Taal-strijd over taalproblemen
en belang van Nederlands manifester in
december j.l. n.a.v. resultaten van PISA-2015 dan voorbije week
1 Aanleiding: ware
omvang van taal-strijd
Bart Sturtewagen schrijft vandaag 11 maart in De Standaard
: Ten gronde blijkt iedereen het eens te zijn over elementen als het belang
van beheersing van het Nederlands en betrokkenheid van de ouders bij de school
en de resultaten van hun kind. Niets bleek de voorbije maanden echter minder
waar. De voorbije week kwam de taal-strijd tot uiting in het debat over de betrokkenheid
van allochtone ouders. De ware inzet van de taalstrijd kwam veel duidelijker
tot uiting in het debat van december j.l. naar aanleiding van de relatief
zwakke prestaties van anderstalige leerlingen in PISA-2015. Die taalstrijd kwam
ook heel duidelijk tot uiting in de afwijzende reacties op de taal-oproep van
minister Pascal Smet in 2013. De
ideologie van de tegenstanders van de taaloproep kwam heel scherp tot uiting in
de petitie van Orhan Agirdag en 21 ondertekenaars; De Gok van Pascal (zie
bijlage).
Dirk Van Damme (OESO) reageerde de voorbije maanden al een
paar keer vrij scherp op de stellingnames van de taalrelativisten. In HUMO van
31 januari repliceerde Van Damme: De
taal speelt wel een grote rol. Ik wordt lichtjes ongemakkelijk als ik mensen
hoor pleiten voor meer Arabisch of Turks in het onderwijs, omdat dat betere
resultaten zou opleveren. De meeste pedagogen zijn het er toch over eens dat
hoe vlugger een kind meertalig wordt, hoe beter het presteert. Dat zou dan
gelden voor iedere taal, behalve voor het Nederlands? Zonder een grondige kennis van het Nederlands hypothekeer je je kansen van kinderen die thuis een andere
taal spreken. De reactie van Van Damme op de recente taalstrijd rond de
betrokkenheid van allochtone ouders
klonk analoog. Van Damme twitterde o.a. als reactie op Agirdag, Jacobs, Van
Avermaet
op 6 maart: PISA scores
science VL autocht 529, 1st gen migr 446, 2de gen migr 448; NL 517 - 438 - 462.
VL thuistaal NL migr 478, NNL 428. NL 466 449.
In deze bijdrage
schetsen we even hoe de taalstrijd tot uiting kwam in de maand december.
1 (Taal)problemen van allochtone leerlingen
De problemen van veel allochtone leerlingen zijn uiteraard
veel omvattender dan de taalproblemen, maar uitgerekend de taalproblemen zijn
deze waaraan het onderwijs een en ander kan ver-. helpen. Aan de invloed van de erfelijke
aanleg, de thuiscultuur, de religie ... kan de school weinig doen.
In de context van het verschijnen van PISA-2015 in december
2016 Crevits beloofde alvast en
terecht meer te zullen investeren in het
aanleren van het Nederlands, maar er is nog steeds geen sprake van intensief
NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs. Crevits gaf nu wel toe dat
het niet volstaat dat anderstalige leerlingen de gewone (taal)lessen
volgen; intensief NT2 vanaf de eerste
dag van het kleuteronderwijs is inderdaad anders dan NT1.
Ook prof.-psycholoog
Wouter Duyck wees op de grote invloed
van de taalkennis en hiermee verbonden van het volgen van
kleuteronderwijs. Crevits en Duyck
oogstten hiermee onmiddellijk in december veel kritiek vanwege de vele
minimaliseerders van de invloed van de taalachterstand en van het belang van
kennis van het Nederlands: Orhan Agirdag,
Dirk Jacobs, Jan Blommaert, Piet Van Avermaet ....
In hun studie op basis van PISA stelden Horst Entorf en
Nicoleta Minoiu ook al vast dat tot 60% van de grote kloof tussen leerlingen
die thuis al dan niet de schooltaal spreken vooral via vroege en intense taalstimulering
gevoelig gereduceerd moet worden. Educational policies in countries like
Germany should focus on integration of immigrant children in schools and
preschools, with particular emphasis on language skills at the early stage of
child-hood (What a difference Immigration Policy Makes: A comparison of PISA
scores in Europe and Traditional Countries of Immigration, German Economic
Review, vol. 6, nr. 3, aug. 2005). De taalrelativisten zijn het hiermee
geenszins eens. Zij wijten de problemen vooral aan sociale en etnische
discriminatie.
2 Taalrelativisten eens te meer in aanval tegen
taalbeleid en intensief NT2-onderwijs vanaf kleuter
Op 8 december
relativeerden Orhan Agirdag in DS en 3
VUB-medewerkers in DM in sterke mate het belang van de taalkennis. Agirdag
beweerde: Slecht presteren komt niet door taalachterstand. Wie de kloof in het
onderwijs wijt aan taalachtergrond, maakt de ongelijkheid alleen maar groter. Beleidsmakers
zeggen dat de deuren van het onderwijswalhalla zouden openen als
migrantenleerlingen Nederlands zouden spreken. Daarmee zeggen ze dus vooral dat
het niet hun verantwoordelijkheid is dat het fout gaat, maar dat het ligt aan
de migranten zelf. Blaming the victim.
De VUB-medewerkers, pedagoge Els Consuegra & taalkundigen
Jill Surmont en Esli Struys, schreven
o.a. dat het scholingsniveau van de moeder meer invloed had dan de taalkennis. Uiteraard
speelt het scholingsniveau van de ouders een belangrijke rol; maar dat kan de
school niet beïnvloeden. De VUB-medewerkers beschouwen het scholingsniveau wel
louter als een sociale factor en niet als vooral ook een aanduiding van de erfelijke aanleg van de kinderen. Het kan volgens hen niet dat
veel allochtone leerlingen ook minder intellectuele aanleg zouden hebben.
Dirk Jacobs
publiceerde op 8 december in demorgen.be de bijdrage "Onderwijs is net
iets te belangrijk voor vluchtige analyses, leerlingtovenaars of
partijpolitieke spelletjes". Hierin
ging hij ook heftig te keer gaat tegen
het feit dat de psychologen Wouter Duyck en Wim Van den Broeck geenszins
akkoord gaan met zijn PISA-analyse. Jacobs
poneerde hautain en verwijtend: PISA is een belangrijke enquête waarop
na het verschijnen net iets te voortvarend en vrijblijvend commentaar geleverd
werd. Soms is het ronduit onverantwoord, zoals de intellectuele spielerei van
enkele cognitief psychologen die in verdekte taal voorspiegelen dat kansarmen
misschien gewoon intrinsiek minder intelligent zijn.
Ook Jan Blommaert verweet Crevits en Co taal-naïviteit in Ons onderwijs: de scheve torens van Pisa
en Babel op zijn blog & op De Wereld Morgen (12 december). Voor
sociologe Mieke Van Houtte komt de kloof tussen laag- en hoogpresteerders
vooral neer op een groeiende kloof tussen bso en aso. Ook Neerlandicus en
taalrelativist Steven Delarue sympathiseert ten zeerste met de reacties van
Agirdag en co. Hij schreef: In de
berichtgeving werd de kloof erg snel gereduceerd tot een polariserend
wij/zij-verhaal van Nederlandstaligheid versus anderstaligheid, vanuit een
diepgeworteld deficit-denken dat veronderstelt dat anderstalige jongeren een
taalachterstand hebben, die allesbepalend is voor hun schoolse prestaties. De
twee vorige Onderwijsministers waren er vroeger altijd als de kippen bij om
naar taalachterstand te wijzen als dé verklarende factor, en het lijkt alsof
ook minister Hilde Crevits zich in dat rijtje plaatst, met haar analyse dat
inzetten op taal hét antwoord is op de hardnekkige prestatiekloof in
Vlaanderen (Hoe taal ons in 2016 als maatschappij verdeelde (Neerlandistiek,
30 december j.l.).
Commentaar: de drie onderwijsministers, sociologen als Dronkers & Elchardus, psychologen als
Duyck & Van den Broeck én de meeste
mensen weten maar al te best dat de taalachterstand jammer genoeg maar één van
de oorzaken is van de lagere score. Tegelijk is taal wel een van de
belangrijkste aangrijpingspunten voor het onderwijs.
Delarue vervolgt: De afgelopen weken gingen docenten en
onderzoekers van verschillende universiteiten fel in de tegenaanval tegen die -
vrij eenzijdige - analyse. Voor socioloog Orhan Agirdag is de
taalachterstandsverklaring een sterk staaltje blaming the victim: een manier om
migranten zelf de schuld te geven. De rol van de thuistaal is erg beperkt: Belgisch-Turkse
leerlingen die thuis weinig tot geen Nederlands spreken, doen het gemiddeld
niet slechter dan Belgisch-Turkse leerlingen die thuis wel Nederlands spreken.
Commentaar: PISA-2015
constateerde: Leerlingen van buitenlandse afkomst die thuis Nederlands spreken
behalen 478 punten en als ze thuis geen
Nederlands spreken amper 426 punten!
Ook TIMSS-2015 wees op het belang van de kennis van het Nederlands. Maar
volgens Agirdag en Co is kennis van het Nederands niet eens zo belangrijk. En extra
NT2-taalonderwijs versterkt volgens Agirdag, Delarue en Co zelfs de
ongelijkheid, en stigmatiseert kinderen met een andere thuistaal. Als we
vaststellen dat b.v. de Turkse ouders in Gent er op aandringen dat hun kinderen
zoveel mogelijk de kans krijgen om Nederlands te spreken, dan zullen die
kinderen dat geenszins als stigmatiserend
en als te weinig respect voor hun moedertaal ervaren.
Delarue poneert verder: Er zijn tal van andere factoren die
een veel grotere invloed (kunnen) hebben op de prestatiekloof dan
taalachtergrond. (NvdR: uiteraard, niemand betwist dit!). Zo blijkt het
opleidingsniveau van de moeder een veel grotere impact te hebben dan de
thuistaal en spelen structurele elementen van het Vlaamse onderwijssysteem
(zoals de prestatie-cultuur en de sterke hiërarchie tussen ASO enerzijds en
TSO/BSO anderzijds) een rol, net als zittenblijven, armoede, spijbelgedrag en
de vorming en opleiding van leerkrachten, die vaak onvoldoende voorbereid zijn
om met diversiteit om te gaan.
Diversiteit is in het huidige onderwijs nochtans de norm
geworden, ook met betrekking tot taal. In Gent, waar ik binnen het recent
opgerichte Onderwijscentrum van de stad werk rond meertaligheid en diversiteit,
heeft meer dan een kwart van alle jongeren niet het Nederlands als thuistaal.
Zij worden onterecht voorgesteld als leerlingen met een taalachterstand,
terwijl ze vaak door hun beheersing van een bijkomende taal net over méér
culturele bagage beschikken. Vol goede bedoelingen wordt er hartstochtelijk
gepleit voor taalbadmodellen om taalarmoede en taalachterstand bij die
kinderen en jongeren weg te werken, maar dergelijke pleidooien versterken
vooral de ongelijkheid, en stigmatiseren kinderen met een andere thuistaal dan
het Nederlands. Zulke stereotypen halen hun schoolse vertrouwen onderuit, en
beïnvloeden zo ook hun schoolprestaties. Om uit die cirkel te kunnen breken,
mogen we het debat over onderwijsongelijkheid niet blijven verengen tot een
debat over anderstaligheid.
Taalrelativisten als
Agirdag, Jacobs, Van Avermaet, Jaspaert, Jacobs, Delarue... relativeren ten
zeerste de taalachterstand en het belang van de kennis van het Nederlands voor
de onderwijs- en toekomstkansen, maar ook voor de integratie. Delarue voegt er aan toe: Vanuit het Gents
Onderwijscentrum stimuleren we ouders die thuis geen Nederlands spreken net om
hun thuistaal te gebruiken met hun kind, vanuit de overtuiging dat een sterke
thuistaal een steiger kan zijn voor een sterke(re) taalverwerving in het
Nederlands. De thuistaal van kinderen met een migratieachtergrond mag ook in de
klas niet weggemoffeld worden, maar moet een duidelijke plaats krijgen, zodat
een kind zich welkom voelt op school. ...
In een taalbad verzuip je, zo schreven UGentprofessoren
Stef Slembrouck en Piet Van Avermaet twee jaar geleden nog in De Standaard: we
moeten af van de gedachte dat altijd en overal Nederlands steevast beter is, en
dat kwantiteit primeert op kwaliteit. Hiermee negeert ook Delarue dat precies
uit een studie van Agirdag en Van Houtte is gebleken dat de Turkse ouders
verwachten dat hun kinderen binnen en buiten de klas zoveel mogelijk de kans
krijgen om Nederlands te spreken. Merkwaardig ook dat het Gents
Onderwijscentrum de ouders niet aanspoort om zelf Nederlands te leren en ook
geregeld te spreken met hun kinderen, om ook eens Vlaamse TV-programmas te
laten bekijken ...
Ijveren voor
intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs wordt door de
taalrelativisten dus voorgesteld als discriminerend en stigmatiserend. De
Gentse leerkrachten en Turkse ouders ... die vinden dat men de leerlingen moet stimuleren om zowel in als
buiten de klas zoveel mogelijk Nederlands te spreken, hebben het volgens
Agirdag en Van Houtte overigens verkeerd voor. Dit komt volgens hen omdat ze
geïndoctrineerd zijn door het integratiediscours van de dominante Vlaamse
klasse.
4 Intensief NT2-onderwijs: veel meer dan gewone lessen en taalbad
Onderwijskrant trekt
al vele jaren tevergeefs aan de taal-alarmbel. De taalproblemen en de nood aan
intensief NT2 zijn zorgwekkend; maar een effectieve en intensieve aanpak blijft
maar uit. De vele taalachterstandsnegationisten en de GOK-Steunpunten
waren/zijn tegenstander van NT2 en volgens hen is NT2=NT1.
Het taalknelpunt
kreeg de voorbije 25 jaar jammer genoeg geen prioriteit bij de beleidsmakers en
onderwijskoepels. Het aantal anderstalige leerlingen neemt de komende jaren nog fors toe.
Het verzet tegen NT2 en tegen de
aanmaning om zoveel mogelijk binnen én buiten de klas Nederlands te spreken is
immens. En in het beste geval is de spreektijd Nederlands op school dan nog
vrij beperkt. Dit verzet van de vele
universitaire taalrelativeerders bemoeilijkt de onderwijskansen & emancipatie, en ook de integratie in de
maatschappij. Het Nederlandse Sociaal
en Cultueel Planbureau stelde terecht: Het is onmogelijk, Turkse, Marokkaanse
... Migrantenleerlingen in een beperkt aantal uren een andere taal aan te
leren. De schoolse achterstand inzake taalvaardigheid is bij de aanvang van de
basisschool al enorm groot (Uit elkaars buurt, 2005). Gewone taallesssen en een gewoon taalbad zijn
dus niet voldoende.
Verder lezen we in
het SCP-rapport: Men heeft ooit gedacht dat de taalachterstand sterk zou
afnemen vanaf de tweede generatie, bij de kinderen van ouders die zelf les
gekregen hebben in het Nederlands. Het volstaat echter niet dat minstens een
van de ouders tegenwoordig meestal de hele opleiding in het Nederlands gevolgd
heeft. De Nederlandse taalkennis van Turkse en Marokkaanse kleuters bij de
start van het basisonderwijs is vaak miniem. Dit is ook het gevolg van het zich
niet integreren van de ouders, van importhuwelijken en gezinshereniging
Samen met het SCP
pleiten we allang voor intensief NT2 en dit zo vroeg mogelijk. Als anderstalige
kleuters maar gewoon les volgen en een taalbad krijgen samen met Nederlandstalige,
dan kunnen ze uiteraard hun grote achterstand niet ophalen. Ook de Brusselse
psychologe Friederike Peirs-Lueken pleitte
terecht voor veel meer taalinstructie en voor een meer gestructureerde
en gestuurde aanpak; dat is ook volgens haar veel meer dan zomaar een taalbad
en samen optrekken in klas met Nederlandstalige leerlingen: Geen taalbad - een
taalbad is alleen bruikbaar voor een kind dat al kan zwemmen, maar een
vakkundige taalstimulatie (DS,
19.06.06).
Piet Van Avermaet en
Co stoelden hun pleidooien voor de thuistalen onlangs nog op het argument dat
de taalbadaanpak van de voorbije jaren te weinig uithaalde. Maar het gaat ons
niet om een taalbad, maar om intensief NT2 vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs. En precies Van Avermaet,
Van den Branden en Co pleitten al vele jaren tegen de invoering van
NT2-onderwijs. Ook de huidige pedagogische directeur van de katholieke
onderwijskoepel Machteld Verhelst - die
lange tijd bij het Steunpunt NT2 werkte - blijft zich nog steeds verzetten
tegen de invoering van intensief NT2. Ook in de recente ZILL-leerplanoperatie
van de koepel wordt met geen woord gerept over het belang van NT2.
Op woensdag 7
december stelden minister Crevits en een paar leden van de commissie onderwijs
dat het GOK-beleid duidelijk gefaald had, gezien de grote (taal)problemen e.d.
van veel 15-jarige allochtone leerlingen (cf. PISA 2015) In dit beleid werd
nochtans de 25 voorbije jaren veel geld geïnvesteerd. Dit falen is niet verwonderlijk en hebben we
ook voorspeld. De overheid gaf vooreerst de GOK-ondersteuning in handen van de
verkeerde mensen, van drie universitaire Steunpunten die zich b.v. al vlug
tegenstander van NT1 verklaarden. Het ging tegelijk om Steunpunten die een
constructivistische en onsystematische aanpak van het leerproces propageerden,
die haaks staat op een effectieve (achterstands)didactiek. Onderwijskrant heeft
tijdig gewaarschuwd, maar de overheid sponsorde enkel die drie steunpunten,
jaarlijks een 75 miljoen BFR van ongeveer 1990 tot 2010. De taalplannen van de
opeenvolgende ministers werden ook steeds in vraag gesteld en heftig bestreden,
niet enkel door de GOK-Steunpunten maar ook nog door tal van andere
taalachterstandsnegationisten.
En zo is er nog steeds geen intensief NT2 vanaf de eerste
dag van het kleuteronderwijs. Het zijn precies ook de mensen die het meest
lamenteren over de zwakke leerprestaties van veel allochtone leerlingen, die
gerichte en effectieve aanpakken tegenwerken. Sinds 1990 proberen we de
beleidsmensen ervan te overtuigen dat
voor de ondersteuning van het achterstands- en GOK-beleid een beroep
deden op steunpunten die een ineffectieve aanpak.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bijlage 1 Petitie 2013 van 21 zgn. experts (Agirdag en Co)
tegen 'taalracistische' taaloproep minister Smet & eveneens verzet van
Steunpunt NT2-Leuven
Agirdag en 21 collega's verwierpen al in 2013 taaloproep van
minister Pascal Smet voor meer aandacht voor taalkennis Nederlands bij
anderstalige leerlingen. Volgens opsteller Agirdag getuigde dit zelfs van
taalracisme.
Ook de kopstukken van het Leuvens Steunpunt NT2-Leuven (o.a.
Kris Van den Branden en Machteld Verhelst) stelden het belang van de kennis van
het Nederlands in vraag: "Is er voldoende empirisch bewijsmateriaal
waaruit ondubbelzinnig blijkt dat het spreken van een andere thuistaal rechtstreeks
samenhangt met verminderde kansen op succes in het Vlaamse onderwijs? "
Orhan Agirdag en Co: Gok Van Pascal: mythes over
taalachterstand en onderwijs (De Morgen, 30.10.2013). Taalmythes volgens 21
Vlaamse taalachterstandnegationisten & campagne tegen taalbad Nederlands
voor anderstalige leerlingen
In oktober 2013 publiceerden Orhan Agirdag & 21
universitaire ondertekenaars (zie onderaan deze bijdrage) een petitie tegen de
oproep van minister Pascal Smet om meer aandacht te besteden aan het aanleren
van het Nederlands: Gok Van Pascal: mythes over taalachterstand en onderwijs(
(De Morgen, 30.10.2013).
Deze oproep was volgens de zgn. e'xperten' op drie
taalmythes gebaseerd.
Vooraf: een straffe uitspraak van initiatiefnemer Agirdag.
De Gentse socioloog Orhan Agirdag poneerde in juni 2013: Met de pleidooien
voor het aanleren van het Nederlands is het voorlopige hoogtepunt van
taalracisme bereikt: de ongegronde overtuiging dat het gebruik en kennis van
witte talen superieur zijn aan het gebruik en kennis van zwarte talen. In
tijden waar het biologisch racisme alle politieke geloofwaardigheid heeft
verloren, bedient de uitsluitingspolitiek zich uitvoerig van het taalracisme,
Taalbadmodel van Bart De Wever is diefstal, De Wereld Morgen, 25.06.13)."
Taalmythes volgens 21 taalachterstandsnegationisten
Mythe 1: Het Nederlands wordt het best geleerd aan de hand
van een taalbad.
Commentaar vooraf: intensief NT2 is veel meer dan een
taalbad en sorteert veel meer succes! Maar precies de vele universitaire taalachterstandsnegationisten
bestreden/bestrijden al 20 jaar de invoering van intensief NT2 vanaf de eerste
dag van het kleuteronderwijs.
Agirdag en Co: "Wanneer het over gelijke
onderwijskansen gaat, wordt een taalbad beschouwd als de ultieme methode. Het
taalbadmodel is, enkele uitzonderingen buiten beschouwing gelaten, de enige
manier waarmee scholen vandaag de dag omgaan met de anderstalige
leerlingen." (Noot van Raf Feys: Intensief NT2-onderwijs reikt verder dan
een gewoon taalbad - een taalbad is alleen bruikbaar voor een kind dat al kan
zwemmen. Het gaat bij NT2 om een vakkundige, intensieve en langdurige
taalstimulatie waarbij de leerkracht de centrale rol speelt. De vele
taalachterstandsnegationisten en het Steunpunt GOK hebben overigens steeds de
invoering van NT2 bestreden.)
Agirdag: "Kenmerkend voor het taalbadmodel is dat de
thuistaal van de leerling volledig wordt uitgeschakeld in het onderwijsproces:
leerlingen worden ondergedompeld in het Nederlands, terwijl iedere communicatie
in de thuistaal verboden is en vaak wordt gesanctioneerd. Het komt niet zelden
voor dat kleuters een plakkertje op hun mond krijgen of dat leerlingen moeten
nablijven voor strafstudie wanneer ze betrapt worden op het spreken van hun
moedertaal."
Commentaar: Deze uitspraak is van de pot gerukt. In de
praktijk reageren de leerkrachten heel begripsvol en mild! Dit bleek onlangs
ook nog uit een studie van J. Jaspers in Pedagogische Studiën, 2015, nr. 4. Hij
weerlegt in deze bijdrage de straffe beschuldigingen aan het adres van de
leerkrachten.
Agirdag: "Maar waar haalt het taalbadmodel zijn
vanzelfsprekendheid en waar zijn de aanwijzingen dat het werkt? (Wanneer we na
zoveel jaren taalbaden nog steeds kampen met schrijnende
onderwijsachterstanden, wordt het dan niet hoogtijd om de vanzelfsprekendheid
van het taalbadmodel grondig in vraag te stellen? Voor zover wij weten, is er
in Vlaanderen geen enkele wetenschappelijke legitimatie voor het taalbadmodel.
Meer nog, het taalbadmodel is in conflict met een elementair
pedagogische principe: voor een vruchtbaar onderwijs dienen de leefwerelden van
de leerlingen aanwezig te zijn binnen de schoolmuren. Een primordiale
voorwaarde tot een succesvolle schoolloopbaan is dat iedere leerling zich thuis
kan voelen op school. Doordat anderstalige leerlingen hun thuistaal moeten
achterlaten aan de schoolpoorten, laten ze voor een stuk ook hun identiteit
achter. Met andere woorden, het verbieden van de thuistaal vergroot de kloof
tussen de thuiscultuur en de schoolcultuur. Allochtone leerlingen spelen dus
nooit een thuismatch en zolang dit het geval is, zullen ze geen kampioen
worden.
Mythe 2 Anderstalige leerlingen presteren enkel slechter
omwille van hun taalachterstand.
Bedenking vooraf van Raf Feys: Niemand beweert dat de
achterstand van veel anderstalige leerlingen enkel aan de taalachterstand te
wijten is. Jaap Dronkers en vele anderen wijzen b.v. ook op culturele en
etnische factoren, maar hiervoor krijgen ze dan nog meer kritiek vanwege
Agirdag en CO. We mogen vanwege Agirdag en Co ook niet veronderstellen dat het
feit dat het vaak gaat om kinderen van laaggeschoolde ouders een rol speelt.
Agirdag en Co: "Samenhangend met de vorige mythe,
heerst het idee dat anderstalige leerlingen enkel slechter presteren door hun
taalachterstand. We weten niet hoe de minister tot deze conclusie komt, want
wetenschappelijk gezien weten we weinig over de netto impact van
taalachterstand. We weten wel dat leerlingen met een andere thuistaal
gemiddeld slechter presteren dan Nederlandstalige leerlingen, maar de
taalachterstand is zeker niet de ultieme verklaring hiervoor.
Meer nog, alles toeschrijven aan taalachterstand, de
taal-achterstandsthese, kan de leerachterstanden die er bestaan erger maken op
drie manieren.
Ten eerste is de taalachterstandsthese een voorbeeld van het
deficitdenken. Dit betekent dat de onderwijsachterstanden eenzijdig worden
toegeschreven aan de veronderstelde gebreken van de doelgroep. Hierdoor worden
de anderstalige leerlingen op voorhand al gestigmatiseerd als gebrekkige leerlingen.
En wie kan er ontkennen dat stigmatisering kan leiden tot slechtere
onderwijsprestaties?
Ten tweede maakt de taalachterstandsthese zich schuldig aan
wat het blaming the victim perspectief genoemd kan worden. De claim is immers
dat anderstalige leerlingen de leerachterstanden waarmee ze geconfronteerd
worden vooral aan zichzelf te danken hebben. (NvdR: Geen enkele leerkracht gaat
hiervan uit). Hierdoor worden externe factoren zoals onderwijssegregatie,
armoede, uitsluiting van huisvestiging en arbeidsmarkt als verklaringen naar de
achtergrond verschoven. En ten slotte focust de taalachterstandsthese zo hard
op de gebreken van anderstalige leerlingen, dat men voorbij gaat aan de
culturele en talige bagage die deze leerlingen wél hebben: hun thuistaal.
Mythe 3: Het spreken van de thuistaal belemmert de kennis
van het Nederlands.
Commentaar vooraf: niemand beweert uiteraard dat het goed
spreken van de thuistaal het leren van het Nederlands afremt.
"Maar verhindert het spreken van de thuistaal niet het
aanleren van het Nederlands? Dit is een tweede hardnekkige mythe die evenmin
ondersteund wordt door het wetenschappelijk onderzoek. Integendeel,
internationaal zijn er meer dan 150 studies die aantonen dat het goed beheersen
van de thuistaal een positief effect heeft op het aanleren van een tweede taal.
Commentaar Feys: (1)Aangezien er in de loop van een
schooldag al bij al relatief weinig spreekmomenten zijn, worden de leerlingen
uiteraard gestimuleerd om binnen de klas (bv ook in speelhoeken in kleuteronderwijs)
en buiten de klas zoveel mogelijk Nederlands te spreken. Dit ook mede om te
voorkomen dat de leerlingen in een klas met tal van thuistalen elkaar niet
begrijpen en om te voorkomen dat de leerkracht/juf ze niet begrijpt. Hoe kan
een kleuterjuf b.v. talig inspelen op het zelfstandig spel als er niet eens
begrijpt wat leerlingen aan het zeggen/spelen zijn.
Agirdag en Van Houtte stelden in een eigen studie (2014)
vast dat de Gentse Turkse ouders verwachten dat hun kinderen op school zoveel
mogelijk aangespoord worden om Nederlands (en GEEN Turks) te spreken. Ook
Turkse leerkrachten in Gentse scholen verdedigen dit standpunt. Maar Agirdag en
Van Houtte leggen de conclusies van de studie naast zich neer en beweren dat
die Turkse ouders geïndoctrineerd zijn door de Vlaamse leidende klasse.)
(2) Anderstalige leerlingen die thuis en met vrienden vanaf
de geboorte de thuistaal spreken, krijgen heel veel kans/tijd om de
thuisspreektaal goed te oefenen. Daarnaast volgen ze vaak ook nog Islam-lessen
in de thuistaal. De tijd op school om Nederlands te leren is echter schaars.
Een 6-jarige anderstalige kleuter die buiten de school de thuistaal spreekt,
kreeg in zijn eerste 6 levensjaren x-aantal keren meer tijd om de thuistaal aan
te leren. Hoeveel keer meer: 100 keer en meer?).
Ondertekenaars
Orhan Agirdag (UGent), Mieke Van Houtte (UGent), Ignace
Glorieux (VUB), Sarah Bracke (KULeuven), Christiane Timmerman (UA), Piet Van De
Craen (VUB),Simon Boone (UGent),Nadia Fadil (KULeuven),Lia Blaton (UGent),Noel
Clycq (UAntwerpen),Sarah De Mul (KULeuven),Sven Sierens (UGent),Helene De
Clerck (UAntwerpen), Erol Baykal (Cambridge University), Ina Lodewyckx
(UAntwerpen), Joris Wauters (UAntwerpen), Pieter-Paul Verhaeghe (UGent),
Christof Van Mol (UAntwerpen),Goedroen Juchtmans (KULeuven), Jannick Demanet
(UGent), Eva Jaspaert
P.S.: Ook Steunpunt
NT2-Leuven gekant tegen NT2 vanaf kleuteronderwijs
In Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met
meertaligheid in het Vlaams onderwijs (2009) stelden prof. Kris Van den
Branden en Machteld Verhelst (Centrum Taal & Onderwijs - voorheen:
Steunpunt NT2) het belang van het kennen van het Nederlands in vraag. Ze
schreven: Er ontstaat een discours dat sterk de indruk wekt dat het spreken
van een andere thuistaal dan het Nederlands per definitie een probleem vormt.
`Thuistaal' wordt voorgesteld als een struikelblok voor onderwijssucces, als
een steen die in het rugzakje van de leerling zwaar doorweegt en de tred van
dienst schools ontwikkelingsproces vertraagt en verlamt. Maar klopt deze
voorstelling van zaken wel? Is er voldoende empirisch bewijsmateriaal waaruit
ondubbelzinnig blijkt dat het spreken van een andere thuistaal dan het
Nederlands voor een substantiële groep van leerlingen rechtstreeks samenhangt
met verminderde kansen op succes in het Vlaamse onderwijs? Deze vraag
beantwoorden is een lastige opdracht. De factor `thuistaal' is in Vlaanderen
immers verstrengeld met andere achtergrondkenmerken die een sterke impact
blijken te hebben op de onderwijskansen van leerlingen. Dat is dan vooral het
geval voor achtergrondkenmerken die met `sociaaleconomische status' te maken
hebben.
P.S. Machteld Verhelst is momenteel pedagogisch directeur
binnen de katholieke onderwijskoepel en verkondigt nog steeds hetzelfde afwijzend
standpunt. ---------------------------------------------------------------------------------------
Bijlage 2: Ideologische
achtergrond van zgn. experts die verontwaardigd reageerden op taaloproep van
minister Crevits
De oproep van onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V) tot
de allochtone ouders om meer betrokkenheid te tonen en Nederlands te spreken
werd onthaald op verontwaardigde reacties van professoren en onderzoekers
-veelal taalachterstandsnegationisten en pleitbezorgers van de
multidiversiteit.
Een van hen, Orhan Agirdag, poneerde al in 2013: Met de
pleidooien voor het aanleren van het Nederlands is het voorlopige hoogtepunt
van taalracisme bereikt: de ongegronde overtuiging dat het gebruik en kennis
van witte talen superieur zijn aan het gebruik en kennis van zwarte talen.
In tijden waar het biologisch racisme alle politieke geloofwaardigheid heeft
verloren, bedient de uitsluitingspolitiek zich uitvoerig van het taalracisme,
Taalbadmodel van Bart De Wever is diefstal, De Wereld Morgen, 25.06
In vorige bijdragen besteedden we veel aandacht aan het
weerleggen van hun kritiek. In de bijlage bekijken we nog even de ideologie
achter de kritiek van de zgn. experts.
Maar eerst sluiten we ons aan bij een bijdrage omtrent
dezelfde thematiek van Miel Swillens: Wetenschap hulpje van de ideologie.
Onderwijskrant nam de voorbije decennia het voortouw in de
strijd tegen de egalitaire ideologie e.d. van de meeste van onze
onderwijssociologen en van een aantal onderwijskundigen en taalkundigen- die
ook steeds het woord krijgen in de media. Zie www.onderwijskrant.be
Bijdrage van Miel Swillens: Wetenschap hulpje van de
ideologie
De voorbije dagen
"De oproep van onderwijsminister Hilde Crevits
(CD&V) tot de allochtone ouders om meer betrokkenheid te tonen en
Nederlands te spreken werd onthaald op verontwaardigde reacties van professoren
en onderzoekers. Piet Van Avermaet, directeur van het steunpunt Diversiteit
& Leren (UGent), opende de aanval en noemde Crevits' uitspraken 'ronduit
triest. Daarmee was de toon gezet.
Volgden nog allerlei deskundigen in De Standaard en De
Morgen, waaronder querulanten als Michel Vandenbroeck, hoofddocent gezinspedagogiek
(UGent) en Orhan Agirdag, professor aan het Laboratorium voor educatie en
samenleving (KU Leuven). Maar het leitmotiv voor de klaagzang werd geleverd
door professor Van Avermaet: Crevits uitspraken waren op geen enkel empirisch
onderzoek gebaseerd. Wil je nog een mening verkondigen, controleer dan even of
de UGent daar al empirisch onderzoek naar heeft verricht.
Onwetenschappelijk, niet gebaseerd op empirisch
onderzoek ... Achter al die verwijten aan het adres van de minister schuilt
een wereld van hypocrisie. In de sociale wetenschappen, waartoe ook de
pedagogie en de onderwijskunde behoort, is wetenschap al decennialang het
hulpje van de ideologie. Research wordt ideologisch gestuurd en dient ter
bevestiging van vooropgestelde politiek welgevallige conclusies. Zo'n conclusie
is dat ons onderwijs ongelijkheid produceert en allochtonen discrimineert. Dat
politiek correcte fantasmais door de journalisten van onze kwaliteitspers tot
algemeen geldende wijsheid verheven. Op de opiniepaginas van De Standaard en
De Morgen leveren activistische wetenschappers de ammunitie voor activistische
journalisten. Kritische vragen bij de wetenschappelijkheid van al dat onderzoek
worden niet gesteld."
---------------------------------------------------------------------------
Bijlage: Ideologie van critici van taaloproep
Volgens Agirdag, Van Avermaet,
is taalprobleem een door
taalracisten aangepraat probleem en is kennis Nederlands niet zo belangrijk vr
emancipatie
Relativeerders v kennis Nederlands, integratie &
intensief #NT2 nemen afstand van taaloproep
http://ln.is/www.bloggen.be/onder/LjHm0
Ico Maly : Nederlands leren bij allochtonen is niet
emanciperend, maar discriminerend.
Van Avermaet poneerde: :Men gaat er ten onrechte van uit
dat veel immigranten onvoldoende Ned kennen om te functioneren in onze
samenleving
En nog steeds verzet van de zgn. "experts' tegen
invoering intensief NT2 vanaf 1ste dag kleuter
Hoe Steunpunten NT2 & Diversiteit belang Nederlands
relativeerden en invoering NT2- bestreden
http://www.bloggen.be/onderwijskrant/archief.php?ID=2972377
Agirdag & V Houtte negeren eigen onderzoek: wensen
Turkse ouders & lkn inzake kennis Ned
http://ln.is/www.bloggen.be/onder/6BDZT
Kritiek taalachterstandsnegationisten op Crevits is net dezelfde
als kritiek destijds op taal-alarm van minister Vandenbroucke, maar Sp.a en co
hebben dat blijkbaar niet door.
|