Aanleiding: In de
commissie onderwijs hoorde ik deze voormiddag Tine Soens (Sp.a) totaal foute
uitspraken doen over de zgn. prestatiekloof volgens PISA en TIMSS
Soens stelde dat de prestatiekloof tussen de sterkste en de
zwakste leerlingen vrij laag was voor TIMSS-2015 in vierde leerjaar en vrij
hoog voor PISA-2015-15-jarigen. Voor PISA zijn er ook meer leerlingen die het
zgn. basisniveau niet bereiken. Soens
trok daaruit de conclusie dat die kloof pas ontstaan was in de lagere cyclus
s.o. en dat zou dan een gevolg zijn van de gedifferentieerde opties in onze
eerste graad s.o.
In deze reactie zullen we aantonen dat men de kloofrekening
in PISA en TIMSS niet kan vergelijken en dat de aanduiding van het aantal
leerlingen dat het basisniveau niet bereikt ook niet vergelijkbaar is (zie punt
2). Maar vooraf maken we in punt 1
duidelijk dat de PISA- kloofberekeningen niet betrouwbaar zijn en dat de
negatieve interpretatie van de prestatiekloof ook totaal verkeerd is.
Misleidende
prestatiekloofberekening. Landen met
beperktere kloof scoren zwakker. Je mag TIMSS-kloof en TIMSS-basisniveau
niet vergelijken met kloof PISA-kloof en PISA-basisniveau (Onderwijskrant nr. 180, februari 2017)
1 Prestatiekloofmythe
De prestatiekloofmythe stak de voorbije maanden eens te meer
de kop op. In reacties op PISA-2015 hoorden we beleidsmensen ( ook minister
Crevits), de media ... weer lamenteren over de grote kloof. Bart Eeckhout b.v. in De Morgen van 9
december: Nergens in Europa is de onderwijskloof tussen kinderen van hier en
van vreemde oorsprong zo groot als in Vlaanderen. Dat zou ons allemaal moeten
doen revolteren. Ook volgens Kathleen Cools in Terzake wees die kloof op het
failliet van het onderwijs. PISA
berekent prestatiekloven op basis van het puntenverschil tussen 5% zwakste en
5% sterkste leerlingen, een hoogst controversiële praktijk. Dan blijkt dat die
kloof ook in sterk presterende landen als Singapore vrij groot is - net als in Vlaanderen . Hieruit trokken minister
Vandenbroucke, beleidsmakers, onderwijssociologen
... in 2006 al ten onrechte de conclusie
dat het Vlaams onderwijs wel sterk is
voor de sterke leerlingen, maar zwak voor de zwakkere. De pleitbezorgers van
een brede eerste graad grepen/grijpen de prestatiekloof als argument aan.
Zo'n kloofscore wordt
veelal verkeerd geïnterpreteerd. (In de volgende paragraaf tonen we ook aan dat
er grote problemen zijn met de steekproef van de 5% zwakste leerlingen.) Een
grotere kloof is veelal eerder een gevolg van kwalitatief hoogstaand onderwijs.
Degelijk onderwijs leidt niet enkel tot hogere scores bij zwakkere leerlingen,
maar tegelijk profiteren de betere leerlingen nog iets meer van die hoge
kwaliteit; en wordt de kloof dus ook
groter. Precies door de uitmuntende
prestatie van de 5% sterkste leerlingen wordt de kloof met de 5% zwakste
groter. Dat is ook absoluut zo in
topland Singapore. In landen als Zweden
waar zowel de sterkste leerlingen als de zwakkere leerlingen zwak presteren, is
de prestatiekloof klein.
De kloof berekenen op
basis van de 5% uitersten is ook onverantwoord, omdat het hier om uitersten
gaat en omdat de steekproef van de 5% zwakste
15-jarigen sterk kan verschillen van land tot land. In Vlaanderen participeren ook de
buso-leerlingen aan PISA en die bevinden zich soms nog in het eerste jaar s.o.;
in andere landen nemen de zwakste leerlingen vaak minder deel aan PISA. Tot die
5% zwakste behoren in Vlaanderen ook veel anderstalige leerlingen; landen als
Finland tellen opvallend minder anderstalige en allochtone leerlingen. De
steekproef voor de laagste 5% is dus niet echt betrouwbaar en
vergelijkbaar.
Maar minister
Crevits, Caroline Gennez (Sp.a), Elisabeth Meuleman (Groen),
onderwijssociologen
interpreteren de
kloof nog steeds als betrouwbaar en als iets absoluut negatief i.p.v. eerder
positief. Merkwaardig genoeg betreurden Crevits, prof. De Fraine ... dan weer dat in TIMSS-4de
leerjaar de prestatiekloof te klein
was.
2. Relativering
van niet-behalen van basisniveau bij PISA-15-jarigen. & TIMSS-prestatiekloof
heel iets anders dan PISA-prestatiekloof
Hoe komt het dat de prestatiekloof bij PISA-15-jaringen veel
groter is dan bij TIMSS-vierde leerjaar en dat bijna alle leerlingen vierde
leerjaar basisniveau bereiken en bij PISA-15 jarigen zoveel minder.
Het begrip basisniveau (= PISA-niveau 2) wordt omschreven
als het minimale niveau om in de maatschappij goed op eigen benen te kunnen
staan. Hieruit leidden beleidsmensen, sociologen e.d. af dat die leerlingen
hopeloos verloren zijn en zich niet zouden kunnen redden in de maatschappij.
Uit feit dat voor TIMSS-4de leerjaar bijna alle leerlingen het basisniveau
haalden, leidden Elisabeth Meuleman (Groen) e.d. dan weer af dat vooral onze
eerste graad s.o. slecht presteerde en dringend hervormd moest worden.
Bij deelname aan TIMSS-wiskunde-2003 in 2de jaar s.o. behaalde 98 à 99 % het
basisniveau. Voor
PISA-2003-wiskunde was dit een 10%
minder. Hoe komt dat? Bij TIMSS-2de jaar s.o. zijn alle leerlingen al
geconfronteerd met wiskunde tot het 2de jaar s.o. Bij PISA-15-jarigen zijn ook
leerlingen betrokken uit 1ste, 2de en 3de jaar die nog deel van bevraagde
wiskunde niet gekregen hebben. Veel van die leerlingen zullen later nog het
basisniveau behalen. Het is dus veel minder dramatisch dan wordt voorgesteld.
TIMSS test meer de
echte en schoolse wiskunde, PISA is ook
meer een taal- en intelligentieproef. Door de talige contextopgaven
wordt het wiskundeniveau van anderstaligen ook
onderschat.
Uit voorgaande wordt meteen ook duidelijk waarom er een
groot verschil is tussen de prestatiekloof voor PISA en deze voor TIMSS.
Aanleiding: In de commissie onderwijs hoorde ik deze voormiddag Tine Soens (Sp.a) totaal foute uitspraken doen over de zgn. prestatiekloof volgens PISA en TIMSS
Soens stelde dat de prestatiekloof tussen de sterkste en de zwakste leerlingen vrij laag was voor TIMSS-2015 in vierde leerjaar en vrij hoog voor PISA-2015-15-jarigen. Voor PISA zijn er ook meer leerlingen die het zgn. basisniveau niet bereiken. Soens trok daaruit de conclusie dat die kloof pas ontstaan was in de lagere cyclus s.o. en dat zou dan een gevolg zijn van de gedifferentieerde opties in onze eerste graad s.o.
In deze reactie zullen we aantonen dat men de kloofrekening in PISA en TIMSS niet kan vergelijken en dat de aanduiding van het aantal leerlingen dat het basisniveau niet bereikt ook niet vergelijkbaar is (zie punt 2). Maar vooraf maken we in punt 1 duidelijk dat de PISA- kloofberekeningen niet betrouwbaar zijn en dat de negatieve interpretatie van de prestatiekloof ook totaal verkeerd is.
Misleidende prestatiekloofberekening. Landen met beperktere kloof scoren zwakker. Je mag TIMSS-kloof en TIMSS-basisniveau niet vergelijken met kloof PISA-kloof en PISA-basisniveau (Onderwijskrant nr. 180, februari 2017)
1 Prestatiekloofmythe
De prestatiekloofmythe stak de voorbije maanden eens te meer de kop op. In reacties op PISA-2015 hoorden we beleidsmensen ( ook minister Crevits), de media ... weer lamenteren over de grote kloof. Bart Eeckhout b.v. in De Morgen van 9 december: Nergens in Europa is de onderwijskloof tussen kinderen van hier en van vreemde oorsprong zo groot als in Vlaanderen. Dat zou ons allemaal moeten doen revolteren. Ook volgens Kathleen Cools in Terzake wees die kloof op het failliet van het onderwijs. PISA berekent prestatiekloven op basis van het puntenverschil tussen 5% zwakste en 5% sterkste leerlingen, een hoogst controversiële praktijk. Dan blijkt dat die kloof ook in sterk presterende landen als Singapore vrij groot is - net als in Vlaanderen . Hieruit trokken minister Vandenbroucke, beleidsmakers, onderwijssociologen ... in 2006 al ten onrechte de conclusie dat het Vlaams onderwijs wel sterk is voor de sterke leerlingen, maar zwak voor de zwakkere. De pleitbezorgers van een brede eerste graad grepen/grijpen de prestatiekloof als argument aan.
Zo'n kloofscore wordt veelal verkeerd geïnterpreteerd. (In de volgende paragraaf tonen we ook aan dat er grote problemen zijn met de steekproef van de 5% zwakste leerlingen.) Een grotere kloof is veelal eerder een gevolg van kwalitatief hoogstaand onderwijs. Degelijk onderwijs leidt niet enkel tot hogere scores bij zwakkere leerlingen, maar tegelijk profiteren de betere leerlingen nog iets meer van die hoge kwaliteit; en wordt de kloof dus ook groter. Precies door de uitmuntende prestatie van de 5% sterkste leerlingen wordt de kloof met de 5% zwakste groter. Dat is ook absoluut zo in topland Singapore. In landen als Zweden waar zowel de sterkste leerlingen als de zwakkere leerlingen zwak presteren, is de prestatiekloof klein.
De kloof berekenen op basis van de 5% uitersten is ook onverantwoord, omdat het hier om uitersten gaat en omdat de steekproef van de 5% zwakste 15-jarigen sterk kan verschillen van land tot land. In Vlaanderen participeren ook de buso-leerlingen aan PISA en die bevinden zich soms nog in het eerste jaar s.o.; in andere landen nemen de zwakste leerlingen vaak minder deel aan PISA. Tot die 5% zwakste behoren in Vlaanderen ook veel anderstalige leerlingen; landen als Finland tellen opvallend minder anderstalige en allochtone leerlingen. De steekproef voor de laagste 5% is dus niet echt betrouwbaar en vergelijkbaar.
Maar minister Crevits, Caroline Gennez (Sp.a), Elisabeth Meuleman (Groen), onderwijssociologen
interpreteren de kloof nog steeds als betrouwbaar en als iets absoluut negatief i.p.v. eerder positief. Merkwaardig genoeg betreurden Crevits, prof. De Fraine ... dan weer dat in TIMSS-4de leerjaar de prestatiekloof te klein was.
2. Relativering van niet-behalen van basisniveau bij PISA-15-jarigen. & TIMSS-prestatiekloof heel iets anders dan PISA-prestatiekloof
Hoe komt het dat de prestatiekloof bij PISA-15-jaringen veel groter is dan bij TIMSS-vierde leerjaar en dat bijna alle leerlingen vierde leerjaar basisniveau bereiken en bij PISA-15 jarigen zoveel minder.
Het begrip basisniveau (= PISA-niveau 2) wordt omschreven als het minimale niveau om in de maatschappij goed op eigen benen te kunnen staan. Hieruit leidden beleidsmensen, sociologen e.d. af dat die leerlingen hopeloos verloren zijn en zich niet zouden kunnen redden in de maatschappij. Uit feit dat voor TIMSS-4de leerjaar bijna alle leerlingen het basisniveau haalden, leidden Elisabeth Meuleman (Groen) e.d. dan weer af dat vooral onze eerste graad s.o. slecht presteerde en dringend hervormd moest worden.
Bij deelname aan TIMSS-wiskunde-2003 in 2de jaar s.o. behaalde 98 à 99 % het basisniveau. Voor PISA-2003-wiskunde was dit een 10% minder. Hoe komt dat? Bij TIMSS-2de jaar s.o. zijn alle leerlingen al geconfronteerd met wiskunde tot het 2de jaar s.o. Bij PISA-15-jarigen zijn ook leerlingen betrokken uit 1ste, 2de en 3de jaar die nog deel van bevraagde wiskunde niet gekregen hebben. Veel van die leerlingen zullen later nog het basisniveau behalen. Het is dus veel minder dramatisch dan wordt voorgesteld.
TIMSS test meer de echte en schoolse wiskunde, PISA is ook meer een taal- en intelligentieproef. Door de talige contextopgaven wordt het wiskundeniveau van anderstaligen ook onderschat.
Uit voorgaande wordt meteen ook duidelijk waarom er een groot verschil is tussen de prestatiekloof voor PISA en deze voor TIMSS.
|