Controverse over gebruik thuistalen, belang kennis
Nederlands & integratie
Visie onderzoekers haaks op die
van leerkrachten & allochtone ouders en op streven naar integratie
Departement doet steeds een beroep op partijdige academici -
superdiversiteitsideologen
1 Actualiteit van controversieel debat
1.1 Meer Nederlands, ook in functie integratie
Het debat over het belang van de kennis van het Nederlands en over al dan niet meertalig
onderwijs voor allochtone leerlingen, stond de voorbije maanden weer in de actualiteit.
Praktijkmensen, allochtone ouders, N-VA ... vragen meer aandacht voor de kennis
van het Nederlands en voor NT2. Ze vinden dit ook belangrijk voor de integratie
in de maatschappij, het bestrijden van radicalisering, enz.
In het zog van de terreuraanslagen van 13 november vermeldden we al op
pagina 37 getuigenissen van Brusselse leerkrachten en prof. Mark Elchardus over
de vele problemen van - en met moslimleerlingen in het onderwijs. Zo lazen we: Sommige
leerlingen volgen b.v. de richting kantoor maar ze spreken zelfs onvoldoende
Nederlands om telefoons te kunnen beantwoorden. Zelfs de Brusselse Groen-schepen Analisa
Gadaleta gaf nu volmondig toe: Sommige
jongeren spreken amper Nederlands. Ze voegde er aan toe en dit is die jongeren ook niet eens
gevraagd (ZENO, De Morgen, 21 november). In het verleden relativeerde
GROEN het belang van de kennis van het Nederlands.
Ook in andere publicaties werd gesteld dat het onvoldoende beheersen van
de landstaal de integratie in de maatschappij en in het arbeidsleven ten
zeerste bemoeilijkt. We verwezen op pagina 39 naar Malika Sorel, ex-lid
Hoge Raad voor de integratie. Sorel
vindt kennis van de landstaal primordiaal vindt voor de leerkansen en
voor de integratie. In het kleuteronderwijs en in de eerste graad moet volgens
haar die opdracht veel meer centraal staan.
In een studie opgestart in 2008 wezen Vlaamse onderzoekers ook al op het
cruciale belang van de kennis van het Nederlands: Taalbeheersing en - gebruik van
Marokkaanse en Turkse allochtone: resultaten van de Survey Integratie 2008. De eerste resultaten werden
gepubliceerd in het boek Gekleurde Steden - Autochtonen en allochtonen over
samenleven. In het algemeen besluit van het boek lezen we dat het
beheersen en het gebruiken van de Nederlandse taal cruciaal zijn voor de
sociaal-culturele integratie van allochtonen en de sociale cohesie in de
samenleving. Kennis van het Nederlands vergemakkelijkt en stimuleert contacten
van allochtonen met autochtonen en draagt bij tot een positievere beeldvorming
over autochtonen, zo stelden we vast. ...Taal maakt immers communicatie
mogelijk, waardoor wederzijds begrip en sociale samenhang ontstaan. Het project werd uitgevoerd door Johan Ackaert & Kris Vancluysen (Consortium UHasselt en UA). Sindsdien
noteerden we enkel nog academische superdiversiteitspleidooien voor de integratie
van thuistalen, maar tegen extra-taalonderwijs Nederlands & NT2 & echte
integratie.
1.2
Thuistalen in klas, relativering van belang van Nederlands en van integratie
De voorbije maanden
verschenen er een paar studies
over de thematiek van meertalig onderwijs in klassen met allochtone
jongeren: in december 2015 Validiv-onderzoek
van het Steunpunt Diversiteit en Leren, samen met de VUB, UGent en KULeuven; in
april j.l. MARS - Meertaligheid Als Realiteit op School. In die studies wordt tegelijk het belang van
de kennis van het Nederlands gerelativeerd.
Beide studies werden geleid door taalachterstandsnegationisten als Piet Van Avermaet & Orhan Agirdag. Professoren als Van Avermaet, Agirdag,
Van den Branden blijven het belang van de kennis van het Nederlands
en van NT2 relativeren, en pleiten voor veel aandacht voor de thuistalen. Minister Crevits liet weten dat ze veel
heil verwacht van de recente MARS- en
Validiv-studies over de integratie van thuistalen in klas. Sommigen nemen het
minister Crevits kwalijk dat ze sympathiseert met die studies. Iemand schrijft:
Ook het MARS-onderzoek vertrekt vanuit de visie van een progressieve
pedagogische elite die culturele identiteit weg relativeert. Ook wij
betreuren dat het Departement dergelijke studies steeds laat uitvoeren door
mensen die de kennis van het Nederlands en het belang van NT2 vanaf de
kleuterschool in vraag stellen en een superdiversiteitsideologie
propageren (zie punt 2).
Ook Caroline Gennez (SP.a) hield
in de commissie onderwijs van 10 december j.l. een vurig pleidooi voor de
integratie van thuistalen, en tegelijk voor een relativering van het belang van
extra taallessen Nederlands, die volgens haar niet veel effect sorteren. In hun
repliek weerlegden Koen Daniëls en Kathleen Krekels van de N-VA de
stellige uitspraken van Gennez (zie punt
4).
We lazen onlangs ook nog een onderzoek van Orhan Agirdag &
Mieke Van Houtte waarin
de beide onderzoekers tegen hun zin vaststelden dat zowel de Turkse ouders als
de leerkrachten Turks laten spreken op school
nefast vinden.
In de context van het recent debat over radicalisering merken we ook dat
socioloog Agirdag de Vlaamse leerkrachten
ten onrechte blijft beschuldigen dat ze
het gebruik van thuistalen in klas en
op de speelplaats streng bestraffen. Dit zou volgens Agirdag mede een oorzaak zijn van de
radicalisering. In een recente
studie stelde prof. Jürgen Jaspers (UA)
echter vast dat de beschuldiging dat het gebruik van de thuistaal op de
speelplaats e.d. door leerkrachten vaak en streng bestraft wordt, absoluut niet
opgaat. Hij constateerde na observatie dat de leerkrachten zich in de praktijk
vrij mild en pragmatisch opstellen ook al blijven ze het gebruik van het
Nederlands stimuleren: Tussen meervoudige vuren: Pedagogische
Studiën, 2015, nr. 4, p. 344-36. Jaspers vermeldt ook dat zijn
vaststellingen haaks staan op de be-schuldigingen van een aantal sociologen aan
het adres van de leerkrachten.
De vroegere ANC-vrijheidsstrijder Helene Passtoors mengde zich
ook in het debat. In De Wereld Morgen manifesteerde ze zich als vurige pleitbezorger van de
thuistalen en -culturen. Ze stelde: Het
is zeer irritant dat mensen om het even wat verkondigen als het om migranten,
Nederlands leren en, ja assimilatie gaat. Taalkundigen zullen echter allen
zeggen dat b.v. de discussie over wat migrantenkinderen op de speelplaats
spreken geen taalprobleem is, maar vanuit sociale en politieke kant tot
probleem verheven wordt om redenen die niets met taalverwerving te maken
hebben, maar alles met de idee van
assimilatie. De term taalachterstand (Nederlands) is volgens haar ook
een term die verdacht veel neigt
naar taalracisme. Het woord achterstand is immers een fundamenteel
begrip in het hele complex verbonden met racisme, inferieure rassen, de
superioriteit van het blanke ras. Ze stelde verder: Het is principieel
af te raden om een allochtone leerling
eerst te leren lezen in het Nederlands,
een taal die hij/zij nog onvoldoende kent.
2 Taalproblematiek in handen van
superdiversiteitsideologen en NT2-tegenstanders
We protesteerden al herhaaldelijk tegen het feit
dat de studies over de taalproblematiek steeds toevertrouwd werden aan partijdige
onderzoekers als Van Avermaet & Diversiteit en leren die de voorbije 25 jaar keer op keer het belang
van de kennis van het Nederlands relativeerden en tegelijk het gebruik van de
thuistalen van allochtone leerlingen voluit propageerden. Die onderzoekers zijn
veelal ook aanhangers van de superdiversiteitsideologie en tegenstanders dus
van echte integratie.
Het waren ook die mensen die vanaf 1990 de ondersteuning
van het onderwijsvoorrangsbeleid in handen kregen - maar merkwaardig genoeg de
invoering van NT2 tegenwerkten. Denk aan Piet Van Avermaet van Diversiteit en leren (UGent) en Kris Van den Branden van het vroegere Steunpunt NT2-Leuven. De
Steunpunten besloten al vlug dat NT2 overbodig was en dat er geen onderscheid
was tussen NT2- en NT1-onderwijs. Van Avermaet poneerde in 2008 dat hij het absoluut NIET eens was met de
vraag naar meer Nederlands en met volgende stellingen: *dat migrantenkinderen vanuit hun achtergrond vaak een
taalprobleem hebben *en dat dit een negatieve invloed heeft op hun
leerprestaties *dat men zonder Nederlands onmogelijk goed kan functioneren; dat kennis van het
Nederlands allerhande mogelijkheden opent die er anders niet zouden zijn. (Taal,
Onderwijs en de samenleving, EPO, 2008). In vorige jaargangen toonden we
ook al aan dat die Steunpunten in de periode 1990-2010 een 75 miljoen euro
ontvingen, maar weinig resultaten boekten en de invoering van NT2
tegenwerkten.
Het in mei j.l. verschenen MARS-onderzoek over meertalig onderwijs werd eens te
meer uitgevoerd onder de
leiding van twee van de ferventste taalachterstandsnegationisten en superdiversiteitsideologen: Piet
Van Avermaet (pro-motor) en Orhan
Agirdag (co-promotor). Van Avermaet en zijn Steunpunt Diversiteit
en leren werden door het departement
steeds aangesproken voor studies over meer-talig onderwijs. Dit was ook zo in
de recente studies MARS & Validiv.
Van Avermaet en Co beweren in MARS eens te meer dat ons onderwijs zich te veel fixeert op het Nederlands in plaats van uit te gaan van "een continuüm waarop iedere meertalige een andere plaats inneemt al naargelang de context "(sic!). Ze pleiten voor "functioneel veeltalig leren waarbij de verschillende talige repertoires van de leerlingen positief benut worden in functie van de ontwikkeling van hun academische taalvaardigheid". Ze houden uiteraard geen rekening met de visie van de leerkrachten en van de allochtone ouders die b.v. willen dat de kinderen in klas en zelfs buiten klas, geen Turks, maar Nederlands spreken.(zie punt 3).
Van Avermaet kreeg ook de leiding van het overheidsproject Kleine
kinderen, grote kansen. In de met het project verbonden gelijknamige
KBS-publicatie - eveneens gepatroneerd door Van Avermaet, wordt
met geen woord gerept over het belang van gericht (taal)onderwijs en
intensief NT2 en over het belang van de integratie in de Vlaamse cultuur; en
evenmin over het belang van een effectieve achterstandsdidactiek voor taal,
rekenen ...
3 Agirdag
& Van Houtte: Turkse ouders & lkn willen geen Turks, maar hebben
ongelijjk
3.1 Turkse ouders en lkn: geen
Turks op school
In hun studie stelden de Gentse sociologen Orhan Agirdag en Mieke Van
Houte tot hun ongenoegen vast, dat niet enkel de leraars, maar ook de
Turkse ouders wensen dat hun kinderen geen Turks, maar zoveel mogelijk
Nederlands spreken in én buiten de
klas: Speaking Turkish in Belgian
Primary Schools: Teacher Beliefs versus Effective consequences, bilig/ SUMMER
2014 / NUMBER 70, zie Internet.
Uit de bevraging bleek dus dat ook de Turkse ouders meertalig onderwijs
resoluut afwezen. Leerkracht Patrick
drukte het zo uit: Turkse ouders komen soms met hun kinderen naar onze
school omdat er bij ons minder Turkse leerlingen zijn. Ze stellen dan: In andere scholen zijn er te
veel Turkse leerlingen en die spreken dan Turks in klas, op de speelplaats,
tijdens de middaglunch, en wij willen dat niet. Die ouders beseffen hoe
belangrijk het is voor de toekomst van hun kinderen dat ze goed geïntegreerd
zijn in onze cultuur. Because the future of
those children is here, and they will have to speak Dutch in their professional
life. Zelfs Turkse leerkrachten die
Islamles geven op school, stelden dat het gebruik van de moedertaal van de
Turks sprekende leerlingen nutteloos was.
In een protestbijdrage die de allochtone ouder K. M. een paar jaar geleden omtrent een Gents experi-ment met eerst leren lezen in het
Turks naar Onderwijskrant
stuurde, lazen we terecht.: In plaats van effectieve maatregelen te treffen
om de Neder-landse taal te stimuleren op school, en kinderen en hun ouders
ervan bewust te maken wat het maatschappelijk nut ervan is, besteedt de Gentse
overheid veel aandacht aan de moedertaal van anderstalige leerlingen. Lessen in
de eigen moedertaal vergroten echter vooreerst de kloof tussen de sterkste en
de zwakste leerling door het feit dat die leerlingen een aantal gewone lessen
missen. Ze vergroten tevens het mentaliteitsverschil tussen de gemeenschappen
en de maatschappij waarin ze leven. Deze projecten zijn ook misleidend voor de
niet gemotiveerde anderstaligen, die de sociale normen en attitudes van onze
Westerse samenleving niet willen respecteren. De Turkse ouders krijgen ook de
boodschap dat Nederlands kennen toch niet zo levensnoodzakelijk is en de
leerlingen zelf zullen buitenschools voor spreken, lezen en schrijven nog
minder het Nederlands gebruiken. De neiging van Gentse Turken om zich binnen de
eigen gemeenschap op te sluiten, zal hierdoor nog toenemen. Men kan zich ook
afvragen wat het effect is voor de anderstalige leerlingen die niet van Turkse
afkomst zijn.
3.2 Onderzoekers negeren &
kleineren opvattingen van leerkrachten & ouders
Eens te meer bleek dus dat er
opvallend veel overeenstemming was tussen de opvatting van de leraars en deze
van de Turkse ouders en Turkse leraars. Agirdag
en Van Houtte legden de argumenten van de Turkse ouders en van de
leerkrachten gewoon naast zich neer.
Volgens hen hebben de leerkrachten
en de Turkse ouders volstrekt ongelijk; ze zijn
bevooroordeeld en beseffen niet eens hoe nefast hun opvattingen zijn.
Agirdag en Van Houtte zochten dan maar naar een verklaring voor het vervreemd en fout
bewustzijn van de leerkrachten en ouders. De negatieve beliefs van de ouders en leerkrachten zouden in sterke
mate een gevolg zijn van de Vlaamse politieke context that very much favors assimilation and
Dutch monolingualism. Agirdag en
Van Houtte gaan ook niet akkoord met de stelling van de leerkrachten dat de
taalachterstand een belangrijke oorzaak is van de leerproblemen van veel
anderstalige leerlingen. Ook de voorbije jaren manifesteerden Agirdag en Van
Houtte zich herhaaldelijk als taalachterstandsnegationisten en tegenstanders
van intensief NT2 vanaf het kleuteronderwijs.
3.3 Agirdag en Van Houtte
beschuldigen Vlaamse leidende klasse
Agirdag en Van Houtte
beweren dus ook dat de Vlaamse leidende klasse symbolisch geweld (à la Bourdieu) uitoefent op de anderstalige leerlingen
En
de gedomineerde allochtone ouders uit lagere milieus nemen jammer genoeg de
dominante visie van de leidende klasse, de machtigen in deze maatschappij,
onbewust over: Social dominance can only persist because the dominant
groups in society impose their judgments, such as beliefs about
monolingualism, upon dominated groups,
such as the bilingual Turkish
community. Once the dominated groups internalize
the point of view of the dominant, they will defend it as if it was a universal point
of view, even when these judgments are completely against their own
interests.
3.4 Meer
(taal)problemen met Turkse leerlingen dan met andere minderheden
In de studie van Agirdag en Van Houtte wijzen de
leerkrachten ook op het feit dat ze de meeste problemen ervaren met Turkse leerlingen - veel meer dan met
Spaanse, Griekse en Marokkaanse ... leerlingen. Vooral Turkse leerlingen zijn
geneigd frequent Turks te spreken.
Enkele citaten. In contrast
with other minority students, Turkish students tend to retain their mother
tongue and speak more frequently in Turkish at school. Lerares Katja: When I
started working here, we used to have Italians, Spanish and a
lot of nationalities. Greeks
as well. And now, it is mostly
Turks and Moroccan and some Belgian [pupils]. And the difference is, back
then, more Dutch was spoken,
pupils among each other, and at the playground. Last year,
I had a class and I had to say constantly: speak Dutch, speak Dutch.
Actually, only Turkish children do speak another language among each other,
they speak Turkish. Other nationalities dont do that (Teacher, Black Circle =
school met veel Turkse leerlingen, Female, 45).
Leerkracht
Saskia: Turkish children speak Turkish among each other. But Moroccans, for
instance, dont do that because there are a lot of dialects and they are less
proficient in it. But (Teacher, Black Square, Female, 30) As Turkish children
were regarded as the only ones who persistently speak another language
than Dutch, teachers mostly referred
to the Turkish language when they
argued about the alleged unfavorable consequences of mother tongue retention.
In the Black Circle and in the Black Square (i.e. in schools with a majority of
Turkish children), teachers perceived the use of the Turkish language as the
antecedent of poor proficiency in Dutch, and poor academic achievement, and it
was regarded as the the big problem with respect to academic achievement.
4
Turks in Gentse stadsscholen tegen visie in van Turkse ouders en
leerkrachten
4.1
Recente verordeningen van stadsbestuur
In april
2015 vernamen we dat het Gents
stads-bestuur bij monde van Elke Decruynaere, schepen van onderwijs, verordende
dat men de anderstalige leerlingen in de Gentse scholen niet langer mag
aansporen om buiten de klas Nederlands
te spreken. Men moet ze zelfs toelaten om ook in klas, in speelhoeken, bij groepswerk
... geregeld hun thuistaal te gebruiken.
Dit wordt dan ook een van de speerpunten in het Gents beleidsplan voor het
schooljaar 2014-2015. Voor volgend schooljaar is ook sprake van
wiskunde-opgaven in het Turks e.d. De
opstelling van Elke Decruynaere (Groen)verraste ons niet. In 2003
bestempelde Groen-partijvoorzitter Meyrem Almaci zelfs de vraag voor meer
lessen Nederlands als een vorm van taalfetisjisme, dat averechts werkt in de
emotionele binding met de eigen taal. Groen bleek de voorbije jaren geen
voorstander te zijn van de invoering van intensief NT2 vanaf de kleuterschool.
Tegelijk werd er wel gepleit voor meertalig onderwijs.
4.2
Visie van ouders en leerkrachten miskend
Uit de bevraging van Agirdag en Van Houtte van
2014 (cf. punt 3) en uit vele reacties
op de Gentse verordening in april 2015, blijkt dat niet enkel de
praktijkmensen, maar evenzeer de allochtone ouders die verordening afwezen. Eén
van de argumenten luidt dat anderstalige leerlingen tijdens de speeltijden, aan
tafel en in de buitenschoolse opvang nog het meest de kans krijgen Nederlands
te spreken en in te oefenen. In een klas met 20 leerlingen en 20 uren les per
week is de tijd dat de Turkse leerlingen de kans krijgen om zelf Nederlands te
spreken al bij al beperkt. Men vindt ook dat een gebrekkige kennis van het
Nederlands een belangrijke oorzaak is van leerproblemen en de integratie
bemoeilijkt.
In een
Gents experiment van een paar jaar geleden in vier scholen, werden ook al uren Nederlands door uren Turks
vervangen, en leerde men die kinderen
eerst in het Turks lezen. Directeur Frank van de Mozaïek-school die betrokken
was bij het experiment, gaf zelf grif toe dat veel Turkse ouders dit experiment
niet genegen waren. Hij stelde: Voortdurend werden we op school aangesproken
door ouders op onze aanpak betreffende het
gebruik van de thuistaal Turks op school. Ouders zegden: Op die andere school
mogen de kinderen geen Turks spreken. Dat is ook goed zo. Zo kunnen de kinderen
veel Nederlands leren (De Katholieke Schoolgids, januari 2010, p. 8). De
hypothese dat dit ook de kennis van het Nederlands en het Turks zou bevorderen,
werd ook niet bevestigd.
Maar schepen Decruynaere en Co willen geen rekening houden met de vraag van de
Turkse ouders en van de leerkrachten. Decruynaere beschuldigde de mensen die het gebruik van
het Nederlands verdedigen van
ideologische hardnekkigheid. In een reactie ergerde Joris Philips zich
aan politieke correctelingen als
Decruynaere die in feite tegen de allochtonen zeggen blijf maar lekker in uw
achtergestelde positie zitten. In plaats van hen aan te moedigen alle kansen
te grijpen, geeft men hen de boodschap dat het allemaal niet zo hoeft. Hij
concludeerde: Die ideologische hardnekkigheid waarover de Gentse groene
schepen het heeft, merken we juist bij de zgn. progressieven. (Website Het
Nieuwsblad, 10 april 2015.)
Heel wat taalachterstandsnegationisten mengden
zich in 2015 in het debat en steun(d)en de Gentse verordening. Onder hen ook
Kris Van den Branden (KU Leuven) en de Gentse sociologen Mieke Van Houtte en Orhan Agirdag. De Brusselse prof. Wim Van den Broeck reageerde destijds al op de levensvreemdheid
van pleidooien voor het stimuleren van het gebruik van de vele thuistalen op
school. Van den Broeck stelde: Hoe
wereldvreemd kan men zijn? Echte meertaligheid is natuurlijk een troef, maar
taalachterstand in het Nederlands is wel degelijk een handicap, zoals blijkt
uit zovele studies die aantonen dat de onderwijskansen en de arbeidskansen
zwaar gehypothekeerd worden indien de landstaal zwak of niet beheerst wordt.
Het is inderdaad beter dat anderstalige kinderen thuis in hun eigen taal
conver-seren dan dat ze thuis een gebroken Nederlands zouden horen praten, maar
dat betekent niet dat thuistaal toelaten op school hen taalvaardiger zou
maken. Het maakt hen niet taalvaardiger in hun thuistaal, want op school
spreken ze dan vaak een gemengde taal, en het maakt hen al zeker niet
taalvaardiger in het Nederlands. Dit lijkt sterk op het ontkennen of
minimaliseren van een reëel maatschappelijk en sociaal probleem dat in grote
mate ontstaan is door het ontbreken van een doeltreffend en doortastend
taalbeleid. Men moet in sommige kringen toch eens weten wat men wil: ofwel is
er geen probleem, maar dan is het geen issue, ofwel is er wel een probleem, en
dan moeten we er iets aan doen! (17 mei
2013).
Peter De Roover, leraar tso, reageerde
zo: Vanuit mijn eigen
beroepservaring stoot ik ook op een ander niet te verwaarlozen praktisch
probleem. Als ik me beperk tot mijn leerlingen moeten er dan lessen gegeven
worden in het Arabisch, Berbers, Turks, Pasjtoe, Urdu, Albanees, Bosnisch,
Portugees, Spaans en Grieks.Ik verzeker niet dat ik volledig ben. In andere
klassen zitten Russen (thuistaal?), Polen, Afrikanen, ... Dat is mijn schoolrealiteit
van vandaag. Krijgen die allemaal les in hun moedertaal? Helpen we het
onderwijs van achtergestelde kinderen vooruit door nieuwe praktische ellende te
veroorzaken? (DS 14.03.13).
5 Debat in commissie onderwijs van 10
december 2015
5.1
Standpunt van Caroline Gennez
In de commissie onderwijs van 10 december j.l.
hield Caroline Gennez (Sp.a) een vurig pleidooi voor thuistalen in het
onderwijs: Studies over de
beleidsmaatregelen wijzen uit dat het
ontvangen van extra lessen Nederlands onvoldoende resulteert in betere
onderwijsprestaties voor anderstalige leerlingen. (NvdR: die studies zijn alle
uitgevoerd door superdiversiteitsideologen die de voorbije 25 jaar steeds de
invoering van intensief en effectief NT2 vanaf het kleuteronderwijs hebben
tegengewerkt.) Wat bijkomend wel zou
werken, is het krijgen van onderwijs in de moedertaal om zo aan te sluiten bij
de talige competenties van alle leerlingen:
de talige repertoires van anderstalige leerlingen worden niet uitgesloten, maar wel aangeboord.
Het uitsluiten van de moedertaal op school kan ook een negatieve invloed hebben
op het welbevinden van de leerlingen. Het Validiv-onderzoek van het Steunpunt
Diversiteit en Leren met de VUB, UGent en KU Leuven, zou aangeven dat we de
kennis van het Turks ruimte moeten geven om jongeren de gaten in hun kennis van
het Nederlands te laten vullen en zo het leren van peer-to-peer aan te moedigen
middels de thuistaal. Minister, erkent u de meerwaarde van taalvalorisering en
meertalig onderwijs? Zo ja, op welke wijze wilt u die taalvalorisering
implementeren en stimuleren?
5.2
Repliek Daniëls en Krekels
(N-VA)
Koen Daniëls:
U doet mevrouw Gennez net alsof er één andere thuistaal is i.p.v.
vele. De leerkrachten vragen zich
terecht af hoe ze eraan moeten beginnen
om die thuistalen mee te nemen in de klas: Pools, Russisch, Frans, Berbers,
Turks, Arabisch, Duits, Chinees enz. Ook in mijn plattelandsdorp, zijn er al minstens vier
thuistalen. In diverse delen van de regelgeving hebben we gesteld dat we
openstaan voor thuistalen. Het is niet
de bedoeling dat als leerlingen op de speelplaats een goal maken en elkaar in
de armen vliegen en blij zijn in hun thuistaal, dat een strafstudie moet
opleveren. Daarover zijn we het eens. (Repliek Gennez: Leerkrachten hoeven
ook niet alle talen te spreken, maar ze moeten wel aan de leerlingen vertrouwen
geven via peer-to-peer contacten in de thuistaal, niet alleen op de speelplaats
na het scoren van een goal, maar ook in de klas om de Nederlandse taal te
verwerven vanuit de thuistaal.
Hier wordt echter ook een belangrijke factor vergeten,
namelijk de invloed van de herkomstlanden. Bij de eerste generatie stelden we
vast dat ze beter scoorden, en toen was er helemaal geen thuistaalonderwijs of
iets dergelijks. Neen, zij zetten absoluut in op het verwerven van het
Nederlands. Daarnaast zijn er ook de
onderzoeksresultaten. Ik heb hier
een aantal onderzoeken bij van Hartmut Esser, van SPC, van Christine Rossell,
van Keith Baker, die eigenlijk alle concluderen dat studies over onderwijs in
de thuistaal heel veel methodologische problemen kent, omdat situaties niet
vergelijkbaar zijn. Verder wordt geconcludeerd dat wie vasthoudt aan zijn thuistaal, slechter
presteert. Onderwijs in de thuistaal heeft volgens die studies ook geen meerwaarde voor de
sociaal-economische integratie. Ik meen zelf ook dat we die kinderen maximaal moeten emanciperen, wat
betekent dat we maximaal moeten inzetten op het Nederlands. Moeten die
thuistalen worden doodgezwegen? Neen, maar het aanleren van de thuistaal in de
klas kan echter geen onderdeel zijn, al was het al maar vanuit praktisch
oogpunt.
Kathleen Krekels:
Mevrouw Gennez, onderzoek toont
wel aan dat een taalaanbod in de
eerste jaren, wel een effect heeft, niet alleen qua onderwijs, maar ook qua
integratie, welzijn, interactie en het
functioneren in de klas. ... Uiteraard is de moedertaal van het kind ook heel
belangrijk, en de basis daarvoor ligt thuis. Ik heb ook nog nooit gehoord dat
het feit dat een kind thuis in het Frans wordt opgevoed en op school alleen
maar Nederlands mag spreken, een onbehaaglijk gevoel of minder welbevinden op
school zou ervaren. Het moet b.v. duidelijk zijn dat er b.v. thuis Frans wordt
gesproken en op school Nederlands. Of de mama spreekt Nederlands en de papa
Frans. Dat onderscheid is gewoon erg belangrijk om meerdere talen op een
correcte manier te kunnen leren.
5.3
Minister Crevits: sympathie voor gebruik thuistalen
Minister Crevits reageerde niet op de tussenkomsten
van Daniëls en Krekels, maar enkel op de vragen van Gennez.
Crevits: Mevrouw Gennez, de
onderzoeksgegevens op dit vlak zijn bijzonder schaars. De meertalige rijkdom
van de Vlaamse leerlingen groeit naarmate de diversiteit in onze scholen
toeneemt. Het thema van meertaligheid op school is op dit moment ook een
prioriteit van de Europese Commissie. Ook in Vlaanderen is er nood aan
initiatieven die inspelen op de opportuniteiten die de meertaligheid van
de leerlingen-populatie met zich
meebrengen, in de eerste plaats als ondersteuning voor leerkansen. Heel wat
scholen nemen al initiatieven om het meertalige kapitaal op school in te zetten
als ondersteuning van het welbevinden en voor de leerprestaties. De scholen vertrekken vanuit de specifieke
context. Er bestaat geen onesize fits all-aanpak op dit vlak. In de eerste
plaats is het van belang dat bestaande goede praktijken gedeeld worden. De begeleidingsdiensten hebben daarbij een
cruciale taak.
Ik wil ook verwijzen naar het OBPWO-onderzoek
Meertaligheid als Realiteit op School (MARS), dat uitgevoerd wordt door het
Steunpunt Diversiteit en leren samen met de VUB. De onderwijsachterstanden van anderstalige
leerlingen worden vaak gelinkt aan hun anderstalige achtergrond. Men gaat ervan uit dat de thuistaal de verwerving
van de instructietaal in de weg staat. Onze traditionele tweedelige meting van
anderstaligheid Nederlandstalig of anderstalig is te beperkt.
|