Taaltenoren willen uitholling taalonderwijs doordrijven
via nieuwe eindtermen/ leerplannen voor post-standaardtaal-tijdperk - Nieuwe taalcampagne van Onderwijskrant
1 Uitholling vak
en leerplan Nederlands: de slogans nabij
Een lid van de
commissie onderwijs maakte zich tijdens de vergadering van 2 juli 2015 terecht
grote zorgen over het taalonderwijs en over de nieuwe eindtermen en leerplannen
die opgesteld zullen worden. De centrale bekommernis luidde: Minister
zult u bij de herziening van de eindtermen voldoende inzetten op het
versterken van de kennis en beheersing van het Nederlands?
De praktijkmensen maken zich al lange tijd grote zorgen over de
uitholling van het taalonderwijs. Vanaf het einde van de
jaren tachtig kwam ook Vlaanderen in de ban van een aantal taalslogans. Ze
sloegen niet aan bij de praktijkmensen, maar de ontwikkeling van de eindtermen
en van de nieuwe leerplannen werd in de jaren negentig door een aantal
universitaire taalkundigen en andere taaltenoren aangegrepen om die taalmythes
toch ingang te doen vinden in de
praktijk.
We vrezen dat de nieuwe eindtermen/leerplannen die uitholling zullen
bestendigen en vergroten. De twee
taaltenoren van het (katholieke) leerplan van 1998, Ides Callebaut en Bart
Masquillier, proclameerden de voorbije jaren dat er in het post-standaardtaal-tijdperk
absoluut geen toekomst meer is voor het klassieke, systematische taalonderwijs.
Dit is ook de visie van prof. Kris Van den Branden en zijn Leuvens Centrum
voor Taalonderwijs. Als de visie van deze taaltenoren wordt gevolgd. zal het vak Nederlands nog verder uitgehold worden. Het is geen toeval dat op de VLOR-startdag van 17 september j.l. prof.
Van den Branden eens te meer mocht komen verkondigen dat ons Vlaams onderwijs totaal
verouderd is. Deze taaltenoren geven wel grif toe dat de
praktijkmensen de taalvisie van hun
eindtermen/leerplannen niet genegen zijn en heel vaak lippendienst bewijzen.
Dit is volgens hen echter te wijten aan de conservatieve ingesteldheid van leerkrachten.
De eindtermen en leerplannen Nederlands kregen de voorbije 20 jaar enorm
veel kritiek te verduren. Het vak Nederlands werd door de eindtermen- en leerplan-operatie
van de jaren negentig inhoudelijk uitgehold. Onze taaltenoren werk(t)en met simplistische
en polariserende slogans als whole-language
versus deelvaardigheden, normaal-functioneel versus
schools-functioneel, analytisch en
globaal i.p.v. synthetisch en
systematisch, taalvaardigheid i.p.v. taalkennis, communicatieve competentie;
task-based of taakgericht: confronteer de leerlingen met authentieke taaltaken
als een brief schrijven, telefoneren, de krant lezen ... en al de rest komt dan
wel vanzelf; geïntegreerd taalonderwijs, inductief
en al doende, constructivistisch:
laat de leerlingen zelf hun kennis construeren, leervraag- of leerlinggestuurd, poststandaardtaalonderwijs ... Onder het mom van 'taalvaardigheidsonderwijs' werd
Nederlands steeds meer als een 'inhoudsloos
vak' voorgesteld. Merkwaardig genoeg besteedde het zgn.
vaardigheidonderwijs zelf weinig aandacht aan de vaardigheidsmethodiek:
stapsgewijze opbouw, inoefenen, automatiseren en memoriseren. Intensief NT2-onderwijs
voor anderstalige leerlingen vonden de taalnieuwlichters, het Steunpunt
NT2-Leuven, de vele universitaire taalachterstandsnegationisten zelfs overbodig.
2 Callebaut en
Masquillier: geen plaats meer voor systematisch taalonderwijs in
post-standaardtaal-tijdperk
De taaltenoren van
de katholieke onderwijskoepel, van het Leuvens taalcentrum ... willen het vak
Nederlands nog verder uithollen. Ex-begeleider en -leerplanvoorzitter Ides
Callebaut en Bart Masquillier, zijn mede-verantwoordelijk voor de uitholling van het leerplan Nederlands
(1998). Enkele jaren geleden lieten ze weten dat ze die trend in de toekomst nog verder willen doordrijven.
Ides Callebaut ijverde in een
bijdrage van 2009 voor het in sterke mate relativeren van de standaardtaal en
schreef dat dit tevens vérstrekkende gevolgen had voor het taalonderwijs: Wat
doen we met ons taalonderwijs als er geen standaardtaal meer is? in: School-
en klaspraktijk, nr. 199, 2009. Callebaut
hing in die bijdrage vooreerst een karikatuur op van het klassieke
taalonderwijs. Hij schreef vernietigend en zonder schroom: We dragen nog de last van eeuwen schools taalonderwijs.
Hoe is het toch mogelijk dat het onderwijs er toch maar niet in slaagt de
nieuwe visie ( zijn visie in het leerplan van 1998) toe te passen? Callebaut beseft dus wel dat de
praktijkmensen zijn visie niet genegen zijn.
Callebaut pleit voor een sterke relativering van het belang
van Standaardnederlands en schetst
vervolgens zijn idyllisch en fantasierijk post-AN-paradijs : Als er geen standaardtaal meer is,
krijgen we onze taal terug zoals die al die jaren van de mensheid geweest is,
uitgezonderd de enkele eeuwen van de artificiële standaardtalen. We zullen taal
dan ook gebruiken om banden met andere mensen nauwer aan te halen in plaats van
om ons in de eerste plaats van hen te willen onderscheiden. Taal zal weer het
middel zijn om in woorden onze eigen wereld op te bouwen en om met anderen te
communiceren.
Callebaut bepleit
voor de toekomt een nog sterkere breuk met het systematisch taalonderwijs. Dit komt tot uiting in krasse beweringen. Enkele
illustraties: *Als
er geen standaardtaal meer is, kunnen we ook geen taalfouten tegen die
standaardtaal maken *Als gesproken taal niet langer secundair is ten opzichte
van geschreven taal, maar zelfs belangrijker, dan moet ook in het onderwijs de
aandacht verlegd worden aar de gesproken taal. Dan moeten lezen, grammatica, spelling ... plaats inruimen voor
luisteren en spreken. *Geen afzonderlijke werkwoordspelling meer, maar werkwoorden als vaste woordbeelden. De
speciale regels voor de werkwoordspelling zijn overbodig: in de gesproken taal
hoor je het verschil niet tussen 'antwoord' en 'antwoordt', tussen 'antwoorden'
en 'antwoordden' en tussen 'heten' en 'heetten'. Dat brengt nooit verwarring
mee als de spreker zich duidelijk uitdrukt . *Geen klassiek en stapsgewijs
schrijfonderwijs meer, maar vrij schrijven over eigen ervaringen
*Systematisch
onderwijs in woordenschat en AN komen ook niet meer aan bod. *Callebaut
is ook tegenstander van de invoering van intensief NT2-onderwijs.
Aangezien Callebaut ex-leerplanvoorzitter en -begeleider Nederlands
(katholieke koepel) was, beschouwen
we zijn uitspraken als een belangrijke getuigenis van een insider en
mede-verantwoordelijke voor de evolutie binnen ons taalonderwijs. In de
paragraaf De
leerplanmakers (= Callebaut, Masquillier...) hebben ons eigenlijk al de weg
getoond stelt Callebaut dat zijn visie al eigenlijk grotendeels in het leerplan
aanwezig is. Ook Bart Masquillier,
begeleider-opvolger van Callebaut; schrijft: De krachtlijnen van onze
leerplannen komen in het boek van Van der Horst over het einde van de
standaardtaal duidelijk tot uiting. ... Maar dan zal het onderwijs zich ook aan
de nieuwe situaties en nieuwe taal moeten aanpassen (Boekbespreking in school+visie,
december 2009). Beide
taaltenoren betreuren wel dat de leerkrachten hun taalvisie en taalleerplan maar
weinig genegen waren/zijn en sturen aan op het verder doorknippen van de banden
met het systematisch taalonderwijs.
3 Ook Leuvens Taalcentrum stuurt aan op verdere
uitholling
De relativistische
en simplistische taalvisie vinden we ook terug in het VLOR-rapport Taalvaardigheidsonderwijs. Wat ze zelf doen,
doen ze beter! van 2005 - grotendeels opgesteld door Leuvens Taalcentrum
van prof. Kris Van den Branden. Met
dit rapport wilden de VLOR-vrijgestelden de stand van zaken binnen de
taaldidactiek opmaken en het taalonderwijs bijsturen.
De kerngedachte uit het VLOR-rapport luidt: De effectieve manier om de schooltaalvaardigheid van de leerlingen te
bevorderen is de taakgerichte
aanpak. Die neemt de spontane taalverwerving in een natuurlijke (niet-schoolse) omgeving als model. Terwijl je de
taken van het dagelijkse leven uitvoert, leer je taal al doende, met het nodige vallen en opstaan, missen en
treffen. En niet dankzij uiteenzettingen
over hoe het systeem van de taal in kwestie in elkaar zit. Bij de meeste leerders, kinderen zowel als
volwassenen, verloopt dat niet-gestuurde proces van zelfontdekking heel succesvol. Parallel met de situatie in het
natuurlijke leven wordt bij de taakgerichte aanpak in klas uitgegaan van het
principe dat je taal leert via zelfontdekking, door taal te gebruiken in
functie van een bepaald (niet-talig) doel dat moet worden bereikt: een voorwerp
moet worden gemaakt, een handeling uitgevoerd, een probleem opgelost..... Ze
leren taal door taken uit te voeren, en niet door onderwezen te worden over
taal.
In dit rapport lezen beweren Van den Branden en co eens te meer dat
systematisch onderwijs in woordenschat, NT2, spelling, grammatica uit den boze
is: Expliciete aandacht voor de betekenis van een woord of voor een
grammatica- of spellingregel heeft binnen taakgericht taalvaardigheidsonderwijs
enkel een plaats binnen de 'taakcontext' en (bij voorkeur) als de leerlingen
vastlopen op het taalelement in kwestie terwijl dat binnen de taak een
essentiële rol heeft, bijvoorbeeld de woorden oorzaak en gevolg als de
leerlingen een tekst te lezen krijgen over bedreigde diersoorten, of de vorming
van de superlatief als ze een informatiefolder moeten schrijven over
'buitengewone' gebouwen in een (fictieve) stad. Ktis van den branden en zijn
Leuvens Taalsteunpunt hebben destijds zelf een alternatieve taalmethode opgesteld, hun Toren van Ba(b)bel
werd een flop.
De vroegere pedagogisch coördinator van de Guimardstraat, Jan Saveyn, gaf in 2007 grif toe - als
reactie op onze O-ZON-campagne - dat veel praktijkmensen terecht met veel
vragen zitten omtrent het vak Nederlands. De misnoegdheid was volgens hem onder meer het gevolg van de
invloed van de eenzijdige taalvisie van het Leuvens Taalsteunpunt van Van den
Branden e.a. Het
Leuvens Taalsteunpunt opteerde
volgens Saveyn voor radicaal vaardigheidsonderwijs.
Woordenschatrijtjes, zinsontleding, aanleren van grammaticale en
spellingregels
waren uit den boze. De leerling moest volgens de analytische taalverwervingsmethode al
doende leren vanuit globale taaltaken (brief schrijven, telefoongesprek. ..) en
zelfontdekkend hun eigen taal analyseren. Vanuit de constructivistische
leertheorie moesten de leerlingen enkel geconfronteerd worden met realistische
en uitdagende taaltaken. De leraar was vooral coach van het leerproces. (Jammer genoeg vermeldde Saveyn niet dat zijn
taaltenoren van het (katholieke) leerplan, Ides Callebaut en Bart Masquillier,
in het zelfde taalbedje ziek waren.)
Saveyn concludeerde: Veel praktijkmensen nemen aanstoot aan de exclusieve keuze voor
inhouden vanuit een louter functioneel oogpunt, evenals aan de stelling dat men
onderwijsleerprocessen altijd aan realistische, authentieke contexten moet zien
te koppelen, aan het ontbreken van banden met de traditie van het systematisch
moedertaalonderwijs, aan het geen aandacht schenken aan de verwachtingen van
het secundair onderwijs ten aanzien van de basisschool
Uitgerekend
een ex-medewerkster van het Leuvens Taalsteunpunt, Machteld Verhelst, werd de
opvolgster van Jan Saveyn binnen de katholieke koepel. Mogen we van haar
verwachten dat zij voor het nieuwe leerplan Nederlands afstand zal nemen van
wat ze vroeger gepropageerd heeft? Zal zij haar verzet tegen de invoering van
intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs opgeven?
Ook prof. Wim Van den Broeck betreurde het overbeklemtonen van
het normaal-functioneel taalgebruik, van
de uiteindelijke functionaliteit in het normale leven (b.v. een tekst
begrijpend kunnen lezen in een zinvolle context) en niet van de lange weg erheen. Die
taalaanpak sloot volgens hem goed aan bij de huidige tendens van het
ervaringsgerichte, zelfontdekkend leren (constructivisme)" dat ook in
de uitgangspunten bij de eindtermen e.d. centraal staat. Hij voegde er aan toe:
"De onderwijsvisie die weerklinkt in
het discours van enkele belangrijke onderwijsactoren (bijvoorbeeld: de minister,
Departement, VLOR
) kiest daarbij voor 'leerlinggerichte' of
'zelfontdekkende', sterk geïndividualiseerde leermethoden waarbij men ervan
uitgaat dat kinderen zelfstandig hun eigen doelen in handen kunnen en moeten
nemen" (Taal verwerven op school, Acco 2004, p. 131-153)
4 Enorm
veel kritiek, verzet en lippendienst
4.1 Weerstand vanwege praktijkmensen beperkt de schade
De grote misnoegdheid bij de praktijkmensen over
de nieuwe taalvisie leidde er toe dat deze in de mate van het mogelijke
lippendienst bewezen aan de taalvisie achter de eindtermen en leerplannen. De taal- en leerplantenoren geven
overigens grif toe dat hun visie op veel tegenstand botst. De gepropageerde constructivistische
aanpak was overigens in de praktijk vaak niet realiseerbaar ook wegens de beperkte leertijd e.d.
Tegen de geest
van de eindtermen en leerplannen in, stimuleerden en steunden we de uitgevers
van taalmethodes om toch systematische en aparte leerpakketten voor spelling
uit te werken. Met succes en tot grote tevredenheid van de praktijkmensen. Zo konden we in het basisonderwijs nog een
behoorlijk peil voor spelling bereiken.
In het verlengde
van hun whole-language-visie propageerden
medewerkers van het Leuvens Taalcentrum tot in 1996 nog globale methodes voor
aanvankelijk lezen. Wij ontwierpen onze
directe systeemmethodiek (DSM) die
momenteel in praktisch alle leesmethodes in Vlaanderen en Nederland met succes
wordt toegepast. Als gevolg van de kritiek van
Onderwijskrant/O-ZON op de taalfilosofie van de katholieke koepel slaagden we
er ook in om de 60/40 regel te doen schrappen: minstens 60% van de punten voor
vaardigheden en hoogstens 40% voor kennis, en kennis enkel evalueren in de
context van vaardigheidscontext.
Onderwijskrant besteedde de voorbije jaren honderden
paginas aan de analyse van de uitholling van de taalvakken (zie
www.onderwijskrant.be). Vanaf 1993
besteedden we er veel bijdragen en een paar themanummers aan (zie www.onderwijskrant.be). De kritiek op de
uitholling en de identiteit van het klassiek en systematisch taalonderwijs stond
ook centraal binnen onze O-ZON-campagne van begin 2007. Het leverde heel veel
instemmende reacties van leraren en docenten op. Er verschenen ook tal van
bijdragen over in de kranten. Binnen het bestek van deze bijdrage kunnen we
maar enkele kritieken en problemen vermelden.
In een interview
bestempelde prof. em. Johan Taeldeman de taalfilosofie van de
eindtermen/leerplannen als 'misdadig' (in:
Over Taal, december 2005) Volgens hem
luidt de kernboodschap in de eindtermen e.d.: "Als we ons maar vlotjes kunnen uitdrukken! De vorm doet er niet toe. Taeldeman stelt dat het volgens de geest van de eindtermen en volgens de visie van
een aantal taalkundigen plus minus volstaat dat de betekenis van een geschreven
of gesproken 'boodschap' ondubbelzinnig gedecodeerd (begrepen) kan worden.
Vanuit een 'normaal-functioneel'
vertrekpunt maakt men zich inderdaad weinig zorgen over het gebruik van de
algemeen-Nederlandse termen, de correcte uitspraak, de juiste spelling en
grammatica
Taeldeman tilde ook zwaar aan
eindtermen-formuleringen als "de
leerkrachten moeten ernaar streven dat de leerlingen 'het gepaste' taalregister
gebruiken". Volgens hem "verwart
men hier een hoge tolerantie ten aanzien van taalvariatie met een
doe-maar-aan-mentaliteit die het
belang van de vorm van de taal en de invloed van de vorm op de communicatie
minimaliseert. Het steekt allemaal
niet zo nauw. Communicatieve
competentie, assertiviteit en zo, allemaal goed maar dat mag de talige
inaccuraatheid niet verdoezelen. Zo
schreven de neerlandici Kris Van den
Branden (CTO-Leuven) en Frans Daems (UA)
die de eindtermen en leerplanen sterk beïnvloedden, in 2004 nog dat systematisch onderwijs van
woordenschat, spelling, regels voor woordvorming, grammatica
niet effectief
is (Taalverwerven op school, Acco, 2004, p. 17).
5 Taalpeilonderzoek
Taalunie onderschrijft kritiek
Onze O-ZON-campagne van januari 2007 inspireerde de Nederlandse Taalunie
om in
het Taalpeilonderzoek 2007 honderden leraren, leerlingen en volwassenen
te bevragen naar hun
mening over het vak Nederlands. De resultaten van de peiling bevestigen de
stellingen in ons taaldossier. Leerkrachten, leerlingen en burgers vroegen veel
meer aandacht voor spelling en grammatica en in iets mindere mate ook voor het
schrijven van teksten en begrijpend lezen van (moeilijke) teksten. Ook de
leerlingen eisen meer spelling en grammatica en vinden die onderdelen heel
nuttig. Er werd tevens meer aandacht gevraagd voor literatuur die door de
instrumentele competentie-benadering van het taalonderwijs buiten de prijzen
viel. ...
Een taalleerkracht s.o. formuleerde
in een reactie op het Taalpeilonderzoek
scherpe kritiek aan het adres van de eindtermen leerplannen Nederlands, op de
officiële taalvisie. Hij schreef: In
mijn vak hoef ik volgens de officiële taalvisie echt geen basiskennis te geven,
als de leerlingen maar een briefje, een formulier, of een verslagje
kunnen schrijven. Ze moeten 'alleen maar' een instructie goed kunnen lezen of
de garantievoorwaarden kunnen interpreteren. Daarnaast moeten ze alleen maar
begrijpelijk kunnen spreken en luisteren. Doorsneeleerkrachten gaan er
echter vooreerst vanuit dat de klassieke doelstellingen voor lezen en
schrijven veel verder reiken dan een instructie kunnen lezen of een simpel
verslagje kunnen schrijven, dan wat normaalfunctioneel is. Daarnaast menen we
dat een leerling de gevraagde taalcompetenties ook niet kan bereiken als hij: -
veel te weinig woordenschat en algemene ontwikkeling heeft - niet weet aan
welke eisen een fatsoenlijke zin moet voldoen - de basisregels van de
spellingen grammatica niet kent - in zijn hele leven nog geen één boek
uit heeft gelezen geen oefening kreeg in het onderscheiden van hoofd-
en bijzaken - geen ervaring heeft in het logisch formuleren, argumentatie
- zelden in een 'beschaafd' milieu verkeert, zodat helemaal niet
duidelijk wordt wat sociaal acceptabel is. Begrijpend lezen, schrijven, spreken,
luisteren in een toepassingscontext kun je pas als je de basiskennis én de
basisvaardigheden in de vingers hebt. En aangezien we verondersteld worden
te werken met geïntegreerde doe-taken krijgen we ook nog kritiek als we
woordenschat, zinsontleding, spelling
systematisch aanbieden.
|