Eindelijk is God dood. We kunnen opnieuw geloven! visie
van Cyrille Vael, monnik Chevetogne
(Pleidooi voor nieuwe vormen van religie)
Interview:Taede A. Smedes
Père Cyrille Vael, monnik van het klooster in Chevetogne,
was onlangs op bezoek bij de Norbertijnen in de Abdij van Berne in
Heeswijk-Dinther. Taede Smedes sprak met hem voor Nieuwwij.nl. Dat was mazzel
hebben, want hij zegt eigenlijk nooit interviews te doen: Ik ben niet zon
babbelaar. Onlangs gaf ik bij hoge uitzondering een interview voor de BBC. Het
was een heel aardige dame. Maar de eerste vraag die ze stelde was: Dus u
gelooft in God?, waarop ik antwoordde: Nee. Direct ging de microfoon uit, en
het interview was ten einde.
Maar dat is natuurlijk voor een monnik ook een verrassende
uitspraak!
Je moet het contextueel zien. Want met die vraag Dus u
gelooft in God? kan ik niets. Wat bedoelt zij met God? En wat bedoelt ze met
geloven?
Hoe meer ik weet en hoe meer ik lees, hoe meer ik moet
erkennen: ik weet het niet. Ik moet elke dag opnieuw beginnen. Er komen vele
jongeren naar Chevetogne, die voeden mij van dag tot dag op, die zetten mij een
spiegel voor. En daardoor vraag ik me voortdurend af: Wat is de waarde van wat
ik weet over spiritualiteit? Wat is de waarde van wat ik probeer te leven in
dat klooster?
Kijk, ieder van ons is een alchemist. Alles wat wij rondom
ons tegenkomen moeten wij transformeren naar het goede. Religies zijn maar
navigatiesystemen, maar ze zijn nooit de vaart zelf, ze zijn niet de
werkelijkheid zelf. Dat moeten wij doen. Wij moeten de schepping helen en baren.
Wij moeten de schepping transfigureren. Het probleem is dat wij al onze
systemen als waarheid aannemen, als de realiteit. En dat is niet juist.
Ik ben een surfer. Als ik de Noordzee over wil, dan heb ik
een navigatiesysteem nodig, die me duidelijk maakt wat ik moet doen als ik een
olietanker tegenkom: wat zijn de voorrangsregels, wat moet ik doen met de
onderstroom (die ik niet zie, maar die wel invloed uitoefent op mijn boot).
Maar als ik daadwerkelijk een olietanker tegenkom, dan zegt dat navigatiesysteem
op zich niets. Ik moet alleen weten hoe ik het moet toepassen.
En het kan zelfs gebeuren dat als je midden op zee zit, dat
je tot de ontdekking komt dat je van navigatiesysteem moet wisselen, omdat je
met je huidige navigatiesysteem wel ver komt, maar net niet ver genoeg. Zo is
het ook met theologieën, godsbeelden en religies.
Maar als je zegt dat alle religies navigatiesystemen zijn,
accepteer je dan ook dat je waarheid niet langer als een absoluut, ontologisch
criterium ziet, maar als pragmatisch: waarheid is wat werkt?
Absoluut. Daar is het laatste woord door Christus zelf over
gezegd. Christus heeft geen jota neergeschreven. Hij heeft alles geleefd: Ik
ben de weg, de waarheid en het leven. Dus de waarheid bestaat wel, maar is
geen ontologisch gefundeerd dogma; het is evolutie, dynamiek, dus altijd
contextueel.
Dus we hebben cognitieve kennis nodig, maar die kennis is
niet de waarheid, is niet de realiteit. Als ik kijk naar sommige religieuzen,
dan denk ik wel eens: de harddisk zit zo vol met kennis en methoden dat er geen
ruimte meer is waar er nog iets kan verschijnen. Er kan zich niets meer
openbaren. Er is geen plaats meer, het is vol. Maar s avonds gaat ineens het
windje van een andere kant waaien, en dan is er grote paniek, want men weet met
hun kennis dan niets aan te vatten. Spiritualiteit heeft alles te maken met
contemplatie, schouwen, maar dat vraagt een houding van afstand, een houding
van niet over alles een éénsluidende mening te willen hebben.
Een tijd geleden dacht ik nog: we gaan niet meer vooruit. In
een gemeenschap ook, alles wordt lamgelegd door te denken: zo moet het, en zo
mag het niet. Let wel, ik heb niets tegen regeltjes! Ik ben een pianist, dat is
één en al discipline! Maar er is geen élan meer, het leven zelf is eruit. Het
gevaar is dat wanneer onze systemen beschouwd worden als zijnde de exclusieve
realiteit, dat ze afgesneden worden van onze vitale bron.
Toen ik een kind was, kwamen er soms van die oude ooms en
tantes. Die hadden gestudeerd, het waren intellectuelen. Maar dan échte
intellectuelen: ze zeiden niet veel, maar als ze iets zeiden, dan was dat in
heel eenvoudige woorden en met zoveel ruimte! Dat was de ruimte van het
niet-weten. Vanuit dit niet-weten is zoveel mogelijk. Wanneer ze spraken, was
het alsof er nieuwe zuurstof kwam in een verdufte kamer. En toen ik dat
besefte, bedacht ik bij mezelf: wat ben je toch een dwaas, dat je in een
klooster moet ontdekken wat je eigenlijk al lang wist! Maar zo gaat dat soms.
Voor mij moet het christendom volledig opnieuw ontdekt
worden. We moeten opnieuw ontdekken waar onze bronnen zitten. Zelfs Nietzsche
zei al: het mooiste wat ooit over de mens gezegd is, is gezegd door het
christendom. Eindelijk begint men opnieuw de waarde van Nietzsche te ontdekken
in de maatschappij, terwijl men zolang op hem heeft geschoten. Eindelijk is God
dood, we kunnen opnieuw geloven. We konden in onze religie niet meer geloven.
Alles was bewezen: God bestaat. Twijfel niet, want als je twijfelt, ben je een
zondaar, een ketter. Maar godzijdank is die God dood.
God is dood, zegt Nietzsche. En hij schrijft daarna: Wij
mensen hebben Hem gedood. Wist je dat Nietzsche in een eerdere versie schreef:
De christenen hebben Hem gedood. Het is zo bijbels wat hij daar zegt. De hele
Bijbel staat er vol van. Wij kunnen er niet tegen, tegen die God die puur leven
is. Maar let op : de dood geprofeteerd door Nietzsche betekent niet de dood van
de God van de Openbaring, maar betekent de dood van een religie en een God
statisch bevroren in een exclusief gesloten ontologisch denken, altijd gelijk
aan Zichzelf; de dood van een Schepping zonder evolutie, zonder geschiedenis,
dood van de Leven zelf, in de mate dat we dit leven beschouwen als een éénheid
in stabiliteit. Het betekent dus niet de dood van de God van de Openbaring
doorheen de geschiedenis.
Vanmiddag ga je een lezing geven over de vraag of er nog
mogelijkheden zijn voor het christendom in de 21ste eeuw. Wat is het
antwoord wat je vanmiddag gaat geven?
Dat weet ik nog niet, eerlijk niet. En wie ben ik om op
daar een visie op te hebben. Trouwens hoe meer men weet, hoe meer men ervan
overtuigd wordt dat alle weten zo relatief is, en men niets met te sterke
evidentie moet beweren. Ik kom dus absoluut niet de waarheid brengen. We hebben
elk onze waarheid, en die existentiële waarheden tezamen vormen iets universeels.
Hierop is de realiteit van het lichaam van Christus geënt, het samen
verantwoordelijk zijn. Daar geloof ik in. Maar ik ben geen profeet. Er zijn
echter wel tendensen die we kunnen lezen. Het komt er vooral op aan de tekenen
van de tijd te lezen, ze niet te veroordelen en er iets mee te doen. Het
bewustzijn van mensen verandert. Een boodschap aan de kerk: niet pretenderen de
exclusieve waarheid in pacht te hebben.
Kun je dan zeggen waar we mee kunnen beginnen?
Ik denk dat we in een tijd leven waarin we bewust worden
dat de exclusieve waarheid niet meer bestaat, gefundeerd op een theologisch,
metafysisch, ontologisch denken. Dat is voorbij. Nogmaals, de metafysische
objectiviteit is vervangen door een hermeneutische. Alles is contextueel
geworden. Wat vandaag juist blijkt en goed kan morgen helemaal anders zijn. Dat
is met de Bijbel ook zo, die is één en al paradox. Christus is één en al
paradox: de ene keer zegt hij dat we naar de vogels in de bomen en de bloemen
in het veld moeten kijken geen zorgen maken, niet druk maken, God voorziet in
alles. Maar een paar bladzijden nadien werpt hij wel die maagden in de
duisternis die geen olie bij zich hadden, die hadden daar op voorhand aan
moeten denken.
Een oppervlakkige lezer denkt dan: Ja, maar wat is het nou?
Het punt is: het is allemaal contextueel. Ik denk dat we in een tijd leven
waarin we inzien dat als we maar diep genoeg graven, alle religies op hetzelfde
uitkomen. Alleen onze methodes, concepten, onze beelden, ons ontologisch denken
is anders.
Zoals eerder gezegd, mensen zoeken niet langer intellectuele
antwoorden op hun spirituele vragen of stroeve institutionele belichaming van
deze antwoorden. Zij zoeken een diepere ervaring van een God, van een
mensbeeld, en een diepe innerlijke wijsheid die hen ondersteuning en kracht is
voor een authentiek en geïntegreerd leven. Waar het om gaat is dat de mens van
vandaag, die leeft met een pluraliteit van waarden, en waarin het centrum de
autoriteit weg is, dat het erop aankomt dat de mens de methode vindt om zijn
vitale bron te beschermen.
En wat is die vitale bron?
Het leven van elk van ons. Het leven, waarvan wij zelf niet
de bron zijn. Daar gaat het om. Dat wij ons beschermd weten, dat onze energie
gekanaliseerd kan worden. Ik voel mij dagdagelijks een spiegel voorgezet door
de mensen die ik tegenkom, met hun existentiële dorst, frustraties, kwetsuren.
Wat doe ik daarmee? Niet oordelen, maar er wel iets voor in de plaats geven.
Maar wat?
Kijk eens naar jongeren. Als jongeren vandaag de dag dorst hebben,
weten ze precies uit welke kraan water komt. Er zit heel wat wijsheid in
jongeren, maar die komt er niet uit als levenswijsheid. Ze zitten doelloos te
surfen op het internet. Het probleem is: ze weten niet meer hoe te zoeken. Ze
hebben geen methodes, ze leren geen navigatiesystemen meer! En daar zit het
probleem met onze religieuze opvoeding: worden ons in de godsdienstlessen nog
werkelijk de instrumentaria en methodes aangereikt om zelf de zaken uit te
diepen?
Dus niet: weg met het systeem?
Nee! We hebben modellen en systemen nodig! Hier schuilt het
probleem van vrijheid. Er is slechts vrijheid mogelijk wanneer een wet wordt
ingesteld. Dat leert ons het Scheppingsverhaal. Wat dat betreft kunnen mensen
vandaag van de kunstwereld nog heel wat leren. Hoeveel mensen dromen niet om
nocturnes van Chopin te spelen? Maar de enige optie is dan om jarenlang
dagdagelijks oefeningen te doen. Regels dus. Discipline dus.
Zolang we maar beseffen dat onze modellen, systemen en
regels niet de realiteit zijn. Het gaat in onze religie over transfiguratie,
over de schepping helen. We hebben een voorbeeld: denk aan de transfiguratie
van Christus op de berg Tabor. Mozes en Elia die daar verschijnen: de wet en de
profeet. Ze komen altijd samen! Maar de wet zonder de vrijheid, zonder een
visie, is dood. Een visie zonder wet loopt ook nergens op uit. Als ik die
nocturne van Chopin wil spelen, zit er niets anders op dan me te onderwerpen
aan die keiharde regel, die discipline.
Laat ik het nog anders zeggen. Vorige week was ik in Parijs,
om mijn lievelingsnicht te bezoeken. Ze is doctor, ze wist niet dat ik kwam. En
toen ik daar aanbelde, werd ik naar een kamertje gebracht waar een gigantische
tafel stond, met een tafelkleed met in het midden daarvan een enorme kristallen
schaal. En er kruipt in die kamer een baby rond. En ik zie hoe die baby naar
het tafelkleed kruipt en het aan de zijkant beet pakt en begint te trekken. Nu
zou ik de contemplatief kunnen uithangen: rustig achterover zitten. God
voorziet immers alles. Maar ik ben toch ertussen gekomen. Ik had nadien wel een
probleem. Ik moest heel nodig naar het toilet. Maar dat kon niet, want ik moest
die kleine steeds in het oog houden. Existentialiteit!
Wat in die situatie eigenlijk nodig was: dat ik een box in
elkaar zou timmeren. In de box is de baby vrij om te bewegen en ik ben vrij om
naar het toilet te gaan. En als de baby dan iets groter wordt, kan ik de box
wat groter maken. Nadien mag hij op een fietsje buiten spelen, maar ook dan
gelden er regels en beperkingen: tot zover en niet verder. Enzovoorts.
En is volwassen worden eigenlijk niet weten waar onze
spijltjes staan, dat we onszelf en de maatschappij niet in gevaar brengen? En
die boxspijltjes, dat is voor mij de plek van hereniging. We moeten aan die
spijltjes komen en die spijltjes voorzichtig verruimen. Hoever mogen we gaan?
Daar is contemplatie voor nodig. Kunnen kijken en kunnen luisteren. Maar
contemplatie vereist verinnerlijking. Verinnerlijking is echter niet zich in
zichzelf terugtrekken. Alsof het om een statisch gegeven gaat. Nee, het gaat om
een in beweging komen, en zich zo ten opzichte van de dingen en gebeurtenissen
gedragen dat je beseft: dat wat daarbuiten is, dat zit ook in mij. Jij, Taede,
zit in het centrum van mij, en ik zit in jou. De mens zit in de kosmos en de
kosmos zit in de mens. Het is alles één enkele realiteit. En dan begin je
anders te leven, dan lees je de werkelijkheid anders.
Maar hebben we daar het christelijk geloof nog voor nodig?
We hebben álle navigatiesystemen nodig. Ik zie massas
mensen die alles weggooien en vervolgens het wiel opnieuw gaan uitvinden. Dat
is onnodig en niet realistisch en een verspilling van tijd en energie. Veel
mensen verwerpen alles, dat is een identiteit die aan autodestructie lijdt. Ik
heb niets tegen destructie, ik ben een fan van de postmoderne filosoof Jacques
Derrida. Trouwens is het bijbels verhaal van de Toren van Babel geen perfecte
voorafbeelding van het huidig destructivisme? Alleen begrijpen we de betekenis
van het fenomeen van destructie niet, en trekken we er geen lessen uit.
Onze postmodernisten zijn zo fundamenteels bijbels, een
soort van afgodsafbrekers. Wij kunnen niet met postmodernistische filosofen
omgaan, dat is ons probleem, omdat ze ons beroven van onze comfortabele
zekerheden, en ons verplichten op weg te gaan. Ik hoor hier een hedendaagse
echo van de erfzonde. En dat terwijl alles in verandering is.
Het is dan ook nodig dat kerk, en elk van ons, prioriteit
geeft aan het leggen van nieuwe verbindingen, te leren hoe nieuwe realiteiten
en inzichten te verbinden op een nieuw niveau: een nieuw niveau van Gods
zelfopenbaring doorheen de geschiedenis te erkennen en te integreren. En dat
heeft niets te maken met conservatief zijn of progressief. Die termen zijn
vandaag achterhaald, maar het gaat om een nieuwe wereld baren. En een nieuwe
wereld heeft vroedvrouwen nodig. En zouden onze priesters en religieuzen eigenlijk
geen goede vroedvrouwen moeten zijn?
Taede A. Smedes is godsdienstfilosoof en theoloog en
werkzaam als freelance journalist en schrijver. In september 2016 verscheen
zijn boek God, Iets of Niets? De postseculiere maatschappij tussen geloof en
ongeloof bij Amsterdam University Press (tweede druk november 2016).
|