Bijdrage van Bert Smits (KU Leuven) over alternatief voor manklopende fusiegesprekken binnen katholiek onderwijsnet en voor
tegenvallende grootschalige scholengroepen in Nederland en in ons hoger
onderwijs
In deze bijdrage hebben
we het over een recente bijdrage van Bert Smits in Impuls dat we daarnet in de brievenbus kregen.
1.Situering
In het recente nummer van Impuls (December 2015) treffen
we een merkwaardige bijdrage van Bert Smits aan over schaalvergroting:
Schaalvergroting in het onderwijs: scholen op mensenmaat. We staan even stil bij deze bijdrage ook al
klinken een aantal voorstellen heel idealistisch en vaag.
Smits gelooft wel in voordelen van
schaalvergroting, maar hij erkent
vooreerst dat schaalvergroting niet het model mag volgen van de grote fusies die we in Nederland maar ook
veel recenter in Vlaanderen in het hoger onderwijs hebben gezien. Jammer genoeg maakt hij geen analyse van de
nefaste gevolgen van die schaalvergrotingen en van de huidige defusie-politiek
in Nederland. Smits zoekt dus naar een
alternatief, een aanpak die wel
perspectieven biedt. Dit alternatief
staat volgens hem ook haaks op de foute
wijze waarop de fusie- en samenwerkingsgesprekken momenteel verlopen binnen het
katholiek onderwijsnet.
2.Kenmerken van goede organisaties
Smits vindt blijkbaar
geen geslaagde schaalvergrotingsmodellen in het onderwijs ook niet in het
buitenland. Een schaalvergroting zou
zich volgens hem wel kunnen spiegelen aan de geslaagde grootschalige
netwerkorganisatie in het privébedrijf Buurtzorg Nederland dat werkt met regionale cellen die vrij autonoom
functioneren. Die aanpak zou haaks staan op de officiële en grootschalige
hervorming van de zorg die in Nederland de voorbije jaren zoveel kritiek kreeg.
(
Welke zijn volgens Smits
de positieve kenmerken van goed
functionerende organisaties - zoals ze volgens hem ook toegepast worden binnen Buurtzorg Nederland?
*Zelfsturing. Zoveel mogelijk
verantwoordelijkheid blijft zo laag mogelijk in het systeem. *Heelheid:
Je kunt als medewerker jezelf inbrengen met al je kennis, emoties en behoeften
of bijdrage aan zingeving.
*Wendbaarheid. In plaats van een cultuur van predict & control is
er meer een cultuur van sense & respond. Dat betekent dat iedereen in de
organisatie een gedeelde visie heeft en weet waar naartoe, wat belangrijk is
zonder dat alles strak gepland is en in procedures en regels vervat zit.
Vertaald naar het onderwijs betekent dat veel verantwoordelijkheid geven aan
teams van leraren en ondersteuners die samen school maken, zowel op
onderwijskundig als organisatorisch vlak.
Deze kenmerken van goede
organisaties staan haaks op de kenmerken van de ontzielde
grootschalige scholengroepen in
Nederland en in ons hoger onderwijs. Ze corresponderen in sterke mate met de kenmerken van de huidige Vlaamse
scholen, en van onze eigen lerarenopleiding van vóór de schaalvergroting. Het zijn die kenmerken precies ook die kenmerken en
die cultuur die verloren gingen in de grootschalige scholengroepen in Nederland
(veelal op de zgn. ROCs voor de hogere cyclus van tsdo/bso.).
3.Huidige fusieoperatie in katholiek onderwijs
verloopt fout: volgens
rationeel-technische i.p.v. organisch-culturele benadering, tijdsdruk, top-down
Een fusieoperatie moet
volgens Smits langzaam groeien vanuit een organisch-culturele benadering, maar
niet volgens een rationeel-technische. Hij stelt in dit verband terecht dat de
recente fusiegesprekken het rationeel technisch model volgen: De meeste
gesprekken in de bestuurskamers gaan niet over het onderwijs, over wat er in de
klas gebeurt. Ze gaan wel over gebouwen, euros, personeel, positionering,
technische systemen ... Precies de invulling van een louter bestuurlijke
schaalvergroting verraadt een onderliggende rationeel-technische benadering. De beslissingsnemers geven zichzelf het
zeggenschap over alle randvoorwaarden vanuit een goedbedoelde overtuiging
leerkrachten en directie te ontlasten.
Het resultaat is dat er een organisatiemodel geïnstalleerd wordt waarin
hiërarchie, afbakening van talen en rollen, formele regels en procedures ...
centraal komen te staan. Dat zijn immers de agendapunten van de raad van
bestuur. De coördinatie gebeurt top-down en wordt via allerlei technische regels
gegarandeerd. Dat tot frustratie van de autonome scholen en leerkrachten,
die haast letterlijk tegen allerlei luren aanbotsen. Het respecteren van de
autonomie levert dan in dat geval paradoxaal het omgekeerde op.
Het is een illusie te denken dat een rationeel-technisch proces ook een
organisatiemodel kan produceren dat organisch-cultureel goed functioneert. ... En toch zien we in vele fusieprocessen de
afgelopen jaren en in heel wat verkennende gesprekken tussen schoolbesturen in
de aanloop naar de geplande schaalvergroting in het katholiek onderwijs in
Vlaanderen dat precies dat om allerlei redenen toch gebeurt. Het belangrijkste
argument is tijdsdruk, maar ook een gevoel van controleverlies, wat maakt dat
er teruggegrepen wordt naar een topdown-veranderlogica. Er worden lineaire
maatregelen opgelegd die ook amper rekening houden met de lokale context. Kiezen
voor een netwerk-organisatie met veel autonomie vraagt om een ontwikkelproces
waarin tijd genomen wordt om iets te
laten groeien
Commentaar: Bert Smits
vermeldt de belangrijkste uiting van
top-down-bestuur nog niet: het feit dat de koepel van bovenuit een normatief
hervormingsplan oplegde aan de scholen en schoolbesturen en deze onder
tijdsdruk plaatsten. Lieven Boeve en CO
stelden duidelijk dat de krijtlijnen normatief waren, dat er niet van afgeweken kon worden, en dat
de schaalvergroting heel dringend was. De koepel wou/wil via de
schaalvergroting en het ermee verbonden
hiërarchisch besturingsmodel precies veel meer controle krijgen op de scholen en zijn wil opleggen.
Dat de kopstukken van de
koepel de touwtjes in eigen handen willen houden, blijkt ook uit het feit dat
ze stellen dat kopstuk Chris Smits zelf
voorzitter moet worden van de DCBaO-raad die de directies vertegenwoordigt. De
DCBaO is het hier niet mee eens en schrijft: De leden van de DCBaO gaan niet
akkoord dat Chris Smits , secretaris-generaal van het katholiek onderwijs als
voorzitter van DCBaO zal optreden. DCBaO
heeft een eigen cultuur en ook een eigen rol te vervullen. Naast en adviserend
rol binnen het VSKO is DCBaO steeds een
belangenvereniging geweest voor de directeurs van het katholiek basisonderwijs.
4. Bert Smits (en directies basisonderwijs) : model van
scholengemeenschappen volgen die momenteel goed functioneren ook minister
Crevits zou in die richting denken
In bestaande scholengemeenschappen die goed
functioneren wordt er volgens Bert Smits
en Geert Devos niet top-down, maar
anders en goed gewerkt: vooral
omdat de scholengemeenschappen zichzelf
niet zien als een organisatie, maar als een plaats voor ontmoeting,
gezamenlijke visievorming en afstemming.
Commentaar van Raf Feys.
(a)Als heel wat scholengemeenschappen
momenteel goed functioneren zien we geen
reden om over te schakelen op
grootschalige en hiërarchische scholengemeenschappen.
(b) In het verslag van de
bijeenkomt van de vertegenwoordigers
van de directies (DCBaO) van juni j.l. treffen
we overigens een analoog standpunt aan: Wij
zien bestuurlijke optimalisatie in eerste instantie op het niveau van
(versterkte) scholengemeenschappen. ... Wij willen iedereen adviseren om de
conceptnota van de minister af te wachten en alert te zijn voor de verdere
ontwikkeling van deze materie. ... Indien de overheid of onze eigen koepel nog
grotere gehelen wenst (scholengroepen) al dan niet niveau-overschrijdend, dan
zien wij samenwerkingsverbanden tussen gelijkwaardige scholengemeenschappen als model.
(c) In het verslag van de DCBaO lezen we eveneens: Leden van het dagelijks bestuur DCBaO hadden een gesprek met leden
van het kabinet van minister Crevits. Het kabinet ziet vooral heil ineen bestuurlijke optimalisatie op het niveau van de huidig scholengemeenschappen.
BOS niet zozeer op regionaal niveau, eerder op lokaal niveau. De evolutie naar 1 scholengemeenschap = 1 schoolbestuur vindt geen
gehoor bij het kabinet.
5. Kenmerken van goed fusieproces en van goede
samenwerkingsverbanden
Verder beschrijft Smits de vele kenmerken waaraan een
fusieproces en samenwerkingsvormen zouden moeten voldoen. Ze klinken nogal idealistisch en tegelijk vrij
vaag.
*Creëer een duidelijk samenwerkingskader. We lezen o.a. dat er een
werkkader moet ontstaan waarin het mogelijk wordt voor anderen (personeel,
leerlingen, ouders, partners) om stap voor stap mee te participeren.* Kies voor een integrale aanpak. We
lezen o.a. dat het niet enkel gaat over
een verandering van structuren, maar ook over een verandering van gedrag van mensen,
hun onderlinge relaties en opvattingen over werk en organisatie. *Verbind belangen in plats van standpunten:
een klassieke valkuil in processen waarbij
naar overeenstemming wordt gezocht, is dat geprobeerd wordt om concrete
oplossingen of standpunten te verzoenen. *Beschouw het als een collectief leerproces *Doorbreek de klassieke PDCA-verandercirkel: Niet eerst plan
bedenken en vervolgens uitvoeren. *Leer uit de toekomst: samen beelden
ontwikkelen bij hoe de nieuwe organisatie moet functioneren, heeft heel wat
voordelen.
|