Controversieel debat
over thuistalen in klas en belang
Nederlands & NT2 (ook voor
integratie)
Taalproblematiek al sinds 1990 in handen van superdiversiteitsideologen en tegenstanders van NT2 en integratie.
De auteur Özoan Akyol poneerde onlangs dat de overheid met thuistaalonderwijs (Turks) de integratie
tegenwerkt : We hadden een grote achterstand Nederlands, maar werden uit de les weggenomen om nog meer
Turks te leren mede om zogezegd niet
te vervreemden van onze Turkse identiteit. Dat is de wereld op zijn kop. De
overheid heeft juist de taak ervoor te zorgen dat wij volwaardig Nederlander
zouden worden. De overheid heeft mijn integratie tegengewerkt. (KNACK, 13
april j.l.). Minister Crevits liet in de commissie onderwijs van 10 december en elders
echter weten dat ze veel heil verwacht van de recente MARS- en
Validiv-studies over de integratie van thuistalen in klas. Crevits gaf ook al
de VLOR de opdracht om "een breed kader te ontwerpen voor een actief
talenbeleid op scholen waarbinnen de taalcompetenties van leerlingen en diverse
vormen van meertaligheid een plaats krijgen." Sommigen
nemen het minister Crevits heel kwalijk dat ze zomaar sympathiseert met de MARS- en Validiv-studies . Iemand schreef
vorige week nog : Ook het recente MARS-onderzoek van het ministerie
vertrekt vanuit de visie van een progressieve pedagogische elite die culturele
identiteit wegrelativeert. Ook wij betreuren dat het Departement dergelijke studies steeds
laat uitvoeren door mensen als Orhan
Agirdag en Piet Van Avermaet die de kennis van het Nederlands en het belang
van NT2 vanaf de kleuterschool in vraag
stellen en een superdiversiteitsideologie propageren, en de visie van b.v. de allochtone ouders en de leerkrachten zomaar als
achterlijk en vervreemd bestempelen.
Uit een studie van de Gentse sociologen
Orhan Agirdag en Mieke Van Houtte
bleek dat in Gent de Turkse ouders en de leerkrachten absoluut willen dat de kinderen in klas en
zelfs buiten klas geen Turks maar
Nederlands spreken (Speaking Turkish in Belgian Primary Schools: Teacher
Beliefs versus Effective consequences, bilig/ SUMMER 2014 / NUMBER 70, zie
Internet.) Uit de
bevraging bleek dus dat vooral ook de Turkse ouders meertalig onderwijs voor
hun kinderen resoluut afwezen. Leerkracht
Patrick drukte het zo uit: Turkse ouders komen soms met hun kinderen
naar onze school omdat er bij ons minder Turkse leerlingen zijn. Ze stellen dan: In andere scholen zijn er te
veel Turkse leerlingen en die spreken dan Turks in klas, op de speelplaats,
tijdens de middaglunch, en wij willen dat niet. Die ouders beseffen hoe
belangrijk het is voor de toekomst van hun kinderen dat ze goed geïntegreerd
zijn in onze cultuur. Because the future of
those children is here, and they will have to speak Dutch in their professional
life. Zelfs Turkse leerkrachten die
Islamles geven op school, stelden dat het gebruik van de moedertaal van de
Turks sprekende leerlingen nutteloos was. De leerkrachten en de ouders
stelden ook dat het te weinig kennen van het Nederlands de leerkansen en
leerresultaten van anderstalige leerlingen ten zeerste afremt.
Agirdag en Van Houtte legden de argumenten van de Turkse ouders en van
de leerkrachten gewoon naast zich neer. Volgens hen hebben de leerkrachten en de Turkse ouders volstrekt
ongelijk; ze zijn bevooroordeeld en
beseffen niet eens hoe nefast hun opvattingen zijn. Agirdag en Van Houtte zochten dan maar naar een verklaring voor het vervreemd en fout
bewustzijn van de leerkrachten en ouders. De negatieve beliefs van de ouders en leerkrachten zouden in sterke
mate een gevolg zijn van de Vlaamse politieke context that very much favors assimilation and
Dutch monolingualism. Agirdag en
Van Houtte gaan ook niet akkoord met de stelling van de leerkrachten dat de
taalachterstand een belangrijke oorzaak is van de leerproblemen van veel
anderstalige leerlingen.
In een protestbrief die de allochtone Gentse ouder K. M. een paar jaar geleden omtrent een Gents experiment met eerst leren lezen in het
Turks naar Onderwijskrant
stuurde, lazen we terecht: In plaats van effectieve maatregelen te treffen
om de Nederlandse taal te stimuleren op school, en kinderen en hun ouders ervan
bewust te maken wat het maatschappelijk nut ervan is, besteedt de Gentse
overheid veel aandacht aan de moedertaal van anderstalige leerlingen. Lessen in
de eigen moedertaal vergroten echter vooreerst de kloof tussen de sterkste en
de zwakste leerling door het feit dat die leerlingen een aantal gewone lessen
missen. Ze vergroten tevens het mentaliteitsverschil tussen de gemeenschappen
en de maatschappij waarin ze leven. Deze projecten zijn ook misleidend voor de
niet gemotiveerde anderstaligen, die de sociale normen en attitudes van onze
Westerse samenleving niet willen respecteren. De Turkse ouders krijgen ook de
boodschap dat Nederlands kennen toch niet zo levensnoodzakelijk is en de
leerlingen zelf zullen buitenschools voor spreken, lezen en schrijven nog
minder het Nederlands gebruiken. De sterke neiging van Gentse Turken om zich
binnen de eigen gemeenschap op te sluiten, zal hierdoor nog toenemen. Men kan
zich ook afvragen wat het effect is voor de anderstalige leerlingen die niet
van Turkse afkomst zijn.
De getuigenissen en visie van de Turkse
schrijver Akyol, van de Turkse ouders en van de leerkrachten staat haaks op de recente pleidooien voor
thuistaalonderwijs in 2 recente studies en in recente betogen van beleidsmensen als Caroline Gennez (SP.a),
minister Crevits ... In de studie MARS beweren Piet Van Avermaet, Agirdag ... eens te
meer dat ons onderwijs zich te veel fixeert op het Nederlands in plaats van uit
te gaan van "een continuüm waarop iedere meertalige een andere plaats
inneemt al naargelang de context . Precies mensen als Van Avermaet die al sinds
de jaren negentig de invoering van intensief NT2 vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs hebben tegengewerkt, beweren
dat er al te veel aandacht is voor het leren van het Nerlands.
Het debat over het belang van de kennis van het Nederlands en over al dan niet meertalig
onderwijs voor allochtone leerlingen, stond de voorbije weken en maanden dus
weer in de actualiteit. Praktijkmensen, allochtone ouders, N-VA ... vragen meer
aandacht voor de kennis van het Nederlands en voor NT2. Ze vinden dit ook
belangrijk voor de integratie in de maatschappij, het bestrijden van
radicalisering, enz. In het zog van de terreuraanslagen van 13 november waren
er b.v. de getuigenissen van Brusselse leerkrachten en van prof. Mark Elchardus
over de vele problemen van - en met
moslimleerlingen in het onderwijs. Zo stelden de leerkrachten: Sommige
leerlingen volgen b.v. de richting kantoor maar ze spreken zelfs onvoldoende
Nederlands om telefoons te kunnen beantwoorden. Zelfs de Brusselse Groen-schepen Analisa
Gadaleta gaf nu volmondig toe: Sommige
jongeren spreken amper Nederlands. Ze voegde er aan toe en dit is die
jongeren ook niet eens gevraagd (ZENO, De Morgen, 21 november). De
Groen-schepen vindt dus dat er meer aandacht moet zijn voor het aanleren van
het Nederlands.
De voorbije maanden verschenen er
echter een paar studies over het gebruik
van de thuistalen in klassen met anderstalige allochtone jongeren. Hierbij
aansluitend was er ook al op 10 december
een debat in de commissie onderwijs. In december 2015 verscheen de publicatie over
het Validiv-onderzoek van het Steunpunt Diversiteit en Leren, samen
met de VUB, UGent en KU Leuven In april j.l. verscheen het onderzoek MARS - Meertaligheid Als
Realiteit op School. Beide studies werden geleid door fervente taalachterstandsnegationisten
als Piet Van Avermaet & Orhan Agirdag. Professoren als Van Avermaet, Agirdag,
Van den Branden, Van Houtte .... blijven
het belang van de kennis van het Nederlands en van NT2 relativeren, en pleiten voor veel aandacht
voor de thuistalen. Van Avermaet
poneerde in 2008 zelfs dat hij het absoluut NIET eens was met
de vraag naar meer Nederlands en met volgende stellingen: *dat
migrantenkinderen vanuit hun achtergrond vaak een taalprobleem hebben *en dat
dit een negatieve invloed heeft op hun leerprestaties *dat men zonder
Nederlands onmogelijk goed kan functioneren;
dat kennis van het Nederlands allerhande mogelijkheden opent die er anders niet
zouden zijn. (Taal, Onderwijs en de samenleving, EPO, 2008). Ook vanuit de GOK- Steunpunten (onderwijsvoorrang, zorgverbreding)
hebben Piet Van Avermaet en Kris Van den Branden in de periode
1990-2010 de invoering van intensief
NT2-onderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs steeds tegengewerkt.
Het in mei j.l. verschenen MARS-onderzoek over meertalig onderwijs werd eens te meer uitgevoerd onder de
leiding van twee fervente taalachterstandsnegationisten en superdiversiteitsideologen: Piet
Van Avermaet (promotor) en Orhan
Agirdag (co-promotor). Van Avermaet en zijn Steunpunt Diversiteit
en leren werden door het departement
sinds 1990 steeds opnieuw aangesproken
voor studies over en ondersteuning van onderwijsvoorrangsbeleid ,
intercultureel onderwijs (ICO), meertalig onderwijs,. . Dit was dus ook het
geval voor de recente studies MARS & Validiv.
Van Avermaet, Agirdag en Co beweren in MARS eens te meer dat ons onderwijs zich te veel fixeert op
het Nederlands in plaats van uit te gaan van "een continuüm waarop
iedere meertalige een andere plaats inneemt al naargelang de context (sic!).
Ze pleiten voor "functioneel veeltalig leren waarbij de verschillende
talige repertoires van de leerlingen positief benut worden in functie van de
ontwikkeling van hun academische taalvaardigheid". Aansluitend bij deze stelling poneerde
Caroline Gennez in de commissie odnerwijs van 10 december: Studies over de beleidsmaatregelen wijzen uit dat het ontvangen van
extra lessen Nederlands onvoldoende resulteert in betere onderwijsprestaties
voor anderstalige leerlingen. De onderzoekers hebben steeds de invoering
van NT2 tegengewerkt.
Ze beweren ook ten onrechte dat extra
Nederlands niet leidt tot betere leerresultaten.
In zijn publicaties en ook in de context van het recente debat over
radicalisering bleef Orhan Agirdag de Vlaamse leerkrachten ook ten onrechte
beschuldigen dat ze het gebruik
van thuistalen in klas en op de speelplaats
streng bestraffen. Dit zou volgens Agirdag mede een oorzaak zijn van de
radicalisering. In een recente
studie stelde prof. Jürgen Jaspers
(UA) echter vast dat de beschuldiging
dat het gebruik van de thuistaal op de speelplaats e.d. door leerkrachten vaak
en streng bestraft wordt, absoluut niet opgaat. Hij constateerde na observatie
dat de leerkrachten zich in de praktijk vrij mild en pragmatisch opstellen
ook al blijven ze het gebruik van het Nederlands stimu-leren: Tussen meervoudige vuren: Pedagogische Studiën, 2015, nr. 4, p.
344-36. Jaspers vermeldt ook dat zijn vaststellingen haaks staan op de beschuldigingen
van een aantal sociologen aan het adres van de leerkrachten.
Dezelfde Piet Van
Avermaet kreeg ook nog de
leiding van het recente overheidsproject Kleine kinderen,
grote kansen. In de met het project verbonden gelijknamige KBS-publicatie
- eveneens gepatroneerd door Van Avermaet,
wordt met geen woord gerept over
het belang van gericht (taal)onderwijs en intensief NT2 en over het belang van de
integratie in de Vlaamse cultuur; en evenmin over het belang van een effectieve
achterstandsdidactiek voor taal, rekenen ...
Gennez en Crevits over grote
belang van thuistalen in klas
Met een verwijzing naar de recente studies hield Caroline Gennez (SP.a) inde commissie onderwijs van 10
december j.l. een vurig pleidooi voor de integratie van thuistalen, en tegelijk
voor een relativering van het belang van extra taallessen Nederlands en NT2,
die volgens haar weinig en de taalachterstandsnegationisten weinig effect sorteren. In hun repliek weerlegden Koen
Daniëls en Kathleen Krekels van de N-VA wel de stellige uitspraken van
Gennez.
Gennez betoogde: Studies over de beleidsmaatregelen wijzen uit dat het
ontvangen van extra lessen Nederlands onvoldoende resulteert in betere
onderwijsprestaties voor anderstalige leerlingen. Wat bijkomend wel zou werken,
is het krijgen van onderwijs in de moedertaal om zo aan te sluiten bij de
talige competenties van alle leerlingen: de talige repertoires van anderstalige
leerlingen worden niet uitgesloten, maar
wel aangeboord. Het uitsluiten van de moedertaal op school kan ook een negatieve invloed hebben
op het welbevinden van de leerlingen. Het Validiv-onderzoek van het
Steunpunt Diversiteit en Leren met de VUB, UGent en KU Leuven, zou aangeven
dat we de kennis van het Turks ruimte moeten geven om jongeren de gaten in hun
kennis van het Nederlands te laten vullen en zo het leren van peer-to-peer aan
te moedigen middels de thuistaal. Minister, erkent u de meerwaarde van taalvalorisering
en meertalig onderwijs? Zo ja, op welke
wijze wilt u die taalvalorisering implementeren en stimuleren? Gennez verzweeg
wel de vele studies die tot een andere
conclusie kwamen. (NvdR: in Gent werd er
in 4 scholen geëxperimenteerd met het eerst leren lezen in het Turks e.d., maar
dat leverde geen resultaten op en leidde geenszins tot een betere kennis van
het Nederlands.)
Minister Crevits reageerde niet op de weerlegging van de stellingen van
Gennez door van Daniëls en Krekels (N-VA), maar welwillend op de uitspraken van
Caroline Gennez. Ze ging ook niet in op de vele recente pleidooien voor meer aandacht
voor Nederlands en NT2 mede in functie
van de integratie.
Crevits: Ook in Vlaanderen is er nood aan initiatieven die inspelen op
de opportuniteiten die de meertaligheid van de
leerlingenpopulatie met zich meebrengen, in de eerste plaats als
ondersteuning voor leerkansen. Er bestaat geen onesize fits all-aanpak op dit
vlak. In de eerste plaats is het van belang dat bestaande goede praktijken
gedeeld worden. Ik wil ook verwijzen naar het OBPWO-onderzoek Meertaligheid
als Realiteit op School (MARS), dat uitgevoerd wordt door het Steunpunt Diversiteit
en leren samen met de VUB. De onderwijsachterstanden van anderstalige
leerlingen worden vaak gelinkt aan hun anderstalige achtergrond. Men
gaat ervan uit dat de thuistaal de verwerving van de instructietaal in
de weg staat. (NvdR: Crevits wekt hier de
indruk dat dit niet het geval is.) Onze traditionele tweedelige meting van
anderstaligheid Nederlandstalig of anderstalig is te beperkt. Bovendien worden de meertalige competenties
van leerlingen op die manier niet herkend, en ook niet erkend. Het onderzoek
kijkt dus naar meertalig taalgebruik op school en daarbuiten, de percepties en
attitudes hierover van leerlingen en leerkrachten en de impact van
meertaligheid op de onderwijsprestaties. Dit onderzoek zal ons heel wat inzichten verschaffen. We kunnen dan bekijken
op welke manier we daarmee gepast kunnen omgaan.
Crevits is blijkbaar niet op de hoogte van de
vele andersluidende studies en van het feit dat uit recente studies ook blijkt
dat allochtone ouders expliciet wensen dat hun kinderen in en buiten de klas
Nederlands spreken ... Het verwondert
ons dat Crevits in het recente debat over integratie het zelden heeft over het
belang van de kennis van het Nederlands (ook voor de integratie), en anderzijds
veel belang hecht aan het veelvuldig inspelen op de thuistalen. In een studie
opgestart in 2008 wezen de
Limburgse prof. Johan Ackaert (U Hasselt) e.a. ook al op het cruciale
belang van de kennis van het Nederlands: Taalbeheersing en - gebruik van Marokkaanse en Turkse allochtonen:
resultaten van de Survey Integratie 2008. In het algemeen besluit lezen we dat het beheersen en het gebruiken van de
Nederlandse taal cruciaal zijn voor de sociaal-culturele integratie van
allochtonen en de sociale cohesie in de samenleving. Kennis van het Nederlands
vergemakkelijkt en stimuleert contacten van allochtonen met autochtonen en draagt
bij tot een positievere beeldvorming over autochtonen, zo stelden we vast. Taal
maakt immers communicatie mogelijk, waardoor wederzijds begrip en
sociale samenhang ontstaan. In tal van standpunten n.a.v. de
terreuraanslagen werd gesteld dat het
onvoldoende beheersen van de landstaal de leerkansen en de integratie in de
maatschappij en in het arbeidsleven ten zeerste bemoeilijkt. Dit is ook al lang
een van de stokpaardjes van Malika Sorel, ex-lid Hoge Raad voor de
integratie Frankrijk. Sorel vindt kennis
van de landstaal primordiaal voor de leerkansen en voor de integratie. In het
kleuteronderwijs en in de eerste graad moet volgens haar die opdracht veel meer
centraal staan.
We protesteren in Onderwijskrant en elders al 25 jaar tegen het feit dat de studies over
de taalproblematiek en het onderwijsvoorrangsbeleid steeds toevertrouwd worden
aan partijdige onderzoekers als Van Avermaet & Diversiteit en
leren en Kris Van den Branden. Aan mensen dus die de voorbije
decennia keer op keer het belang van de kennis van het Nederlands relativeerden
en tegelijk het veelvuldig gebruik van de thuistalen van allochtone leerlingen
voluit propageerden. Die onderzoekers en ondersteuners zijn veelal ook
aanhangers van de superdiversiteitsideologie,
en tegenstanders dus van echte integratie. Het waren ook mensen als Piet
van Avermaet van Diversiteit en leren (UGent)
en Kris Van den Branden
van het vroegere Steunpunt
NT2-Leuven die vanaf 1990 de
ondersteuning van het onderwijsvoorrangsbeleid in handen kregen - maar
merkwaardig genoeg de invoering van NT2 en een doelgroepenbeleid tegenwerkten. De Steunpunten besloten
al vlug dat NT2 & doelgroepenbeleid overbodig waren en dat er geen
onderscheid was tussen NT2- en NT1-onderwijs. In vorige jaargangen toonden we
ook al aan dat die Steunpunten in de periode 1990-2010 een 75 miljoen euro
ontvingen, maar weinig resultaten boekten en de invoering van NT2 &
achterstandsonderwijs tegenwerkten.
|