Kritiek bij PISA-voorstelling van Inge
De Meyer (U Gent) vandaag in de commissie onderwijs
1.PISA is volgens De Meyer bijzonder
interessant omdat de vragen niets te maken hebben met de schoolse leerinhoud en
curricula. Is PISA interessanter dan TIMSS om de kwaliteit van het onderwijs te
meten? Nee.
"PISA
gaat enkel na of de leerlingen kunnen
redeneren over wiskundige situaties.", aldus De Meyer. TIMSS sluit wel aan bij wat de leerlingen
in klas geleerd hebben, bij de leerplannen. Volgens mij is TIMSS interessanter omdat die test meer aansluit bij de kwaliteit van
het genoten onderwijs. Op basis van PISA is het veel moeilijker om te oordelen over de
kwaliteit van het onderwijs.
PIS PISA is ook
meer een taal- en intelligentietest. Precies ook door die lange talige contextopgaven
voor wiskunde behalen leerlingen die minder
talig zijn, minder vlot Nederlands kunnen lezen, een onderschatte score. Een onderschatting dus van hun wiskundige
geletterdheid. Jammer dat we na 2003 niet meer mochten participeren aan TIMSS-2de
jaar s.o. Volgens sommigen omdat Vlaanderen te goed scoorde voor TIMSS.
Tussendoor: ik hoorde De Meyer ook stellen WE kozen vragen
Ik dacht dat de vragen sinds PISA-2012 eindelijk voor
alle landen dezelfde waren. Voorheen was dit niet het geval. Zo stellen
sommigen dat de grote achteruitgang van Finland sinds 2012 ook mede een gevolg
is van het feit dat de leerlingen nu in alle landen dezelfde vragen
voorgeschoteld krijgen.
2. Opnieuw verzwegen conclusie over belang van directe
instructie.
Ook bij de voorstelling vandaag verzweeg Inge De Meyer eens te
meer een belangrijke PISA-conclusie
Het meest interessante luik van de PISA-studie is o.i. Policies and Practices for
Successful Schools. PISA ging ook voor het eerst grondig na hoe het komt
dat de leerlingen in bepaalde landen veel hogere scores behalen dan in andere
landen. Deze PISA-studie wees uit dat er in hoogscorende landen veel meer
aandacht wordt besteed aan directe, leerkrachtgeleide en systematische
instructie. Deze conclusie werd zowel vastgesteld voor wetenschappen als voor
wiskunde.
Bij de vragen achteraf wees Koen Daniëls (N-VA) op die niet
vermelde conclusie. Reactie van De Meyer: dit hebben we niet bevraagd voor
Vlaanderen en daarom hebben we ze ook niet vermeld in ons rapport. Commentaar: Die conclusie is gebaseerd op
bevraging in veel landen en is dus ook relevant voor het Vlaams onderwijs
Daniëls voegde er aan toe dat dit een belangrijke conclusie ook haaks staat op de gangbare opvatting
waarbij directe instructie meestal als negatief voorgesteld wordt. Er volgde geen reactie van De Meyer, maar de
Leuvense prof. Bieke De Fraine (voorsteller TIMSS-rapport) voelde zich geroepen
om hier even tussen te komen in het debat. Ze weet immers dat precies de universitaire
onderwijskundigen ook van de KU Leuven - verantwoordelijk zijn voor de
propaganda van de zelfontdekkende/constructivistische aanpak.
De
Fraine: Maar ik vertel nu ook toch aan mijn studenten dat er in feite niets
mis is met directe instructie. Men is
teruggekomen van de zegeningen van het
zelfontdekkend leren en van de leraar als coach on the side. En
onderzoeksgericht leren kan maar werken als dit sterk gestuurd wordt door de
leerkracht. De recente conclusie van
PISA stemt ook overeen met andere wetenschappelijke studies.
3. Geen score meer
berekend voor aantal veerkrachtige leerlingen. Waarom niet? Uivluchten.
Bij PSA-wiskunde -2012 bleek dat Vlaanderen veel veerkrachtige
(resilient) leerlingen telde: 10%. Dit zijn leerlingen uit lagere sociale
milieus die een topscore behalen, leerlingen die een sociale doorstroming realiseren.
Dit was veel en meer dan in landen met een uitgestelde studiekeuze.
De Meyer stelt dat ze voor Vlaanderen die score niet meer
berekenden omdat ze misleidend zou zijn.
Reden: In die berekening betrekt PISA volgens haar te veel
laagpresterende landen en dit zou een vertekend beeld opleveren. Maar de vergelijking van het aantal Vlaamse
veerkrachtige leerlingen met het aantal in Frankrijk Nederland, Finland
is
toch verhelderend. We vermoeden dat de
Gentenaars die score niet meer willen berekenen omdat ze te positief uitviel voor Vlaanderen.
Daarnaast
zou een vergelijking van het aantal Vlaamse veerkrachtige leerlingen in 2015
met het aantal in vorige PISA-edities toch ook interessant zin.
4 Misverstanden over leerlingen die PISA-basisniveau niet
behalen & hopeloos verloren zouden zijn
Het aantal leerlingen dat het zgn. basisniveau niet behaalt is
voor PISA-2015 toegenomen. We lezen in het rapport: De toename van de
laagpresteerders vertoont zich niet
enkel in Vlaanderen. In Nederland tekenen zich bijvoorbeeld vergelijkbare
evoluties af, ook met betrekking tot de laagpresteerders. In Finland is de
dalende trend voor wiskunde en wetenschappen zelfs het grootst van alle
deelnemende landen. Voor wiskunde nam
het percentage tussen 2012 en 2015 toe van 15,4% tot 16,9% De toename sinds
2003 is een stuk groter. Het
OESO-streefdoel op termijn is minder dan 15% van de leerlingen onder
basisniveau.
PISA en De Meyer omschrijven het begrip basisniveau (= PISA-niveau
2) als het minimale niveau om in de
maatschappij goed op eigen benen te kunnen staan; het zou gaan om leerlingen
die zich
moeilijk zullen kunnen redden in
de maatschappij.
En uit feit dat voor TIMSS-4de leerjaar bijna alle leerlingen
het basisniveau wiskunde behaalden (99%) en voor PISA-wiskunde 17% het
basisniveau niet behaalden, leidden bepaalde commissieleden af dat het lager onderwijs er wel goed in slaagt de
zwakkere leerlingen mee te trekken, maar ons s.o. niet. De
PISA-verandwoordelijke en TIMSS-verantwoordelijke De Fraine hadden geen
commentaar bij die uitspraak.
We hebben al een paar keer uitgelegd dat basisniveau voor TIMSS
iets anders betekent dan basisniveau voor PISA. Bi onze laatste deelname aan
TIMSS-wiskunde-2003 in 2de jaar s.o.
behaalden ook bijna alle 14-jarigen ( 98 à 99 %) het basisniveau. Voor PISA-2003-wiskunde
behaalden een 12 % dit basisniveau niet. Waar komen die grote verschillen vandaan?.
Twee
verklaringen: *Bij TIMSS-2de jaar s.o. zijn alle leerlingen al geconfronteerd
met wiskunde tot het 2de jaar s.o. Bij PISA-15-jarigen zijn ook leerlingen
betrokken uit 1ste, 2de en 3de jaar die nog deel van bevraagde wiskunde niet
gekregen hebben. ( En voor Vlaanderen participeren ook de buso-leerlingen.)
Veel van die leerlingen zullen later nog het basisniveau
behalen. Het is dus veel minder dramatisch dan wordt voorgesteld. Die 15-jarigen
zijn dus niet reddeloos verloren . * En voor TIMSS-wiskunde 14-jaringen behalen de leerlingen wel het basisniveau! TIMSS test meer de echte en schoolse
wiskunde uit de wiskunde als vakdiscipline. PISA meet veel minder goed de echte
wiskunde-kennis, en is veel meer een taal- en intelligentieproef. Door de
talige contextopgaven wordt het wiskundeniveau van anderstaligen ook onderschat.
Besluit: ten onrechte wordt gesteld dat ons basisonderwijs heel
sterk is voor onze zwakkere leerlingen en ons secundair onderwijs heel zwak. Uit TIMSS bleek ook telkens dat onze lagere cyclus een prima scoorde behaalde voor de zwakkere leerlingen.
5. De Meyer pakte ook eens te meer uit met
de prestatiekloofmythe
De prestatiekloofmythe stak naar
aanleiding van PISA-2015 eens te meer de
kop op. En De Meyer pakte er op 6 december en vandaag in de vergadering van de
commissie onderwijs weer mee uit.
In reacties op PISA-2015 hoorden we
beleidsmensen ( ook minister Crevits), de media ... weer lamenteren over de
grote kloof. Bart Eeckhout b.v. in De
Morgen van 9 december: Nergens in Europa is de onderwijskloof tussen kinderen
van hier en van vreemde oorsprong zo groot als in Vlaanderen. Dat zou ons
allemaal moeten doen revolteren. Ook volgens Kathleen Cools in Terzake wees die
kloof op het failliet van het onderwijs.
PISA berekent prestatiekloven op basis van het puntenverschil tussen 5%
zwakste en 5% sterkste leerlingen, een hoogst controversiële praktijk. Dan
blijkt dat die kloof ook in sterk presterende landen als Singapore vrij groot is - net als in Vlaanderen . Hieruit trokken minister
Vandenbroucke,
beleidsmakers,onderwijssociologen ...
in 2006 al ten onrechte de conclusie dat
het Vlaams onderwijs wel sterk is voor de sterke leerlingen, maar zwak
voor de zwakkere. De pleitbezorgers van een brede eerste graad grepen/grijpen
de prestatiekloof als argument aan.
Zo'n kloofscore wordt verkeerd
geïnterpreteerd. (In de volgende paragraaf tonen we ook aan dat er grote
problemen zijn met de steekproef van de 5% zwakste leerlingen.) Een grotere
kloof is veelal eerder een gevolg van kwalitatief hoogstaand onderwijs.
Degelijk onderwijs leidt niet enkel tot hogere scores bij zwakkere leerlingen,
maar tegelijk profiteren de betere leerlingen nog iets meer van die hoge
kwaliteit; en wordt de kloof dus ook groter. Precies door de uitmuntende prestatie van de
5% sterkste leerlingen wordt de kloof met de 5% zwakste groter. Dat is ook absoluut zo in topland
Singapore. In landen als Zweden waar
zowel de sterkste leerlingen als de zwakkere leerlingen zwak presteren, is de
prestatiekloof klein. Om de kloof te verkleinen is het ook
gemakkelijker om de beste leerlingen te laten onderpresteren, dan om het niveau
van de zwakkere te verhogen.
De kloof berekenen op
basis van de 5% uitersten is ook onverantwoord, omdat het hier om uitersten
gaat en omdat de steekproef van de 5% zwakste
15-jarigen sterk kan verschillen van land tot land. In Vlaanderen participeren ook de
buso-leerlingen aan PISA en die bevinden zich soms nog in het eerste jaar s.o.;
in andere landen nemen de zwakste leerlingen vaak minder deel aan PISA. Tot die
5% zwakste behoren in Vlaanderen ook veel anderstalige leerlingen; landen als
Finland tellen opvallend minder anderstalige en allochtone leerlingen. De
steekproef voor de laagste 5% is dus niet echt betrouwbaar en
vergelijkbaar.
Maar Inge De Meyer, minister Crevits, Caroline Gennez (Sp.a),
Elisabeth Meuleman (Groen), onderwijssociologen
interpreteren de kloof nog steeds als
betrouwbaar en als iets absoluut negatief i.p.v. eerder positief.
6.
Onderschatting van aantal leerlingen met allochtone achtergrond en van
invloed van onderschatting op gemiddelde
score en op aantal zwakkere leerlingen
*Een allochtone leerlingen zijn voor PISA enkel leerlingen die geboren zijn
in Vlaanderen en die minstens 1 ouder hebben die ook in Vlaanderen geboren is.
Dus: de vele leerlingen met 1 Turkse ouder hier geboren en met de andere ouder geboren en getogen in b.v. Turkije, en die
later via huwelijksmigratie naar Vlaanderen gekomen is, heeft volgens
PISA geen allochtone achtergrond. Er
zijn nochtans heel wat van dergelijke leerlingen.
Sinds PISA-2000 is ook dit aantal niet door PISA erkende allochtone
leerlingen gevoelig toegenomen. De achteruitgang van de PISA-autochtone
leerlingen sinds 2000 zou dus ook een en ander te maken kunnen hebben met de
toename van dergelijke leerlingen bij de populatie die door PISA als autochtoon
bestempeld wordt.
*Volgens De Meyer zou de achteruitgang
van het gemiddelde én toename van het aantal zwakke leerlingen niets e maken hebben
met de de toename van de groep PISA-allochtone leerlingen - aangezien die
groep ongeveer eenzelfde score behaalt (446 punten) als bij vorige PISA-edities.
Maar aangezien die groep kwantitatief gestegen is en een lage score behaalt,
wordt het algemeen gemiddelde toch door die toename omlaag gehaald en stijgt
ook het aantal zwakkere leerlingen. En meer 'zwakke' leerlingen haalt ook de score van de andere leerlingen in een tso/bso-klas naar omlaag.
De Finse onderwijskundige PASI
Sahlberg stelde dat de grote daling van de
Finse PISA-score en de verdriedubbeling van het aantal zwakke leerlingen
mede een gevolg is van de toename van het aantal allochtone leerlingen. De
Meyer stelde dat echter dat volgens haar
de Finse achteruitgang niets te
maken heeft met de toename van het aantal allochtone leerlingen.
De Meyer beweert dat ze in Finland
die sterke achteruitgang niet echt kunnen verklaren. De leerattitudes van de
leerlingen zouden sterk gedaald zijn. De
daling kan volgens haar ook niets te maken hebben met de volgens haar uitstekende
universitaire opleiding. De daling zou volgens haar mede het gevolg kunnen zijn van het feit dat die goed opgeleide
leerkrachten achteraf geen bijscholing meer volgden. (In Finland zijn er wel onderwijsdeskundigen
die wijzen op de te praktijkvreemde opleiding van de universitair opgeleide
leerkrachten. Een analoge kritiek beluisteren we in het heel zwak scorende
Frankrijk.)
Een commissielid merkte terloops op: "het tot en met
verheerlijkte Finland blijkt nu toch geen succesrecept te bieden. " (Al meer dan 10 jaar tonen we aan dat dit niet het geval is en dat
een aantal beleidsmakers,
onderwijskundigen, sociologen, redactieleden van kranten, de VRT
enkel
sprookjes vertelden over Finland. Veel Finlandse ondewijsdeskundigen en leraars vertellen allang een veel minder
positief verhaal over hun land.
7. Na de eerste voorstelling van PISA op 6 december lazen we
overal dat uit PISA bleek dat de allochtone leerlingen in Vlaanderen minder
onderwijskansen kregen dan in andere landen. De Meyer gaf toe dat nu wel toe
dat een landenvergelijking van de groep
allochtone leerlingen uiterst moeilijk is. Zo laten landen als Australië enkel
migranten toe met een bepaald ontwikkelingsniveau, aldus De Meyer. Ook Canada selecteerde; en dan krijg je soms landen waar de
allochtone leerlingen zelfs beter scoren
dan de autochtone.
Bieke De Fraine merkte hierbij terloops en terecht op dat prof. Dronkers er op gewezen
had dat landenvergelijkingen moeilijk zijn, omdat de herkomstlanden, de
cultuur, godsdient
van de leerlingen een belangrijke rol speelt, maar PISA
onderzoekt die achtergrondskenmerken niet.
De Meyer verzweeg ook een
belangrijke conclusie over de allochtone leerlingen. Prof. Wim Van den Broeck
had dit nochtans al gesignaleerd: "In
PISA-rapport (deel 1) treffen we op pag.
440 (tabel I.7.15a) een belangrijke conclusie aan waar nog niemand aandacht aan besteedde:
verschillen tussen autochtone leerlingen en leerlingen met migratieachtergrond
verkleinen sterk na controle voor zowel SES en thuistaal, tot een verschil dat
zeer vergelijkbaar is met veel andere landen. Landen als b.v. Denemarken,
Estland, Finland, Zweden, Duitsland, en Japan hebben verschillen die minstens
zo groot zijn (als België). Dit betekent dat dit verschil niets kan te maken
hebben met ons onderwijssysteem. Dit stemt overeen met de analyses van Prof.
Jaap Dronkers en ook met mijn analyses van PISA 2012. Conclusie: de demografische
veranderingen (achtergrondskenmerken) verklaren het hele plaatje." Prof. Jaap Dronkers toonde herhaaldelijk aan
dat PISA geen rekening hield met de verschillende achtergrondskenmerken van de
allochtone leerlingen in de verschillende landen (zie punt 2.1). Prof. Van den
Broeck voegde er ook nog aan toe:
"Het is tevens opmerkelijk dat de Gentse PISA)verantwoordelijken
voor Vlaanderen de verschillen tussen allochtone en autochtone leerlingen
niet apart berekenden.
P.S. De Meyer beweerde dat in de media een waarheidsgetrouwe voorstelling van PISA-2015 was verschenen.
Volgens ons en vele anderen was dit meestal niet het geval.
|