Nieuw leerplanconcept katholieke onderwijskoepel: een
ware ramp! Weg met klassieke leerplannen en methodes/leerboeken, weg met degelijk wiskundeonderwijs e.d.
Beperkte en vage raamleerplannen,
geen klassieke leerplannen en leerboeken meer, maar wel elke dag schoolwerkplannen, brede
ontwikkelingsvelden i.p.v. vakken/leergebieden, uitholling wiskundeonderwijs
e.d.
1 Nieuw leerplanconcept wil onderwijs doen kantelen
In een ander
bijdrage wezen we erop dat de katholieke onderwijskoepel in zijn nieuw
leerplanconcept kiest voor een ontwikkelingsgerichte, constructivistische
aanpak van het leerproces met het accent op de actieve leerling die zijn eigen
kennis construeert en verantwoordelijk is voor het eigen leerproces en op het inspelen op de gedifferentieerde ontwikkelingsbehoeften van
elk kind ... Het wil in dit verband ook de
filosofie van het ontwikkelingsplan van het kleuteronderwijs doortrekken
naar de hogere klassen.
Die optie heeft
verstrekkende gevolgen. Het betekent ook dat
resoluut afgestapt wordt van de
klassieke leerplannen en methodes/leerboeken.
Men wil en kan naar eigen zeggen vanuit die visie (geen gesneden brood
meer geven) en dit mede omdat volgens de koepel de schoolpopulatie
in een klas te divers geworden is om nog
te kunnen werken met leeftijdsgebonden leerplannen en methodes, met leerinhouden die voor al de leerlingen
dezelfde zijn.
Vanuit de
nieuwe leren- visie zijn de klassieke basiskennis en basisvaardigheden
en de ermee verbonden vakdisciplines ,
leerplannen en leerboeken, niet belangrijk en wenselijk meer. Het feit dat men geen klassieke
leerplannen meer wil, hangt dus ook samen met het feit dat men de
leerinhouden in sterke mate wil losmaken van de klassieke vakdisciplines en
voortaan wil werken met brede ontwikkelingsvelden i.p.v.
vakken/leerdomeinen. En als de
leerplannen geen duidelijke opsomming van de leerstofpunten meer bevatten per
leeftijdsgroep, dan kunnen de uitgevers van schoolboeken uiteraard ook geen
(klassieke) methodes per leerjaar meer ontwerpen. Niet enkel de klassieke
leerplannen, maar ook de methodes/leerboeken moeten verdwijnen.
De bekende Duitse
socioloog Niklas Luhmann stelde terecht dat het afstand nemen van de vakdisciplines en leerplannen samengaat met pedagogische hypes als zelfsturing, leren leren, de leraar
als coach on the side ... Dat is ook het geval in het nieuwe leerplanconcept. Luhman betreurde dat het Bildungsmodel, de
klassieke interactie leerling/leerling, in onbruik dreigde te geraken door een
onophoudelijke stroom van onderwijshervormingen als het steeds minder
beklemtonen van de interactie leerkracht-leerling en van de gestructureerde
(vak)disciplines
. (Das Erziehungssystem
der Gesellschaft, Frankfurt am Mein, Suhrkamp, 2002).
Vanuit de
zgn. ontwikkelingsgerichte visie die ook wil inspelen op de gedifferentieerde
ontwikkelingsbehoeften- en leernoden van de klasgenoten, wil men voortaan ook zoals in het kleuteronderwijs werken met na te streven ontwikkelingsdoelen
i.p.v. met eind-termen met resultaatsverbintenis. Dit is ook een voorstel in
het VLOR-advies. (De nefaste gevolgen van het nastreven van zon differentiatie
van de leerdoelen en leerinhouden met inbegrip van individuele leertrajecten
-mede in het kader van het M-decreet, zullen we in een andere bijdrage bespreken.)
Als argument
voor het afschaffen van de klassieke leerplannen en methodes wordt ook geschermd met het eigenaarschap over het
leerproces van de leraars en de scholen. Door de uitgebreide leerstofbeschrijving en
door de methodes zouden de leerkrachten te slaafs de leerplannen en de methodes
moeten volgen. Merkwaardig is wel dat de koepel enerzijds opteert voor meer
leerinhoudelijke autonomie voor de scholen, maar anderzijds niet schroomt om
vanuit de top een (modieuze) pedagogische aanpak op te leggen, en zomaar
besliste de klassieke leerplannnen en
methodes af te schaffen. De praktijkmensen die het werken met vakdisciplinaire
leerplannen uiterst belangrijk binden,
begrijpen geenszins dat de koepelverantwoordelijken zowel de klassieke leerplannen als de klassieke
methodes willen opdoeken. Het gaat hier
precies om belangrijke fundamenten van degelijk onderwijs. Die bezorgdheid
bleek ook uit kritische vragen van
vertegenwoordigers van directeurs op de DCBAO-vergadering van 17 juni 2015. Een bezorgde directeur stelde de vraag: Is er
dan vanuit het leerplanconcept geen
ruimte meer voor methodes? Daarmee werken de leerkrachten toch wel vlot. Een
andere : Uitgeverijen spelen toch wel
een belangrijke rol bij de vormgeving en de praktische toepassing van de
leerplannen.
Leerplanverantwoordelijke Ria De Sadeleer antwoordde: Gesneden brood kan en zal het
nieuwe leerplan echt niet geven.
Daarvoor is de schoolpopulatie te divers geworden. We moeten verder evolueren
van (leer)methodes naar databanken met inspiratiebronnen. Wat wij van de uitgeverijen verwachten is
anders dan in het verleden. Wij verwachten van de uitgevers dat zij enkel
inspiratiemateriaal aanmaken dat gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan
de cultuurgebonden ontwikkelingsvelden. Wij verwachten dat zij een
toegankelijke tool ontwikkelen die kan aangesloten worden op de centrale root
die ontwikkeld wordt door het huis (de koepel) en die gratis ter beschikking
wordt gesteld aan al onze scholen. Hun deel kan betalend zijn. Maar onze
scholen moeten steeds de vrije keuze hebben en er kan geen sprake zijn van
koppelverkoop. Op dit moment is het antwoord van de uitgeverijen nog niet
voldoende wat het VVKBaO betreft. Op dit moment is het zeer stil! Het is o.i. duidelijk dat de uitgevers van
schoolboeken en ook de koepelmensen niet weten wat het uitgeven van
inspiratiemateriaal concreet zou
betekenen. Dit zou voor die uitgevers
ook financieel niet aantrekkelijk en haalbaar zijn.
De meeste
praktijkmensen zijn er rotsvast van
overtuigd dat ook in het lager onderwijs de klassieke leerplannen het meest houvast bieden om de leerinhouden
te kiezen en te structureren. Het feit dat het
nieuwe leerplanconcept de gangbare indeling op basis van leergebieden verlaat
lijkt ons ook heel nefast. Het is bekend dat 20 jaar geleden ook al een aantal
mensen stelden dat het werken met leerplannen en methodes overbodig en zelfs
nefast was. Zo beweerden DVO-directeur Roger
Standaert en CO rond 1995 dat de
leerkrachten en de scholen voldoende houvast hadden aan de eindtermen. Jan
Saveyn, pedagogisch coördinator katholiek onderwijs, repliceerde terecht
dat de leerkrachten aan eindtermen al te
weinig steun hadden om uit te maken welke leerinhouden in elk leerjaar
aangeboden moesten worden.
De huidige
opvolgers van Saveyn vinden de klassieke
leerplannen echter niet langer waardevol en doeken ze zelfs op. In een recente
bijdrage over de contouren voor het nieuwe leerplan wiskunde, blijkt dat ze
tegelijk een totaal ander soort en eenzijdig wiskundeonderwijs willen. In december j.l. publiceerde de koepel een bijdrage met de contouren voor een nieuw
leerplan wiskunde, waarin ons (degelijk)
wiskunde-onderwijs (lagere school)
zomaar als weinig zinvol en geestdodend
bestempeld wordt. De koepel opteert voor een ander soort wiskundeonderwijs - naar het model van de realistische/constructivistische
visie van het Freudenthal Instituut , dat in Nederland leidde tot een sterke
niveaudaling en er een ware wiskundeoorlog uitlokte. We vermoeden dat de koepel
ook voor de taalvakken zal kiezen voor
de eenzijdige aanpak van het zgn. communicatieve en taakgerichte
taalonderwijs. En wat wordt het voor de zgn. zaakvakken?
Als
mede-ontwerper van het leerplan wiskunde lager onderwijs deden we twintig jaar
geleden nog ons uiterste best om per graad/ leerjaar de leerinhoud heel precies
en extensief te omschrijven. We bestudeerden hierbij de vakdiscipline wiskunde
zoals ze gestalte kreeg in de leerplannen en methodes van de 20ste
eeuw. We opteerden in de lijn van onze
sterke wiskunde-traditie voor een optimalisering van de vele waardevolle
inhouden en voor het behoud van een veelzijdige methodische aanpak. We namen
afstand van het modieuze realistische/constructivistisch wiskundeonderwijs dat
al te weinig respect toont voor de (klassieke) basiskennis en basisvaardigheden
en al te veel heil verwacht van de leerling die zijn wiskundekennis zelf
construeert/herontdekt. . De leerkrachten en de ontwerpers van
wiskunde-methodes hadden veel houvast aan dit leerplan. Dit verklaart ook hun grote tevredenheid. Volgens de eindtermenevaluatie, TIMSS &
PISA behaalden onze leerlingen ook goede resultaten. Maar in school + visie
van december j.l. wordt beweerd dat ons wiskundeonderwijs helemaal niet deugt.
De vroegere
pedagogisch coördinator van de koepel Jan
Saveyn prees achteraf het leerplan
wiskunde omwille van de keuze voor het evenwichtig
inhoudelijk aanbod en voor de eclectistsche methodiek, en dus niet voor de
eenzijdige visie van het
Freudenthal-Instituut (zie ook punt 4). Niet enkel
de klassieke leerplannen en
methodes die een eeuw lang hun
deugdelijkheid bewezen hebben, maar ook ons degelijk wiskundeonderwijs, .... zouden nu plots totaal voorbijgestreefd zijn.
In punt 4 tonen we verder aan dat de visie van de huidige
leerplanverantwoordelijken (Machteld
Verhelst, Ria De Saedeleer ...) in sterke mate afwijkt van deze van de vroegere
pedagogisch coördinator Jan Saveyn.
2 Belang van
klassieke leerplannen, vakdisciplines en methodes
Moeten we de
klassieke leerplannen samen de indeling
van het curriculum op basis van leergebieden/vakdisciplines ... verlaten zoals de Guimardstraatkoepel , Raymonda
Verdyck (hoofd GO!) en vele anderen de voorbije maanden poneerden? Prof. Hans Van Crombrugge stelde in
2007 nog eens expliciet: Het
onderwijs heeft als eerste en laatste
bestaansreden het richten van de aandacht naar de werkelijkheid. De
vakdisciplines - grepen uit de beproefde cultuur - spelen hierbij een
belangrijke rol. Elk vak heeft zijn eigen geletterdheid die neergelegd moet
worden in de eigen canon en in de
erbij aanluitende leerplannen. (O-ZON-symposium van 5 mei
2007 in de Blandijnberg).
De Duitse socioloog
Niklas Luhmann drukte het zo uit: "In
onderwijscontexten worden schakelingen van opeenvolgend te induceren vormen van
weten of kunnen gecondenseerd in curricula, in (vak)disciplines.Vakdisciplines
als condensaties en ordeningen van weten en kunnen, vormen een essentieel
kenmerk van degelijk onderwijs. (Das Erziehungssystem der
Gesellschaft, Frankfurt am Mein, Suhrkamp, 2002).
Het traditioneel werken met leerplannen en leerboeken die aansluiten bij
de vakdisciplines is vooreerst vanuit
didactisch en pragmatisch standpunt heel belangrijk. Leerkrachten en lerarenteams
beschikken vooreerst niet over de tijd en de deskundigheid om uit te zoeken
welke leerinhouden voor al die vakken belangrijk zijn, in welke volgorde en voor welk leerjaar. Leerkrachten moeten hun tijd en aandacht vooral investeren in het
voorbereiden van de lessen en tijdens de les aan de interactie met - en
reacties van - de leerling. Hierbij moeten ze zich kunnen oriënteren aan duidelijke leerplannen
en hierbij aansluitend aan methodes/handleidingen. Het is voor een leraar niet mogelijk om als leraar alles zelf uit te
zoeken. Elke leerkracht moet precies weten welke zijn aandeel is in de
ontwikkeling, welke leerstof al in de vorige jaren werd verworven en wat de
leraar van het volgende leerjaar van hem verwacht. Leerplannen zorgen ook voor
continuïteit als een leerling midden of op het einde van een schooljaar van
school verandert.
Er is een ook nog
een belangrijkere reden voor het behoud van de klassieke leerplannen. Leerkrachten
en scholen moeten zich kunnen beroepen
op het gezag van de vakdisciplines en de erbij aansluitende leerplannen. Leerkrachten
kunnen moeilijk onderwijzen en gezag
verwerven zonder de verantwoording vanuit de referentieleerplannen en de erbij horende
vakdisciplines.. De Franse
prof. Alain Beitone drukt e het onlangs zo uit: : Il ne peut pas sautoriser de
lui-même. il peut (et doit
souvent) dire à ses élèves vous pouvez me croire, ce nest pas moi qui le
dit. Il doit pouvoir se fonder sur
lautorité dune communauté savante ou dune communauté professionnelle qui
légitiment les savoirs quil enseigne. ... Disciplines scolaires et disciplines savantes (skhole.fr, november 2015). Of
zoals Hans Van Crombrugge het stelde
op het O-ZON-symposium: Elk vak heeft zijn eigen geletterdheid die neergelegd moet worden in de eigen
canon van het vak en het erbij aanluitend leerplan. Het is niet aan de
individuele leerkracht of leerling uit te maken wat belangrijk is
Van Crombrugge voegde er aan toe: In die context is het ook absurd
leerlingen te laten evalueren of wat aangeboden wordt in de les zinvol
of nuttig is. Vorming bestaat juist
uit het meenemen van de leerling naar een wereld die hij niet kent en waar hij
niet zal geraken als niemand hem meeneemt naar die wereld. Of de leerling
zich gelukkig voelt of niet, kan niet criterium zijn om al dan niet die reis te
ondernemen. Dergelijke frustratie is onvermijdelijk. Dit wil niet zeggen dat de
les per se saai moet zijn, dat ze per se nutteloos moet lijken, dat de
leerlingen gefrustreerd moeten worden.
De recente bijsturingen
van het onderwijs in Engeland stonden volledig in het teken van de herwaardering
van de vakdisciplines, de klassieke
leerinhouden en methodes. Het nieuw
curriculum voor het basisonderwijs verwijst er in sterke mate
naar de vakdisciplines: It is to the disciplines that the teacher
should turn for the content of instruction. De Engelse schooldirecteur Michael
Fordham poneerde: It is by immersing ourselves in prior traditions of which the
academic disciplines represent the best means available to use for studying the
natural and social world we share that we are able to enter into meaningful
conversations about those traditions and how they might be extended in the
future. Education in the academic disciplines is liberating in that it sets us
free. (Curriculum
Theory, Educational Traditionalism and the Academic Disciplines).
Volgens de Engelse beleidsmakers was het relatief lage
niveau van het Engels onderwijs mede het gevolg van het te weinig werken met
leerplannen en leermethodes. De uitgeverijen werden dus ook gestimuleerd om
hier veel energie in te investeren. Het
lagere niveau in Franstalig België wordt ook
deels in verband gebracht met het feit dat de scholen er financieel veel
minder in staat zijn om zich methodes/leerboeken aan te schaffen.
3 Elke dag schoolwerkplannen!?? Utopisch en
enorme taaklast
De koepel kiest voor beperkte raamleerplannen, maar die keuze gaat wel gepaard met het
promoten van het werken met een
uitgebreid schoolwerkplan .Het werken met
beperkte raamleerplannen en het
doorbreken van de koppeling aan de vakdisciplines en methodes hebben als
gevolg dat de school en de leerkrachten
dan veel meer zelf onderling moeten afspreken en moeten invullen. In de bijdrage Elke dag schoolwerkplannen
in school+ visie van december j.l.
pleiten leerplanverantwoordelijke Ria De
Saedeleer en Ludo Guelinx ervoor dat
elke school een specifiek en uitgebreid
schoolwerkplan zou opstellen. Dat zou inderdaad voor de leerkrachten
betekenen: Elke dag schoolwerkplannen en daar veel tijd en energie aan
besteden. Een sterke toename dus van de werk- en planlast.
De koepel-vrijgestelden schrijven: We willen schoolwerkplanning herwaarderen
als instrument voor de schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing ...Het
decreet op het basisonderwijs (1997) stelt dat elk schoolbestuur voor elk van
zijn scholen een schoolwerkplan moet opmaken. Dat betekent meteen dat geen twee
scholen hetzelfde schoolwerkplan kunnen voorleggen. Vanuit de praktijk
van het doordeweekse onderwijs en vanuit
slechte ervaringen met zon ambitieuze en onrealistische projecten binnen ons
Vernieuwd lager onderwijs van weleer en in Nederland, weten we dat dergelijke
schoolwerkplan-verwachtingen totaal utopisch zij n al te veel taak- en planlast
opleveren. De auteurs zouden moeten
beseffen dat de scholen die decreet-opdracht steeds minimalistisch hebben
ingevuld omdat die ambities niet realistisch waren. De auteurs beseffen wel dat de huidige schoolwerkplannen niet uitgebreid
zijn en veelal pas bij een nakende
doorlichting wat gereanimeerd worden, maar trekken daar de verkeerde
conclusie uit.
4 Vage en oeverloze ontwikkelingsvelden én te veel aandacht voor persoonsvorming
Het leerplanconcept van de Guimardstraat stelt ook uitdrukkelijk als uitgangspunt dat het nieuwe leerplanconcept de gangbare indeling op basis van leergebieden verlaat De koepel wil een indeling van het curriculum basisonderwijs in 9 zgn. ontwikkelingsvelden. Het zou dan voor het lager onderwijs gaan om ontwikkelingsvelden als Ontwikkeling van de oriëntatie op de wereld , muzische ontwikkeling, socio-emotionele ontwikkeling, taalontwikkeling, mediakundige ontwikkeling, wiskundige ontwikkeling ... Die ontwikkelingsvelden lopen telkens door van het kleuteronderwijs tot en met het eind van het lager onderwijs. De katholieke koepel stuurt aan op een ontstoffing en reductie van het curriculum en op een beperking van de leerdoelen. We begrijpen dan ook niet dat niet minder dan 3 van de 9 ontwikkelingsvelden aan persoonsontwikkeling besteedt wordt en ook verwacht dat daar veel lessen aan besteed worden: socio-emotionele ontwikkeling, ontwikkeling van een intern kompas en ontwikkeling van autonomie. In de eindtermen en in het curriculum van 1998 was er al een sociaal-emotioneel leerdomein opgenomen; maar nu is men blijkbaar van plan om dit domein nog sterk en vrij ambitieus uit te breiden. In een aparte bijdrage gaan we verder in op de overdreven aandacht voor de zgn. persoonsgebonden ontwikkeling en op de drie ontwikkelingsvelden (leerplannen) die daarvoor opgesteld zullen worden.
De drie persoonsgebonden ontwikkelingsvelden slaan op de zgn. persoonsgebonden ontwikkeling , op sociaal-emotionele zaken. Het gaat om zaken die nog niet opgenomen waren in de klassieke leerplannen van vóór 1998 en in veel landen b.v. Nederland ook nog niet opgenomen zijn in het curriculum. Dit betekent niet dat vroeger of in Nederland sociale ontwikkeling en waarden niet gestimuleerd werden in het onderwijs. Zaken als doorzettingsvermogen, respect en beleefdheid, solidariteit, geduld oefenen, verdiend welbevinden ... werden wellicht nog meer gestimuleerd dan op vandaag, maar dan via het zgn. verborgen curriculum.
De ontwikkelingsvelden worden vrij vaag en vaak ook oeverloos omschreven en hierbij maakt men veelal geen onderscheid tussen hetgeen de leerlingen informeel en buiten de klas leren en wat expliciet in klas aan bod moet komen. Zo wordt het ontwikkelingsveld Ontwikkeling van de oriëntatie op de wereld heel vaag, oeverloos en idealistisch omschreven als: Ik ben nieuwsgierig naar de wereld waarin ik leef. Ik verwerf inzicht in mijn omgeving en in de wereld in al zijn dimensies. Een verwijzing naar de klassieke zaakvakken is volledig zoek en aan een cursorische en benadering van geschiedenis, aardrijskunde en natuurkennis in de hogere leerjaren zoals in de meeste landen het geval is, wordt blijkbaar geenszins gedacht. De voorbije jaren bleek nochtans dat we voor natuurkennis zowel voor de eindtermenevaluatie als TIMSS vrij zwak scoorden, en duidelijk veel zwakker dan in de tijd dat we ook nog het vak natuurkennis cursorisch en systematisch aanboden in de derde graad lager onderwijs. Hetzelfde geldt overigens voor geschiedenis en aardrijkskunde. mmm
5 Nieuw
leerplanconcept haaks op visie vroegere pedagogisch coördinator &
praktijkmensen; uitholling van leerplannen wiskunde, taal ...
5.1 Visie vroegere pedagogisch-coördinator Saveyn:
haaks op nieuw leerplanconcept en eenzijdige didactische aanpak van zijn
opvolgers
De vroegere
pedagogisch coördinator van de koepel, Jan Saveyn, voelde zich 20 jaar geleden niet geroepen om een nieuw en eenzijdig
onderwijsconcept voorop te stellen; en evenmin om dit vanuit de koepel als norm op te leggen aan de medewerkers van
de nieuwe leerplannen. Saveyn vond de
klassieke leerplannen en methodes heel belangrijk en nam afstand van pleidooien
voor eenzijdige en modieuze pedagogische aanpakken, die nu door zijn opvolgers
volop gepropageerd en zelfs opgelegd worden.
In een bijdrage van 2007 prees Saveyn b.v. de visie in het leerplan
wiskunde waarin Raf Feys en CO
kozen voor evenwicht in het inhoudelijk
aanbod en voor eclectisme, en dus niet voor het
eenzijdige, wiskundeonderwijs van het
Freudenthal-Instituut (Kennis en
vaardigheden Pedagogische Periodiek, 07.04.07) . Het leerplan wiskundeonderwijs
geniet ook veel waardering bij de
praktijkmensen, maar blijkbaar niet bij de huidige opvolgers van Saveyn. Ons leerplan en de Vlaamse wiskundemethodes kregen ook veel waardering vanuit Nederland.
In dezelfde bijdrage stelde Jan Saveyn dat veel praktijkmensen
terecht met veel vragen zitten omtrent
de hervormingen binnen het vak Nederlands.
Saveyn betoogde dat de misnoegdheid vooral het gevolg was van
de invloed van de eenzijdige taalvisie van het Steunpunt NT2-Leuven. Het Steunpunt opteerde volgens Saveyn
voor radicaal vaardigheidsonderwijs. Woordenschatrijtjes, zinsontleding,
aanleren van grammaticale en spellingregels
waren uit den boze. De leerling
moest volgens de analytische
taalverwervingsmethode al doende leren vanuit globale taaltaken (brief
schrijven, telefoongesprek. ..) en zelfontdekkend hun eigen taal analyseren.
Vanuit de constructivistische leertheorie moesten de leerlingen enkel
geconfronteerd worden met realistische en uitdagende taaltaken. De leraar was
vooral coach van het leerproces. Saveyn concludeerde: Veel praktijkmensen nemen aanstoot aan de exclusieve keuze van NT2
Leuven voor inhouden vanuit een louter functioneel oogpunt, evenals aan de
stelling dat men onderwijsleerprocessen altijd aan realistische, authentieke
contexten moet zien te koppelen, aan het ontbreken van banden met de traditie
van het systematisch moedertaalonderwijs, aan het geen aandacht schenken aan de
verwachtingen van het secundair onderwijs ten aanzien van de basisschool
Saveyn waarschuwde ook voor
de invloed van de pedagogische hypes, van Petites religions. Hij schreef: Men kan bijvoorbeeld kritische vragen stellen bij de hoge
verwachtingen van het zelfontdekkend leren en het zelfstandig leren van
leerlingen, zeker als het zwakke leerlingen betreft. Of bij het vele
heil dat men verwacht van leren van elkaar, en daarmee verbonden het
minimaliseren van het effect van expliciete sturing door de leerkracht.
Sommigen gaan in die zin, onder de vlag van Het Nieuwe Leren, al
dergelijke eenzijdigheden propageren. ... Daarvoor is typisch dat de
zgn. Petites Religions algemene geldigheid claimen en dat ze meer absoluut
vooropstellen dan ze met resultaten kunnen aantonen. Het meest verontrustende
effect is nog dat de methode waarin
men gelooft een sluier legt over het geheel van de doelen. De vervaging van het onderscheid tussen middel en doel,
zorgt ervoor dat bepaalde elementen van het curriculum teveel of te weinig
aandacht krijgen. Dat verschijnsel is mede verantwoordelijk voor het in
stand houden van onproductieve tegenstellingen (als deze tussen kennis en vaardigheden) Het verhindert dat uit de dialectiek van het
doelendebat modellen groeien waar de leerkrachten in de praktijk iets aan
hebben (Nova et Vetera, september 2007).
Saveyn schreef verder: In de realiteit van
onderwijsleerprocessen is er dus vooral veel complementariteit van verschillende soorten leren en
verschillende soorten doelen. Het
praktijkverhaal is er een van en
en en niet van
of
of. Dat is ook zo voor de aanpak. Die is én sturend én
zelfsturend, met meer of minder leerlingeninitiatief, soms uitgaande van een
complexe, realistische taakstelling, soms gedurende een korte of lange tijd bij
een cursorisch traject aanleunend
altijd afhankelijk van het doelenpakket dat
op een bepaald moment aan de orde is, en van de wijze waarop de leerlingen
leren.
Dat is ook de visie die ik zelf formuleerde in het leerplan wiskunde. In het hoofdstuk 7
over de methodiek schreven we: De brede
waaier van doelstellingen vereist een groot scala van didactische scenarios.
De leerinhoud en de concrete doelstelling die aan de orde is, speelt daarbij
ook een rol. Denk maar aan het verschil in aanpak bij het verwerven van inzicht
in de tafels van vermenigvuldiging en bij het automatiseren ervan. ... Bij
sommige leerprocessen treden leerkrachten ondersteunend op, bij andere sturend.
... Een leerkracht kan op
verschillende manieren het leerproces ondersteunen: uitleggen en demonstreren,
helpen, leergesprekken en reflectie ... In tegenstelling met andere leerplannen
zorgden we ervoor dat de uitdrukking de leerling construeert zelf zijn kennis
en de optie voor een eenzijdige constructivistische aanpak nergens voor kwam. Het
leerplan wiskunde kreeg geen kritiek vanwege de praktijkmensen en de
wiskundemethodes en klaspraktijk sluiten er goed bij aan. Veel leerkrachten
betreurden wel terecht dat de regel van 3 niet opgenomen was bij de
leerstofpunten. Ik slaagde er jammer genoeg niet in om de 3 andere ontwerpers
te overtuigen van de waarde van de regel van 3. Op het leerplan Nederlands kwam
wel veel kritiek en de taalmethodes wijken nogal sterk af van de taalfilosofie
in het leerplan.
We
merken dus dat het nieuwe leerplanconcept van de pedagogische (koepel)begeleiders Verhelst, De
Sadeleer, ... haaks staat op de visie
van de vorige pedagogisch coördinator Jan Saveyn.
De huidige pedagogisch
directeur Machteld Verhelst propageerde overigens destijds als medewerkster van het Leuvens
Taalsteunpunt de door Saveyn en de
praktijkmensen gecontesteerde taalvisie.
5.2 Uitholling van leerplannen wiskunde en
taalvakken, geen aandacht voor NT2 ...
Uit het
voorgaande bleek al dat de koepel niet enkel een pedagogische, eenzijdige pedagogische aanpak wil opleggen aan de
leerplanopstellers en aan de leerkrachten, maatr tegelijk uitpakt met visies
omtrent de invulling van het wiskundeonderwijs e.d. die tot een uitholling
zullen leiden. We gaan nu even in op een recente bijdrage van Sabine Jacobs (school+visie, december 2015) over het
toekomstig leerplan wiskunde waarin men wil komaf maken met de huidig wiskundeonderwijs.
We verwachten een zelfde eenzijdige benadering voor de taalvakken.
Sabine Jacobs
hangt vooreerst een karikatuur op van het wiskundeonderwijs uit heden en
verleden, en vervolgens propageert ze als verlossend alternatief een
ontwikkelingsgerichte, constructivistische
en situatiegebonden aanpak. Hierbij mag de leerling binnen een zgn. krachtige leeromgeving zoveel
mogelijk zelf zijn eigen kennis construeren, zijn eigen berekeningswijze voor
12-5, 82-27
uitdokteren - en dit steeds vanuit een alledaagse
probleemcontext. Probleemgericht of
situatiegebonden leren is een van de kenmerken van het constructivistische wiskundeonderwijs. Het leren dient telkens te worden ingebed in levensechte situaties
die representatief zijn voor de taken waarin de leerlingen achteraf hun kennen
en kunnen zullen moeten toepassen.
Jacobs pleit
voor een eenzijdige visie die aansluit
bij de realistische/constructivistische visie van het Nederlands Freudenthal
Instituut waarbij de leerling zoveel
mogelijk zijn eigen kennis moet construeren. Dit heeft in Nederland een echte
wiskundeoorlog uitgelokt en leidde volgens veel onderzoekers tot een sterke
niveaudaling. Een van de kritieken die we deelden met de Gentse prof. Leo Apostel luidde dat de
Freudenthalers al te weinig waarde hechten
aan wiskunde als vakdiscipline en cultuurvak. De Freudenthalers relativeerden
heel sterk de klassieke basiskennis
en -vaardigheden, het belang van de
wiskunde als vakdiscipline en daarbij aanluitend ook van het leerplan. Een
andere kritiek luidde dat omwille van de beperkte leertijd het ook niet
haalbaar is dat iedere leerling zijn
wiskundekennis (her)uitvindt . Waar Jan Saveyn destijds
Raf Feys en CO prees omdat zij voor het leerplan wiskunde kozen voor evenwicht in het aanbod en voor eclectisme, wil de koepel nu
precies het eenzijdige en
nefaste realistisch/ constructivistisch wiskundeonderwijs opdringen.
We gaan ervan uit dat de
constructivistische en leerlinggerichte visie die de koepel propageert voor het
vak wiskunde, ook zal doorgetrokken worden voor de taalvakken. Die visie was
overigens al in een te sterke mate aanwezig in het leerplan van 1998. Pedagogisch
directeur Machteld Verhelst propageert zelf
al lang de eenzijdige ontwikkelingsgerichte/taakgerichte aanpak van het
Leuvens Steunpunt Taal waar ze vele
jaren aan verbonden was. In 1996 beschreven
Kris
Van den Branden en Piet Van Avermaet het communicatieve en taakgerichte taalonderwijs
als volgt: "De leerkracht laat de leerder taken in zinvolle
contexten uitvoeren (b.v. drankje bestellen, krant lezen, brief schrijven). Het
gaat er vooral om dat leerders door middel van taal weten te bereiken wat ze
willen of moeten bereiken, zelfs als op het vlak van de correcte vorm daarvoor
soms wat oneffenheden door de vingers worden gezien. Bij een taakgerichte
aanpak vloeit het verwerven van de taalelementen automatisch en voor een
groot deel onbewust voort uit het succesvol uitvoeren van de taak
(VON-werkgroep: 'Taakgericht taalonderwijs: een onmogelijke taak?,
Plantyn, 1996).
We voegen er nog aan toe dat de
professoren Kris Van den Branden en Koen
Japaert en Machteld Verhelst zich
ook manifesteerden als de grote
tegenstanders van de invoering van intensief NT2 vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs. Zij vonden dat er geen verschil was tussen de aanpak van NT1
en de aanpak van NT2-onderwijs voor leerlingen die nog het ABC van de taal
moeten leren. We vrezen dan ook dat er in het nieuwe leerplan geen aandacht zal
zijn voor NT2.
|