheid en effectiviteit van de voorstellen van minister Crevits. We schreven hier al in Onderwijskrant in 1996 bijdragen over.
Dit blijkt ook uit de ervaring met het prewaarborgproject. We lazen in De Zondag (8 januari) dat minister Crevits nu eindelijk toegaf dat het huidige ondersteuningssysteem niet efficiënt en effectief is: De ondersteuning aan leerkrachten moet grondig herbekeken worden. Uit onderzoek blijkt dat gemiddeld een op vier leerlingen een zorgnood heeft. Dat maakt het zwaar voor leerkrachten. Er zijn middelen beschikbaar voor begeleiding, maar die komen niet allemaal in de klas terecht. Begeleiders spenderen dertien procent van hun tijd in de wagen en twintig procent aan administratie. Dat is veel te veel. Ondersteuning moet in de klas voelbaar zijn zodat het draaglijker wordt voor leerkrachten.
Men maakt zich grote illusies over het effect van het inzetten van b.o.-personeelsleden in het gewoon onderwijs en over de complexiteit van zon operatie. Het spreiden van de beperkte middelen over zoveel scholen en leerkrachten kan niet effectief zijn.
Een voorbeeld. Crevits stelt dat de extra middelen vooral bedoeld zijn voor leerlingen die ernstige gedragsstoornissen hebben, kinderen die woede-uitbarstingen hebben in de klas." Zal een leerkracht bij elke woede-uitbarsting een soort ondersteunings-100 moeten/kunnen opbellen? En zal die het probleem kunnen oplossen? Lerares Sofie: en dan maar hopen dat de woede-uitbarsting zich slechts voordoet op het moment dat de ondersteuner langs komt??
Regionale ondersteuningsnetwerken zijn ook een te complexe zaak die al te veel overleg, betwistingen en planlast zullen meebrengen (cf. slechte ervaring hiermee in Nederland; zie ook bijlage 2.
Een bijkomend probleem is ook dat b.o.-personeelsleden (ook logopedisten e.d.) veelal niet op de hoogte zijn van de leerplannen en aanpakken in het gewoon onderwijs.
Men kan proberen om een slecht decreet achteraf op te lappen, maar het blijft lapwerk, en het blijft een slecht decreet.
Ook prof. Wim Van den Broeck formuleerde in zijn inclusievisie (oktober j.l.) belangrijke problemen.
Van den Broeck stelde: UNIA e.a. pleiten ervoor om alle middelen van het B.O. (personeel en financies) op termijn over te hevelen naar en in te zetten in een eengemaakte onderwijsstructuur. De aanname hierbij is kennelijk dat we op deze wijze een kwalitatief even doelmatig onderwijs kunnen aanbieden aan alle leerlingen. Of de individuele ondersteuning in het buitengewoon onderwijs wordt aangeboden of in het gewoon onderwijs, dat maakt in principe onderwijskundig geen verschil uit, zo lijkt de redenering te zijn.
Men ziet hierbij echter over het hoofd dat er wel degelijk een essentieel onderwijskundig verschil is, nl. de setting is fundamenteel anders. In het B.O. werkt men met kleine min of meer homogene groepjes waarbij er ook nog heel wat extra multidisciplinaire personeelsondersteuning is.
Als men alle middelen en personeel verspreidt over alle gewone scholen, dan kan ook nooit dezelfde efficiëntie bereikt worden. Niet in elke klas zal de nodige personeelsondersteuning kunnen geboden worden. Zelfs na overheveling van alle middelen zal de ondersteuning voor een aantal leerlingen ook nog ruim onvoldoende zijn. Dit verklaart waarom veel ouders van leerlingen met een beperking expliciet zelf kiezen voor het B.O.: de setting in het B.O. geeft hun kinderen rust en goede ondersteuning.
Bijlage 1: rake reactie op fb Gon-begeleiding is geen luxe voor onze kinderen
Onze minister geeft ons zoals in het oude Rome brood en spelen door plots de ondersteuningsteams met 300 mensen uit te breiden en het katholieke net ziet het ineens allemaal perfect haalbaar...
Bijlage 2: Passend Onderwijs: regionale netwerken werken niet!
NOG
Landelijke verevening nekt speciaal onderwijs - 06 april '17
Sinds de invoering van passend onderwijs wordt het geld anders (regioaal) verdeeld over het land. Door de landelijke verevening gaan sommige regio's er financieel op vooruit, terwijl andere regio's veel moeten inleveren. Dit zorgt met name voor problemen binnen het speciaal onderwijs. Dit meldt Nieuwsuur.
In sommige regios, zoals de regio Tilburg, moet er 34 procent bezuinigd worden. Daar staat tegenover dat de klassen in het speciaal onderwijs te groot dreigen te worden. Soms probeert een reguliere school te lang een zorgleerling extra ondersteuning te bieden terwijl die beter op zn plek is op een speciale school. Leerlingen worden pas doorgestuurd als de problemen al groot en complex zijn. Dit komt dan op het bordje van het speciaal onderwijs terecht, dat nu moet bezuinigen en noodgedwongen klassen samenvoegt. Dat heeft negatieve gevolgen voor het onderwijsniveau van de zorgleerlingen.
De PO-Raad en de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs Verus herkennen de problemen vanuit de eigen achterban. Leerlingen worden later doorverwezen waardoor de problemen in de klas complexer zijn. Het ministerie van onderwijs is op de hoogte van de problemen, maar staat nog steeds achter de verevening.
Onze minister geeft ons zoals in het oude Rome brood en spelen door plots de ondersteuningsteams met 300 mensen uit te breiden en het katholieke net ziet het ineens allemaal perfect haalbaar...