Minister Crevits over zorgzame invoering M-decreet, eerste graad s.o, aso & B-attest, zinloosheid zittenblijven, duaal leren, STEM, eindtermen ...
Een eerste balans.
Redactiecomité Onderwijskrant
Vooraf: In
deze bijdrage maken we een eerste en voorlopige balans op van het
onderwijsbeleid van minister Crevits en van haar uitspraken over tal van
themas. We laten de besparingen en de gevolgen ervan in deze bijdrage wel buiten beschouwing. We voegen er nog vooraf aan toe dat minister Crevits en Co ook hervormingen en beleidsmaatregelen moeten uitvoeren die de voorgangers in de vorige regering hebben beslist.
1. M-decreet: zorgzame invoering? Crevits steekt eens te
meer de kop in het zand!
In de geactualiseerde regeringsverklaring
van de Vlaamse Regering (8 september) lazen we: Met de zorgzame uitvoering van het M-decreet zetten we een belangrijke
stap in de richting van inclusief onderwijs. Ook minister Crevits wekte de voorbije maanden
de indruk dat de inclusie-operatie heel vlot verliep. Dit is een stelling die weinig of geen
onderwijsmensen uit het gewoon en buitengewoon onderwijs zullen onderschrijven.
De invoering lijkt allesbehalve zorgzaam, maar geïmproviseerd. Het M-decreet
leidde nu al tot grote problemen en die zullen de komende jaren enkel maar
gevoelig toenemen. De uitdrukking dat het M-decreet slechts een stap is in de
richting van inclusief onderwijs, suggereert ook dat er nog verdere stappen in de richting van
radicaal inclusief onderwijs moeten/zullen gezet worden. Voor de meeste
praktijkmensen is het M-decreet echter al een stap te ver.
In het interview met de
krant De Standaard van 29 augustus
werden ook vragen gesteld over het M-decreet. In haar antwoorden wekte minister
Crevits de indruk dat alles naar wens verliep en dat er geen grote problemen
opgedoken waren. Vraag van De Standaard:
Uit onze rondvraag blijkt dat het
buitengewoon onderwijs leegloopt in de basisscholen. Crevits reageerde: Ik wacht nog op de eerste cijfers, maar de
eerste signalen geven ons aan dat er geen aardverschuiving plaatsvindt. De
scholen van het buitengewoon onderwijs zullen blijven bestaan, zoveel is zeker
Ik heb het buitengewoon onderwijs echt nodig! Andere vraag DS: Hebt u bezorgde berichten over M-decreet
ontvangen? Crevits: Ik heb mails
gekregen van ouders die niet terechtkunnen in het buitengewoon onderwijs. Maar
niet omgekeerd. Crevits verzwijgt de aard van die mails en verzwijgt de
vele andere klachten.
Crevits wekte ook de
valse indruk dat de inclusieleerlingen voldoende extra-ondersteuning zouden
krijgen, met de stelling dat er 180 personeelsleden uit het b.o. ingezet zouden worden om de scholen te helpen bij de
opvang en begeleiding van de inclusie-leerlingen. Wat betekent dit laatste
concreet? Niet veel! Personeelsleden uit slechts drie West-Vlaamse katholieke
CLBs zullen enkele scholen in hun regio kunnen ondersteunen. Dat betekent b.v.
dat een logopediste tijdens b.v. de 9 uren die ze verliest in het b.o. een
aantal kinderen verspreid over een aantal gewone scholen zal kunnen
ondersteunen. ) Effectief lijkt dit niet. Crevits wekt zo de valse indruk dat de inclusieleerlingen voldoende
extra-ondersteuning zouden krijgen. Ze verzwijgt ook dat die kinderen geen
recht meer hebben op (gratis) paramedische ondersteuning zoals in het b.o. De
ouders van die inclusieleerlingen zullen die moeten zoeken buiten de school en
er ook voor moeten betalen.
Crevits stelde in het
interview van 29 augustus en elders ook
ten onrechte dat de CLBs in staat zijn om veel M-decreet-problemen op
te lossen en dat ze daar veel heil van verwacht. Ze verzweeg de vele problemen
en klachten i.v.m. de werking van de CLBs i.v.m. het M-decreet. Prof. Wim van
den Broeck twitterde ook terecht dat het grote vertrouwen van Crevits in
de CLBs gebaseerd was op "een cruciale misvatting van minister
Crevits. Hij stelde: CLB-ers
kennen het curriculum onvoldoende om kind te beoordelen en dus om te
kunnen oordelen of een kind al dan niet op zijn plaats zit in het gewoon
onderwijs. Inderdaad. Sinds de
hervorming van het CLB hebben deze zich nog weinig of niet bezig gehouden met
zaken als curriculum, vakdidactiek voor
de basisvaardigheden .... Dat kan je ook afleiden uit de bijdragen in het
tijdschrift Caleidoscoop. En de al te grote beslissingsbevoegdheid van de
CLBs over een materie waarop ze te
weinig zicht hebben, zal tot veel conflicten en foute beslissingen leiden. Van den Broeck voegde er in zijn reactie
ook terecht aan toe: de compensatie-. en dispensatie-maatregelen waarover het
decreet het heeft zijn ook volstrekt onduidelijk.
Er waren eind augustus
en ook de maanden ervoor al veel scherpe
kritieken op het M-decreet geformuleerd; maar minister Crevits steekt meestal
de kop in het zand en wekte ook in
recente interviews de indruk dat alles zorgzaam verloopt. De hashtag #Mdecreet
alleen al staat vol met kritieken. Prof. Wouter Duyck (UGent) twitterde
terecht: Ik ken (bijna) niemand in het
onderwijsveld die het M-decreet een goed decreet vindt. Ook prof. Wim van den Broeck en wijzelf
lieten dit via twitter e.d. herhaaldelijk weten. Volgens Van den Broeck gaat
het in het M-decreet niet enkel om het recht van een kind om gewoon onderwijs
te volgen, maar ook om de plicht (verplichting) van de ouders om hun kind naar
het gewoon onderwijs te sturen. In een andere tweet merkt hij op dat kinderen
volgens de nieuwe beleidsfilosofie niet meer mogen blijven zitten, maar ook
niet naar het buitengewoon onderwijs mogen.. Daardoor zal het functioneel analfabetisme volgens hem
enkel maar toenemen Hij wijst er verder ook op dat de zorgcoördinatoren nu nog
meer met vergaderen bezig zijn en zich nog minder inlaten met de begeleiding
van de zorgleerlingen.
Minister Crevits reageerde
ook niet op de alarmerende berichten vanuit het gewoon onderwijs , b.v. omtrent
het feit dat veel leerlingen die weinig
profijt kunnen halen uit het volgen van gewoon onderwijs, toch in het gewoon
onderwijs terecht kwamen. We denken in
dit verband ook aan de klacht vanwege
een Gentse KTA-school waar 16 van de 32 leerlingen in het eerste beroepsjaar
uit type-1-lager onderwijs kwamen met een niveau van 2de-3de
leerjaar. Veel leerlingen die weinig kunnen opsteken uit het volgen van de
gewone lessen en het gewone curriculum zijn in het gewoon onderwijs beland en
dit niettegenstaande een aantal beleidsverantwoordelijken (politici, Mieke Van
Hecke ...) steeds beweerd hebben dat het bij inclusie enkel ging om leerlingen
die het curriculum kunnen volgen.
Kathleen Krekels (N-VA) die het voorbije
schooljaar dit probleem al aankaartte,
herinnerde minister Crevits hier aan tijdens de vergadering van de commissie
onderwijs van 24 september. Ze stelde: Het
verbaast ons dat zulke zware vormen van autisme, het syndroom van Down, enzovoort nu al in het gewoon onderwijs
belanden. Deze bezorgdheid hebben we al voor de vakantie gehoord. De N-VA heeft
er altijd voor gepleit dat scholen zich moeten kunnen beroepen op redelijke
aanpassingen en dat het in de eerste plaats de bedoeling is dat het
gemeenschappelijk curriculum kan worden gevolgd. Het verbaast ons dat scholen
zich dan toch niet kunnen beroepen op die twee delen van het decreet. Er is een
inschrijving onder ontbindende voorwaarden waardoor een school eerst stappen
kan zetten. Als dan blijkt dat het toch niet lukt, kan de school zich daarop
beroepen. Maar daar loopt het stroef. Ook in de samenwerking met het CLB
blijken bepaalde regelgevingen niet altijd even duidelijk. Zelf schreven
we al herhaaldelijk dat het M-decreet op tal van vlakken heel vaag en wollig
geformuleerd is en sterk uiteenlopend geïnterpreteerd wordt ook door de
CLB-mensen die zon belangrijke rol toebedeeld kregen.
Ook dit keer kwam er op
de bezorgde tussenkomst van Krekels een ontwijkend en dom antwoord vanwege
minister Crevits: Vandaag is alles
stoornisgedreven. We willen gaan naar een toestand waar niet met de stoornis,
maar met de specifieke behoeften van het kind rekening wordt gehouden. Een
stoornis op zich betekent immers niet automatisch dat men nood heeft aan
gon-begeleiding, en iemand zonder een stoornis zou daar wel nood aan kunnen
hebben. Ook op de grote problemen met de rol
en het functioneren van de CLBs ging
ze niet ze evenmin in. Ze wekte eens te meer de indruk dat er geen grote
en dringende problemen waren.
In een aantal types
buitengewoon onderwijs als het vroegere type 8 lager onderwijs waren er dit
jaar heel weinig nieuwe inschrijvingen. De achteruitgang wordt de komende jaren
cumulatief en zal dus nog in sterke mate toenemen. In de b.o-school
Spermalie-Brugge werden er voor 42 dove/blinde inclusieleerlingengeen
GON-ondersteuning toegekend.. Dat is ook het geval voor de andere b.o.-scholen.
Al 8 maanden geleden was dit geweten en
kwam dit al ter sprake in de commissie onderwijs.
Niettegenstaande de
kroniek van een aangekondigde ontwrichting van het b.o., blijft minister
Crevits in ook zonder blozen beweren dat
het buitengewoon onderwijs uiterst
waardevol is en nog veel toekomst heeft (Interview 29 augustus in DS). Crevits
negeerde het voorbije schooljaar de kritieken en problemen vanuit het
buitengewoon onderwijs. Ze wist eind augustus ook maar al te best dat er al een
drastische reductie was van de nieuwe inschrijvingen in het buitengewoon
onderwijs, dat heel wat leerlingen uit
type-1 lager onderwijs met een peil 2de-3de leerjaar
ingeschreven waren in de 1B-klassen s.o. of in het eerste jaar beroepsonderwijs. Ze zal ook wel weten
dat de leegloop van het buitengewoon onderwijs de komende jaren nog fors
zal toenemen en dat dit ook tot een ontwrichting van het b.o. zal leiden.
Crevits lovende uitspraken
over het zo waardevol buitengewoon onderwijs klinken dus allesbehalve
geloofwaardig. Nog een paar illustraties. Er zijn nu al veel banen verloren
gegaan in het b.o., maar dit wordt gemaskeerd door het afdanken van tijdelijken
en door de overstap van b.o.-leerkrachten naar het gewoon onderwijs binnen de
eigen scholengroep. Crevits tilt blijkbaar niet zwaar aan het verlies van die
b.o.-expertise dat de komende jaren nog sterk zal toenemen. Ze wekt de indruk
dat er weinig mensen afvloeiden met de stelling dat er 180 overtallige personeelsleden zullen ingezet
worden om de scholen te helpen bij de opvang en begeleiding van de
inclusie-leerlingen. De grote afvloeiing van b.o.-personeel zal uiteraard ook
pas volgend jaar plaatsvinden gezien de telling in de maand februari. Het mixen
van type-1 en type-8 leerlingen in het nieuwe type basisaanbod maakte het b.o.
voor type-8 kinderen veel minder
aantrekkelijk. Enzovoort.
2 Geen brede
eerste graad na 13 jaar gepalaver, wel nieuwe optie STEM ten koste van tso
2.1 Eindelijk een
duidelijke uitspraak over eerste graad
Vraag van DS over de
invoering van de brede eerste graad, het stokpaardje van de hervormers. Sinds de Rondetafelconferentie van 2002
drongen de beleidsmakers, onderwijssociologen, onderwijskundigen als Matrin
Valcke ... aan op de invoering van een gemeenschappelijk en bredere eerste
graad.
Wat stelde Crevits
nu eind augustus: Onze eerste graad is redelijk oké zoals hij vandaag is. De brede
eerste graad van Pascal Smet, de eenheidsworst, komt er niet. Er blijft ruimte
voor differentiatie. In de krant De Morgen voegde ze eraan toe: Eigenlijk is de eerste graad nu al breed
opgevat. In de huidige eerste graad
zijn er inderdaad niet minder dan 27/28 gemeenschappelijke lesuren. Minister
Crevits sprak ook niet meer over de verbreding van de eerste graad met nieuwe
vakken als Economie, Engels... waarover er destijds ook veel te doen was. In het interview met De Standaard van 18
januari 2015 klonk de uitspraak van
minister Crevits over de eerste graad nog enigszins anders: Mij
interesseert het dat een kind bij de overstap naar het secundair onderwijs
eerst twee jaar de tijd krijgt om van alles te proeven. Vervolgens moet hij in
de tweede graad kunnen kiezen tussen een waaier van uiterst abstract naar
uiterst praktisch. De uitspraak van alles kunnen proeven wekte bij velen
de indruk dat er in de eerste graad nog meer gemeenschappelijkheid zou komen,
en een nog breder curriculum met van
alles. Ook prof. Martin Valcke ging
er enkele maanden geleden nog van uit dat de komst van de brede eerste graad
een voldongen feit was. In een reactie
omtrent de lagere wiskundeprestaties van meisjes stelde hij dat vooral de
invoering van een bredere eerste graad daaraan kon verhelpen.
We merken dus een
evolutie en meer duidelijkheid in de uitspraken van minister Crevits, een
evolutie die we uiteraard toejuichen. Crevits koestert wel nog de illusie dat
de leerlingen na de (gedifferentieerde) eerste graad nog alle mogelijke richtingen kunnen inslaan
in de tweede graad. Wishful thinking! Hiervoor zou trouwens het niveau van veel
richtingen in de 2de graad sterk omlaag gehaald moeten worden.
Zelf stelden wij en de
praktijkmensen de voorbije 24 jaar dat de eerste graad al grotendeels gemeenschappelijk
is, en dat er eerder iets meer differentiatie nodig was, vooral voor de vrij
heterogene groep leerlingen die kiest voor de optie Moderne wetenschappen. We
wezen ook op de vele nefaste gevolgen van een gemeenschappelijke/comprehensieve
graad, de problemen destijds met het VSO en de problemen in het buitenland. De
hervormers bekritiseerden vooral de gedifferentieerde opties. Merkwaardig genoeg
kwam er in een aantal scholen per 1 september vooral in aso-scholen, nog een
nieuwe optie bij: STEM. De hervorming en het Masterplan wou vooral ook het
technisch onderwijs meer waarderen en meer leerlingen aantrekken. Maar door de
invoering van STEM in het aso kiezen nu minder leerlingen voor tso-scholen en
vrezen hun directeurs ook dat dit een bedreiging kan inhouden voor de richting
industriële wetenschappen (zie ook punt 7 over STEM).
2.2 Eerste
graad sinds 1991 ten onrechte als dé probleemcyclus voorgesteld
Het officieel gepalaver
over de invoering van een gemeenschappelijke eerste graad is al gestart in 2002
op de Rondetafelconferentie ingericht door de toenmalige minister Marleen
Vanderpoorten. De meeste deelnemers aan die Rondetafel verwachtten veel heil
van de invoering van een gemeenschappelijke eerste graad. We publiceerden er in
2002 kritische bijdragen over in Onderwijskrant. Het gepalaver sleept dus al 13
jaar aan en er werd enorm veel tijd, energie en centen in geïnvesteerd. Het was
ook een centraal thema en actiepunt binnen de groep van Accent op talent en
binnen publicaties van onze onderwijssociologen, van de Koning
Boudewijnstichting e.d.
Al sinds het rapport Het educatief bestel in België (1991)
werd de eerste graad eigenlijk al als de grote probleemcyclus voorgesteld met
niet minder dan bijna 10% zittenblijvers in het eerste jaar. Toen wijzelf
aantoonden dat er slechts 3% zittenblijvers waren (momenteel: 2,7%) en later
ook prof. Jan Van Damme dit moest
toegeven, waren Monard en andere beleidsmakers niet bereid om deze kwakkel uit
de wereld te helpen. We hebben de indruk dat Crevits gelamenteer over
zittenblijven nog steeds op deze kwakkel gebaseerd is. We slaagden er destijds
ook niet in om minister Vanderpoorten hiervan te overtuigen. Het kon volgens
haar niet dat er zon kwakkel stond in een overheidsrapport van topambtenaren
en professoren. Vanaf de Rondetafelconferentie van 2002 besteedden we
tientallen bijdragen, een petitie e.d. aan de strijd tegen een gemeenschappelijke/comprehensieve
eerste graad. Nu blijkbaar met succes aangezien Crevits dit niet langer als
hervorming voorop stelt. Het is zelfs zo dat i.p.v. de afschaffing van de
gedifferentieerde opties, er per 1 september op veel aso-scholen nog een nieuwe
(en geïmproviseerde) optie, STEM, bijkomt.
In het interview
gewaagde Crevits in de context van de eerste graad wel denigrerend en ten
onrechte van de brede eerste graad als
de eenheidsworst van Pascal Smet. Ook Crevits zelf wekte in het interview van 18
januari met haar stelling dat de leerlingen van alles moeten kunnen proeven
nog de indruk dat die brede eerste graad er kwam. De brede eerste graad en
eenheidsworst was niet enkel een bevlieging van Pascal Smet. Al sinds de
Rondetafelconferentie van 2002 is dit het belangrijkste hervormingspunt voor
het s.o. vanwege de beleidsmakers (Sp.a, Groen, CD&V), Georges Monard, de
katholieke onderwijskoepel, de GO!-koepel, de onderwijssociologen,
onderwijskundigen als Martin Valcke, de GOK-steunpunten
Ook de CD&V-partijleden
van Crevits (Kathleen Helsen op kop!) omhelsden de invoering van een
gemeenschappelijke eerste graad, nivellerende eenheidsworst. Er is sinds 2002 ook heel veel energie aan
deze hervorming besteed, maar het bleef meestal bij vage en algemene principes.
We voorspelden dat pas bij de concretisering de grote problemen zouden
blijken. De katholieke onderwijskoepel
ondernam de voorbije jaren wel een poging tot concretisering, maar slaagde er
niet in om een concrete invulling voor zon brede/gemeenschappelijke eerste
graad uit te werken.
3 Colleges mogen
blijven bestaan, geen referentiekader voor domeinscholen
Het verdwijnen van de
onderwijsvormen was lange tijd een van
de belangrijkste strijdpunten van de hervormers en van kopstukken van de
onderwijsnetten. Maar deze
onderwijsvormen mogen nu toch blijkbaar blijven bestaan. Crevits: Het Masterplan maakt het college niet
onmogelijk. Ik heb daar geen probleem mee. Ik zeg niet dat ze zullen blijven
bestaan. De maatstaf moet altijd het kind zijn. En dat kind moet een aanbod
krijgen van zeer abstract tot zeer praktisch. Een stelling: Crevits wijst
niet op het belang van het zo vaak verguisde college, maar wil blijkbaar toch het
college dulden, omdat de schrapping ervan niet voorzien is in het Masterplan. Crevits zei hier vroeger
al over dat de invoering van domeinscholen niet opgelegd zou worden. In verband
met het oprichten van domeinscholen is het de voorbije maanden ook opvallend
stil geworden. Ook hier ontbreekt de
nodige concretisering en een (officieel) referentiekader.
4 Zittenblijven niet zinvol, en dwingende
B-attest-adviezen
4.1 Meeste
praktijkmensen wijzen hervorming B-attest af
Minister Crevits stelde in het interview: Te veel jongeren met een B-attest blijven zitten, terwijl uit
internationaal onderzoek blijkt dat dit lang niet altijd zinvol is.
Crevits: Alleen als de klassenraad er in uitzonderlijke gevallen mee akkoord
gaat, moet een jaar overdoen met een B-attest nog mogelijk zijn. De voorheen zo verguisde B-attesten,
werden niet enkel in ere hersteld, maar kregen nu zelfs een afdwingbaar
karakter. In de commissie onderwijs van 17 september verwoordde Crevits het zo: We
vinden allemaal dat leraars moeten worden geherwaardeerd. Ik vind dan ook dat
je klassenraden moet waarderen. Je hebt A-, B- en C-attesten. Als men een
B-attest geeft, dan zou dat eigenlijk moeten zijn met de bedoeling om jongeren
ook eens een zicht te geven op heroriëntatie. Het besluit is nog niet
goedgekeurd door de Vlaamse Regering, maar aangezien het inherent deel uitmaakt
van het masterplan, ga ik ervan uit dat er ook op dat punt gestaag werk wordt
gemaakt van de uitvoering.
In de aparte
bijdrage over de thematiek van de B-attesten zal blijken dat de de meeste
leerkrachten en directies die hervorming afwijzen. Ook Crevits voorstel voor herexamens voor
leerlingen van de derde graad s.o. via de middenjury vinden we ook geen goed
voorstel. Het feit dat een aantal beleidsmakers aandringen op het terug
invoeren van de herexamens verheugt ons wel. We betreuren dat kopstukken van de
onderwijskoepels dit voorstel niet genegen zijn. Lieven Boeve stelde b.v. Dit trekt het oordeel van de klassenraad in
twijfel, terwijl dat juist steeds beter gemotiveerd wordt. Wij hopen dat dit
geen systeem wordt want dan krijgen we een heuse herexamencommissie."
(De Standaard))
4.2 Zittenblijven
niet zinvol
We staan hier wel even
stil bij Crevits stelling dat zittenblijven niet zinvol is. In de commissie onderwijs van 17 september
klonk het ook zo: Op TV klonk het zelfs: Uit
alle studies blijkt volgens minister Crevits dat zittenblijven niet zinvol
is! In de commissie onderwijs van 17 september klonk haar ontwijkend
antwoord op de kritiek ook zo: Ik vind het
in de discussie die is ontstaan, totaal fout te doen alsof zittenblijven
het meest romantische ideaal is voor jongeren die 15, 16 jaar zijn. Alsof
leerkrachten overzitten zouden romantiseren. De Brusselse prof. en onderzoeker
Wim Van den Broeck repliceerde terecht: "Los
van de rol van B-attest als heroriëntatie kunnen we over effecten van
zittenblijven wetenschappelijk niets zeggen. De studies deugen niet." We voegen er nog aan toe: in de regio
Roeselare zijn er 4x minder zittenblijvers (2,12%) dan in Antwerpen (8,65%). Zittenblijven heeft dus niets te maken met de
vorm van de attestering, met het feit dat leerlingen bij een B-attest toch nog
het recht hebben om over te zitten.
In het OBPWO-rapport over
zittenblijven (2012) in opdracht van de overheid, poneerden prof. De Fraine en
Co dat amper 0,5% van de internationale
studies over zittenblijven betrouwbaar is. Wij en prof. Van den Broeck toonden uitvoerig aan dat ook de eigen Leuvense studies die De
Fraine en Co tot de betrouwbare rekenen, geenszins betrouwbaar zijn. (Zie
themanummer Onderwijskrant, nr. 171, www.onderwijskrant.be.) Achteraf gaven de
onderzoekers dit ook in bedekte termen toe. In
ons OBPWO-rapport staat inderdaad de aanbeveling om het zittenblijven in het onderwijs
af te schaffen. Die drastische aanbeveling zouden we vandaag - met wat we nu
weten- niet meer doen. In een latere Leuvense studie over zittenblijven in
de derde kleuterklas werd nu zelfs gesteld dat dit voor veel zwakkere kleuters
de beste keuze is waar veel praktijkmensen het overzitten in het eerste leerjaar veelal
zinvoller vinden. Minister Crevits en Co zijn blijkbaar nog niet op de hoogte
van de bocht inzake zittenblijven die de Leuvense onderzoekers genomen hebben.
5 GOK- en
achterstandsleerlingen in de kou; nieuwe slogan Elk kind heeft een talent
De voorbije 10 jaar was
er in het beleid veel te doen rond de thematiek van de GOK- en
achterstandsleerlingen. Als gevolg van de invoering van het M-decreet zullen de
leerkrachten, begeleiders en CLB-mensen heel veel aandacht moeten besteden aan
de nieuwe inclusieleerlingen en dit ten koste van de klassieke GOK-leerlingen.
Naar verluidt is er voor die kinderen voortaan ook minder GON-ondersteuning. De
bestaande GOK-aanpak was in het verleden al te weinig effectief, maar voortaan
dreigen de GOK- en achterstandsleerlingen nog meer in de kou te zullen staan.
Prof. Wim Van den Broeck liet nog weten dat mede als gevolg van het M-decreet
de plan- en vergaderlast van de zorcoördinatoren nog is toegenomen. Hierdoor
komen ze nog minder aan effectieve ondersteuning van zorgleerlingen toe.
De krant De Morgen van eind augustus stelde
minister Crevits in dit verband de vraag: Hoe
heeft u de verhalen van kansarme kinderen in de krant DM beleeft? Crevits
maakte er zich van af met de stelling: We
moeten naar een nieuwe woordenschat. Elk kind heeft een talent. Bij die
slogan voegde ze er nog een sneer aan toe over de GOK-aanpak van minister
Pascal Smet: Kan je geloven dat er wordt
gesproken van sterke en zwakke leerlingen in het masterplan van mijn voorganger
Pascal Smet. En dat wordt dan sterk verbonden met cognitieve capaciteiten.
Crevits verschuilt zich in het interview achter de slogan elk kind heeft een talent. Elk kind
heeft vanzelfsprekend een talent. Maar die slogan negeert tegelijk de grote
verschillen tussen de leerlingen en de gevolgen voor het onderwijs.
Met die slogan zegt
Crevits overigens ook nog niets over haar visie op de aanpak van
de GOK- en achterstandsleerlingen. Crevits geeft inzake onderwijskansen
wel geregeld toe dat kennis van het Nederlands cruciaal is, maar in haar
beleidsplan 2014-2019 wordt er b.v. met geen woord gerept over de invoering van
intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs. Crevits die steeds
tegelijk de kool en de geit wil sparen voegde er ook onmiddellijk een
relativering van het belang van het Nederlands aan toe: Maar dat neemt niet weg dat ook een andere taal als een hefboom kan
werken. Steunt Crevits experimenten zoals een paar jaar geleden in Gent
waarbij Turkse leerlingen zelfs eerst leerden lezen in het Turks en -tegen de
zin van de Turkse ouders in - ook aangespoord worden om Turks te spreken in de
speelhoeken en op de speelplaats?
De kritiek op minister Pascal Smet vinden we ook
ongepast en onterecht. Het denken in
termen van sterke en zwakke leerlingen en de slogan ons onderwijs is sterk voor de sterke leerlingen, maar zwak voor
de zwakkere is vooreerst afkomstig van het duo Frank Vandenbroucke - Dirk Van
Damme. Ook CD&V-leden van de onderwijscommissie onderschreven graag deze
stelling en slogan. Het is overigens die domme en foute slogan die mede aan de
basis ligt van een aantal masterplanhervormingen
die destijds ook door Crevits en Co ondersteund werden. Het Masterplan is niet enkel door Pascal Smet
opgesteld en goedgekeurd, maar evenzeer door CD&V-mensen en
minister-president Peeters. Ook de kopstukken van de onderwijsnetten onderschreven
dit plan. Het is dus al te goedkoop om het Masterplan en de verwoordingen erin
enkel op naam te plaatsen van Pascal Smet. Crevits nieuwe slogan Elk kind
heeft een talent klinkt overigens even simplistisch als deze van minister
Vandenbroucke.
6 Schooluitval en
nieuwe aanpak duaal leren
In het iinterview van 18
januari 2014 stelde minister Crevits dat
de schooluitval in Vlaanderen een enorm probleem was; een stelling die aansloot
bij het Masterplan. Ook Crevits verzweeg
dat de schooluitval opvallend minder was dan in de andere (vergelijkbare)
Europese landen: 7,5% volgens Europese cijfers ( zelfs minder dan de 9,3% in
Finland). Ze zocht ook niet uit waarom er minder schooluitval is. Zo zorgen
onze gedifferentieerde graad, de B-attesten met de ermee verbonden tijdige
(her)oriëntering voor minder
schooluitval.
De schooluitval is deels
een gevolg van de toename van het aantal anderstalige leerlingen en is voor een
aanzienlijk deel ook een gevolg van de ondoordachte verlenging van de
leerplicht in 1983 door CVP-minister Coens - onder impuls ook van het ACW. Er
werd onvoldoende geluisterd naar de kritiek van o.m. de Torhoutse CVP-politicus
Roger Windels. (In Finland is er nog steeds geen verlenging van de leerplicht
tot 18 jaar.) Ook in Onderwijskrant
werden destijds kritische vragen gesteld. We voorspelde de problemen voor
jongeren die op 15-16 jaar al schoolmoe zijn
Ook de voorbije jaren hebben we
binnen het debat over de schooluitval herhaaldelijk gesteld dat er voor een
aantal leerlingen doorgedreven duaal leren nodig was.
Crevits en Co hebben 32
jaar na de verlenging van de leerplicht eindelijk ingezien dat er voor jongeren
die op een leeftijd van 15 of 16 jaar schoolmoe zijn, er meer aangepast
leercontract-onderwijs, intense vormen van duaal leren in samenwerking met de
bedrijfswereld, nodig zijn en gestimuleerd moeten worden. Zowel in de eerste
Conceptnota. Duaal Leren als in de conceptnota bis staat de opwaardering en
versterking van Duaal Leren als een volwaardige leerweg centraal. We vinden dit
positieve hervorming al beseffen we dat er nog heel wat uit te klaren valt.
7. Meerstemmigheid en chaos over STEM-optie
7.1 MeerSTEMmigheid en chaos
De voorbije weken sprak
minister Crevits zich euforisch uit over het succes van de nieuwe STEM-optie in
de eerste graad s.o. Op de blog
Onderwijskrant Vlaanderen plaatsten we het voorbije jaar al een aantal
bijdragen over STEM als nieuwe optie voor de eerste graad. Zo stelden we
onder meer dat er veel onduidelijkheid was omtrent het STEM-concept en dat de
scholen die dit inrichten die STEM-optie totaal verschillend invulden. We
maakten ons ook zorgen over de combinatie van wetenschappen, wiskunde, techniek, engineering ... en dit vanaf de
eerste graad s.o. We stelden verder dat er door het ontbreken van een
referentiekader een chaos zou ontstaan , dat de tso-scholen de dupe zouden
worden van het feit dat vooral aso-scholen uitpakten met de oprichting van een
nieuwe STEM-optie. We stelden ook vast dat universitaire STEM-ondersteuners
slecht pleiten voor STEM vanaf de tweede graad, o.m. omdat de leerlingen dan al
voer meer kennis van wiskunde en wetenschappen beschikken.
Het debat over STEM over in commissie onderwijs van 1 oktober
bevestigde onze stellingen omtrent de STEM-chaos en -improvisatie. Er werd
gewezen op de totaal verschillende invulling van de STEM-optie, op de
bedreiging voor het tso, enzovoort.
Minister Crevits gaf grif toe dat dit alles mede het gevolg was van het
ontbreken van een referentiekader en
stelde dat daar momenteel werk werd van gemaakt. Dit referentiekader is voor midden november
gepland, maar we vrezen dat de uitwerking ervan geen gemakkelijke klus zal
worden gezien de uiteenlopende interpretaties van STEM en het feit dat dit referentiekader moet gelden voor
STEM-leerplannen voor alle soorten leerlingen binnen aso en tso/bso.
Binnen het debat in de
commissie onderwijs viel het op dat ook minister Crevits precies zelf niet al
te best weet wat STEM precies inhoudt en voor welk publiek STEM bedoeld is. Ze stelde vooreerst
enthousiast : "STEM als alternatief voor Latijn is een meerwaarde,
een abstracte STEM dus. Maar er zijn toch ook heel wat typische tso-leerlingen
die per 1 september in STEM-aso belandden en die dit allesbehalve zien als een abstracte
optie en als alternatief voor Latijn. Iets later beweerde minister Crevits dan
weer dat STEM ook een ideale optie was
voor tso/bso-scholen.
Ook universitaire STEM-ondersteuners als prof. Wim Dehaene gewagen steeds over
'Abstracte' STEM (zie Impuls, september 2015) en vullen dit ook vrij abstract
in. Zo lezen we: We richten ons op
leerlingen met een sterk abstraherend vermogen (p. 7). We maken ons zorgen omtrent de visie van de
universitaire STEM-ondersteuners in de bijdrage Een nieuwe didactiek richting abstract, geïntegreerd STEM-onderwijs in Impuls, september 2015. We merken bijvoorbeeld ook dat Dehaene en Co hierbij ook
kiezen voor een constructivistische aanpak vertrekkende van contextrijke
situaties en dat ze pas starten in de tweede graad.
7.2 Debat in
commissie onderwijs van 1 oktober
7.2.1. Kathleen Krekels (N-VA)
Mijn fractie is
erg blij is met het succes van de STEM-richtingen. Ik houd evenwel vast aan het
pleidooi dat ik in de plenaire vergadering van 6 mei heb gehouden. We blijven
het toch betreuren dat voor de eerste opmaakoefening in het aso het tso en
dan de industriële wetenschappen en tso-techniek in het bijzonder toch niet
meer in de verf is gezet. In Klasse
las ik dat de technische scholen vrezen dat hun richting industriële
wetenschappen overbodig zal worden. Want de gelijkenissen zijn zo groot dat
alle specifieke deskundigheid zal verdwijnen.
In de brochures
over de STEM-richtingen in het aso komt het er doorgaans op neer dat men via
verschillende uitdagende projecten wiskundige, technologische en
wetenschappelijke problemen zal leren oplossen en dat men abstract,
probleemoplossend zal leren denken. Het basispakket van de aso-scholen wordt
dan aangevuld met die vijf uren extra, met wiskunde, wetenschappen en
programmeren.
De invulling van die keuzevakken gebeurt wel erg
uiteenlopend. De vraag naar het referentiekader is dan ook logisch.
In een brochure van het tso eerste graad industriële wetenschappen of
techniek staat exact hetzelfde. Ik citeer: Industriële wetenschappen richt zich op bollebozen, zowel meisjes als
jongens, met interesse voor techniek en wiskunde, en een goed redeneervermogen.
Dit model biedt een perfecte basis voor verdere studies op masterniveau. De
technische richting richt zich op meisjes en jongens met interesse voor
techniek en praktijk. Dit model biedt een perfecte basis voor het professionele
bachelorniveau. Het komt er eigenlijk op neer dat de lessenroosters van de
STEM-richtingen in het aso en het tso voor industriële wetenschappen mekaar
dekken: ze bevatten evenveel wiskunde, evenveel techniek, evenveel Nederlands
en Frans
In de oefening
voor de eerste graad secundair onderwijs zal het erg belangrijk zijn om de
STEM-richtingen goed tegen elkaar af te wegen en oog te hebben voor een
correcte en eenduidige studieoriëntering voor alle leerlingen. Onze fractie
pleit ervoor om te behouden wat goed is en enkel te veranderen wat beter kan.
Hoe zult u dat aanpakken, minister? Ik veronderstel dat het antwoord terug te
vinden zal zijn in de komende ontwerptekst van het referentiekader.
7.2.2 Jos De Meyer
(CD&V)
Veel scholen voor
algemeen vormend onderwijs zijn gestart met een optie STEM (science,
technology, engineering and mathematics) in de eerste graad. Aso-scholen die
STEM aanbieden, lijken het goed te doen: ze hebben duidelijk een gat in de
markt gevonden. De STEM-initiatieven staan volgens de top van het katholiek
onderwijs nog los van de visie op het geheel van het secundair onderwijs. Ze
mogen de keuzemogelijkheden na de eerste graad niet beperken.
Belangrijk is
vooral dat we duurzaam bouwen aan een sterk beroepsgericht onderwijs. Daarbij
is het belangrijk dat de huidige tso- en bso-scholen er een duidelijke plaats
in krijgen. Hoever staan we ondertussen met het kader waarbinnen deze optie
geplaatst wordt? Welke vervolgtrajecten worden voorzien? Welk initiatief zult u
hierrond zelf nemen? Hoe worden de eerste graad STEM en het uitwerken van de
vervolgtrajecten ingewerkt in de broodnodige waardering voor beroepsgericht
onderwijs?
7.2.3 Antwoord van
minister Crevits
STEM kent
inderdaad een opmerkelijke groei. We kunnen daar niet naast kijken.
Maar, en
daar hebt u zeer terecht aan gerefereerd, er moet een referentiekader komen,
zodat de kern van wat STEM is en kan zijn, zeer helder afgelijnd wordt en zich
plaatst in een internationaal perspectief én tegelijk ruimte laat voor
pedagogische vrijheid. Ik stel vast dat het label STEM nu vooral wordt
gebruikt door aso-scholen. Het verbaast me dat technische scholen niet trotser
zijn over het feit dat zij per definitie STEM zijn. Men kan zich zorgen maken
over het feit dat het aso STEM aanbiedt, maar er zijn nu eenmaal vrije
programmatie-uren. Als dat past in het referentiekader, hoeft dat geen slechte
zaak te zijn.
De afgelopen
maanden heeft mijn administratie werk gemaakt van een ontwerptekst. Hierbij
werden experten betrokken, zoals de lerarenopleiders, een aantal onderzoekers
en scholen. De input wordt verwerkt. Begin oktober en we zijn vandaag begin
oktober is het de bedoeling dat dit referentiekader wordt aangeleverd aan de
Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) voor een spoedadvies. Het is de bedoeling dat het
kader voor STEM tegen half november in alle scholen is. Het zal een kader zijn
voor alle niveaus en alle richtingen, niet alleen voor de eerste graad, ook al
besef ik dat daar vandaag wellicht de meeste vragen bestaan.
Wat STEM in de
eerste graad betreft, herhaal ik mijn eerder ingenomen standpunt: STEM als
verdieping en alternatief voor Latijn is een meerwaarde. Maar het kan niet dat
STEM in de eerste graad als een voorselectie voor de tweede en derde graad zou
fungeren. Dat is niet de bedoeling. Het is van belang dat leerlingen kunnen
kiezen voor de richting van hun keuze, ook in de tweede graad, ook in het bso
en het tso. Het is mijn bedoeling om het kader tegen medio november aan de
scholen te bezorgen.
8 Nieuwe
eindtermen: leerinhouden sterk beperken? NEEN!
Minister Hilde
Crevits gaf haar dienst Agentschap voor kwaliteitszorg de opdracht om een
kader voor de opstelling van de nieuwe eindtermen uit te werken. In een eerder
interview in De Standaard liet
minister Crevits al haar mening hieromtrent ontvallen. Ze poneerde o.a.: "We kunnen serieus wieden in de eindtermen
en leerplannen". Ook kopstukken
van de onderwijsnetten gewaagden van een grondige ontstoffing. Wij vragen ons
af wat er bij de verdere ontstoffing van b.v. de al uitgeholde taalleerplannen
nog zou overblijven. Gelukkig wezen ook
een aantal leden van de commissie onderwijs begin juli 2015 minister Crevits in deze context op het
probleem van de gebrekkige taalbeheersing van de leerlingen.
|