Rampzalige ZILL-leerplanoperatie katholiek onderwijs stuurt aan op radicale en
nefaste kanteling onderwijs &
uitholling van leerplannen,
handboeken/methodes, ontwikkelingsgerichte/constructivistische
aanpak ...
Raf Feys
1.1 Nefast leerplanconcept: ontwikkelingsgerichte
aanpak e.d.
In het VLOR-advies over de nieuwe eindtermen lezen
we meermaals dat de VLOR een nieuw
denkkader wil aanreiken voor de einddoelen en daarmee een wezenlijke
perspectiefwissel beoogt. VLOR-commissievoorzitter Geert Schelstraete poneerde achteraf
enthousiast dat zijn katholieke koepel 'volmondig' het VLOR-advies onderschreef, de
perspectiefwissel, de ontwikkelingsgerichte aanpak e.d. ('VLOR-advies
integreert alle elementen van onderwijskwaliteit' Forum, oktober 2015).
Het Verbond van het katholiek
basisonderwijs werkte een leerplanconcept uit als normatief kader voor de opstelling van de nieuwe leerplannen:
ZILL: zin in leren, zin in leven. De
perspectiefwissel bestaat niet enkel in
een resolute klemtoon op het ontwikkelingsgerichte karakter van einddoelen
(cf. model kleuteronderwijs), maar ook in een optie voor een
ontwikkelingsgerichte didactische aanpak: verantwoordelijkheid geven aan
jongeren voor eigen leerproces, contextueel leren,. aandacht voor actief leren,..
Zon ontwikkelingsgerichte &
onderzoeksgerichte aanpak staat echter haaks
op effectief onderwijs en op het recente van pleidooi PISA-2015 voor directe en
systematische instructie. De PISA-studie wees uit dat er in hoogscorende landen
veel meer aandacht wordt besteed aan directe, leerkrachtgeleide en
systematische instructie. Deze conclusie werd zowel vastgesteld voor
wetenschappen als voor wiskunde (zie: PISA: deel: Policies and Practices for
Successful Schools.). De ontwikkelingsgerichte en onderzoeksgerichte aanpak
scoorde veel zwakker. Onderzoeker John Hattie wees in zijn reviewstudie eveneens op het grote belang van voldoende
directe/expliciete instructie. Hij drukte het o.a. zo uit: Je hebt een sterke
leraar nodig die instrueert en ingrijpt. Die vragen stelt, controleert, en soms
opnieuw het werk laat doen. Geen coach dus die vanaf de zijlijn
aanmoedigt." De ZILL-visie rept met geen woord over directe instructie en
neemt er zelfs aftand van.
Geen toeval dat de koepel voor de
inspiratiedag over het nieuw
leerplanconcept een beroep deed op de Gentse onderwijskundige Martin Valcke. Valcke is een pleitbezorger
van een radicaal competentiegerichte en contextuele aanpak. Hij manifesteert
zich als een vurige tegenstander van klassiek onderwijs ... Hij pleitte voor
het radicaal loskomen van de klassieke leerplannen en handleidingen (methodes)
en voor een competentiegerichte aanpak, voor
het afstappen van het jaarklassensysteem.
Allemaal zaken die ook ZILL propageert en haaks staan op de visie van ervaren
praktijkmensen dit is ook he geval bij het willen afstappen van het
jaarklassensysteem.
De vroegere pedagogisch
coördinator van de katholieke onderwijskoepel, Jan Saveyn, vertolkte een andere
visie dan deze van de huidige verantwoordelijken. Jan Saveyn waarschuwde in
2007 terecht voor de invloed van de pedagogische hypes, van de petites
religions. Hij schreef: Men kan
kritische vragen stellen bij de hoge verwachtingen van het zelfontdekkend leren
en het zelfstandig leren van leerlingen, zeker als het zwakke leerlingen
betreft. Of bij het vele heil dat men verwacht van leren van elkaar, en daarmee
verbonden het minimaliseren van het effect van expliciete sturing door de
leerkracht. Sommigen gaan in die zin, onder de vlag van Het Nieuwe Leren, al dergelijke
eenzijdigheden propageren (Nova et Vetera, september 2007). Hij voegde er in een andere bijdrage aan toe:
De onverwacht sterke belangstelling van veel onderwijsmensen voor het
zogenaamde kennisdebat (uitgelokt door Onderwijskrant) willen we als een kans
beschouwen om de aandacht meer en weer te richten op de kerntaak van het
onderwijs: ervoor zorgen dat de leerlingen de dingen die goed voor ze zijn op
de meest doeltreffende wijze in hun school verwerven.
1.2 Geen klassieke leerplannen en methodes meer, thematische
ontwikkelvelden
De nieuwe pedagogisch directeur
Machteld Verhelst (voorheen Steunpunt NT2-Leuven) en Kris De Ruysscher schrijven verder: Ons nieuwe leerplanconcept
verlaat de gangbare indeling op basis van leergebieden. In plaats daarvan gaat
het, in de geest van het ontwikkelingsplan voor de kleuterschool, uit van een
indeling op basis van persoonsgebonden en cultuurgebonden ontwikkelvelden met
onderliggende ontwikkelthemas (Forum,
januari 2015). Leerplannen zullen niet langer verwijzen naar vakdomeinen en hun
klassieke rubrieken, maar naar brede ontwikkelvelden. De zgn. raamleerplannen zullen enkel nog
de puzzelstukken leveren waarmee scholen en leerkrachten schooleigen puzzels
kunnen leggen. Een van de meest controversiële ingrepen betreft het
afschaffen van klassieke leerplannen en methodes/leerboeken en dit tegen de
zin van de praktijkmensen in. Het bieden van gesneden brood aan de leerkrachten
is volgens de koepel niet meer mogelijk en ook niet wenselijk. De leerkrachten
en het schoolteam zouden bijna dagelijks zelf moeten schoolwerkplannen; een
onmogelijke opdracht. Een inspecteur getuigde onlangs nog dat het leerplan
wiskunde jammer genoeg het enige leerplan is waaraan leerkrachten, opstellers
van methodes
houvast hebben: duidelijke leerdoelen en leerlijnen. Maar ZILL wil enkel nog vage raamleerplannen.
Het werken met brede
ontwikkelvelden en vage raampleerplannen is al sinds 1998 het geval met
wereldoriëntatie. Maar uit TIMSS-2015 en uit de eindtermenevaluatie blijkt
precies dat we met betrekking tot b.v. wetenschappen er sterk op achteruit zijn
gegaan. Ook voor wereldoriëntatie is er vanaf de tweede graad een grotere
binding nodig met de klassieke disciplines natuurkennis, aardrijkskunde en
geschiedenis. Pas dan is systematische en beklijvende instructie mogelijk. In
de ons omringende landen wordt weer
vanaf de 2de graad grotendeels gewerkt vanuit de vakdisciplines. Uit
de klaspraktijk en uit de inspectieverslagen bleek ook dat de leerkrachten
enorm veel problemen hebben met vage en
grenzeloze leerplannen als wereldoriëntatie en muzische vorming, ... Maar hier
zwijgt de koepel over.
1.3 Onterechte kritiek op leerplan
en praktijk wiskundeonderwijs
In het verlengde van de keuze voor een
ontwikkelingsgerichte aanpak moet het huidige leerplan en de praktijk
wiskunde-onderwijs op de helling. De koepel kiest resoluut voor een totaal ander soort
wiskundeonderwijs, dat aansluit bij de
constructivistische contextuele aanpak die in Nederland tot een wiskundeoorlog
en niveaudaling leidde (zie punt 3). Als
1 van de 3 opstellers van het leerplan deed ik mijn uiterste best om de nefaste
contextuele en constructivistische aanpak buiten het leerplan te houden. Het is
bekend dat Vlaanderen de voorbije jaren voor TIMSS-10-jarigen en voor de
evaluatie van de eindtermen wiskunde goed scoorde en dat de leerkrachten het
meest tevreden zijn over het leerplan wiskunde. Maar de koepelvrijgestelden
houden daar geen rekening mee.
1.4 Verdere uitholling van taalonderwijs
De voorbije jaren was er vooral
veel kritiek op de vage eindtermen en
leerplannen Nederlands die een eenzijdige communicatieve en
whole-language-aanpak propageren. Maar ZILL legt alle kritiek naast zich neer. De
huidige pedagogische chef, Machteld Verhelst, heeft zelf als medewerker van het
Steunpunt NT2-Leuven zon aanpak gepropageerd. Ze manifesteerde zich ook als
vurige tegenstander van de invoering van intensief NT2 vanaf de eerste dag van
het kleuteronderwijs. De voorbije jaren stuurden de taaltenoren van het
leerplan Nederlands, Ides Callebaut en Bart Masquillier, overigens aan op een verdere uitholling van het
taalonderwijs Zij betreuren dat de
leerkrachten hun taalvisie niet genegen waren, en radicaliseerden sinds 1998
nog hun standpunt. Ook het aanleren van algemeen of Standaardnederlands was
niet belangrijk meer. Callebaut vertrok in een bijdrage van een karikatuur van
het klassieke taalonderwijs. Hij
schreef meedogenloos: We dragen nog
steeds de last van eeuwen schools taalonderwijs. Hoe is het toch mogelijk dat
de leerkrachten er toch maar niet in slagen de nieuwe visie ( =zijn visie in
het leerplan van 1998) toe te passen? (Wat
doen we met ons taalonderwijs als er geen standaardtaal meer is?; in:
School- en klaspraktijk, nr. 199, 2009).
Vanuit zijn eenzijdige taalvisie en vanuit zijn sterke relativering van
het Standaardnederlands, pleitte hij voor het nog veel meer afstand nemen van
het systematische moedertaalonderwijs (zie p. 31).
2 Eenzijdige aanpak ontwikkelingsplan kleuter als model voor lager
onderwijs?
In een bijdrage in school+visie
van maart 2015 verwijst de koepel voor
de zgn. ontwikkelingsgerichte aanpak naar de aanpak in het kleuteronderwijs.
We zullen blijven stimuleren tot ontwikkelingsgericht werken. We laten de
principes van het Ontwkkelingsplan voor de kleuterschool (OWP) niet los. Dat
ene concept moet leiden tot méér
samenhang tussen de kleuterteams en de teams lagere school en de efficiëntie
verhogen. Voor onze leerlingen wordt de overgang van de kleuter- naar de lagere school meteen ook
vloeiender. Enkel het ontwikkelingsgericht concept van het kleuteronderwijs
zou ten volle het opvoedingsproject van
het katholieke onderwijs ondersteunen. De lagere school zou dus meer
ontwikkelingsgericht moeten werken als
de kleuterschool.
Maar precies die eenzijdige
ontwikkelingsgerichte aanpak van het kleuter
stelt o.i. veel problemen. Een centrale gedachte in het
Ontwikkelingsplan luidt: Kinderen tot 7 jaar ontwikkelen zich eerder op een incidentele en speelse,
minder gerichte wijze en we moeten
inspelen op de individuele noden en rijpheid van elk kind. Volgens de ontwikkelingsdoelen moeten
kinderen eind kleuteronderwijs b.v. slechts kunnen tellen tot 5. Het
Ontwikkelingsplan van de katholieke koepel verwacht veel minder van onze kleuters dan in
andere landen.
In het recente TIMSS-rapport wordt uitdrukkelijk gesteld dat precies door die
aanpak ons kleuteronderwijs minder presteert op het vlak van de voorbereiding
op het lager onderwijs (letters en cijfers... e.d.). We lezen o.a.: Vlaamse leerlingen staan minder ver inzake
voorschoolse geletterdheid en gecijferdheid bij de start van het lager onderwijs.
In ons kleuteronderwijs is minder
aandacht voor cijfers en letters dan in andere landen, zegt onderzoekster
Margo Vandenbroeck (KU Leuven), die meewerkte aan de Vlaamse analyse van TIMSS.
Prof. Wim Van den Broeck reageerde: "Volgens TIMSS doet Vlaanderen het erg
slecht qua voorbereiding op lagere school. Dit is een erfenis van de ervaringsgerichte (ontwikkelingsgerichte)
aanpak (CEGO-Leuven & Ferre Laevers). Zon aanpak creëert tegelijk ook sociale ongelijkheid."
De ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs
en het ontwikkelingsplan van 20 jaar geleden zijn opgesteld vanuit een
overwegend kindvolgend ontwikkelingsmodel: child-development-approach,
developmental-constructivist approach, ervaringsgerichte aanpak ... De ZILL-leerplanoperatie van de katholieke
koepel loopt hoog op met de
ontwikkelingsgerichte aanpak van het
leerplan kleuteronderwijs doortrekken naar het lager onderwijs.
Het ontwikkelingsplan stelt
expliciet dat kinderen tot 7 jaar zich eerder op een incidentele en speelse,
minder gerichte wijze ontwikkelen en dat men moet inspelen op de individuele
noden en rijpheid van elk kind. Zo nam
een inspecteur een van onze kleuterleidster kwalijk dat ze de leerlingen klassikaal
lessen tellen gaf . Dit mocht volgens hem niet volgens het
ontwikkelingsplan.
Uit tal van studies blijkt immers
dat de kindvolgende en ontwikkelingsgerichte aanpak minder effectief is in
vergelijking met zgn. uitgebalanceerde aanpakken, een mengeling van
kindgerichte en aanbodgerichte activiteiten. Zon aanpak bevordert meer de
taal- en woordenschatontwikkeling, het beginnend lezen en rekenen ..., maar
tegelijk ook attitudes die belangrijk zijn voor de schoolrijpheid:
concentratie- en doorzettingsvermogen, aandachtig leren luisteren, gerichtheid
op de leerkracht en op de medeleerlingen, ...
Van den Broeck stelde op de website van Klasse:: Eén van de
belangrijkste en vergeten aspecten bij het schoolrijp maken is het belang van
het leren richten van de aandacht (o.m. op wat de juf klassikaal zegt). Ook
het leren volhouden en doorzetten tot een taak tot een goed einde is gebracht
is een belangrijk pedagogisch doel. De huidige ervaringsgerichte aanpak heeft
ook deze essentiële schoolrijpheid bevorderende aspecten verwaarloosd. Door
voortdurend de nadruk te leggen op het zelf kiezen van activiteiten, creëert
men juist keuzedruk en installeert men (ongewild) een voor- en afkeur van
bepaalde activiteiten, die de juf nochtans voor ieder kind belangrijk acht. Als
de verwachting is dat alle kinderen bepaalde taken of opdrachten aankunnen en
ook echt uitvoeren, dan creëert dat geen overdreven druk, maar precies een
sterke gemeenschapszin die alle kinderen motiveert om te leren.
Het ZILL-concept onderschrijft
ook het VLOR-advies dat kerndoelen, doelen zijn die de overheid noodzakelijk
en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie (p. 27) en dat moet
nagedacht worden over het eventueel opheffen van het onderscheid tussen de
inspanningsverplichting en de resultaatsverbintenis? (p. 17). Ook hier wil de
koepel blijkbaar het model van het ontwikkelingsplan met louter streefdoelen
volgen. Ook dit zal/zou tot een sterke niveaudaling leiden.
3. Grote tevredenheid over
(leerplan) wiskunde)en Europese
topscore, maar koepel opteert voor
nefaste constructivistische en
contextuele aanpak waarvan leerplan
1998 expliciet afstand nam
In de bijdrage Zin in wiskunde over
de contouren voor het nieuwe leerplan wiskunde beweert Sabine Jacobs dat ons
huidig levensvreemd wiskundeonderwijs niet
echt zinvol is en enkel weerzin opwekt bij de leerlingen (in: school +
visie, december 2015). We lezen o.a.:
De leerlingen zien het verband niet tussen het dagelijks leven en de saaie
stof. De Vlaamse leerlingen zouden dus zwak presteren voor wiskunde. Het verlossend alternatief van de koepel
sluit aan bij de zgn. ontwikkelingsgerichte, constructivistische en contextuele
aanpak van het Nederlandse Freudenthal Instituut, die er tot een
wiskunde-oorlog en niveaudaling leidde.
De leerlingen moeten zoveel mogelijk hun eigen(zinnige)
berekeningswijzen e.d. construeren vanuit alledaagse probleemsituaties. Het
belang van de klassieke inhouden van de wiskunde als vakdiscipline wordt sterk
gerelativeerd.
Als 1 van de 3 opstellers van het leerplan
wiskunde opteerden we destijds voor een optimalisering van de vele waardevolle
klassieke inhouden samen met een aanvulling met enkele nieuwe elementen. De
vroegere pedagogisch coördinator van de koepel Jan Saveyn prees achteraf het leerplan wiskunde omwille van de keuze
voor het evenwichtig inhoudelijk aanbod
en voor de eclectische, veelzijdige
methodiek, en was tevreden dat we het contextueel en constructivistisch
rekenen niet gepropageerd hadden. We wilden begin de jaren negentig als
leerplanontwerper voorkomen dat het extreem van de formalistische &
hemelse moderne wiskunde vervangen werd door het andere extreem van de
contexten probleemgerichte, aardse
& constructivistische wiskunde van het Freudenthal Instituut die in
Nederland werd ingevoerd. Zon alledaagse wiskunde toont weinig respect voor de (klassieke) basiskennis en
-vaardigheden en verwacht al te veel van
de leerling die zijn wiskundekennis zelf construeert/herontdekt. We namen
destijds expliciet afstand van de visie die de koepel nu propageert. Ons leerplan wiskunde en onze wiskunde-methodes kregen niet ene
veel waardering vanwege Vlaamse leerkrachten, maar ook opvallend veel waardering vanuit
Nederland. Maar de koepel wil merkwaardig genoeg voor wiskunde een totaal
andere richting uit.
4 Praktijkmensen willen duidelijke leerplannen en klasieke methodes behouden, en niet elke dag schoolwerkplannen
4.1 Geen gesneden brood meer,
enkel nog puzzelstukken, geen methodes
meer??
De praktijkmensen die het werken met
vakdisciplinaire leerplannen uiterst
belangrijk vinden, begrijpen niet dat de
koepelverantwoordelijken zowel de
klassieke leerplannen als de klassieke methodes willen opdoeken. Er
komen een soort raamleerplannen met puzzelstukken: Wij geloven sterk in het
idee dat het leerplan de puzzelstukken levert waarmee scholen en leerkrachten
schooleigen puzzels kunnen leggen. De leerkrachten moeten telkens de leerinhouden
bepalen die inspelen op de specifieke ontwikkeling van elke leerling. Gesneden
brood kan en zal het nieuwe leerplan echt niet ge) ven. Daarvoor is de
schoolpopulatie ook te divers geworden.
De kwaliteit van het Vlaams onderwijs van de voorbije eeuw is voor een
aanzienlijk deel te wijten aan het gebruik van degelijke leerplannen en
methodes/leerboeken. De lagere kwaliteit van het onderwijs in b.v. Franstalig
België wordt door velen in verband gebracht met de overschakeling destijds op
vage competentie-leerplannen, en met het feit dat er veel minder gewerkt wordt
met methodes. Het is enkel jammer dat de
recentste methodes soms te veel franjes bevatten die het werken ermee
bemoeilijken. We zouden opnieuw moeten streven naar meer sobere methodes.
De bezorgdheid om het opdoeken
van de leerplannen en methodes bleek ook
uit kritische vragen van
vertegenwoordigers van directeurs op de DCBAO-vergadering van 17 juni 2015. Een directeur stelde de vraag: Is er dan vanuit het leerplanconcept geen ruimte meer voor methodes? Daarmee
werken de leerkrachten toch wel heel vlot. Een andere: Uitgeverijen spelen
toch ook wel een belangrijke rol bij de vormgeving en de praktische toepassing
van de leerplannen.
Leerplanverantwoordelijke Ria De
Sadeleer repliceerde aldus op de kritiek van de directies: Gesneden brood kan en zal het nieuwe leerplan echt niet geven. Daarvoor is de
schoolpopulatie te divers geworden. We moeten ook verder evolueren van
(leer)methodes naar databanken met inspiratiebronnen. Wat wij van de uitgeverijen verwachten is
anders dan in het verleden. Wij verwachten van de uitgevers dat zij enkel
inspiratiemateriaal aanmaken dat gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan
de cultuurgebonden ontwikkelvelden. Wij verwachten dus dat de uitgeverijen een
toegankelijke tool ontwikkelen die kan aangesloten worden op de centrale rooter
die ontwikkeld wordt door de koepel en
die gratis ter beschikking wordt gesteld aan al onze scholen. Hun deel kan betalend
zijn. Maar onze scholen moeten steeds de vrije keuze hebben en er kan geen
sprake zijn van koppelverkoop. Op dit moment is het antwoord van de
uitgeverijen nog niet voldoende wat het VVKBaO betreft. Op dit moment is
het zeer stil! Het is o.i. duidelijk
dat de uitgevers en ook de koepelmensen niet weten wat het uitgeven van
inspiratiemateriaal concreet zou
betekenen. Dit zou voor die uitgevers ook financieel niet haalbaar zijn.
Leerkrachten en lerarenteams
beschikken overigens niet over de tijd en de deskundigheid om uit te zoeken welke
leerinhouden voor al die vakken belangrijk zijn, in welke volgorde en voor welk leerjaar. Leerkrachten en
scholen moeten zich vooral ook kunnen beroepen op het gezag van de
vakdisciplines en de erbij aansluitende leerplannen. Leerkrachten kunnen moeilijk onderwijzen en gezag
verwerven zonder de verantwoording vanuit
de referentieleerplannen en de erbij horende vakdisciplines als
cultuurproducten. De optie voor
raamleerplannen i.p.v. klassieke leergebieden,
heeft vérstrekkende gevolgen. Het
betekent ook dat resoluut afgestapt wordt van
de klassieke en afgebakende
leerplannen en methodes/ leerboeken en vaak ook van klassieke
leerinhouden. Het betekent ook eke dag
schoolwerkplannen voor de leerkrachten
( zie 4.2).
4.2 Elke dag schoolwerkplannen!?? - mede
door afschaffing klassieke leerplannen & methodes. Utopisch en enorme belasting
Het werken met beperkte raamleerplannen en
het doorbreken van de koppeling aan de
vakdisciplines en methodes, hebben als
gevolg dat de school en de leerkrachten
dan veel meer zelf de leerinhouden en lesuitwerking moeten zoeken en ook
onderling veel moeten afspreken en invullen. De scholen en leerkrachten moeten
volgens de koepel met de aangeboden puzzelstukken schooleigen puzzels
leggen. De koepel kiest voor open raamleerplannen, maar die keuze gaat wel gepaard met het promoten
van het werken met een uitgebreid
schoolwerkplan, van elke dag schoolwerkplannen. De titel van de recente bijdrage Elke dag
schoolwerkplannen liegt er niet om. In
school+ visie van december j.l.
pleiten
leerplanverantwoordelijke Ria De
Sadeleer en Ludo Guelinx ervoor dat elke school een specifiek en uitgebreid
schoolwerkplan zou opstellen: We willen schoolwerkplanning herwaarderen als
instrument voor de schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing. Het decreet op
het basisonderwijs (1997) stelt dat elk schoolbestuur voor elk van zijn scholen
een schoolwerkplan moet opmaken. Dat betekent meteen dat geen twee scholen
hetzelfde schoolwerkplan kunnen voorleggen.
Alleen al het wegvallen van de
klassieke leerplannen en methodes zou inderdaad voor de leerkrachten betekenen:
Elke dag schoolwerkplannen en daar veel tijd en energie aan besteden. Een te
sterke toename dus van de werk- en planlast.
En daarnaast verwacht de koepel nog veel ander schoolwerkplan-werk.
Vanuit de praktijk van het
doordeweekse onderwijs en vanuit slechte
ervaringen met zon ambitieuze en onrealistische projecten binnen het
Vernieuwd lager onderwijs van weleer en in Nederland, weten we dat dergelijke
schoolwerkplan-verwachtingen totaal utopisch zijn en al te veel taak- en
planlast opleveren. De auteurs zouden moeten beseffen dat de scholen die
decreet-opdracht steeds minimalistisch hebben ingevuld omdat die ambities niet
realistisch waren. De auteurs beseffen
wel dat de huidige schoolwerkplannen niet uitgebreid zijn en veelal pas
bij een nakende doorlichting gereanimeerd worden, maar trekken daar de
verkeerde conclusie uit.
5 Vage en oeverloze ontwikkelvelden
& en
drie (!) sociaal-affectieve leerplannen
5.1 Ontwikkelvelden i.p.v. klassieke leerplannen
Volgens de koepel wil en kan men
vanuit de nieuwe onderwijsvisie geen
gesneden leerplanbrood meer geven aan de leerkrachten. Men zal voortaan ook
niet meer werken met de klassieke vakken/leergebieden en met klassieke
methodes.
De koepel wil werken met negen zgn. ontwikkelvelden, met een soort
raamleerplannen met puzzelstukken. De
bizarre en en eigenzinnige term ontwikkelveld verwijst volgens de koepel naar een breed terrein. Niet zozeer begrensd, maar wel
herkenbaar als een geheel. Het is niet afgebakend, maar aanpalend aan andere
velden, zonder bruuske drempels.
De traditionele vak - of
leergebieden verwijzen naar afgebakende
en van elkaar te onderscheiden leerdomeinen en elk vak heeft zijn afgebakende
deeldomeinen/rubrieken.De ontwikkelvelden worden echter vrij vaag en oeverloos omschreven. Zo
wordt het ontwikkelveld Ontwikkeling van de oriëntatie op de wereld
omschreven als: Ik ben nieuwsgierig naar de wereld waarin ik leef. Ik verwerf
inzicht in mijn omgeving en in de wereld in al zijn dimensies. Bijna alles wat geleerd wordt op school heeft
betrekking op inzicht in mijn omgeving en in de wereld in al zijn dimensies.
Het zou voor zowel het kleuter- als het
lager gaan om ontwikkelvelden als oriëntatie op de wereld, muzische,
socio-emotionele, mediakundige, wiskundige ontwikkeling ...
We lezen dat het niet gemakkelijk
is om de ontwikkelvelden af te bakenen en dat de leerkracht ook al doende de
inhouden van de ontwikkelvelden zal moeten ontdekken. Een onmogelijke
opdracht!
5.2
Te veel en te veel aparte aandacht
voor sociaaal-affectieve doelen
Niet minder dan drie van de negen
ontwikkelvelden worden besteed aan persoonsontwikkeling - omschreven als: socio-emotionele
ontwikkeling, ontwikkeling van een intern kompas en ontwikkeling van
autonomie. De termen intern kompas en autonomie gelijken sterk op elkaar.
Het gaat om zaken die nog niet
opgenomen waren in de klassieke
leerplannen van vóór 1998 en in veel
landen b.v. Nederland ook nog niet tot
het curriculum behoorden. Dit
betekent niet dat vroeger of in Nederland
de sociale ontwikkeling en
waarden niet gestimuleerd werden. Zaken
als doorzettingsvermogen, respect en beleefdheid, solidariteit, geduld oefenen,
verdiend welbevinden ... werden
nagestreefd via de gewone leertaken,
via een voldoende eisend leerklimaat, enz.
..
De katholieke koepel stuurt aan op een
ontstoffing van het curriculum. In de eindtermen en in het curriculum van 1998 was er al een sociaal-affectief
leerdomein opgenomen; maar nu is men
blijkbaar van plan om dit domein nog
sterk uit te breiden. We besteden verder
in dit nummer een aparte bijdrage aan deze thematiek.
5.3 Werken met
vage ontwikkelthemas
We lezen: Een ontwikkelveld
heeft betrekking op een grote brok leerinhoud.
Die is vaak al te groot en te
alomvattend om er handig mee te werken. ... Daarom werken we met een
onderliggende structuur in de vorm van
ontwikkelthemas. Een ontwikkelthema
wordt gevormd door een specifieke cluster van doelen. Bij de totstandkoming van
dit leerplanconcept heeft die inhoudelijke afbakening van de themas heel wat
gespreksstof en discussie opgeleverd tijdens de consultaties. Als leerkracht
zal je dus al doende de inhouden van de ontwikkelvelden en themas moeten
ontdekken.
*Binnen het veld ontwikkeling
van een intern kompas gaat het om themas als identiteit, waarde- en
normbesef, betekenisverlening, veerkracht, engagement, gezonde en veilige
levensstijl. Identiteit wordt omschreven als: Ik ontdek wie ik ben en wil
worden. Ik durf me als persoon present stellen. Veerkracht wordt omschreven als: ik sta positief in het
leven en ben weerbaar.
In een klassiek leerplan Nederlands treft men rubrieken aan als technisch lezen, begrijpend lezen,
woordenschatonderwijs, spelling, grammatica en taalbeschouwing & schrijven.
Taalontwikkeling werkt met 3 themas: mondeling en schriftelijk taalgebruik en
nadenken over taalgebruik. Schriftelijk taalgebruik wordt vaag omschreven als: Ik begrijp voor mij bestemde
geschreven informatie. Ik breng een boodschap schriftelijk over. Idem voor mondeling taalgebruik. Nadenken over taalgebruik: Ik reflecteer
over taal, over mijn taalgebruik en dat van anderen. Het zijn alle termen die
verwijzen naar eindtermen en eindvaardigheden van het taalonderwijs, maar niet
naar de lange weg erheen, naar de klassieke deelvaardigheden en naar de
taalkennis. Ze drukken ook uit dat het vooral belangrijk is dat de boodschap centraal staat, en dat de vorm van de taal minder belangrijk
is.
6 Besluiten
We zijn het absoluut niet eens met de nieuwe
richtingen die de koepel inslaat met
betrekking tot de leerplannen en methodes, de gepropageerde nieuwe-leren-visie,
de schoolwerkplanvisie, het vak wiskunde ...
Simplistische voorstellingen &
schijnalternatieven leiden tot kortstondige mode-verschijselen. Ze
brengen de praktijkmensen in verwarring. Ze leiden er ook toe dat een aantal -
vooral jongere collegas - niet meer de moed hebben om het onderwijs te
structuren, om aan leerlingen voldoende eisen te stellen met het doel hen
stapsgewijze tot een grotere geletterdheid en zelfstandigheid te brengen.
We vinden tevens dat de koepel -net als de
overheid - geen pedagogische visie mag opleggen
|