Ex-DVO-directeur
Roger Standaert verzweeg belangrijkste zaken op recente hoorzitting over
eindtermen: over de controversiële Uitgangspunten, de sterke invloed van de DVO, enz.
1 Historiek eindtermen: waarheid en verzinsels
In een hoorzitting over de nieuwe eindtermen
van 19 januari j.l. schetste ex-DVO-directeur Roger Standaert de historiek en
betekenis van de eindtermen. DVO=
(overheids)dienst voor onderwijsontwikkeling die de opstelling van de
eindtermen patroneerde. Het werd een overwegend technisch overzicht. We volgden
de uiteenzetting en merkten dat de belangrijkste zaken werden weggemoffeld en
dat Standaert hier en daar een loopje
met de werkelijkheid nam. Jammer genoeg
stelden de leden van de onderwijscommissie hier achteraf geen vragen over.
Zo
verzweeg Standaert dat zijn DVO de opstelling van de
eindtermen en de keuze van de opstellers van de eindtermen volledig patroneerde. Hij verzweeg dat DVO
na de opstelling van de eindtermen eigenzinnig
de controversiële memorie van toelichting Uitgangspunten bij de
eindtermen en deze Uitgangspunten als de visie van de overheid
voorstelde. Deze Uitgangspunten behoren niet tot het decreet
en zijn ook niet goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Standaert maakte de commissieleden wijs dat
de Parlementsleden zich ook nogal sterk bemoeiden met de inhoud van de eindtermen. Zo beweerde hij
ten onrechte dat hij zelf destijds voorstander was van het behoud van
lijdend/meewerkend voorwerp, maar dat de Parlementsleden dit geschrapt hebben.
Roger Standaert verzweeg ook dat zijn DVO, topambtenaren als Georges
Monard en andere gelijkgezinden begin
van de jaren negentig de eindtermen wilden aangrijpen voor een kanteling van
ons onderwijs, voor een perspectiefwissel. In recente standpunten vanbovenaf over de nieuwe eindtermen wordt
eens te meer aangestuurd op een kanteling van het onderwijs, op een
perspectiefwissel. We beschrijven dit uitvoerig in Onderwijskrant nr. 176,
februari 2016. Om te begrijpen wat er bij de nieuwe operatie
eindtermen/leerplannen op het spel staat, vinden we het belangrijk om even te
schetsen wat de DVO-mensen (en de
gelijkgezinden van het vernieuwingsestablishment) begin van de jaren negentig
met de eindtermenoperatie wilden bereiken. Dit establishment is overigens anno 2016 veel omvangrijker dan 25 jaar geleden.
Dit betekent ook dat de vernieuwingsdruk/dwang groter is.
2 Tendentieuze Uitgangspunten eindtermen
1995 en rol van parlement hierbij
De DVO-vrijgestelden stelden steeds de tekst 'Uitgangspunten bij de eindtermen (1995) voor als de
officiële visie van de overheid. Zij stelden ook herhaaldelijk dat de overheid een pedagogische en
didactische visie op het leerproces mag en moet opleggen. Zij beweerden dat de overheid met de tekst
Uitgangspunten haar verwachtingen i.v.m. de eindtermen transparant uitdrukte. Zij wekten hierbij
de (valse) indruk dat ook de door de DVO eigenzinnig opgestelde memorie van
toelichting (='Uitgangspunten') door het parlement werd goedgekeurd en
opgelegd.
DVO-directeur Roger Standaert schreef dat het de overheid is/was die de
eindtermen en de
visie in de Uitgangspunten koos en oplegde en niet b.v. zijn DVO. Ook op
de recente hoorzitting probeerde hij zijn verantwoordelijkheid en deze van de
DVO te ontvluchten, door te doen geloven dat de Vlaamse Parlementsleden de
eindtermen en het eindtermendiscours in sterke mate patroneerden.
In de tekst
Uitgangspunten bij de
eindtermen (1995) b.v. lanceerden Standaert en Co volop het denken in
termen van kunstmatige tegenstellingen tussen nieuwe en oude aanpakken, tussen
kennis en vaardigheden, tussen onderwijzen en leren, tussen disciplinair en
vakoverschrijdend werken
Zij dachten en poneerden dat de eindtermen tot een cultuuromslag
en tot een omwenteling in het onderwijs moesten en zouden leiden. Wij en
vele anderen betreurden dat in de Uitgangspunten te eenzijdig gepleit werd
voor vaardigheidsonderwijs en voor een
constructivistische en competentiegerichte methodiek, voor een idéologie du savoir faire, voor een
pedagogisch activisme ... Over het belang van basiskennis, instructie,
vakdisciplines
werd gezwegen en/of
denigrerend gesproken. De DVO-mensen schetsten een karikatuur van het
traditionele lesgeven en opteerden eenzijdig voor het model van de leraar als
coach en voor de constructivistische aanpak. Zo werd de taak van de leraar
modieus en constructivistisch gereduceerd tot 'realiseren van een adequate leeromgeving'. Uitdrukkingen die
verwijzen naar de klassieke instructiefunctie
en naar het belang van het bijbrengen van voldoende basiskennis kwamen
niet voor.
Roger Standaert stelde in 2007 dat het Vlaams Parlement bij de eindtermen
als scheidsrechter
en beslisser optrad, en ook noodgedwongen moest optreden: De brede waaier van opvattingen
over wat kwaliteit is, manifesteert
zich immers in allerlei bewegingen, actiegroepen, opvoedingsprojecten,
verenigingen en belangengroepen en die
brengen alle materiaal aan voor de arbitrage
Op een bepaald ogenblik moeten er
knopen worden doorgehakt. Er is op een bepaald moment een arbitrage nodig. Het
vastleggen van de eindtermen gebeurt in een democratie uiteindelijk via de
filter van het parlement. Daar gelden dan de wetten van de democratie. Wanneer
er ooit een parlementaire meerderheid is om te kiezen voor meer spraakkunst,
dan zal dat ook zo zijn. (Vaardig omgaan met kennis in: Nova et Vetera, september 2007).Tijdens de recente hoorzitting illustreerde hij dit
met volgende uitspraak: Zelf was ik b.v.
voorstander van het behoud van lijdend
en meewerkend voorwerp, maar het Parlement heeft die eindterm geschrapt. Standaert
neemt hier een loopje met de historiek. Hij heeft destijds steeds zelf beweerd dat grammatica
te moeilijk was voor kinderen uit het lager onderwijs (cf. Colloquium Stichting
Lod. De Raet over eindtermen, 1994).
Roger Standaert en zijn DVO-medewerkers stonden uiteraard begin de jaren
negentig niet alleen met hun onderwijsvisie. Hun visie sloot aan bij de visie
die in die destijds in de mode waren bij het vernieuwingsestablishment.
Aangezien die modieuze visie weer opduikt in standpunten vanbovenaf over de
nieuwe eindtermen, staan we er hier wat langer bij stil. Nog dit: we hebben wel de indruk dat Roger
Standaert inmiddels wat wijzer geworden
is en zijn radicale standpunten van weleer heeft afgezwakt. Maar anderzijds
zijn er nog heel wat progressievelingen die deze o.i. simplistische en nefaste standpunten verkondigen.
3 DVO drong constructivistische &
leerlinggestuurde/gerichte visie op
DVO-medewerkers beweerden al te graag dat bij
de opstelling van de eindtermen in de
jaren negentig vertrokken werd van een officiële visie achter de eindtermen, die ook
verwoord werd in de tekst Uitgangspunten bij de eindtermen. Twee DVO-medewerkers omschreven die zogezegd officiële visie zo: "De eindtermen werden geformuleerd
vanuit een helder geformuleerde visie. Deze
visie beklemtoont naast emancipatorische aspecten ook het leerlinggerichte
karakter. De emancipatorische visie impliceert in de eerste plaats het
bevorderen van actief leren. Er was een verschuiving nodig van het traditionele
'doceren', naar vormen van 'open leren' die (bijna) volledig leerlinggestuurd
zijn.
De overheid gaat ervan uit dat zoveel als mogelijk leerlingen kansen
moeten krijgen om zich maximaal te ontplooien. In tegenstelling tot de
traditionele opvatting, waarbij de leraar werd beschouwd als de overdrager van
kennis, wordt de leerling vandaag actief betrokken bij het leerproces. Bij
actief leren word gefocust op langetermijndoelen en in veel mindere mate op
overdracht van feitenkennis. Leerinhouden moeten ingebed zijn in concrete, en
voor de leerling herkenbare contexten (Willy Sleurs en Bart Maes, 'De basiscompetenties bekeken vanuit het
perspectief van de onderliggende onderwijskundige visie', in: DIROO-boek: Is de leraar een coach?, Academia Press
-2004) .
Ook DVO-directeur Roger
Standaert omschreef het zo: *De reactie van de onderwijswereld op de kennisexplosie is er een geweest van
die kennis niet meer op de voet te volgen en kennis te leren zoeken wanneer je
die nodig hebt. Een paar voorbeelden: Je kan moeilijk het volledige groene
boekje uit je hoofd leren. Dus kies ik maar voor inzichtelijke kennis: ik zoek
gewoon op hoe ik gedownloaded (sic!) moet spellen In welke mate moet je nog hoofdrekenen, met
een calculator op zak? (Vaardig omgaan met kennis ; Nova et
Vetera, september 2007).
Verderop in deze bijdrage over de onderwijsvisie van
DVO-directeur Roger Standaert zal ook duidelijk worden dat het volgens hem
evident was dat b.v. de klassieke leerinhouden voor rekenen, spelling,
geschiedenis
sterk gerelativeerd en beperkt moesten worden. Verder wekte hij
de indruk dat de DVO-visie alleenzaligmakend en bijna vanzelfsprekend was. Niets
was minder waar. Het viel op dat
Standaert tijdens de recente hoorzitting met geen woord meer repte over de
visie in de teskt Uitgangpunten bij de eindtermen en over zijn eigen visie.
4. Standaert over relativiteit van kennis e.d.
In de bijdrage Vaardig omgaan met kennis verdedigde Standaert zijn standpunt en
dat van de DVO zoals het in 1996 tot uiting kwam in de tekt Uitgangspunten
bij de eindtermen. Standaert werd in
2007 door de koepel van het katholiek onderwijs opgeroepen om een bijdrage te
leveren in het september- themanummer van Nova et Vetera, om de kritiek van
O-ZON en van de praktijkmensen inzake de verwaarlozing van basiskennis- en
vaardigheden en de niveaudaling te weerleggen. We bekritiseerden in onze
O-ZON-campagne van 2007 ook de DVO-visie zoals die tot uiting kwam in de
Uitgangspunten (1995). De visie van Standaert illustreert ook de algemene
denktrant in recente standpunten van bepaalde beleidsmakers, in het
VLOR-advies, in het nieuwe leerplanconcept van de katholieke onderwijskoepel.
We starten met enkele krasse uitspraken.
Standaert poneerde o.a.: *De reactie van
de onderwijswereld op de
kennisexplosie is er een geweest van die kennis niet meer op de voet te volgen.
(NvdR: vandaar het pleidooi voor vaardigheidsonderwijs en de verwaarlozing van
basiskennis) *Waarom wordt weten wie
Rubens was, hoger aangeslagen dan weten wie David Beckham is? *En waarom is culture & parlure
bourgeoise hoger dan culture & parlure vulgaire (cf. visie
Bourdieu)? *Ik vind dat taal
hoofdzakelijk communicatief moet zijn. (NvdR: systematisch onderwijs van
spelling, grammatica, woordenschat, literatuur ... is dus overbodig.) Standaert beweert ten onrechte dat dit het
gangbare denken was in de brede onderwijswereld vanaf de jaren negentig. Niet
is minder waar.
In de visie van Roger Standaert en de DVO stond de sterke relativering en reductie
van de klassieke leerinhouden en van de cultuuroverdracht centraal. Standaert verdedigde de sterke
relativering van basiskennis o.m. met de mythe van de snel groeiende kennis: De hoeveelheid kennis vermeerdert in een
geometrische reeks en wie kan die hoeveelheid nog op de voet volgen? Het is een
gevecht met de draak dat je niet kunt winnen, sisyfusarbeid, dweilen met de
kraan open
De reactie van de onderwijswereld op de kennisexplosie is er een
geweest van die kennis niet meer op de voet te volgen en kennis te leren zoeken
wanneer je die nodig hebt. Een paar voorbeelden: Je kan moeilijk het volledige
groene boekje uit je hoofd leren. Dus kies ik maar voor inzichtelijke kennis:
ik zoek gewoon op hoe ik gedownloaded (sic!) moet spellen.
In welke mate
moet je nog hoofdrekenen, met een calculator op zak? Dit is ook de visie die Roger Standaert via de
eindtermen wou opleggen.
In de razendsnel veranderende tijden zouden de
basiskennis en de basisvaardigheden geen lang leven beschoren zijn. Leerlingen
zouden vooral moeten voorbereid worden om steeds nieuwe kennis en vaardigheden
te construeren: leren kennis opzoeken, calculator leren gebruiken, leren leren
Pedagogen als Standaert relativeren dan ook ten zeerste de rol van de
(basis)kennis en van de verschillende vakdisciplines als gestolde cultuurproducten.
Die sterke relativering komt ook tot
uiting in het recente leerplanontwerp van koepel van het katholiek onderwijs.
Zo
lezen we: Het nieuwe leerplanconcept
verlaat de gangbare indeling op basis van leergebieden. In plaats daarvan gaat
het uit, in de geest van het ontwikkelingsplan voor de kleuterschool, uit van
een indeling op basis van persoonsgebonden en cultuurgebonden
ontwikkelingsvelden met onderliggende ontwikkelthemas (zie Onderwijskrant
nr. 176).
Standaert was/is ook een tegenstander van het
werken met leerplannen en vanuit vakdisciplines. Interdisciplinair en
projectmatig werken zou volgens de DVO centraal moeten staan. In de publicaties
van Onderwijskrant en O-ZON wezen we erop dat de schoolse basiskennis en
basisvaardigheden een vrij stabiel karakter vertonen en nog het meest in het
lager onderwijs en in de eerste graad secundair onderwijs. Op school gaat het
niet om willekeurige, tijdsgebonden of vluchtige informatie. Het gaat vooral om
eeuwige, duurzame basiskennis en basisvaardigheden die ons in staat stellen
om steeds opnieuw informatie op te nemen en te verwerken en om een kritische
houding ten aanzien van informatie e.d. aan te nemen. In dit verband wees ook
prof. Hans Van Crombrugge tijdens het O-ZON-symposium van mei 2007 op de
belangrijke rol van de vakdisciplines. De vakdisciplines zijn er nodig om de
kennis te structureren en tevens om interdisciplinaire verkenningen mogelijk te
maken.
5. Verwaarlozing basiskennis en -vaardigheden
Het was volgens Standaert evident dat de
klassieke leerinhouden voor rekenen, spelling, geschiedenis
sterk gerelativeerd
moe(s)ten worden. Dat was ook de boodschap die
de DVO-directeur bij de start van
de eindtermencommissies in 1993 meegaf. Voor wiskunde (lager onderwijs) spoorde
Standaert ons aan om tal van leerinhouden te schrappen: alles i.v.m. breuken,
alle formules voor berekening van omtrek, oppervlakte en inhoud
Zelf deden we
ons allerbest om aan die druk en aan de constructivistische DVO-filosofie te
weerstaan, maar toch sneuvelden bijvoorbeeld alle formules voor
oppervlakteberekening e.d. , de regel
van 3, enz. Bij het opstellen van het leerplan wiskunde (katholiek onderwijs)
hebben we de belangrijkste formules e.d. echter weer opgenomen. Jammer genoeg
slaagde ik er niet om b.v. de regel van 3 te behouden.
Volgens Standaert is het rekenen minder
belangrijk en is het gebruik van de calculator een belangrijke competentie. Was
het maar zo simpel. In verband met het belang van basiskennis wiskunde
verwijzen we even naar het onderzoek Rekenvaardigheid
van verpleegkundigen. C.W. de Jong en A.P. Koster stelden vast dat veel
verpleegkundigen over te weinig elementaire wiskundige kennis beschikken en
daardoor al te veel medicatiefouten begaan ook al kunnen ze gebruik maken van
een rekenmachine. Wiskundige basiskennis over procenten, verhoudingen e.d. is
breed toepasbaar in de meest uiteenlopende situaties en dus ook onmisbaar.
Standaerts alternatief voor de spelling klonk
ook al te simplistisch: je kan telkens de schrijfwijze opzoeken in het groene
boekje. Standaert hing tegelijk een karikatuur op van de klassieke aanpak door
de indruk te wekken dat vroeger het volledige woordenboek de spelling van
alle woorden gememoriseerd moest worden. Hij beschouwt dit als arbeid.
Basiskennis spelling wil echter de sisyfusarbeid van het telkens moeten
raadplegen van een boekje voorkomen. Het gaat bij spelling niet zomaar om het
inprenten van de schrijfwijze van een oneindige verzameling woorden. Het gaat
ook om inzicht in de basisregels van de werkwoordspelling, open en gesloten
lettergreep e.d. Via zon inzichtelijke en breed toepasbare kennis bevorder je
het vaardig en vlot schrijven. Je voorkomt dat je telkens het groene boekje
moet raadplegen en veel tijd verspilt. Het voltooid deelwoord van downloaden
heeft dezelfde vorm als dit van antwoorden: ge+stam+d/t. Ge+download+d wordt
gedownload net zoals geantwoord omdat we aan het eind van een Nederlands
woord nooit twee d's spellen. In het groene boekje vind je overigens de
schrijfwijze van veel werkwoordsvormen niet.
Bij spelling gaat het uiteraard ook om een
dosis memoriseerwerk, met inbegrip van de vervoeging van de courante
werkwoorden net zoals bij de tafels van vermenigvuldiging. Om het inslijpen vanverkeerde vervoegingen te
voorkomen, gebeurde dit vroeger in de tweede graad lager onderwijs. Momenteel
moeten veel toekomstige leraren deze vervoegingen nog inoefenen en dit gaat
vrij moeizaam. Ook geheugenkennis en parate kennis zijn belangrijk. Als je over
te weinig parate kennis beschikt, dan moet je alles telkens weer opzoeken en
dit is een al te tijdrovende bezigheid. Hoewel de basiskennis spelling breed
toepasbaar is en het vaardig en correct schrijven bevordert, wekt Standaert de
indruk dat het vooral bij het opzoeken in een woordenboek om een breed
toepasbare, inzichtelijke en handige vaardigheid gaat.
In verband met de controverse rond het
taalonderwijs pleitte Standaert in zijn bijdrage in Nova et Vetera (2007) ook
resoluut voor de communicatieve aanpak
waarbij de traditionele inhouden i.v.m. woordenschat, spelling, grammatica
heel sterk gerelativeerd worden: Ik vind
dat taal hoofdzakelijk communicatief moet zijn. Standaert vindt
basisgrammatica dan ook niet nuttig. Zinsontleding wordt volgens hem enkel
gewaardeerd omwille van de binding met klassieke talen. Het basisonderwijs moet
volgens Standaert echter geenszins voorbereiden op het secundair onderwijs. Dit
heeft ertoe geleid dat enkel de termen onderwerp en persoonsvorm behouden
werden. Uit een taalpeilonderzoek van 2007 bleek echter dat de leraars,
leerlingen en burgers het belang van spelling, grammatica,
woorden-schatonderwijs
veel hoger inschatten dan Standaert en de
eindtermencommissie en de sterke relativering ervan betreuren.
De DVO koos in haar eindtermenfilosofie (cf.
Uitgangspunten) ook resoluut voor de thematische
en vakkenoverschrijdende aanpak. Zelf adviseerden we de DVO in 1992 om voor
wereldoriëntatie naast thematisch onderwijs ook expliciet zaakvakkenonderwijs
te programmeren in de hogere leerjaren van het basisonderwijs. We stuurden ook
aan op meer systematiek. Het is geen toeval dat na de eerste tegenvallende
W.O.-peiling voor het domein natuur de eindtermen voor dit domein al weer
worden bijgewerkt.
6. Veranderde leefwereld en leergedrag
Standaert pakte in zijn al vermelde bijdrage
van 2007 verder uit met het cliché van de sterk veranderde leefwereld en
ingesteldheid van de jongeren. De nieuwe
jeugd groeit op met ICT en leert anders omgaan met informatie, die wereldwijd
beschikbaar is. Leerkrachten zouden moeten inspelen op de leefwereld van
onze (inter)net-generatie die totaal anders zou leren: zappend en multitaskend,
associatief, via opzoeken op het internet
De Nederlandse prof. Paul Kirschner gelooft
niet dat de hersenen van de huidige generatie een plotse evolutie hebben
doorgemaakt, dat ze nu bijvoorbeeld leren al zappend en multitaskend onder
invloed van de nieuwe media e.d. (zie bijdrage over Kirschner in Onderwijskrant
144 op p. 16). Geconcentreerd met een bepaalde taak bezig zijn, blijft heel
belangrijk. Standaert wekte de indruk dat de leerlingen ineens veranderd zijn
in zappende multitaskers e.d., dat
een miraculeuze verandering werd geproduceerd. Zijn het de leerlingen die
plotsklaps veranderd zijn? Of zijn hun werkhouding, leergedrag, kennis en
vaardigheden vooral veranderd als gevolg van de ontscholing die Standaert en co
al lang propageren? Standaert en CO
spelen niet zozeer in op een behoefte die daadwerkelijk bestaat. Zij duwen de
technologische snufjes en didactische nieuwigheden in de gretige kinderhanden
door ze te promoten alsof hun leven er van afhangt. Bij de veranderde
leerstijlen van de huidige generatie jongeren is er eerder sprake van een
self-fulfilling prophecy opgedrongen door ontscholers en e-learningmensen. Een
verandering in de leefwereld betekent ook niet dat die jongeren minder nood
hebben aan basiskennis.
7. Klassieke leerinhouden elitair en arbitrair;
dominante bourgeois-cultuur
7.
1 Wantrouwige Bourdieu-visie van
Standaert
Volgens Standaert is de relativiteit van de
leerinhouden en van de klassieke cultuuroverdracht ook het gevolg van het feit
dat tot nog toe enkel een beperkte maatschappelijke elite bepaalde wat
belangrijke kennis is en wat er in de leerplannen komt. Het is een dominante
culturele minderheid die vanuit haar culturele bourgeoiswereld de inhouden
vastlegde/vastlegt. Standaert verwijst in dit verband naar de visie van de
socioloog Pierre Bourdieu en schrijft: Kennis
die bij een bepaald gevormde elite hoort, wordt hoger aangeslagen dan de kennis
die circuleert in het volkshuis. Weten wie Rubens was, wordt hoger aangeslagen
dan weten wie David Beckham is. Kritische sociologen als Bourdieu en Bernstein
hebben boeken volgeschreven over la distance inégale à la culture van een
grote meerderheid van kinderen op school. ...Vaak is die dominantie ook te
vinden in de verbale sector. De verbale cultuur wordt torenhoog hoger geacht
dan de technische cultuur. Het foutloos beheersen van de regels van de
uitgangen d en dt, wordt waardevoller aangezien dan de kennis van de automotor.
Het is ook geen schande als je een technische analfabeet bent, maar dat is het
wel als je je nogal direct (en dus verbaal ongenuanceerd) uitdrukt in een
gesprek: la parlure vulgaire, contre la parlure bourgeoise van de Franse
sociologen.
Om het nogal cru te stellen, de dominante geldige kennis wordt
voornamelijk vastgesteld en verspreid door mensen, die het verbaal goed kunnen
zeggen en schrijven.
De geselecteerde kennis is vaak die kennis die
prestigieus is en die gedragen wordt door een dominante elite.
Standaert praat Bourdieu na en pleit voor minder aandacht voor kennis die circuleert
bij de elite en meer kennis die circuleert in het volkshuis. Hij betreurt
dat op school het weten wie Rubens is
hoger aangeslagen wordt dan weten wie David Beckham is. Bourdieu stuurde
zijn studenten de straat op met vragen als: van welke muziek houd je, van de
muziek van Bach of van deze van Aimable? Bourdieu stelde dan vast dat mensen
met een hogere scholing en/of inkomen Bach verkozen. Hij concludeerde dat Bach,
Rubens, Racine en de klassieke cultuur burgerlijk waren omdat ze gekozen werden
door mensen die behoorden tot de burgerij, les héritiers van de hogere
cultuur. Volgens Bourdieu en CO is het deze klasse van héritiers waartoe
ook de leerkrachten behoren die de burgerlijke cultuur bewaken en opleggen in
het onderwijs.
Er is volgens Standaert ook te veel aandacht
voor abstractie en voor de verbale intelligentie en dit te koste van de andere
soorten intelligentie van Gardner. Ook de technische cultuur het doen
krijgt te weinig aandacht. In de traditie van de Bourdieufilosofie werd ook
gepleit voor een soort onderwijs in de eigen taal en cultuur van de verdrukten:
de taal en cultuur van de kinderen van het proletariaat en bij uitbreiding de
taal en cultuur van de niet-westerse immigranten.
Voor de wantrouwige Bourdieu en zijn adepten
was/is praktisch alles wat te maken heeft met het klassiek leerprogramma
verdacht en burgerlijk en dus ook vervreemdend en discriminerend voor proletarische kinderen: het leren van de
standaardtaal, het leren deftig en duidelijk schrijven via het maken van
verhandeling, de klassieke literatuur, leren deftig discussiëren, examens
maken, inspanningen leren leveren
en zelfs de confrontatie met abstractere
wiskunde. Bourdieu en co beschrijven de klassieke cultuuroverdracht in termen
van het uitoefenen van symbolisch geweld op de proletarische leerlingen dit
komt tot uiting inde burgerlijke leerinhouden, de exameneisen, de schooltaal,
enz. De leerkrachten en de schoolse bourgeois-inhouden vervreemden de
arbeiderskinderen aldus van hun fundamentele aspiraties en van hun familiaal en
sociaal milieu. De Bourdieu-visie leidt tot een sterke relativering van de
bestaande leerinhouden en vakdisciplines, van de oordeelkundige keuze van de
leerinhouden, van het gezag van de meester...
7.2 Cultuurrelativisme benadeelt
arbeiderskinderen
Met een beroep op Bourdieu propageerde Roger
Standaert dus het cultureel relativisme en de hieraan verbonden conclusie dat
de confrontatie met de verbale of hogere cultuur nadelig, discriminerend en
vervreemdend is voor kansarmere leerlingen. De klassieke leerinhouden worden
dus verdacht en vooral de symbolische en abstracte onderdelen van het
curriculum, de algemene vorming, de klassieke vakdisciplines, de literaire
werken. Indien men sociaal benadeelde kinderen belangrijke kennis onthoudt
(beheersing van de moedertaal en vreemde talen, abstract denken, basiskennis
omtrent de werkelijkheid, literatuur
) dan worden deze extra benadeeld en
gediscrimineerd. Als handarbeiderskinderen hebben we ons destijds opgetrokken
aan die zgn. burgerlijke schoolcultuur. We waren van huis uit minder voorbereid
op alles wat te maken had met geschreven taal, maar precies door de aandacht
hiervoor op school konden we die handicap overwinnen. We gaan ook geenszins
akkoord met de stelling dat we ons als arbeiderskinderen niet aangesproken
voelden door wat de school ons aanbood. Bourdieu, Standaert en de DVO zouden
zich beter inspannen opdat alle kinderen toegang zouden krijgen tot de kennis,
cultuurinhouden en standaardtaal, dan de leerkrachten te verwijten dat ze als
privilégiés of héritiers de la culture de toegang tot de kennis en
cultuur willen doorgeven.
8. Controversiële competentiegerichte aanpak
Wij en
vele anderen stelden dat er in de DVO-filosofie ook te eenzijdig gepleit werd
voor vaardigheidsonderwijs en voor een constructivistische en
competentiegerichte methodiek, voor een idéologie du savoir faire, voor een
pedagogisch activisme. Zo moest het verwerven van wiskundige basiskennis
vervangen worden door wiskunde doen (doing mathematics).
Over het belang van basiskennis, instructie,
vakdisciplines
werd gezwegen en/of denigrerend gesproken. In zijn bijdrage van
2007 banaliseerde Standaert eens te meer
de basiskennis en basisvaardigheden. Hij vermeed wel angstvallig de kritiek
i.v.m. de constructivistische en competentiegerichte DVO-aanpak van de
eindtermen e.d. Hij weet dat het hier gaat om de meest controversiële
onderwerpen binnen onderwijskundige middens.
De constructivistische en competentiegerichte
visie heeft o.a. geleid tot een vage en wollige omschrijving van de
leerinhouden, tot een sterke relativering van de cultuuroverdracht en tot een
daling van het niveau. Professor Marcel Crahay, de vader van de competentieaanpak
in Franstalig België, stelt nu dat hij zich heeft vergist en dat precies de
competentie-ideologie veel schade heeft aangericht. Le concept de compétence
ne résiste pas à une analyse scientifique sérieuse (Faut-ilfiniravec les
compétences?, zie Internet). Crahay concludeerde: Il nous paraît urgent de plaider en faveur dune restauration du
disciplinaire. De leerinhouden en de vakdisciplines moeten weer in ere
hersteld worden. De invoering van de competentiegerichte aanpak leidde tot ware
schooloorlogen in Québec, Zwitserland, Nederland, Frankrijk, Engeland, Verenigde
Staten
In een raadpleging van de Waalse
leerkrachten vond 65 % dat de ingevoerde competentiegerichte aanpak nefast was
uitgevallen en 76 % dat ze niets positiefs had opgeleverd. Als belangrijkste
kritieken werden vernoemd: flou, onbegrijpelijk, te weinig precieze
aanduidingen van leerinhouden, parate kennis en evaluatiecriteria (zie
APED-website).
|