Eindtermendebat bezorgt leerkrachten déjà-vugevoel
Oud fruitsap in nieuwe drinkbusjes 01 maart 2016 | Johan De Donder
Een week lang wijdde De Standaard aandacht aan het eindtermendebat. Ouders, jongeren en onderwijsexperts kregen daarbij ruim forum. Johan De Donder miste de leerkrachten zelf. En die zien volgens hem weinig nieuws onder de zon.
Wie? Leraar en leerlingbegeleider Maria-Boodschaplyceum, Brussel
Wat? Dat de talenkennis erop achteruitgaat of dat economie een verplicht vak zou moeten zijn, is oud nieuws voor leerkrachten. Aan de andere kant zijn veel van de suggesties die in de eindtermenreeks zijn geopperd, al dagelijkse praktijk in veel scholen.
In het eindtermendebat in deze krant (DS 22-26 februari) leek het er vaak op alsof het warm water werd uitgevonden. Nochtans overheerste bij leerkrachten de afgelopen week vooral een zoveelste déjà-vugevoel.
Neem de vraag naar meer financiële educatie. Natuurlijk moeten alle leerlingen het vak economie krijgen. Het idee is evenwel al decennia oud. Alleen deed de politiek er niets mee. Integendeel, de beleidsmakers kozen voor zwákkere eindtermen, waardoor leerstof waar men nu om smeekt, uit de leerplannen economie verdween. Lang geleden berekende ik met leerlingen interesten op obligaties, vulde overschrijvingen in of oefende budgetbeheer.
Burgerschap is nog zon voorbeeld. Dat is een van die vakoverschrijdende eindtermen waar scholen al jaren actief mee bezig zijn. In de lessen en in het schoolleven. Ik verwijs naar het vak maatschappelijke bouwstenen in de eerste graad en naar de participatie van stakeholders in de besluitvorming. Het idee van een leerlingenraad is niet echt vernieuwend. Wel stel ik vast dat steeds minder leerlingen er zich voor willen engageren.
In mijn school werd in 1975 de werkgroep ontwikkelingssamenwerking in het leven geroepen. Veertig jaar al organiseren collegas projectdagen waarbij leerlingen actief betrokken zijn. Zij leren omgaan met waarden als verdraagzaamheid, empathie, hulpvaardigheid, duurzaamheid en democratisch denken. Amnesty International is al jaren een partner van mijn school.
Wij lachen in ons vuistje
Wat de talenkennis betreft, is de toestand dramatisch. Maar immersieonderwijs een idee dat al lang decretraal geregeld had moeten zijn is de laatste, niet de eerste stap in een succesvol talenbeleid. Een leraar Frans zei het kort en krachtig op de website onsonderwijs.be: Eerst spraakkunst en woordenschat en dan volgt de rest. Eerst de taal grondig leren dus en dan kunnen de lessen biologie of aardrijkskunde in het Frans of Engels gegeven worden. Niemand leert een taal zonder basiskennis van grammatica, woordenschat en spelling.
In dat verband kent het eindtermendebat een verrassende wending. Piet Van de Craen in deze krant (DS 24 februari) : Het is mij een raadsel waarom jongeren de eindtermen Frans niet halen. Filip Devos in Knack: De stelling dat leerlingen er voor spelling, grammatica en leesvaardigheid op achteruitgaan, is niet gebaseerd op onderzoek, maar toch zie ook ik die kennisafnemen.
Leerkrachten lachen in hun vuistje als ze zoiets lezen. Al jaren klagen wij over de achteruitgang van de talenkennis door verkeerde beleidskeuzes. Onder invloed van wetenschappelijk onderzoek, tendensen en verwijten van oubolligheid werd de basiskennis spelling, woordenschat en grammatica ondergeschikt gemaakt aan de vaardigheden. Voor Nederlands zijn spellings- en woordenschatlessen zelfs verboden. Hoe kun je een taal goed hanteren als je geen lexicon hebt of geen kennis van de elementaire regels?
Niet meer maar mínder eindtermen
Ten slotte is in het eindtermendebat de waarschuwing van Maarten Simons en Geert Kelchtermans dat de school niet alles kan oplossen (DS 3 februari) , dode letter gebleken. Ouders, leerlingen en sommige onderwijsexperts blijven hardleers bij het waanzinnige idee dat alle mogelijke maatschappelijke problemen in eindtermen moeten worden gegoten.
Ik ben een leraar: iemand die leerlingen uit de samenleving haalt om via vakken betekenis te geven aan de werkelijkheid. Ik moet mij in eerste instantie niet inlaten met de identiteit van mijn leerlingen. Dat is de taak van de ouders. Maar als een leerling een maatschappelijke vraag heeft of met een identiteitsprobleem zit, zal ik luisteren en hem begeleiden.
Culturele diversiteit hoeft evenmin tot de zoveelste eindterm te leiden. Daarmee omgaan is vandaag een basisvaardigheid van leraren. Door hun fundamenteel tolerante houding en authentieke aandacht voor elke leerling, werken zij onbegrip en verschillen weg. Dat is een dagelijkse opdracht, naast de hoofdtaak: lesgeven.
De school is de plek om basiskennis en -vaardigheden aan te leren: uit de leefwereld stappen om gevormd weer in de wereld te stappen. Daarvoor zijn niet meer maar minder eindtermen nodig, zij het met voldoende inhoud. Kwaliteit primeert op kwantiteit. Afstoffen dus, maar vooral niet ontstoffen.
|