Reeks reformpedagogiek en Nieuwe Schoolbeweging:.
Deel 3: Freinet: 1896-1966
Célestin Freinet: (1896-1966): alternatief voor école caserne et
livresque?
Inleiding
In deze bijdrage beschrijven en
analyseren we vooral de visie van
Freinet n de praktijk in echte Freinetscholen, en niet zozeer de aanpak anno 2017 in de
meeste Vlaaamse Freinetscholen. Zo was
er in Vlaanderen een aanzienlijke
evolutie tussen de praktijk in de
Freinetsscholen in de jaren 1970-1980
en deze anno 2017. Een oud-studente werkzaam in een Freinetschool, zei
me onlangs zelfs dat ze voor leren lezen, rekenen, spelling, wereldoriëntatie
... werkt à la Feys (haar vroegere lerarenopleider) en
niet à la Célestin Freinet.
Er zijn vermoedelijk geen Freinetscholen meer die b.v. in sterke mate werken met de globale en
nefaste leesmethodiek van Freinet, met een fiche- systeem wiskunde/taal à la
Freinet. De meeste Freinetleerkrachten
werken ook met leerplannen, methodes en
(kinder)boeken, een aanpak die destijds door Freinet als totaal verwerpelijk en
burgerlijk werd voorgesteld. Freinet
hekelde het gebruik van boeken - zelfs
kinderboeken in de gewone scholen, in
de verfoeide écoles livresques. In bepaalde Freinetscholen werkt men b.v. ook
al met de door Freinet vervloekte jaarklassen. Enzovoort. In Frankrijk zijn er meer Freinetscholen die
dichter aansluiten bij de Freinet-visie.
1 Freinet over het falen van de
traditionele fokmethodes & Freinet-aanpak als verlossing uit ellende
De stichters van de
(alternatieve) methodescholen waren
meesters in het beeldrijk beschrijven van het failliet van de oude school. De
traditionele methodescholen vonden eensgezind dat de reguliere school uit haar
ellende verlost moest worden, maar over hoe en over de ware Messias-verlosser
liepen de ideeën scherp uiteen. Elke traditionele vernieuwingsschool (TVS)
had/heeft haar eigen waarheid, haar eigen vlag en hymne, haar eigen
catechismus. Als inleiding op de
belijdenis van het alleenzaligmakend geloof in Célestin Freinet, Rudolf
Steiner, Maria Montessori
beschreven de TVS graag kleurrijk de doffe ellende
in de gewone scholen. Jan Romein plaatste de TVS bij de petites religions.
Zijn vrouw Anna Romein getuigde vanuit haar vroegere medewerking binnen de
Montessorischolen dat alles moest zoals de Doktoressa Maria Montessori het had
gezegd en dat iedere kritische vraag omtrent de leer agressie uitlokte (Omzien in verwondering, deel 1, p. 240).
Volgens Sjoerd Karsten ( vroegere
redactiesecretaris van tijdschrift Comenius) is het nieuwe plan van de verlosser een
irreële utopie, terwijl de zgn. oude school niet meer is dan een karikatuur.
Kleine verbeteringen zetten volgens de verlossers geen zoden aan de dijk. Ze
denken in termen van een pasklaar en totaal alternatief dat men in zijn meest
ruime en absolute vorm aan de goegemeente wil verkopen. Het draait allemaal om
het belang van één subject (het kind). Voor de realisatie vertrouwt men op de
autoriteit van enkele charismatische personen. Het verlossingsparadigma
beleefde volgens Sjoerd Karsten een enorme opleving vlak na de eerste
wereldoorlog. In dit klimaat kwam de reformpedagogiek en heel wat idealistische
donquichotterie tot bloei. (Vernieuwing, jan/febr. 1986).
Als C. Freinet op het einde van
zijn leven -in 1965- terugblikte, was er
volgens hem in de voorbije 50 jaar niets veranderd aan wat hij de école caserne of école
livresque noemde. Uit de tekst van één van zijn laatste spreekbeurten blijkt dat Freinet 50 jaar lang
dezelfde clichébeelden van de oude school ophangt en zichzelf als het enige
valabel alternatief voor alle burgerlijke pedagogieën (de andere
methodescholen incluis) voorstelt.
Freient in 1965 : Als een hondefokker toegeeft dat 50 % van zijn
honden mislukken en onbekwaam zijn voor de jacht, als de eigenaars van een
paardenstal hun paarden in alle wedstrijden zien ineenstuiken, dan zou men
hieruit concluderen dat de fok- en leermethoden onbruikbaar zijn. Welnu, de
huidige vormings- en leertechnieken op school falen, en de statistieken zijn in
50 tot 70 % van de gevallen nog
pessimistischer. De ramp zou compleet zijn indien het leven niet een
beetje het falen van de leerkrachten zou
corrigeren. Ik heb echter in de 50 jaar van mijn onderwijsloopbaan maar weinig
vooruitgang inzake methodieken vastgesteld. De huidige prestatieschool is
hiervan het officieel bewijs.
Que faire? Het komt er enkel op aan leermethodieken te hanteren die
meer levensnabij zijn en meer beslissingsmogelijkheden voor de leerlingen bieden.
We moeten hiervoor ook de leerboeken
vernietigen die ons in een doodlopend straatje hebben gebracht. Het gaat
er overigens niet om of onze eigen
Freinettechnieken wetenschappelijk bewijsbaar zijn of reeds bewezen zijn. Het
gaat er om dat wij in het jaar 1965 een pedagogiek gebruiken die aangepast is
aan 1965. (Betrifft: Erziehung, feb. 81, p. 55).
Als tegenstander van de école
livresque was Freinet ook nog in 1965 een principiële tegenstander van het
gebruik van schoolboeken allerhande: methodes (handleidingen), kinderboeken e.d. Ook
in de jaren 1970 troffen we die visie ook nog aan in de Vlaamse Freinetscholen
(Appeltuin e.d.) die toen werden opgericht. De interesse in die tijd van
bepaalde ouders voor Freinetonderwijs (f andere TVS) en het zich afzetten tegen
het gewone onderwijs was best vergelijkbaar met wat zich in het eerste kwartaal
van de 2Oste eeuw afspeelde.
Ook Patrick Stubbe, lange tijd woordvoerder van de Freinetbeweging in
Vlaanderen, drukte nog in 1997 uit dat er
de voorbije eeuw in de gewone school niets veranderde, maar dat de
Freinetscholen al decennia ideaal onderwijs serveren. Hij startte uiteraard ook
met kritiek op de gewone school. Hij
sloot zich hierbij aan bij een
uitspraak van Simon Papert: In
tegenstelling tot een groep chirurgen uit de vorige eeuw die een moderne
kliniek zouden bezoeken, zou een groep leerkrachten uit dezelfde tijd heel goed
herkennen wat er omgaat in de klassen van onze huidige scholen. Stubbe beaamde deze karikatuur en pakt
vervolgens uit met zijn verlossingsmodel: Gedurende diezelfde twintigste eeuw
heeft de Freinetbeweging, naast enkele andere initiatiefnemers, voortdurend aan
vernieuwing van het onderwijs gewerkt.'(Gids voor het basisonderwijs, sept.
1997).
2 Freinet:
instinctuele zelfontplooiing,
zelfsturing, zelfontdekkend leren, zelfbestuur
2.1 Kritische analyse van prof.
Paul Smeyers
We citeren even wat prof. Paul
Smeyers (KU Leuven) over Freinet schreef. Volgens Freinet dient de school
een wereld te creëren die beantwoordt aan de behoefte van het kind.
Freinet streeft geen enkele systematische aanpak na (zie ook zijn Invariants
Het kind leert lezen en schrijven via de expérience tâtonnée, de wet van het
menselijk gedrag zelf: natuurlijk en
globaal lezen, rekenen
We merken tussendoor op dat de globale leesmethodiek
totaal voorbijgestreefd is en ook op Freinetscholen niet echt meer in gebruik
is.
De leerstof wordt aangebracht op
grond van de vraag van het kind zelf
Men zou kunnen stellen dat Freinet door
slechts te spreken van het ontplooien
van wat instinctief gegeven is, het belang onderschat van de sociale werkelijkheid met betrekking tot het
leren van concepten en dat het naïef is te suggereren dat het kind alles voor
zichzelf moet ontdekken.
Het is verder niet duidelijk hoe de
leeromstandigheden vanuit het instinctuele zelf bepaald kunnen worden. De
omgeving die de opvoeder creëert zal
steeds een omgeving zijn die zijns inziens de voorkeur geniet.
Ook het begrip ervaring blijft
bij Freinet erg obscuur. Om welke ervaring gaat het? Is het mogelijk
ervaring op te doen zonder dat men
reeds in dat type van ervaringen
geïnitieerd is? Deze initiatie wordt onderschat door Freinet en afhankelijk
gemaakt van de toevallige interesse van elk kind.
Bij Freinet dient in de
eerste plaats het kind zelf te beslissen. De school moet de autonomie van het
kind respecteren.
Het gaat bij Freinet in de eerste plaats om de vragen van
het specifieke kind en om een
verregaande vorm van zelfontdekkend leren. (Een duiding van de discussie
omtrent Freinet- of klassiek lager onderwijs, Pedagogisch Tijdschrift, 1986,
nr. 1, 3-14).
Even illustreren. Bij de
uitwerking van door de leerlingen zelf gekozen projecten/themas wereldoriëntatie
valt het op dat de leerlingen zich bij de zoek het zelf maar op aanpak vooral
met feitenkennis inlaten. Je ziet kinderen veel overschrijven, vaak
gedachteloos, van moeilijk verteerbare en bloedeloze teksten. Men is ook
gelukkig met plaatjes en namen (soorten potvissen, beren ..).het gaat al te
vaak om themas die toevallig opduiken ( aangespoelde potvis), of om themas
die leerlingen toevallig te binnen schieten, of om iets dat ze gekozen hebben omdat hun
ouders b.v. wijnmakers zijn en over veel documentatie beschikken. Een Freinetleerkracht
(3de leerjaar) getuigde dat ze voor de uitwerking van vrij gekozen
themas informatie liet zoeken in de boekjes junior-informatie en dat de
kinderen bij het opstellen van werkstukken zich hierbij laten leiden. Vroeger
bespraken ze wat ze wilden nemen als onderwerp en zowel de leerlingen als
ikzelf brachten daar informatie over mee. Nu lezen ze een boekje en brengen in
het beste geval nog wat documentatie mee van thuis en werken het uit in een
projectje. Het gebeurt erg veel dat het resultaat een reproductie is van het
boekje, maar volgens mij volstaat dat (Met Freinet op School, AKO, p. 109).
In publicaties van Freient-mensen
duiken ook nog steeds simplistische opvattingen op omtrent zelfbestuur,
gelijkheid en zelfbeschikking. De verschillen in de positie tussen leerkrachten
en leerlingen worden er dan weggepoetst. Men krijgt dan een voorstelling van de
meester als kameraad en van wederkerigheid op alle vlakken.
Ook in andere artikels betreurde
Smeyers -net als Dasberg- dat ook in de hedendaagse pedagogische theorieën de
rol van de leerkracht schromelijk
onderschat werd. Het kind moet zogezegd een eigen levensproject ontwikkelen en
daarom moet de opvoeder zijn eigen
levensproject tussen haakjes zetten.. Smeyers bekritiseerde net als Dasberg de
infantilisering van het kind in de child-centred-visies. (De opvoeder na het
postmodernisme: integriteit en particuliere betrokkenheid. Pedagogisch Tijdschrift, 1994, p. 305-331).
2.2 Philippe Meirieu over vier belangrijke misverstanden binnen de
Nieuwe (al-te -naïeve) Schoolbeweging.
De jonge onderwijskundige,
pédagogiste, Philippe Meirieu stond in Frankrijk bekend als iemand die
genadeloos kritiek formuleerde op het klassieke onderwijs en als alternatief
het nieuwe leren en de Freinet-aanpak volop propageerde. Naarmate hij ouder
werd nuanceerde hij zijn standpunten. Hij publiceerde in 2012 zelfs een
bijdrage waarin hij misverstanden bij de aanhangers van Freinet en van andere de alternatieve scholen beschrijft en probeert
recht te zetten (LEducation Nouvelle: carrefour de malentendus ...).
Misverstand nr. 1: Een leerling leert
pas als hij gemotiveerd is, en als de leerinhoud aansluit bij zijn ervaringswereld. Versus:
we moeten vooral ook motivatie opwekken voor de onbekende wereld en voor de
leerinhouden uit de vakdisciplines (= ervaringsverruimend leren).
Subordonner les apprentissages à
des motivations préexistantes, cest entériner les inégalités et renoncer à
faire découvrir aux élèves des situations mobilisateurs qui pourront être, pour
eux, émancipateurs. Faire émerger le désir dapprendre, cest organizer des
rencontres susceptibles de mobiliser lélève sur ce dont il ignorait, jusque
là, tout à la fois lexistence et les satisfactions intellectuelles quil
pourra en tirer
Cest lui ouvrir des possibilities au lieu de lenfermer dans
lêtre-là.
Misverstand nr. 2: Een leerling leert enkel iets dat hij het zelf
zinvol en nuttig vindt. Versus: belang
van cultuuroverdracht en van
vakdisciplines als cultuurproducten
Lengagement dun sujet dans des
savoirs nest pas seulement lié à lutilisation quil pourra faire de ceux-ci
pour résoudere les problèmes matériels qui se posent à lui dans sa vie
quotidienne. Cet engagement est aussi fondamentalement lié à la manière donc
léducateur est capable, à tous les niveaux taxonomiques, de relier les savoirs
quil enseigne à une culture, à la manière dont ils ont été élaborés par les
humains et dont ils contribuent encore aujourdhui à parler aux petits
dhommes de leur émancipation.
Misverstand nr. 3 Een leerling leert slechts als hij actief is, iets
concreet mag maken. Versus: vooral mentale activiteit is belangrijk.
Rendre lélève actif dans ses
apprentissages est éminemment nécaissaire, mais il sagit dune activité
mentale qui nest pas systématiquement correleé avec une activité matérielle
de fabrication. Lactivité qui fait apprendre et progresser cest celle qui se
passe dans la tête de lélève. Certes, lactivité concrète demeure un
excellent point de depart pour permettre lopération mentale, mais à condition
, de mettre en place un dispositive pédagogique qui permet de dégager un modèle
transferable afin de ne point en rester à un savoir-faire empirique.
Misverstand nr. 4 Men moet de leerlingen democratisch opvoeden. Versus:
de leerlingen opvoeden tot democratie
Education démocratique est
utilisée dans lEducation Nouvelle, pour désigner la démarche éducative
elle-même: il faudrait, dit-on, éduquer démocratiquement. Il saggirait de
mettre en oeuvre une démocratie en miniature dans les écoles afin que les
enfants décident eux-mêmes démocratiquement de leur propre éducation.
Mais lélève a besoin que
ladulte décide pour lui de ce à qui il doit être éduqué ainsi que de la façon
de le faire: celui qui est déjà la, doit, comme le dit Hannah Arendt, assumer
sa responsabilité du monde; il a un impirieux devoir dantécédence à légard de
celui qui arrive infiniment démuni, fragile, et inachevé
Il vaut donc mieux
parler déducation à la démocratie plutôt que déducation démocratique.
Lentrée dans le débat
démocratique et la possibilité dexercer sa responsabilité de citoyen supposent
donc une formation qui accompagne le sujet en lui donnant, tout à la fois, les
savoirs nécessaires pour comprendre le monde et les occasions de sengager
progressivement dans des collectives en faisant des choix à sa mesure. Cest ainsi
quun petit dhomme devient un petit homme et conquiert le pouvoir de
penser par lui-même, dagir en connaissance de cause et de simputer la
responsabilité de ce quil dit et fait.
3 Kritiek Perrenoud : 'les pédagogies nouvelles en
question'(1997)
3.1 Ontsporingen binnen
alternatief gedachtegoed van Freinet e.d.
We beluisteren eerst de
Freinet-zelfkritiek in een publicatie van prof. pedagoog Philippe Perrenoud (Genève). LEcole Freinet des Bruyères
(Louvain-la-Neuve) vierde in 1997 haar twintigste verjaardag. Naar aanleiding
van de conferentie die de vroegere Freinet-minded Perrenoud er gaf over Les pédagogies nouvelles en question stelde
hij achteraf een tekst op waarin hij de Freinetaanhangers en andere vernieuwers
stimuleert om een aantal kritieken ter harte te nemen en ook meer aan
zelfkritiek te doen. Je vindt de tekst op het internet:
http://freinet.org/creactif/bruyeres/perrenoud.html.
Prof. Perrenoud die in het
verleden de kritiek kreeg dat hij een aanhanger was van de naïeve en
romantische reformpedagogiek, nam in
deze bijdrage de kritiek blijkbaar ter harte. We vermoeden dat de deelnemers aan de
Freinet-conferentie niet verwacht hadden dat een propagandist van de
Freinet-ideeën plots zo kritisch uit de hoek zou komen. Voor het eerst zien we
ook dat Perrenoud het elitair karakter van de Freinetscholen rechtstreeks in
verband brengt met de typische Freinetaanpak die de 'gewone' kinderen en hun
ouders niet aanspreekt.
Perrenoud roept de Freinetmensen
en andere vernieuwers op om neen te zeggen aan een aantal alternatieve
verleidingen en komaf te maken met een aantal ontsporingen binnen het
alternatief gedachtegoed. Hij
3.2 Verwaarlozing van leertaak en klassieke leerinhouden
Perrenoud vindt vooral dat vernieuwers al te
vaak het belangrijkste doel van het onderwijs, de leertaak, uit het oog
verliezen. Het belangrijkste doel van
het onderwijs bestaat in het realiseren van de autonome toegang van elk
individu tot de kennis en de normen. We moeten hierbij een beroep doen op alle
mogelijke (menswaardige) strategieën, en niet enkel op Frenettechnieken.
Bepaalde
Freinetmensen en andere vernieuwers zijn al te zeer de slaaf van de zogenaamde
alternatieve technieken: de vrije tekst, de klasraad, het werken met projecten,
de klascorrespondentie, de wiskunde-fiches
Vernieuwers moeten zich in hun
hervormingspogingen meer laten inspireren door de verworvenheden van de actuele
onderwijswetenschappen (leerpsychologie, didactiek, vakdidactiek
) en van de
hedendaagse pedagogische stromingen.
Binnen de alternatieve scholen
zijn er volgens Perrenoud nogal wat leerkrachten die geneigd zijn zich vast te
bijten in de traditionele technieken (middelen), in plaats van op een open
manier het uiteindelijke doel na te streven en hierbij ook te zoeken naar
nieuwere en meer gevarieerde strategieën en technieken.
De relatieve onverschilligheid
ten aanzien van leerinhouden kwam/kot tot uiting in het feit at de traditionele
kernvakken de klemtoon vaak lag op het routinematige en niet-inzichtelijke leren. Hieromtrent
getuigde Kees Vreugdenhil destijds: De methodescholen hanteren voor rekenen en
taal heel vaak mechanistische aanpakken ( b.v .wiskunde- en taalfiches à la Freinet) die leerpsychologisch en
didactisch volstrekt achterhaald zijn (Didaktief, september 1989, p. 10.)
3.3 Te lage eisen, te weinig evaluatie, teveel zelfontdekkend leren
Perrenoud bekritiseert in de
paragraaf non à une pédagogie sans
evaluation, ni exigences fortes een onderwijs waarin geen hoge eisen
gesteld wordt en waarin degelijke evaluatie ontbreekt. Hij schrijft: De schrik om te selecteren en om aldus de
maatschappelijke hiërarchie te reconstrueren kan ertoe leiden dat men niet meer
ernstig evalueert, om niemand openlijk met het mislukken te confronteren
De
alternatieve scholen werken niet meer met rapporten, maar bepaalde alternatievelingen
erkennen de verschillen niet tussen de leerlingen. Met dergelijke
struisvogelpolitiek kan men de verschillen niet neutraliseren of verminderen.
We mogen ook niet doen alsof alle kinderen dezelfde mogelijkheden hebben om te
leren. We mogen verder niet denken dat kinderen spontaan dezelfde competenties
construeren."
Perrenoud heeft ook bedenkingen
bij de uitdrukking spelenderwijs leren bij Freinet en andere vernieuwers.
Perrenoud zegt dat hij geen problemen heeft met deze uitdrukking als men onder
spel maar niet verstaat gemakzucht, ontspanning, vrijpostigheid, maar wel een
positieve gedrevenheid om competenties te verwerven, om situaties te leren
beheersen.
3.4 Geen infantilisatie en geen
pédagogie enfermant chacun dans sa différence'
Verder is er zonder degelijke
evaluatie geen regulering van het leren mogelijk. Het toepassen van een zgn.
pédagogie de la réussite en onderwijs op maat betekent al te vaak het
affirmeren van het slagen tegen alle evidentie in. Willen we het slagen mogelijk
maken dan mogen we de leerling niet opsluiten in een tijdelijke mislukking.
(P. pleit voor meer aandacht voor het leerproces en voor zorgverbreding en
remediëring). Het kind uitdagen betekent ook dat men de schoolse cultuur niet
te sterk aanpast aan het niveau van het kind, want dan krijgt het kind
onvoldoende nieuwe middelen aangereikt om de wereld te begrijpen.
In een volgend punt werkt
Perrenoud deze idee verder uit in een paragraaf met als titel: Non à une pédagogie enfermant chacun dans
sa différence'. Onderwijs op maat, 'pédagogie différenciée' betekent al
te vaak dat het onderwijs verzaakt aan zijn hoofdopdracht en elk kind fixeert
op zijn beginniveau en niets doet aan het wegwerken van tekorten of
leerproblemen.
Perrenoud schrijft: De grens tussen het opsluiten van het kind in
zijn eigen tempo en het forceren van het kind om te leren is smaller dan men
denkt. De alternatieve scholen zijn steeds vooral gevoelig geweest voor het
niet uitoefenen van geweld op de opvoedeling, voor de neiging de fabriquer
autrui, een soort Frankenstein. Deze voorzichtigheid kan tot een afwachtende
ingesteldheid leiden. 'Si je devais
vraiment rouler à mon rythme, je ne roulerais pas',, dit Le Chat, personnage
des bandes dessinées de Philippe Geluck.
In een tijd waarin het
savoir-être belangrijker lijkt dan de kennis, zou men kunnen denken dat men
kan leren zonder ooit te werken. Leren gaat echter gepaard met pijn. Met pijn
bedoelen we niet lijden onder de verveling of de plagerijen, maar lijden onder de
opdracht kennisgebieden te moeten begrijpen en assimileren die men als leerling
aanvankelijk obscuur, abstract, buiten bereik vindt...
"Echt vernieuwende
onderwijsvisies voor deze tijd vertrekken van een belangrijke, maar tegelijk
uiterst moeilijke uitdaging: hoe kan men leerinhouden zinvol maken zonder te
verzaken aan het breed toegankelijk maken van deze leerinhouden voor de
leerlingen". Het zinvol maken moet in functie staan van het breed
toegankelijk maken. (Perrenoud verwijst hier naar een publicatie van E. Vellas
waarin deze duidelijk maakt dat het zinvol maken van de leerinhouden een veel
moeilijker opdracht is dan velen geneigd zijn te denken.)
3.5 Beschuttende werkplaats: beschermd milieu
Volgens Perrenoud stellen
alternatieve scholen zich te vlug op als een soort beschuttende werkplaats voor
de kinderen. Alternatieve scholen waren bij hun oprichting veelal scholen
waarin kinderen in een kunstmatig kinderland geplaatst werden, het liefst in de
open natuur, ver van de gedegenereerde cultuur, buiten de maatschappelijke
instituten Men wou het kind in alle vrijheid laten opgroeien.
Perrenoud schrijft: Een kindgerichte aanpak trekt partij voor
het kind, herkent het kind in zijn eigenheid en laat het opgroeien binnen
sociale relaties die minder hard zijn dan deze die gangbaar waren in de
klerikale of openbare school van weleer. Het weigeren van symbolisch geweld en
van het loochenen van het subject is een achtenswaardige zaak. Maar voor een
aantal leerkrachten en ouders zijn de alternatieve scholen vooral een
toevluchtsoord waarin de kinderen afgeschermd worden van de competitie en van
de macht binnen onze maatschappij. Deze zoektocht naar een oase leidt
volgens Perrenoud nogal vlug tot het verzaken van elke spanning tussen de
wensen van individuele leerlingen en het moeten leren op school, de hoofdreden
van de aanwezigheid van kinderen op school. Welnu, zonder spanning en
inspanning is er geen toegang mogelijk tot de wereld van de kennis en kan de
leerling geen zelfstandige identiteit uitbouwen. Perrenoud is allesbehalve
voorstander van de keuze voor onderwijs binnen een beschermd milieu, binnen
kinderland.
3.6 Bestuur van de school door
ouders?
Perrenoud pleit voor communicatie
met de ouders en voor het meer tegemoet komen aan de verwachtingen en cultuur
van de gezinnen en vooral van de benadeelde gezinnen. Tegelijk wijst hij op het
gevaar als Freinetouders een sterke greep op de school krijgen. In alternatieve
scholen vindt men de meest geëngageerde ouders terug in het gemeenschappelijk
bestuur van de school. Dit is volgens P. niet zonder gevaren. Zulke ouders
worden steeds veeleisender. Zij definiëren graag de school als een instelling
die gebouwd is op de maat van hun eigen kind, als een loutere voortzetting van
hun eigen opvoedkundige waarden en ambities. Leerkrachten die in dergelijke
instellingen terechtkomen, bevinden zich vlug in een onderwijsproject waarin ze
geen eigen zeg meer hebben en teveel de speelbal zijn van de wensen van de
ouders.
Perrenoud spoort de alternatieve
scholen aan om hun erfgoed te verrijken met de meer hedendaagse pedagogische
inzichten en aanpakken en zich minder dogmatisch op te stellen.
4 Zelfkritiek van Michel Monot
(Freinetbeweging)
4.1 'Pédagogie passive et acceptante'
Freinet-sympathisant Michel Monot
schreef een bijdrage over L'adaptation
de la pédagogie Freinet aux connaissances actuelles en matière de psychologie
et de pédagogie. Monot geeft grif
toe dat veel hedendaagse onderwijsvisies serieuze correcties op Freinet
inhouden (http://www.cru.fr/listes/freinet@cru.fr/ ). Hij is duidelijk onder de
indruk van de kritiek op het reformpedagogisch gedachtegoed in Frankrijk, zoals
dit o.m. te beluisteren viel op het colloquium 'Défendre et transformer l'école
pour tous' van de gelijknamige vereniging (Marseille, 3 tot 5 oktober 1997).
Monot betreurt vooral dat er binnen de Freinetaanpak te weinig aandacht is voor
de leeropdracht en voor de cognitieve verrijking. Freinetmensen pakken te veel
uit met 'tâtonnement expérimental' en met natuurlijk en zelfontdekkend leren.
*Volgens Monot zou men b.v. uit
Vygotsky moeten leren dat de Freinetaanhangers meer belang moeten hechten aan
de bemiddelende rol die de leerkracht in het leerproces speelt, en aan criteria
voor een intense mediatie zoals die b.v. te vinden zijn bij Feuerstein die zich
ook beroept op Vygotsky Lev Vygotsky e.a.
contesteren, aldus Monot, les
pédagogies généreuses, mais passives et acceptantes". Monot zelf pleit
voor 'une pédagogie généreuse, mais active et modifiante'.
Men moet volgens Monot uiteraard
het kind accepteren zoals het is, maar een accepterende én tegelijk passieve en
milde aanpak (à la Freinet) houdt veel gevaren in. Monot formuleert vervolgens
een aantal concretere kritieken. We behandelen ze in de volgende punten.
4.2 Plan de travail hebdomadaire individualisé?
Het plan de travail hebdomadaire
individualisé dat binnen de Freinetpraktijk zo belangrijk is, biedt volgens
Monot ontoereikende onderwijskansen. Monot
vindt dat Freinet te veel belang hechtte aan het individueel werk. Le
travail hebdomadaire individualisé, een vorm van intensief contractwerk, leidt
te veel tot aanmodderen en is weinig effectief. (Noot: dit is ook al lang onze
kritiek ten aanzien van doorgedreven en weinig doordacht contractwerk.)
4.3 Te weinig aandacht voor leerresultaten
Monot heeft het vervolgens over
het perverse principe des pédagogies de la réussite. Hij schrijft: Freinetmensen waarderen te eenzijdig
successen in secundaire leerdomeinen, en te weinig in leerdomeinen als rekenen
en taal. De leerlingen, die ook succes willen en moeten boeken voor rekenen en
taal, zijn hier de dupe van. De Freinetmensen hebben volgens de auteur
nieuwe aanpakken en middelen nodig om de leerlingen beter te kunnen helpen voor
die basisdomeinen.
Monot stelt dus dat alternatieve
scholen te weinig begaan zijn met de leerresultaten en te veel dwepen met de
zgn. 'pédagogie de la réussite' . Dit doet me denken aan een analoge kritiek
van prof. Bosker op de wijze waarop F. Laevers op de onderwijsresearchdagen
(Leiden, mei 2000) de criteria betrokkenheid en welbevinden als de centrale
evaluatiecriteria voorstelde. We citeren even uit het congresverslag: Bosker
merkte nadien als discussiant op dat Laevers benadering middel-doelverwarring
kan worden verweten (operatie geslaagd, patiënt overleden), omdat de
effectiviteit van onderwijs aan het bereiken van vooropgestelde doelen moet
worden gemeten en niet aan het bereiken van intermediaire doelen.
4.4 'Les aventuristes du texte libre'
Monot bekritiseert ook de
eenzijdigheid van de Freinet-leesmethodiek waarbij vooral gebruik gemaakt wordt
van de vrije teksten van de leerlingen. In zijn beleidsverklaring haalde ook de Franse
onderwijsminister Luc Ferry destijds uit naar 'les aventuristes du texte libre'. Bij degelijk en modern leesonderwijs
moeten leerlingen volgens hem vooral geconfronteerd worden met teksten van
goede auteurs. In Onderwijskrant nr. 63 (september 1990) omschreven we onze
kritiek aldus: De Freinetaanpak overbeklemtoont het zelf produceren van
leesteksten, waardoor de literatuurbenadering binnen het taalonderwijs
verwaarloosd wordt.
Precies vanuit de literaire invalshoek kan men kinderen
ook vaak het best stimuleren tot taalproductie (spreken, dramatiseren,
schrijven
). De vrije teksten van de kinderen kunnen onmogelijk het centrale
uitgangspunt zijn voor het taalonderwijs en het leesonderwijs in het bijzonder
(p. 41).
5 Freinetscholen zijn elitair net
als Freinets zgn. école populaire
5.1 Vlaamse studies en
uitspraken over elitair karakter
In een onderzoek onder supervisie
van prof. F. Simon kwam Lieven Viaene, de huidige inspecteur-generaal, tot de vaststelling dat in de Vlaamse
Freinetscholen 50 % van de ouders universiteit had gevolgd en 26 % HOBU
(Persoon en Gemeenschap, 1993, p. 289-317). De beroepen van de ouders situeren
zich heel sterk in de socio-culturele sector en in tweede instantie binnen het
hoger kader en de hogere bedienden (cf. ook onderzoek van S. De Schutter, UIA,
1991). Het zijn allesbehalve scholen die in aanmerking komen voor een
onderwijsvoorrangsbeleid.
De Gentse prof. Koen Raes schreef
in 2000: "Poot een Freinet-school in
een kansarme buurt neer en kijk, de kinderen uit de buurt laten het
afweten" (De Morgen, 28 oktober 2000). Marijke Schaepelinck, de vrouw
van minister Johan Vande Lanotte, werkte lange tijd als leerkracht op een
stedelijke Freinetschool in Gent en getuigde dat ook haar Freinetschool elitair
is: Wij hebben op onze Freinetschool te Gent inderdaad vooral kinderen van
gemotiveerde ouders. Wij hebben heel weinig buurtkinderen en als ze komen,
blijven ze meestal niet lang. Tja, dat is een verarming, want het risico van
een eenzijdige kijk op de maatschappij bij de leerlingen wordt daardoor veel
groter" (Humo, 14 december1999).
Alternatieve methodescholen zijn
al een eeuw lang elite-scholen, al noemden de Freinetmensen hun scholen
'volksscholen' (écoles populaires). Ook de privéschool en het internaat van
Freinet te Vence waren geen weerspiegeling van de landbouwers- en
arbeidersbevolking van Vence. Vence was bij de start in 1935 sterk bevolkt door
kinderen van welstellende ouders en van kunstenaars, door Spaanse kinderen die
tijdens de burgeroorlog naar het buitenland gestuurd werden
(Betrifft:
Erziehung, sept. '81, p. 55). Freinets 'école populaire' of 'école du peuple' in Vence was geen locale
gemeenschapsschool en de latere Freinetscholen waren nog meer elitair.
Na een langdurig bezoek aan een
aantal Franse Freinetscholen die veelal deel uitmaken van het officieel
onderwijs kwam Flora Eckstein in 1977 tot volgende vaststelling: "Die
Alternativen Schulen laufen Gefahr, Schulen der Reichen zu sein. Die
alternativen Schulen sind in einem intellektuellen, oft wohlhabenden, politisch
linkem Milieu angesiedelt. Es sind Schulen die aus der Notwendigkeit einer
Gruppe für diese entwickelt wurden" (Betrifft: Erziehung, nov. '77, p.
52).
Prof. Wolfgang Keim stelde zelfs
dat de subsidiëring van alternatieve scholen die enkel openstaan voor ouders
die de specifieke visie van Freinet, Steiner,
genegen zijn en sterk elitair
zijn, in feite in strijd is met 'dem im Grundgesetz verankerten Gebot der
Chancengleicheit' (Frankfurter Rundschau, 30.12.99 en Internet).
5.2 Nico Hirtt (Oproep voor een democratische school) in 2000:
Freinetscholen zijn elitair
Nico Hirrt, voorzitter van de maatschappijkritische groep 'Appel pour une école démocratique' ('Oproep
voor een democratische school'), maakte zich in 2000 zorgen over het feit dat
een aantal progressieven veel heil zien
in het oprichten van Freinetscholen en dit zelfs in naam van het realiseren van
meer gelijke onderwijskansen. Hirrt
schreef hierover: "Ceux qui, en
Belgique par exemple, créent ou ont créé des 'écoles Freinet' au cours des
vingt dernières années connaissent ce problème (d'élitisme): alors que ces
établissements se fixaient pour but d'offrir un enseignement 'alternatif' aux
enfants du peuple, le recrutement s'effectue dans les couches bourgeoises et
petites-bourgeoises de la population. Malgré quelques exceptions, la tendance
générale est incontournable.
" Hirrt stelt verder dat de oprichting van Freinetscholen 'participe, globalement d'un mouvement de
discrimination sociale' en dat het oprichten van Freinetscholen jammer
genoeg de trend naar privatisering van het onderwijs in de hand werkte (N.
Hirrt, L'enseignement Freinet: est-il soluble dans l' école marchande?, in:
L'école démocratique, janvier-février 2001, ook op het Internet).We merken dus
dat de voorzitter van 'Appel
' dat
expliciet de democratisering van het onderwijs in het vaandel draagt, het
oprichten van Freinetscholen geenszins als een oplossing ziet en stelt dat
Freinetscholen in de regel elitair en sociaal discrimineren
5.3 'Sur mesure pour les classes
moyennes' (1998)
We laten nog even prof. Philippe
Perrenoud aan het woord over het elitair karakter van Freinetscholen, scholen
'sur mesure pour les classes moyennes'. Volgens Perrenoud zijn het de gezinnen uit de betere
middenklasse die hun kinderen inschrijven in een alternatieve school. Zo lazen
we ook in het AKO-bulletin van oktober 1998 dat op het Freinet-ICEM-congres van
Lyon openlijk toegegeven werd dat Freinetscholen elitair blijven: "De armere klasse staat nogal
weigerachtig tegenover de Freinet-pedagogie. De mensen herkennen er zich niet
in". Waarom de armere klasse zich echter niet herkent in de
Freinet-pedagogie wordt niet verder uitgelegd. Wel wordt verder gezegd dat de
gewone mensen te weinig geïnformeerd zijn. Prof. Perrenoud durft wel naar
verklaringen zoeken. In het verlengde van zijn algemene kritiek op de inhoudelijke
Freinetaanpak (te weinig aandacht voor leertaak e.d.) verduidelijkt hij verder
waarom de Freinetscholen de gewone ouders en kinderen weinig aanspreken. We
citeren even: "De personalistische
waarden van de alternatieve scholen sluiten aan bij de individualistische
waarden van de hogere middenklasse voor wie het maatschappelijk succes, het
geluk en de zin van het leven belangrijke aangelegenheden zijn. De door de
alternatieve scholen beleden waarden worden door de meer gewone ouders als
individualistisch ervaren, ook al is het respect voor het individu filosofisch
gezien niet per se een synoniem voor individualisme."
Perrenoud: "Er is ook een
heel grote afstand tussen de pedagogische aanpak binnen de alternatieve
scholen, hun waarden, hun waardering voor de kennis, de maatschappelijke
normen
en anderzijds de cultuur van de arbeiderskinderen en die van hun
ouders. In arbeidersmilieus denkt men anders over het ideale onderwijs;
arbeiders vinden de alternatieve aanpak niet wenselijk voor hun kinderen.
Arbeiders geloven niet in spelend leren, in veelvuldig praten over afspraken en
onderhandelen over de leeractiviteiten, in inspraak, in kritiek formuleren
Dit alles lijkt tegengesteld aan de gewone relaties tussen kinderen en
volwassenen. Vanuit het standpunt van de kinderen bekeken kan men ook stellen
dat de open activiteiten van de
alternatieve scholen, het bespreekbaar werkcontract, de onzekerheid omtrent de
te verwerven kennis
de kinderen in de war brengen."
Perrenoud besloot: "De alternatieve school richt zich dus
willens nillens tot de kinderen en de ouders uit de hogere middenklassen en dit
in een hun welbekende taal. Die ouders kiezen voor een alternatieve school ook
al houden ze er vaak uiteenlopende politieke keuzes op na." Prof. Perrenoud maakt er zich ook niet van af
door te stellen dat de gewone ouders minder geïnformeerd zijn. Er is volgens
hem veel meer aan de hand. Eén van zijn besluiten luidt dan ook: "Non à une pédagogie en circuit
fermé". P. schrijft: "La pureté cultivée en circuit fermé conduit au
complexe de l'assiégé- le village d'Obélix- et du juste, parfois à une forme
d'arrogance."
Het elitair karakter heeft als
gevolg dat Freinetouders en hun kinderen vooral geestesgenoten frequenteren op
school maar ook naschools en aldus vervreemden van de realiteit en van de
plaatselijke gemeenschap. De Freinetmensen beweren graag dat zij zich meer
maatschappijvernieuwend opstellen, meer begaan zijn met het lot van de
verdrukten en meer opvoeden tot solidariteit. Bij Freinetleerlingen is echter
de kans geringer dat ze vertellen of vrije teksten schrijven over werken met de
handen, over achterstandssituaties, over werkloosheid van hun ouders, over
armoede en honger, over onveiligheid
Freinetleerlingen hebben minder ervaring
met de nare kanten van de werkelijkheid dan kinderen uit gewone scholen. Maar
vooral door de eenzijdige omgang met leerlingen en ouders uit de betere en
mondigere milieus krijgen ze een eenzijdig wereldbeeld en worden ze tegelijk
maatschappelijk bevoor(oor)deeld.
Een open gemeenschapsschool valt
ook niet de rijmen met de gesloten ingroupcultuur die veelal heerst binnen de
groep van alternatieve ouders en leraars. Binnen een alternatieve school heerst
vaak een zelfgenoegzaam ingroupklimaat waaraan de groepsleden zich verregaand
moeten conformeren. Voor leerkrachten die in hun opvattingen evolueren of de
grote druk niet meer aankunnen, schept dit grote problemen en conflicten.
6 Prof. G. Snyders bevestigde in
1996 zijn vroegere (linkse) kritiek op Freinet: 'infantilisering en nadelig voor
arbeiderskinderen'
6.1 Inleiding : linkse
kritiek op Freinet
De recente Feinetkritiek van
Monot, Perrenoud, Lahire en van vele anderen is allesbehalve nieuw. Die kritiek
kwam destijds uit progressieve kringen die sterk begaan waren met het scheppen
van 'gelijke onderwijskansen' en met de emancipatie van de arbeidersklasse. De
zogenaamde intellectuelen binnen de communistische partij b.v. formuleerden al in de jaren vijftig scherpe
kritiek aan het adres van kameraad Freinet. Volgens een Engelse bijdrage op het
Internet verweten zij Freinet: -promoting a notion of school based on an outmoded
rural ideal, -downplaying the role of the
teacher, -stressing process rather than
content, -exaggerating the importance of
children's spontaneous behaviour thereby reinforcing principles dear to
bourgeois individualism.
Dit alles was volgens de
Marxistische critici in strijd met de belangen van de arbeiderskinderen en de
Freinet-scholen waren volgens hen allesbehalve 'écoles populaires' of 'écoles
du peuple'. Zij sloten zich inzake onderwijs meer aan bij de visie van de
Italiaanse marxist Gramsci die de leertaak, de leidende rol van de leerkracht
en de meer klassieke leerinhouden en basiskennis centraal stelde. Na de tweede
wereldoorlog bestreed de communistische partij zelfs vrij heftig de
Freinetaanpak. In een bijdrage in 'l'Humanité' (19 oktober 1966) bij het
afsterven van Freinet nam Fernade
Seclet-Riou, de vroegere rapporteur van de commissie Langevin-Wallon,
Freinet en de Freinetaanpak nog een scherp op de korrel.
Niet enkel 'la gauche politique
et syndicale', maar ook de linkse onderwijskundige Georges Snyders bestreed
vanaf de jaren vijftig heel heftig de visie van kameraad Freinet, die volgens
hem heel nefast was voor de culturele verheffing van de arbeiderskinderen.
Bijna 50 jaar later -in 1996- herhaalde Snyders nog eens die kritiek in een
interview naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de geboorte van
Freinet. We laten hem even aan het woord (http://www.regards.fr.archives/1997/199701/199701cit13.html).
6.2 'Lécole est faite pour être
différente de la vie'
Snyders vond vooreerst de
reformpedagogische slogans par la vie, pour la vie, tâtonnement
expérimental, natuurlijk leren
heel nefast voor het onderwijs en nog het
meest voor het lot van de cultureel benadeelde leerlingen. Hij stelt in het
interview van 1996: Lécole ne peut
imiter la vie, si elle y prépare. Volgens Snyders beklemtoonde Freinet
veel te weinig de (schoolse) motivatie die typisch verbonden is aan het willen
verwerven van kennis en cultuur. Hij stelt: Als b.v. Freinet in zijn
publicaties (voor)beelden geeft van joie
au travail à lécole, dan gaat het over een muur bouwen, participeren aan
het werk op het veld
Binnen de veelvuldige doe-activiteiten in het kader van
b.v. het primitief en ambachtelijk weven moesten de kinderen tegelijk de weg
van schaap naar wol ontdekken, leren rekenen, enz. In Léducation du travail (1946) schrijft Freinet dat het werken een
centrale plaats moet innemen op school. De school moet mettre en chantier
la vie' (p. 197). Freinet wou de école temple (de la parole) ombouwen tot
een école-chantier, waar geleerd wordt door het werken zelf. (Noot: het gaat
hier om ideeën die Freinet vooral ontleende aan John Dewey die binnen zijn
learning by doing veel waarde hechtte aan het ambachtelijk werken van de
leerlingen, zie bijdrage over Dewey ).
Snyders zegt in het interview dat
hij nooit heeft begrepen waarom Freinet en de reformpedagogen niet inzagen dat
het leren op school eigen kenmerken moet hebben die sterk verschillen van deze
van het (natuurlijk) leren buiten de school en van de constructivistische
premisses: Precies omdat de leerlingen
buiten de school onvoldoende datgene leren dat ze nodig hebben voor het leven
en om zich cultureel waar te maken, is er een schools (meer formeel) leren
nodig dat in sterke mate afwijkt van het meer spontane en toevallige leren
buiten de school: Lécole ne peut imiter la vie, si elle y prépare. Dit
belet niet dat volgens Snyders er toch tot op zekere hoogte een synthese
mogelijk is tussen de culturele erfenis van kennis en kunde en de concrete
belevenissen van de leerling.
Snyders stelt: Lécole est faite pour être différente de
la vie, et pour faire comprendre précisément la vie parce quelle est
différente
Ce que je nadmets pas, cest que lécole veuille être comme la
vie.
Il faut aussi tenir compte du
|