|
Nieuwe
eindtermen en leerplannen in functie van kanteling van hopeloos verouderd Vlaams onderwijs? Slechte/valse start van
debat over eindtermen/leerplannen
(Inleidende
bijdrage voor themanummer Onderwijskrant over nieuwe eindtermen/leerplannen)
1 Pleidooien
voor kanteling & ontscholing onderwijs & slechte start van deb
1.Pleidooien
voor kanteling van hopeloos verouderd onderwijs
In de context van de nieuwe
eindtermen en leerplannen noteerden we de voorbije maanden een aantal pleidooien die ons ten zeerste
verontrusten. We lazen in de krant De Standaard op 29 oktober j.l. : Borstel gaat door de eindtermen op school. De
minister van Onderwijs, Hilde Crevits, gaf het startschot. Zij noemt dit 'een
van de meest fundamentele debatten binnen onderwijs'. 'Het gaat over het
anticiperen op de samenleving van de toekomst en op het vormgeven daarvan.
Eindtermen moeten in deze snel veranderende tijden zowel een houvast zijn als
een dynamisch instrument om de uitdagingen aan te kunnen', zegt ze. De horizon
is 2030: het jaar waarin de kinderen die nu aan de kleuterschool zijn begonnen,
de middelbare school verlaten.
Minister
Crevits verwijst hier vermoedelijk naar de o.i. fantasierijke voorstellen van
de projectgroep De nieuwe school in
2030. In oktober j.l. lanceerde de
Vlaamse Regering haar toekomstplannen in
Vlaanderen 2050. Men pleit er voor een
vervanging van de klassieke school door een leerpark: De school van de toekomst is een learning park, waar leerlingen,
ouders, leerkrachten, ondernemingen en verenigingen elkaar fysiek of virtueel
ontmoeten en kunnen leren. Alle belanghebbenden kunnen er 24 uur op 24, 7 dagen
op 7 terecht om gebruik te maken van de aanwezige faciliteiten en elkaars
kennis. Leren gebeurt immers op elk moment van de dag, zowel informeel als
formeel. Het learning park is daarom een leer- en een leefomgeving van de
lokale gemeenschap, waarin vrijetijdsactiviteiten gekoppeld worden aan het
leerplan. (Zie ook bijdrage over learning parks in De nieuwe school in
2030).Op de VLOR-startdag van 17
september over het onderwijs van de
toekomst nodigden de VLOR-vrijgestelden bewust prof. Kris Van den Branden uit om te komen verkondigen De wereld is drastisch veranderd, de school
niet. En dus zijn onze scholen gewoon hopeloos verouderd.
Een aantal beleidsmakers, de VLOR, bepaalde onderwijskoepels, academici
als prof. Martin Valcke en Kris Van den Branden ... grijpen de nieuwe eindtermen en leerplannen
aan voor een kanteling van ons onderwijs, een perspectiefwisseling:project De nieuwe school in 2030 pleit voor
leerparken in plaats van scholen,
VLOR-advies opteert voor een ontwikkelingsgerichte aanpak waarin
leerlingen veel verantwoordelijkheid krijgen voor het eigen leerproces en
eindelijk eens actief mogen leren; sterke ontstoffing, reductie van
eindtermen en leerinhouden, ... Volgens
de VLOR-vrijgestelden is ons onderwijs hopeloos verouderd. Ook de katholieke
onderwijskoepel wil ontwikkelingsgerichte aanpak zoals in het VLOR-advies en
het nieuwe leren en geen klassieke leerplannen en methodes meer, maar
raamleerplannen met brede ontwikkelingsvelden
i.p.v. vakken, een totaal ander soort wiskundeonderwijs, enz. In Zin in wiskunde beweert Sabine Jacobs dat ons huidig wiskundeonderwijs
niet zinvol is en enkel weerzin opwekt bij de leerlingen (in: school + visie,
december 2015). Het verlossend
alternatief sluit aan bij de ontwikkelingsgerichte, constructivistische en
situatiegerichte aanpak die in Nederland tot een wiskundeoorlog en niveaudaling
leidde.
Raymonda Verdyck, hoofd van de koepel van het
gemeenschapsonderwijs, pleitte op 22 juni j.l. in een Bel10 uitzending voor ontstoffing, voor het niet langer werken
vanuit de vakdisciplines bij het opmaken van de nieuwe eindtermen en
leerplannen ... Ook minister Crevits en
andere beleidsmakers, Lieven Boeve ... poneerden dat de eindtermen/leerplannen
in sterke mate ontstoft moeten worden. De roep naar reductie van klassieke
basiskennis & -vaardigheden en ontstoffing
gaat merkwaardig genoeg vaak gepaard met voorstellen voor toevoeging van
tal van nieuwe zaken: leren programmeren, economie, gezondheidseducatie, meer
talen vanaf de kleuterschool, persoonsgebonden ontwikkelingsvelden ... . Niet
minder dan drie van de negen leerplannen in het nieuwe leerplanconcept van de
katholieke koepel betreffen persoonsgebonden ontwikkelingsvelden,
sociaal-affectieve materies als socio-emotionele
ontwikkeling, ontwikkeling van een intern kompas en ontwikkeling van
autonomie.
1.2 Slechte start van debat
Het debat over de nieuwe
eindtermen/leerplannen en over de toekomst van ons onderwijs kende een slechte
start, en dat omwille van tal van redenen.
Minister Crevits beloofde een
breed en open debat met alle betrokkenen, maar de geschiedenis van de vorige eindtermen-operatie
lijkt zich te herhalen.
Ben Reynders drukte het
ondemocratisch en centralistisch karakter van het debat destijds zo uit: Met verstomming stellen we vast dat nog
vooraleer er overleg is gepleegd met de werkers op het veld, allerhande standpunten de wereld worden
ingestuurd. Het ruikt verdacht ondemocratisch en centralistisch! Als
gesprekspartner voelen onderwijsmensen zich weer eens weinig ernstig genomen!
(Pedagogische Bijdragen voor het Technisch- en Beroepsonderwijs, nr. 110, zomer
1993).
Een herziening van de
eindtermen/leerplannen zou ook moeten vertrekken van een grondige evaluatie van
de vigerende eindtermen/leerplannen. Zo
is voldoende bekend dat de praktijkmensen (leraren, docenten, professoren) de
voorbije jaren massaal aandrongen op een
herwaardering van basiskennis en -vaardigheden en voor een herwaardering van de
vakdisciplines.
Er verschenen ook kritische
analyses van tal van leerplannen. Met Onderwijskrant
publiceerden we b.v. heel veel bijdragen over de uitholling van het taalonderwijs
die veel instemmende respons kregen vanwege de praktijkmensen. In de recente
publicaties en hervormingsplannen wordt echter nooit gepleit voor een
herwaardering van basiskennis en -vaardigheden, voor cultuuroverdracht, voor
het belang van de vakdisciplines ... In tegendeel!
Het debat over de de toekosmt van
ons onderwijs zou ook moeten starten met het oplijsten van de sterke kanten van
ons Vlaams onderwijs. Nu krijgen we de indruk dat het Vlaams onderwijs moet
verlost worden uit de ellende van verleden en heden. Men heeft het nooit over
de sterke kanten die geconserveerd moeten worden. Precies het omgekeerde is het
geval.
We zouden bij de start van het
debat over de eindtermen ook een kritische analyse moeten maken van de wijze
waarop al 20 jaar geleden de (officiële) Dienst voor Onderwijsontwikkeling
(DVO) en anderen de nieuwe eindtermen/leerplannen aangrepen om ons onderwijs te
doen kantelen. In de tekst Uitgangspunten formuleerde de DVO een
revolutionaire en tegelijk simplistische visie (zie punt 6 en de afzonderlijke bijdrage over de rol die de DVO
en DVO-directeur Roger Standaert destijds speelde.)
Wij pleiten voor eindtermen en leerplannen
die niet vertrekken van een van bovenaf opgelegde onderwijsvisie, maar het
lijkt weer de verkeerde kant uit te gaan. We pleiten tevens voor een terugkeer
naar het klassieke en sobere leerplanconcept
met leerplannen die enkel leerdoelen/leerstofpunten bevatten. Dit lijkt
ons de belangrijkste vorm van ontstoffing/reductie van de leerplannen. En enkel
op die wijze laat men de nodige pedagogische vrijheid aan de scholen en
leerkrachten en voorkomt men dat leerplannen de pedagogische waan van de dag
opleggen. De klassieke leerplannen van vóór 1998 bevatten terecht geen
opgelegde pedagogische aanpakken, maar enkel de leerplandoelen/leerinhouden.
2 Protest tegen opleggen pedagogische
aanpak
De COC-vakbond
weigerde het VLOR-advies over de eindtermen te ondertekenen. De COC vindt terecht dat de overheid en de VLOR vanuit het
principe van de pedagogische vrijheid geen specifieke didactische aanpak mogen
opleggen en dit moeten overlaten aan de scholen en leerkrachten. De eindtermen moeten voldoende ruimte bieden
voor een invulling van de pedagogisch-didactische
visie/aanpak door de scholen en leraren
zelf. Dat ligt niet alleen in het
verlengde van het principe van pedagogische vrijheid, maar impliceert ook een
bepaalde invulling van de rol en de vorming van leraren. Leraren zijn geen
uitvoerders, maar geëngageerde vak-pedagogische experten die in staat zijn om in
een specifieke situatie te oordelen hoe pedagogisch en didactisch gehandeld
moet worden.
We lezen verder:
De COC stelt dat het niet wenselijk is om te spreken van ontwikkelingsgerichte
einddoelen; laat staan over een kader met criteria voor de goedkeuring van
leerplannen dat stelt: De leerplannen
bevatten eveneens de ontwikkelingsgerichte benadering die de VLOR bepleit voor
de kerndoelen zelf. (p. 18) Op die manier wordt op zijn minst de suggestie
gewekt dat een toekomstige set einddoelen zich niet beperkt tot ruimte bieden
voor ontwikkelingsgericht werken, maar aanstuurt op een bepaalde aanpak en
deze zelfs betonneert. COC ziet m.a.w. niet hoe de VLOR een resolute klemtoon op het ontwikkelingsgerichte karakter van
einddoelen (p. 22) kan verzoenen met het uitgangspunt - dat het advies
nochtans ook meermaals herhaalt - dat de overheid vastlegt wat de einddoelen
beogen en dat het hoe (pedagogisch-didactische visie en aanpak) behoort tot
de autonomie van scholen en leraren.
De voorzitter van
de VLOR-commissie, Geert Schelstraete, stelde
in zijn reactie op het VLOR-advies dat de katholiek koepel het VLOR-advies
enthousiast onderschrijft. Hij voegt er aan toe dat hij zich verheugt over het feit dat de VLOR stelt dat het hoe
behoort tot de autonomie van de leerkrachten maar tegelijk stelt hij dat de
VLOR en ook zijn eigen onderwijskoepel opteren voor een ontwikkelingsgerichte
aanpak. Als het hoe volgens Schelstraete behoort tot de autonomie van de
leerkrachten en scholen, waarom willen Schelstraete en zijn koepel dan van bovenaf een ontwikkelingsgerichte/ constructivistische
visie opleggen, resoluut afstappen van de klassieke leerplannen (die duidelijk
de leerinhouden omschrijven en van het gebruik van methodes/leerboeken, wil een
totaal ander soort wiskundeonderwijs opdringen, enz. Dit wijst erop dat de koepel geen rekening
houdt met de wensen en de visie van de leerkrachten die leerplannen en methodes
b.v. uiterst belangrijk vinden voor de
kwaliteit van het onderwijs.
De visie die de katholieke onderwijskoepel
via de nieuwe leerplanoperatie probeert
op te dringen, kwam ook al tot uiting in
de afwijzende reactie op onze O-ZON-campagne van 2007, een campagne voor
herwaardering van de basiskennis, tegen de inhoudelijke uitholling van de
leerplannen taal e.d., tegen de constructivistische aanpak van het
leerproces ... Chris Smits, secretaris-generaal katholiek s.o., reageerde onmiddellijk
afwijzend en in september 2007
publiceerde de koepel een dik themanummer van Nova et Vetera om de O-ZON uitspraken over niveaudaling,
onderwaardering van basiskennis e.d. te weerleggen. Ook DVO-directeur
Roger Standaert werd hiervoor
opgetrommeld.
Officiële instanties mogen zich in principe
niet uitspreken over het hoe van
het onderwijs; dat is een vorm van staatspedagogiek en beknot in sterke mate de
pedagogische vrijheid van de scholen en leerkrachten. In de beleidsverklaring
van de regering staat overigens uitdrukkelijk dat de overheid zich niet langer zal
uitspreken over het hoe van het onderwijs. 20 jaar geleden probeerde de officiële
DVO-overheidsdienst ons onderwijs, onze
lerarenopleidingen te doen kantelen. Dit kwam heel duidelijk tot uiting in de
teksten uitgangspunten bij de eindtermen/basiscompetenties. De tekst
uitgangspunten werd gelukkig pas achteraf aan de eindtermen toegevoegd. We vinden tegelijk dat ook de
onderwijskoepels voor de uitwerking van leerplannen geen
didactische/pedagogische aanpak mogen voorop stellen/opleggen.
De pedagogische aanpak die de voorbije
maanden en jaren van bovenaf gepropageerd
wordt, is op de koop toe een eenzijdige en controversiële aanpak die
tot een sterke niveaudaling zou leiden (zie punt 2). Zon aanpak staat tevens haaks op de visie
van de overgrote meerderheid van de leerkrachten, en kan ook moeilijk in de
praktijk toegepast worden. Het is een
visie die 20 jaar geleden al centraal stond in de Uitgangspunten bij de
eindtermen, maar nu binnen onderwijskundige kringen weer al een beetje uit de
mode is.
3 Pleidooien voor eenzijdige en nefaste pedagogische
aanpak e.d.
3.1 Nieuwe leren in de nieuwe scholen
(leerparken) van de toekomst
We merken dat in het recente VLOR-advies over
de eindtermen, in het overheidsrapport
De nieuwe school in 2030, in het
leerplanconcept van de katholieke
onderwijskoepel, ... gekozen wordt voor
het vertrekken vanuit een specifieke en modieuze onderwijsvisie. De perspectiefwissel wordt
vaak aangeduid met de term ontwikkelingsgerichte
aanpak (VLOR-advies p. 22). De term
ontwikkelingsgerichtheid wordt in het
VLOR-advies verbonden met: *vertrekken
vanuit de ontwikkelings- en leernoden, het profiel, de talenten,
van lerenden; *aandacht voor actief leren;
*verantwoordelijkheid
geven aan jongeren voor eigen leerproces;
*leren i.p.v. kunnen als operationeel werkwoord. (B.v. leren
getallen vermenigvuldigen i.p.v. kunnen
vermenigvuldigen; een meer vrijblijvende aanpak).
De Vlaamse overheid investeerde al centen in het ontwerpen van De nieuwe school
in 2030. In de publicatie De
Nieuwe school in 2030, HOE makEN WE LErEN EN WErkEN aaNtrEkkELIjk?, is een
gezamenlijk project van het Departement
Onderwijs, VLOR & KBS. In dit rapport wordt uitvoerig geschetst hoe een toekomstige
school er in de toekomst als een
learning park zou moeten uitzien. We lezen o.a.: Het leer- en ontwerplab schetst een ander toekomstbeeld: op een gewone
dag kunnen leerlingen gedurende enkele uren in een vaste leergroep bijvoorbeeld
talen en wiskunde leren, maar het grootste deel van de dag zijn ze bezig met
projecten waarin ze hun competenties actief ontwikkelen. ...Echt aansluiten bij
de diversiteit van kinderen en jongeren kan maar als ze ook zelf de regie
kunnen voeren en stuurlui kunnen zijn van hun eigen leren. ...In een Learning
Park zullen de kinderen gecoacht worden om hun eigen leertraject aan te sturen
in de richting van de competentieniveaus die ze nodig hebben en willen halen. Ook
deze blauwdruk wijst er op dat de
ontscholingstendens meer dan ooit aanwezig is bij beleidsmensen en een aantal
onderwijsverantwoordelijken. Indien minister Crevits en CO het learning park-project
uitvoeren dan krijgen we straks totaal andere eindtermen en leerplannen... Learning
Park-project,
De voorzitter van
de VLOR-commissie Geert Schelstraete
stelde dat zijn katholieke koepel 'volmondig' het VLOR-advies en de ontwikkelingsgerichte
aanpak onderschrijft (in: 'VLOR-advies integreert alle elementen van
onderwijskwaliteit' in Forum, oktober 2015). Ook in publicaties over het nieuw
leerplanconcept van de katholieke onderwijskoepel wordt resoluut voor een
nieuwe, ontwikkelingsgerichte ... aanpak
gepleit, gebaseerd op de nieuwe inzichten
vanuit wetenschappelijke hoek over didactiek en leren; De koepel opteert ook voor een
totaal andere aanpak van de leerplannen: Het
nieuwe leerplanconcept verlaat ook de gangbare indeling op basis van leergebieden.
In plaats daarvan gaat het uit, in de geest van het ontwikkelingsplan voor de kleuterschool,
van een indeling op basis van persoonsgebonden en cultuurgebonden
ontwikkelingsvelden met onderliggende ontwikkelthemas. Voor de
inspiratiedag over het nieuw leerplanconcept deed de katholieke onderwijskoepel
een beroep op de fantasierijke inspiratie
van de Gentse onderwijskundige Martin Valcke. Ook dat is geen toeval. Valcke
is iemand die zelden of nooit iets positiefs ontdekt in ons Vlaams onderwijs, en meestal uitpakt
met fantasierijke hervormingsvoorstellen in de richting van competentiegericht
onderwijs en andere vormen van nieuwe leren, afschaffen van
jaarklassensysteem... Pra ktijkmensen
en profesoren als Wim van den Broeck
die een totaal andere visie propageren zullen nooit uitgenodigd worden.
Op VLOR-startdag van 17 september kwam tot
uiting dat ook de VLOR-vrijgestelden en
een paar professoren-sprekers aansturen op een kanteling van ons onderwijs.
Voor het thema het onderwijs van de toekomst werd o.a. een beroep gedaan op
de Leuvense neerlandicus Kris Van den
Branden. De Leuvense neerlandicus zette
meteen de toon van zijn spreekbeurt: Met
de deur in huis
De wereld is drastisch veranderd, de school niet. En dus falen
onze scholen niet; ze zijn gewoon hopeloos verouderd. Hij concretiseerde zijn betoog voor de
kanteling van ons onderwijs met weinig
of niets zeggende stellingen als de
energie die leerlingen investeren in het onderwijs moet maximaal omgezet worden
in leren en ontwikkeling, taal en informatie doen werken. Ook economie-professor
Maarten Goos, mocht op de VLOR-startdag zijn toehoorders wijs maken dat door onze lage PISA-prestaties het economisch rendement van ons onderwijs de
voorbije decennia heel laag was. Het onderwijs moet volgens hem dan ook een
totaal ander soort vaardigheden aanleren. En niemand die hem tegensprak en er
op wees dat Vlaanderen voor PISA en TMSS sinds 1995 Europese topscores
behaalde.
In deze context ergerden we ons de voorbije
jaren ook al aan de officiële propaganda voor een competentiegerichte aanpak van de curricula in de hervormingsplannen s.o. van Monard en
minister Pascal Smet, de
VLOR-publicaties over competentiegericht
onderwijs, spreekbeurten van de Leuvense
prof. F. Dochy op studiedagen van de onderwijsbegeleiders ... Ook in
onderzoeksproject 2012 van het departement onderwijs werd de competentiegerichte
aanpak als evident voorgesteld: In de
internationale en Vlaamse onderwijscontext, o.m. in de plannen voor de
hervorming van het secundair onderwijs, wordt gekozen voor competentiegericht
onderwijs. Wat betekent competentiegericht onderwijs voor het curriculum? Op
welke wijze kan assessment plaatsvinden?
3.2 Haaks op visie van praktijkmensen, onderzoek
van John Hattie ....
De publicaties en initiatieven in het
perspectief van de nieuwe eindtermen/leerplannen gaan alle de richting uit van
een kanteling van het onderwijs in de richting van ontscholing, nog minder
waardering voor klassieke basiskennis- en vaardigheden. Ze gaan in tegen de
visie van de praktijkmensen en tal van onderwijsdeskundigen die zich de
voorbije jaren duidelijk uitspraken tegen de
ontscholing en niveaudaling, en aanstuurden op herwaardering van
klassieke waarden, op her-scholing i.p.v. ont-scholing.
De gepropageerde onderwijsvisie staat haaks
op de visie van de overgrote meerderheid van de leerkrachten, en op de effectieve
aanpakken in de studies van John Hattie. Ook Hattie wijst op het grote
belang van voldoende directe/expliciete instructie. Hij drukte het o.a.
zo uit: Je hebt een sterke leraar nodig
die instrueert en ingrijpt. Die vragen stelt, controleert, en soms opnieuw het
werk laat doen. Geen coach dus die vanaf de zijlijn aanmoedigt." In
Onderwijskrant en binnen onze O-ZON-campagne van 2007, betreuren we al lang dat de klassieke interactie en
conversatie leerkracht/leerling onder druk kwam te staan door de onophoudelijke
stroom van modieuze onderwijsvisies als het steeds minder beklemtonen van de
interactie leerkracht-leerling en van de gestructureerde (vak)disciplines.
3.3 Haaks op visie van vroegere pedagogisch
coördinator Jan Saveyn
De vroegere
pedagogisch coördinator van de katholieke onderwijskoepel, Jan Saveyn,
vertolkte een andere visie dan deze van de huidige pedagogische verantwoordelijken
van zijn koepel. Hij poneerde in 2007 in
een bijdrage over het kennisdebat: Men kan kritische
vragen stellen bij de hoge verwachtingen van het zelfontdekkend leren en het
zelfstandig leren van leerlingen. Of bij het vele heil dat men verwacht van leren
van elkaar, en daarmee verbonden het minimaliseren van het effect van
expliciete sturing door de leerkracht. Sommigen gaan in die zin, onder de vlag
van Het Nieuwe Leren, al dergelijke eenzijdigheden propageren. ... De
onverwacht sterke belangstelling van veel onderwijsmensen voor het zogenaamde
kennisdebat (uitgelokt door Onderwijskrant) willen we als een kans beschouwen
om de aandacht meer en weer te richten op de kerntaak van het onderwijs: ervoor
zorgen dat de leerlingen de dingen die goed voor ze zijn op de meest
doeltreffende wijze in hun school verwerven. Ook de pedagogische
begeleidingsdiensten zullen zich kritisch moeten afvragen of ze voldoende
aandacht blijven hebben voor de onderwijsinhoudelijke opdracht van de school.
Jammer genoeg zijn de belangrijkste opvolgers
van Saveyn binnen de koepel mensen die geen ervaring hebben met de klaspraktijk
en die een sterk verschillende visie propageren.
4 Ontwikkelingsdoelen
zonder resultaatsverbintenis. Aantasting van gemeenschappelijke
basisvorming, samen optrekken in klas en gelijkheidsprincipe?
4.1 Kritiek op ontwikkelingsdoelen en doorbreken
van gemeenschappelijke basisvorming en samen optrekken
De COC-vakbond weigerde het VLOR-advies te ondertekenen. Eén van de
COC-kritieken slaat op het feit dat de VLOR voorstelt om de term eindtermen
te vervangen door een soort ontwikkelingsdoelen zonder resultaatsverbintenis.
De COC-maakt zich ook terecht zorgen omdat de VLOR lijkt aan te dringen op
differentiatie van de eindtermen/ontwikkelingsdoelen naargelang van de
leerlingenpopulatie.
We merken dat de katholieke onderwijskoepel
eveneens aanstuurt op ontwikkelingsdoelen en zelfs stelt dat er gezien de
diversiteit van de leerlingen geen klassieke leerplannen meer gemaakt kunnen
worden - met per leeftijdsgroep de leerinhouden waarmee alle leerlingen
geconfronteerd worden. Het willen
doorbreken van het principe van het samen optrekken is mede een gevolg van het
feit dat als gevolg van het M-decreet steeds meer leerlingen toegelaten worden
die het grootste deel van de lessen niet kunnen volgen. Dit alles brengt de
gemeenschappelijke basisvorming en het gemeenschappelijk kunnen optrekken in
klas in gevaar. Het zou ook tot meer willekeur en verschillen tussen
leerkrachten en scholen leiden.
De COC stelt: De term ontwikkelingsgerichtheid dreigt nog twee andere invullingen te
krijgen, namelijk: (1) ontwikkelingsgerichtheid als het verlaten van de
resultaatsverbintenis en dus aansturend op het statuut van (slechts) na te
streven ontwikkelingsdoelen (i.p.v. te bereiken eindtermen). (2) ontwikkelingsgerichtheid als aansturend op
gedifferentieerde basisvorming volgens het
profiel van de leerlingen. In die zin schrijft de VLOR: het is de
moeite waard om in het komende beleidsproces te onderzoeken of alle kerndoelen
eenzelfde statuut kunnen krijgen. Dit betekent het opheffen van het onderscheid
tussen de inspanningsverplichting en de resultaatsverbintenis? (p. 17)
Onze bezwaren
zijn dezelfde als deze van de COC -vakbond: COC
vindt het vanzelfsprekend dat einddoelen op één of andere wijze verbonden zijn
aan een bepaald beheersingsniveau en dat het dus niet enkel kan gaan om een
inspanningsverplichting en om gedifferentieerde basisvorming (naargelang
van de specifieke behoeften/vragen van de leerlingen). Alle leerlingen hebben recht op
een brede basisvorming, ook al wil dit
niet zeggen dat elke leerling aan het einde van het secundair onderwijs
hetzelfde beheersingsniveau voor wiskunde moet behalen. ... In het secundair
onderwijs kan wel binnen het specifieke gedeelte van de vorming differentiatie worden aangebracht.
De VLOR blijft in
zijn oriënterend advies zeer onduidelijk over het statuut dat men aan de
toekomstige einddoelen wil toekennen. Er wordt terecht gewezen op het feit dat
de ingewikkelde juridische architectuur van de huidige einddoelenset, die
bestaat uit te bereiken eindtermen enerzijds en na te streven
ontwikkelingsdoelen anderzijds, wellicht vereenvoudigd kan worden. We merken
bovendien dat de VLOR al een bepaalde richting lijkt te suggereren waar hij
stelt dat kerndoelen, doelen zijn die de overheid noodzakelijk en bereikbaar
acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie (definitie p. 27) en dat moet nagedacht worden over het eventueel
opheffen van het onderscheid tussen de inspanningsverplichting en de
resultaatsverbintenis? (p. 17)
De einddoelen
moeten blijven fungeren als inhoudelijke maat van onderwijskwaliteit. Dat wil
zeggen dat de overheid alleen kan garanderen dat om het even welke school een
brede algemene vorming voor elke leerling als minimaal referentiekader
hanteert, indien ze ook kan nagaan of scholen die doelen bereiken. Dit is voor
COC een essentieel en dus onmisbaar element van onderwijsgelijkheid.
4.2 Basisaanbod & -doelen waarmee alle leerlingen
geconfronteerd worden
Ook wij menen dat er niet mag geraakt worden
aan de basisprincipe van de gemeenschappelijke basisvorming en van het samen
optrekken in klas. We betreuren ten zeerste de stelling dat er geen klassieke
leerplannen meer kunnen opgesteld worden met leerstofpunten voor een bepaalde
leeftijdsgroep omwille van de diversiteit van de leerlingenpopulatie.
We geven wel toe
dat het niet gemakkelijk is om alle soorten doelen met één term - en meer bepaald met eindterm
- te benoemen. In de klassieke
leerplannen ging het om leerinhouden/leerdoelen waarmee alle leerlingen geconfronteerd moeten worden. De naam eindterm die
20 jaar geleden werd ingevoerd, wordt echter
geassocieerd met minimale doelen die
bijna elke leerling moet kunnen bereiken. In ons themanummer van 1993 over de
eindtermen hebben we de benaming eindterm en de beperking tot minimale eindtermen al
bekritiseerd maar omwille van totaal andere redenen dan deze in het
VLOR-advies.
Minimale eindtermen
met resultaatsverbintenis voor alle leerlingen, leidden/leiden al vlug tot het
schrappen van leerdoelen die zwakkere leerlingen niet of slechts partieel kunnen bereiken. Zo lezen we in het
VLOR-advies dat de eindtermen en
leerinhouden beperkt moeten worden omdat uit de einddoelen-evaluatie bleek dat
10% of 15% van de leerlingen bepaalde leerdoelen niet echt of op een voldoende
niveau bereikten Ook zwakkere leerlingen
die bepaalde doelen maar deels bereiken, kunnen
er o.i. toch nog baat hebben dat ze in het lager onderwijs b.v. geconfronteerd
worden met breukrekenen, lijdend en meewerkend voorwerp, ... . Het kennen van
de regel voor breukrekenen zonder inzicht in de regel is op zich al belangrijk.
Die partiële kennis kan in het secundair vaak nog bijgewerkt worden; ze is op
zich ook voor later belangrijk - al was
het maar om enigszins te weten waarover
het gaat als de eigen kinderen later met zon leerstof geconfronteerd worden...
We verkiezen dus
een algemene term in de zin van aanbod-doelen of -leerstof, een aanbod waarmee
alle leerlingen geconfronteerd moeten worden. We moeten duidelijk formuleren wat we de
leerlingen moeten aanbieden. Basisdoelen
kunnen nooit zo geformuleerd worden dat ze door alle leerlingen volledig
bereikt kunnen worden. Bij de meeste
cognitieve en motorische basisdoelen
gaan we er wel vanuit dat de meeste leerlingen die grotendeels kunnen bereiken
en dat we dat ook kunnen toetsen. Dit zijn basisdoelen die verbonden kunnen
worden met een resultaatsverbintenis. Zo
kunnen we uit de centrale toetsen van vroeger afleiden dat veruit de meeste
12-jarigen het basisrekenen, de
grammaticale begrippen lijdend en meewerkend voorwerp kenden, enz. Een beperkt
deel had die basisdoelen niet of maar deels verworven.
Bij
andere basis- of aanboddoelen - b.v. leren leren, confrontatie met
literatuur, sociaal-affectieve doelen
... is leerwinst hier vooreerst moeilijk te controleren. We
weten b.v. niet precies hoe de leerlingen b.v. de confrontatie met
literaire teksten zullen verwerken. We
kunnen die doelen van het literatuuronderwijs wel in aanbodtermen formuleren.
Zo moeten leerlingen in de hogere cyclus s.o. in veel landen een aantal boeken
per jaar gelezen hebben. Jammer genoeg is dit laatste als confrontatiedoel uit
het leerplan van 1998 verdwenen. Attitudes kunnen we ook moeilijk opleggen en
evalueren - en attitudes zijn vaak ook meer het gevolg van invloeden buiten de
school.
5 Ontstoffing leerplannen i.p.v. herwaardering
klassieke basiskennis en -vaardigheden
5.1 Pleidooien voor ontstoffing, minder basiskennis-
en vaardigheden
De voorbije jaren drongen praktijkmensen (leraren, docenten en professoren)
en heel wat onderwijsexperts aan op een herwaardering van basiskennis en
vaardigheden. Dit bleek ook uit de massale instemming met de O-ZON-campagne van
2007 en uit tal van enquêtes.
In de meeste standpunten van
onderwijskopstukken wordt echter steevast aangedrongen op een ontstoffing van
de eindtermen en van de leerhouden, of op een soort raamleerplannen met
brede ontwikkelingsvelden i.p.v.
vakken. Dit alles betekent ook dat de klassieke band tussen de leerplannen en
de vakdisciplines in sterke mate doorbroken wordt en dat het belang van de
klassieke basiskennis en vaardigheden
in sterke mate gerelativeerd wordt. Merkwaardig genoeg drong niemand aan op de
herwaardering van de klassieke basiskennis en vaardigheden. Het leerplanconcept van de Guimardstraat stelt
ook uitdrukkelijk als uitgangspunt dat het
nieuwe leerplanconcept de gangbare indeling op basis van leergebieden verlaat.
... De hoeveelheid en verscheidenheid
van leerplannen maken leerkrachten ook sneller afhankelijk van handleidingen.
In de reactie op het pleidooien pro
ontstoffing e.d. schreven we: We vrezen dat als de nieuwe eindtermen en
leerplannen zo opgesteld worden, dit tot de verdere uitholling van de
leerinhouden en de basiskennis zal leiden en tot niveaudaling en ontscholing.
We moeten ook dringend weerwerk bieden tegen analoge oproepen vanuit
onderwijskoepels, pedagogen als Martin Valcke e.d. om de eindtermen en
leerplannen in sterke mate los te maken van de vakdisciplines en om al
uitgeklede eindtermen en leerplannen verder te ontstoffen . De operatie
eindtermen/leerplannen van de jaren 1990 leidde jammer genoeg al tot
ontstoffing, tot een reductie en uitholling van de basiskennis en
basisvaardigheden in de leerplannen voor de taalvakken, de inhouden van de
zaakvakken in het lager onderwijs, het leerplan wiskunde voor de eerste graad
s.o. ....
5.2 Valse argumenten voor ontstoffing/ontscholing
In het
VLOR-advies vinden we een aantal argumenten pro ontstoffing die de vertegenwoordigers
van de onderwijskoepels e.a. formuleerden
voor het reduceren van de eindtermen en leerinhouden. De
COC-vakbond heeft terecht veel moeite
met de argumenten pro ontstoffing. COC schrijft: Het
oriënterend VLOR-advies ziet in de
spanning tussen voorgeschreven competentieniveaus en reële competenties
belangrijke redenen om het bestaande kader voor einddoelen te evalueren en te
herdenken. (p. 8) Ter onderbouwing hiervoor verwijst het advies onder meer
naar de Vlaamse peilingen over het behalen van eindtermen. Daaruit blijkt dat
tussen de 10% en 15% van de leerlingenpopulatie de huidige eindtermen niet
haalt. Uiteraard betwist COC deze resultaten niet. Wat we echter niet kunnen
onderschrijven is de conclusie die het oriënterend Vlor-advies op basis van
wetenschappelijk onderzoek suggereert. De resultaten van PISA / PIAAC / Vlaamse
peilingen zouden aantonen dat het voorgeschreven beheersingsniveau van de
huidige eindtermen te hoog is. De einddoelen, zo lezen we, gaan te veel uit
van een ideaalbeeld van de lerende.
Dit gaat volgens
COC en volgens ons erg kort door de bocht en getuigt van een onzorgvuldig
gebruik en zelfs tot moedwillig
verdraaien van onderzoeksresultaten. COC
schrijft: Er zijn immers ook andere
oorzaken denkbaar die aan de basis liggen van de beperkte competentieniveaus
van bepaalde leerlingen. Voor het
vak wiskunde viel de eindtermenevaluatie
bij 12-jarigen overwegend positief
uit. Voor de TIMSS-wiskunde 2003,
en 2012 voor 10-jarigen (4de leerjaar) behaalde Vlaanderen al sinds
1995 een Europese topscore. De zwakkere prestaties voor de eindtermenevaluatie
wiskunde in het secundair onderwijs zijn
vooral een gevolg van de niveauverlagende eindtermen en leerplannen voor
de eerste graad en van de propaganda in
de leerplannen voor de constructivistische aanpak à la Freudenthal
Instituut. Uit de PISA-resultaten
wiskunde-2012 bleek overigens eens te meer dat ook onze zwakkere leerlingen
voor b.v. wiskunde gemiddeld nog een
heel stuk beter scoren dan in andere landen. De peilingsproeven Frans eind lager onderwijs vielen tegen, maar dat
hadden we al in 1993 voorspeld. Dit is vooral een gevolg van de verlaging van de eisen in de eindtermen en
leerplannen. Indien we de eisen verder
verlagen, dan zal het peil nog verder dalen.
5.3 Vaak nood aan
her-stoffing, herwaardering klassieke basiskennis en -vaardigheden
We gaan niet akkoord met de stelling van beleidsverantwoordelijken dat de
eindtermen/leerplannen in sterke mate ontstoft moeten worden. Vaak is het tegendeel het geval. In onze
O-ZON-campagne van 2007 toonden we o.a.
aan dat een aantal leerplannen tot ontscholing, tot uitholling van de
leerinhouden en tot een niveaudaling hadden geleid. Zo besteedden we de
voorbije 20 jaar veel aandacht aan de uitholling van de taalleerplannnen. De
O-ZON-campagne van 2007 leidde tot een breed debat en uit een aantal enquêtes
bij leraren, docenten en professoren bleek dat de overgrote meerderheid akkoord
ging met de stellingen van O-ZON. De kritiek op de
uitholling van de (taal)vakken werd ook bevestigd in het Taalpeilonderzoek 2007 van
de
Nederlandse Taalunie. Honderden leraren, leerlingen en volwassenen bevragen naar hun mening over
het vak Nederlands.
Jammer genoeg kreeg zon kritische analyse van de eindtermen en leerplannen geen
aandacht in de publicaties over de
eindtermen/leerplannen van het voorbije jaar. Men zou nochtans moeten
vertrekken van een grondige analyse van de wijze waarop die operatie 20 jaar
geleden verlopen is en van de kritiek op de eindtermen/leerplannen. In een afzonderlijke bijdrage tonen we aan dat
er meer nood is aan herstoffing van een aantal leerplannen en aan her-scholing,
dan aan ontstoffing en ont-scholing.
In zijn bijdrage Vaardig omgaan met kennis in het themanummer van
Nova et Vetera (september 2007) verdedigde DVO-directeur Roger Standaert nog
steeds de ontscholende opstelling van de DVO. Toch liet
hij naar het einde van zijn bijdrage toe merken dat men niet zomaar kon voorbijgaan
aan de kritiek van Onderwijskrant/O-ZON en van de leerkrachten. Standaert gaf plots toe dat er toch een grond van waarheid zit in de kritiek op het al te opzichtig aanwezig zijn van leren leren, zoekvaardigheden.
Het overbrengen van kennis is niet meer in en daardoor genereert ons onderwijs
een nieuwe generatie cultuurbarbaren die met hun vaardigheden van leren leren
en googelen, hun omgeving en hun leefwereld niet meer kennen. Daardoor missen
ze de fundamenten om met de medemens te communiceren. Het aanbrengen van kennis
wordt vervangen door een nieuw type van leraar dat zich als zogenaamde coach
opstelt en het initiatief zoveel mogelijk aan de leerder laat. De leraar-coach is
de tuinman, die de bloemen niet meer plant, maar ze alleen nog maar water en
meststoffen geeft. Daardoor ontstaat het risico dat in plaats van mooie
bloemen, allerlei onkruid welig gaat tieren. Er zit zeker een grond van
waarheid i
|