Zes studies en onderzoekers die wijzen op grote(re)
sociale gelijkheid in Vlaams Onderwijs
1 PISA-verantwoordelijke Luc Van de Poele
De Vlaamse verantwoordelijke voor PISA 2000 - Luc Van de Poele (UGent) - poneerde : "Ons Vlaams
onderwijs is ook heel efficiënt voor kinderen uit de
lagere klassen. Zij worden niet achtergesteld zoals
sommigen ten onrechte in de media voorstellen: ze scoren
internationaal eveneens zéér behoorlijk" (DS,
30.10. 02). Volgens Luc Van de Poele (UGent) scoren ook de slechtst presterende 15-jarigen in
Vlaanderen nog altijd relatief goed en wordt de score voor de zwakkere Vlaamse
leerlingen ook nog
onderschat door het feit dat in Vlaanderen ook
alle buso-leerlingen deelnamen aan PISA. Het Vlaams
onderwijs slaagt er dus ook niet enkel volgens
TIMSS, maar ook volgens PISA in om voor alle
leerlinggroepen - ongeacht hun
socio-economische achtergrond - een hoge prestatie te bereiken.
2 Woessmann: minder invloed van familiale achtergrond in
Vlaanderen
De Duitse prof. Ludger Woessmann, expert inzake TIMSS- en PISA-studies
onderzocht op basis van de
TIMSS-database de samenhang tussen de familiale
achtergrond en de wiskunderesultaten voor TIMSS.
De berekening van de sociale achtergond was
vooral gebaseerd op het aantal boeken thuis als de
maatstaf voor the
educational, social, and economic background. (How equal are
educational
opportunities?
Family background and student achievement in Europe and the US, zie Internet).
Woessmann waarschuwt vooraf dat het effect van de familiale achtergrond een
combinatie inhoudt van de
invloed van zowel nature (effect van natuurlijke
aanleg) als nurture (effect van milieu en opvoeding);
het relatieve belang van beide kunnen we met ons
onderzoek niet nagaan. De eerste algemene
conclusie luidt: In alle Europese landen en in de VS de prestaties van de
leerlingen in sterke mate een
relatie vertonen met het opleidingsniveau van de ouders (strong effects, remarkably similar in size). Dit
lijkt ons evident aangezien vooral het
scholingsniveau in sterke mate verband houdt met de aanleg van de
ouders en dus ook van de kinderen. Ook in de
Scandinavische landen Zweden, Denemarken en
Noorwegen is de invloed van de familiale
achtergrond vrij groot (Finland participeerde niet aan TIMSS).
Een tweede conclusie luidt dat Vlaanderen een
topscore behaalt inzake sociale gelijkheid: De twee
landen die de meest gelijke resultaten behalen voor
leerlingen met een verschillende familiale
achtergrond zijn Vlaanderen en Frankrijk; in Duitsland en
Groot-Brittannië is de (sociale) ongelijkheid het
grootst.
... Flemish
Belgium and France achieve the most equitable performance for students from
different
backgrounds, and Britain and Germany the least. De goede score voor
Vlaanderen wijst ook op
een grotere sociale mobiliteit in vergelijking met andere landen. (Tussendoor:
Vlaanderen behaalde voor
dit TIMSS-onderzoek de hoogste Europese score,
561 punten, en was enkel voorafgegaan door
Singapore met 622 punten. Noorwegen (481),
Denemarken (485) en Zweden (517) behaalden een veel
lagere score.) Een andere belangrijke conclusie
luidt dat in Vlaanderen ook de prestatiekloof relatief laag
is: Portugal has the
lowest variation in math performance among its students, both when measured by
the
absolute standard deviation in test scores (63.7) and relative to its mean
performance (14.5). On this
relative
measure, Flemish Belgium and France also feature relatively low performance
variations.
In een laatste belangrijke conclusie lezen we
nog dat de Vlaamse autochtone leerlingen
ook inzake
sociale (on)gelijkheid stukken beter presteren
dan de autochtone in Zweden, Noorwegen, Denemarken en
Oostenrijk en Zwitserland. De Scandinavische
landen behalen dus ook een zwakke sociale score.
(Finland nam niet deel aan TIMSS). Het
Metaforum beweert ten onrechte dat de Scandinavische landen
op alle vlakken beter presteren.
3 Hagemeister en co: Vlaanderen zelfs beter dan Finland
Om de prestaties van landen op PISA eerlijker
te kunnen vergelijken moeten we volgens ons, voglens
Van Damme en volgens tal van onderzoekers
aparte berekeningen maken voor de groep autochtone
(Vlaamse) leerlingen. Zo zijn de hoge score van
Finland en de beperktere verschillen tussen de 10 %
zwakste en sterkste leerlingen mee te wijten
aan het feit dat er heel weinig migrantenleerlingen
deelnamen (en dat de ouders van die
migrantenleerlingen een hogere SES hebben dan in de meeste
andere landen.) In de hierop volgende punten tonen we aan dat als we abstactie maken van de
allochtone leerlingen, Vlaanderen ook voor PISA
een topscore behaalt, hoger dan in de comprehensieve
landen, hoger zelfs dan in Finland.
Onderzoeker Hagemeister concludeerde op basis van de PISA-databank: As several authors have
already
noted, one of the most important background variables is the language spoken at
home.
Excluding
first and second generation immigrant students from the national averages
considerably
mutates
the country league tables: On top of the 2003 mathematics league table, Finland
is replaced by
Belgium
and the Netherlands. The
superiority of the Finnish school system, one of the most publicized
results of PISA, vanishes as soon as one single background
variable is controlled. (Hagemeister,
PISA
results
say much about immigration policy, little about school quality 2007). Als we abstractie maken van
de migrantenleerlingen is er geen sprake meer
van de superioriteit van het Fins onderwijs ook niet
inzake sociale gelijkheid.
4 Joachim Wuttke: Vlaanderen presteert beter dan Finland
De Duitse PISA-expert prof. Joachim Wuttke kwam tot dezelfde conclusie: Das hervorragende
Abschneiden Finnlands liegt zum guten Teil daran, dass es
dort extrem wenige Einwanderer gibt.
Beschränkt man den internationalen Vergleich auf im
jeweiligen Land geborene Schüler, wird Finnland in
manchen Teiltests überholt von flämisch Belgien
(Vlaanderen), den Niederlanden und Bayern. Weiterhin
müsste man berücksichtigen, dass Finnland Legastheniker
von PISA ausgeschlossen hat (PISA:
Nachträge zu einer nicht geführten Debatte
GDM-Mitteilungen 87 · 2009 21 zie Internet).
Wuttke wijst er ook nog op dat voorstanders van de invoering van comprehensief
onderwijs al te vaak de
indruk wekken dat dé comprehensieve
Scandinavische landen net als Finland goed scoren: Das mäßige
Abschneiden der anderen skandinavischen Staaten wird
ignoriert. De PISA-scores voor
Noorwegen,
Zweden, Denemarken liggen een heel stuk lager
liggen dan Vlaanderen, Nederland,Finland ... Voor PISA-
2009 (wiskunde) behaalt Zweden slechts 493
punten, Noorwegen 498.
5 Hofman e.a.: topscore inzake sociale gelijkheid
Ook volgens de TIMSS-studie van Hofman e.a. behalen we inzake sociale gelijkheid een topscore
hoger ook dan in alle landen met een
comprehensieve lagere cyclus. Uit een analyse van Hofman, R.H.
e.a. op basis van de internationale TIMSS-databank bleek dat het Vlaams onderwijs het in
vergelijking
met andere landen goed doet inzake het verschil tussen
kansarme en kansrijke autochtonen : Hofman,
R.H.,
e.a. Institutional context of Education Systems in Europe. A cross-country
comparison on quality
and
equity, 2004, Kluwer Academic Publishers. De
basisconclusie luidt: The
outcomes make clear that
Austria,
Belgium (Flemish), Ireland and the Netherlands show the lowest gap between
their native middlehigh/
SES
and native low/SES students and in that respect these countries can beassessed
as fairly
equity-providing
education systems. De
Vlaamse leerlingen scoren volgens deze studie very high on
both
the quality as well as on the SES-equity ranking.
Jan Van Damme e.a. stelden ook in hun TIMSS-2003-rapport: Uit TIMSS blijkt ontegensprekelijk dat
Vlaanderen in vergelijking met alle andere landen (samen
met Hongkong, Taipei en Nederland) er het
best in slaagt zo veel mogelijk leerlingen (minstens) de
lage standaard te doen bereiken (99% voor
wiskunde en 98% voor wetenschappen). Het internationale
gemiddelde bedraagt telkens 84%. Het
percentage Vlaamse leerlingen dat deze standaard niet
haalt, blijft dus beperkt tot 1% voor wiskunde en
2% voor wetenschappen. We vermoeden dat de uitstekende TIMSS-scores
een doorn in het oog waren
van de beleidsmakers en hervormers en dat
Vlaanderen daarom de voorbije jaren niet meer mocht
deelnemen aan TIMSS dat nochtans veel beter
dan PISA de invloed van het onderwijs op de
leerprestaties meet.
6 Jan van Ravens: Nederland en Vlaanderen op kop
Om de prestaties van landen op PISA, TIMSS e.d.
eerlijker te kunnen vergelijken moeten we ook volgens
Jan van Ravens (topambtenaar ministerie Nederland) berekeningen maken
voor de aparte
groep autochtone leerlingen (Jan van Ravens, Een koers voor het Nederlands onderwijs, oktober 2007;
zie Internet). Dan presteren de Vlaamse én Nederlandse
leerlingen ook volgens Ravens gemiddeld nog
een stuk beter dan in comprehensief Finland en
presteren ook onze zwakste minstens evengoed als de
Finse. Ook inzake sociale gelijkheid presteren
we dan beter.
Jan van Ravens is overigens net als veel andere onderzoekers van oordeel
dat de verschillen in de
allochtone populatie zo groot zijn, dat men niet zomaar de landen op
dat vlak kan vergelijken. Hij wijst ook
op het selectief migratiebeleid van Canada
waarbij enkel betere (meer geschoolde migranten) toegelaten
worden. Hij toont ook uitvoerig aan dat het
normaal is dat bijvoorbeeld de vele Marokkaanse
Berberkinderen wiens (groot)ouders niet of heel
laag geschoold zijn, laag presteren voor PISA en TIMSS.
In het officiële standpunt verzwegen onze ministers
ook dat de Turkse en Marokkaanse
migrantenleerlingen niet enkel in Vlaanderen,
maar in alle landen heel zwak scoorden. Dat uitgesproken
niet-comprehensieve landen als Vlaanderen en
Nederland op kop staan voor PISA en TIMSS is volgens
Jan van Ravens ook nog omwille van een andere reden verrassend en
verbluffend. Terwijl 15-jarige
leerlingen in comprehensieve landen nog voor
bijna 100% van de lestijd bezig zijn met algemeen
vormende leerstof die belangrijk is voor de
PISA- en TIMSS-tests (lezen, wiskunde, ...),is in Vlaanderen
een belangrijk deel van de leerlingen op die
leeftijd al voor een aanzienlijk deel van de tijd met de handen
bezig. Het verrast ons dat het Metaforum
tussendoor suggereert dat de allochtone leerlingen in
Vlaanderen meer gedisrimineerd worden dan in
andere landen.
7 Finse experts: Vlaanderen beter dan Finland
Onderzoekers van de Finse universiteit van
Helsinki stellen zelf dat de Finse score vertekend is door het
feit dat Finland weinig migrantenleerlingen
telt; ook zij poneren dat onderzoekers bij vergelijking in feite
abstractie moet maken van de groep
migrantenleerlingen.
Zij concluderen: If
student dependent background variables have such a huge impact in an otherwise
comparatively homogeneous country like Finland, they can even more severely
distort international comparisons. One of the most important
background
variables is the language spoken at home. A non-test language spoken at home is
typically
linked
to immigration. Excluding first and second generation immigrant students from
the national
averages
considerably alters the country league tables: On top of the list in the 2003
major domain,
mathematics,
Finland is replaced by Belgium and the Netherlands and it is closely followed by
Switzerland (Finland
and PISA Explanations and reasons, 2011 zie Internet). Vlaanderen en
Nederland overtreffen Finland en ook
Zwitserland presteert dan ongeveer even goed als Finland.
Finse PISA-verantwoordelijken geven ook
ruiterlijk toe dat de gemiddelde SES-status van de Finse
leerlingen veel hoger ligt dan in andere
landen; we lezen b.v.: It is also true that less than five percent of
Finnish
students have a socio-economic background below that of the least advantaged 15
percent of
students
in the OECD countries. Minder dan 5 % van de Finse leerlingen leeft beneden de armoedegrens
en veel minder kinderen leven in verpauperde
steden. Als we ook met die verschillen rekening houden,
dan zou Vlaanderen nog duidelijker op alle
vlakken hoger scoren dan Finland.
In dit rapport lezen we verder dat de Finse
verantwoordelijken ook andere conclusies van de PISAkopstukken
relativeren. Ze stellen b.v. dat er in de iets
grotere Finse scholen ook grote verschillen zijn
tussen de klassen: leerlingen die een moeilijke
optie (moeilijke vreemde taal e.d.) gekozen hebben, zitten
daar blijkbaar ook in sterkere niveauklassen. Finse onderzoekers stellen verder dat we
vooral ook de
situatie nà het verlaten van de middenschool
moeten bekijken. Dan merkt men dat de impact van het
sociaal milieu op het al dan niet volgen van
het Gymnasium (aso) ook heel hoog is.
De Finse
onderzoekers maken zich ook zorgen omdat in grotere steden de verschillen
tussen de scholen zelf
steeds groter worden. We citeren: The
Finnish studies on learning to learn competencies (Hautamäki et
|