Onderwijs in Plan
Vlaanderen 2050: learning parks i.p.v.
scholen!?? De verbeelding aan de macht.
We lezen in het plan Vlaanderen 2050 : Onderwijs is van
iedereen. De school van de toekomst is daarom een learning park, waar
leerlingen, ouders, leerkrachten, ondernemingen en verenigingen elkaar fysiek
of virtueel ontmoeten en kunnen leren. Alle belanghebbenden kunnen er 24 uur op
24, 7 dagen op 7 terecht om gebruik te maken van de aanwezige faciliteiten en
elkaars kennis. Leren gebeurt immers op elk moment van de dag, zowel formeel
als informeel. Het learning park is daarom een leer- en een leefomgeving van de
lokale gemeenschap, waarin vrijetijdsactiviteiten gekoppeld worden aan het
leerplan.
De Vlaamse overheid investeerde al veel centen in het
Learning Park-concept. Indien minister Crevits en Co het learning park-project
uitvoeren dan krijgen we straks totaal andere eindtermen en leerplannen,
bestuurlijke schaalverkleining i.p.v. grootschaligheid; totaal andere
lerarenopleiding ...
In de publicatie De
Nieuwe school in 2030 : HOE makEN WE LErEN EN WErkEN aaNtrEkkELIjk?, een publicatie van het Departement Onderwijs,
VLOR & KBS wordt uitvoerig geschetst
hoe een toekomstige school als leerpark er zou moeten uitzien. We citeren de
belangrijkste passages.
1.Het
learning Park in beeld gebracht
De
principes hierboven zijn de vertrekpunten voor het concept Learning Park. Dat
kan mettertijd een aantrekkelijk en effectief alternatief worden voor onze
huidige scholen. In wat volgt worden beelden opgeroepen bij het Learning Park
als plek, de verschillende betrokken actoren, hoe leren er ingericht wordt...
1.1 Ingebed
in de nabije leefomgeving
Het Learning Park is
een zowel fysieke als virtuele plaats. Er is een grote variatie aan open en
gesloten ruimtes die uitnodigen tot ontmoeting en dialoog. De schaal kan
variëren, afhankelijk van de ruimtelijke en in 2030 vooral stedelijke context, maar er is
alleszins betrokkenheid bij de wijk, de
buurt. De inbedding in de lokale gemeenschap is cruciaal. Een Learning
Park is een plek waar
leeractiviteiten georganiseerd worden, maar waar ook plaatselijke sportclubs, cultuurverenigingen,
maatschappelijke organisaties, buurtwerkingen, lokale overheden
hun plaats
vinden. De fysieke plek van een Learning Park is sterk verbonden met het
dagelijkse leven. In een Learning Park
krijgt de dimensie ontmoeten prioriteit. Kinderen en jongeren ontmoeten elkaar en ook andere
buurtbewoners, ouders, ouderen
vinden er aanknopingspunten om elkaar te
ontmoeten. De zorg voor de gebouwen en de sfeer op het Learning Park is een
zaak van die lokale omgeving. In dit
beeld zijn al elementen van de coöperatieve structuur van een Learning Park
herkenbaar.
1.2 Een
projectgedreven leeromgeving
Kinderen
en jongeren zitten niet langer een hele dag in een klas. Het leer- en
ontwerplab schetst een ander toekomstbeeld: op een gewone dag kunnen leerlingen
gedurende enkele uren in een vaste leergroep bijvoorbeeld talen en wiskunde
leren, maar het grootste deel van de dag zijn ze bezig met projecten waarin ze
hun competenties actief ontwikkelen. Zon beeld veronderstelt dat leerlingen
volop over mogelijkheden beschikken om eigen keuzes te maken voor hun
leertraject. Bovendien kunnen ook vrijetijdsactiviteiten een plaats vinden
binnen de leeromgeving.
1.3 Ingrijpende verandering in rol van
lerarenstaf
Welk beeld roept het
Learning Park op van de leraar? Leraren zullen niet langer alleen lesgeven. Er wordt
geïnvesteerd in een team van volwassenen, een leerteam, dat bestaat uit
mensen met een complementaire kennis en complementaire vaardigheden, zowel
praktische als academische. Het team
ondersteunt de betrokkenheid, de samenwerking en het leren van en door
leerlingen.
Learning Parks zullen vrijer en flexibeler het
personeelsbeleid voor hun lerarenstaf kunnen invullen. Leraren van hun kant
krijgen de kans om hun job te
heroriënteren volgens hun
eigen ervaringen, verwachtingen en
competenties. Ze kunnen naar keuze meer belang hechten aan activiteiten
in verband met het leren zelf, het coachen of het projectmanagement. Zij worden
bovendien bijzonder gewaardeerd: het zijn spilfiguren in het omgaan met complexiteit.
1.4 Samenvattend
Dankzij het verbeelden en ontwerpen van een Learning Park
kon het leer-en ontwerplab de principes verder ontwikkelen. De ontwerpmodus
heeft de leden van het lab uitgedaagd om creatief dóór te denken en naar buiten
te durven komen met concrete oplossingsstrategieën. Zijn deze beelden bepalend? Sluiten ze andere
concepten uit? Wellicht niet.
2. Persoonlijke leerpaden; leerfamilies & projectgroepen i.p.v.
jaarklassen; leerling als eigenaar van
zijn eigen leerproces
Het centrale uitgangspunt achter dit concept is de
vaststelling dat kinderen en jongeren op veel punten erg van elkaar kunnen
verschillen: in manieren van denken, passies en interesses, mogelijkheden en
onmogelijkheden, niveaus van motivatie, aspiraties en dromen
De aanpak in een
Learning Park probeert zo goed mogelijk aan te sluiten bij deze verschillen.
Het verschil productief maken: daar gaat het om. Dat kan door kinderen een
veelheid aan ervaringen aan te reiken.
Er kan nog een
verdere stap gezet worden. Echt aansluiten bij de diversiteit van kinderen en
jongeren kan maar als ze ook zelf de regie kunnen voeren en stuurlui kunnen zijn
van hun eigen leren, binnen de aangeboden rijkdom aan ervaringen. Het gaat er
niet om dat kinderen volledig zelfsturend worden in het Learning Park, wel
dat hun eigen aspiraties, wensen, verlangens, verschillen
meegenomen worden in
het creëren van persoonlijke leerpaden. In een Learning Park zullen de kinderen
gecoacht worden om hun eigen leertraject aan te sturen in de richting van de
competentieniveaus die ze nodig hebben en willen halen.
Welk beeld kunnen we koppelen aan kinderen en jongeren die
op deze manier leren? Vijftien tot twintig kinderen zullen samen deel uitmaken
van een leereenheid of leerfamilie. Die vervangt de vroegere klassen.
Binnen zon leereenheid kunnen
leerlingen twee jaar ouder of jonger zijn.
Diversiteit is er een belangrijke waarde: leerfamilies zijn een
afspiegeling van de variatie in de
samenleving: diverse achtergronden, talenten, culturele en etnische herkomst
komen er samen.
Leerlingen van een leereenheid brengen ongeveer de helft van
de dag samen door. s Morgens is er een gesprekskring en ze kunnen er ook s
avonds één bijwonen, afhankelijk van de
activiteiten. Om beurt nemen ze de rol van moderator en verslaggever op zich.
De facilitator is een sleutellid van de
groep. Hij reflecteert over de dag en deelt zijn gedachten met de groep.
Naast de leertijd die ze samen doorbrengen in hun
leerfamilie, splitsen de leerlingen zich op in projectgroepen, waar ze leren en
werken met het oog op de competenties die ze willen verwerven, om hun
ondernemersvaardigheden te ontwikkelen en om de credits te halen die ze nodig
hebben om toegang te krijgen tot hoger
onderwijs. Ze beschikken tot slot ook over veel vrije tijd, die ze kunnen
doorbrengen met kunst, IT, muziekworkshops, sport en spel.
Het is niet eenvoudig om leerlingen helemaal eigenaar te
laten worden (en zijn) van hun eigen
leerproces. Dat veronderstelt reflectie en het kunnen innemen van een metaperspectief, maar ook
duidelijk kunnen benoemen wat iemand wil
betekenen in het leven en wat je daarvoor nodig hebt. Om dit soort reflecties
en gedachten te ondersteunen worden leerlingen begeleid door een persoonlijke
coach. Samen nemen ze de nodige tijd en ruimte om na te denken over wie ze
zijn, wat ze willen worden en hoe ze dat doel
kunnen bereiken. De coaches geven de leerlingen de kans om na te
denken over hun mislukkingen en
successen, over hun ambities en over wat maakt dat ze zich soms minder goed
voelen. De coaches helpen ten slotte om keuzes te maken in het eigen leerpad.
Ze stimuleren kinderen en jongeren om bepaalde ervaringen op te zoeken en
daarin bewust te experimenteren met hun
eigen gedrag.
3. Diversiteit als kapitaal leren begint
bij diversiteit!
Diversiteit noemden we al eerder bij de principes. In een
Learning Park is diversiteit een bron voor onderwijzen en leren. Diversiteit
benutten om te leren kan leiden tot
waardevolle ervaringen en inzichten. Stel je een groep kinderen voor. Ze komen samen in een leerfamilie,
elk met hun eigen ver wachtingen en doelstellingen, en misschien met een
concrete visie over wat ze als resultaat van hun leerproces willen zien. Het
verwoorden van hun doelstellingen en het verbinden van die doelen met die van
anderen is al een deel van het leerproces.
Wat heeft deze groep nodig om het leren op het goede spoor
te zetten? Verbondenheid, openheid, het
gevoel met elkaar in verbinding te staan, de ervaring dat anders-zijn kan en
dat ook de anderen... anders kunnen zijn.
En dat leren juist begint door het verbinden van de
verschillen. Wat zijn mijn en jouw
ervaringen? Kunnen we ons comfortabel genoeg voelen om te midden van de
verschillen te staan? En geven we elkaar een pauze, de tijd om ons weer met onszelf in verbinding te
stellen?
4. Het curriculum competenties opbouwen en adequaat beoordelen
Welk curriculumconcept gaat er schuil achter het beeld van
een Learning Park? Is zoiets als een
curriculum nog wel nodig in 2030? Als we voortbouwen op het uitgangspunt leren
gebeurt altijd en overal, zou men kunnen zeggen dat een standaardcurriculum
onrecht doet aan het karakter van leren
en aan de diversiteit aan leerstijlen en leerbehoeften. De vraagt blijft dus
overeind: komt een curriculum tegemoet aan de complexiteit van leren en
volwassen worden?
Los van het antwoord op deze vraag is het leer- en
ontwerplab ervan overtuigd dat een vorm van curriculum noodzakelijk is. Een
curriculum geeft houvast en biedt een
kader om leren vorm te geven en te ondersteunen. Gekoppeld aan de finaliteit
van onderwijs kan men niet anders dan stellen dat er bepaalde
basisvaardigheden, waarden, normen, principes en overtuigingen zijn die
wenselijk of zelfs noodzakelijk zijn om aan kinderen en jongeren mee te geven.
Vanuit deze gedachte werd het idee van een drieledig curriculum ontwikkeld:
Formeel curriculum Projectgebaseerd
curriculum Informeel curriculum
4.1 Hoe kan het
formeel curriculum eruitzien?
Een eerste deel van het curriculum omvat de competenties,
vaardigheden, waarden en normen
die nodig zijn om te kunnen participeren aan
de samenleving van 2030. Het gaat om minimumcompetenties en basisvaardigheden.
Het is lastig om nu al te bedenken welke de minimumcompetenties zullen zijn voor deelname aan de samenleving
aan 2030, al leven daarover wel al een
aantal ideeën. We denken aan wiskundige geletterdheid, geletterdheid tout
court, wetenschappelijke kennis
maar ook aan sociale vaardigheden,
solidariteit, probleemoplossende vaardigheden
Belangrijk is dat het gaat over minimumcompetenties.
4.2 Hoe kan het projectgebaseerd curriculum
eruitzien?
Een tweede belangrijk
deel van het curriculum bestaat uit projectgericht leren en werken. Met echte
opdrachtgevers (woon- en zorgcentra, cultuur- en welzijnsorganisaties,
bedrijven, natuurbeheerders, steden en gemeenten
) werken leerlingen projectgebaseerd samen aan
vraagstukken. Ze werken in de projecten steeds met drie lagen:
> Inhoud: waar het project over gaat Doelen die vooropstaan Resultaten die
vooropstaan De probleemstelling die aan de grondslag van het project ligt
Verkennen van themas binnen projecten
> Procedure: hoe het project ingericht wordt Elementen van de aanpak Projectmanagement Maken van afspraken Stappen zetten,
voortgang maken
> Proces: de
manier waarop ze als leerlingen omgaan met het project Vind
ik dit fijn of niet? Hoe komt dat? Wat
vind ik belangrijk in deze problematiek? Hoe lukt het samenwerken? Hoe vind
ik mijn rol in deze groep?
Bij het werken aan de projecten en het reflecteren daarop
verwerven ze de nodige competenties. Daarover wordt voortdurend een gesprek
gevoerd met elkaar en met de begeleidende staf.
4.3 Hoe kan het informeel curriculum
eruitzien?
Aansluitend bij het uitgangspunt leren gebeurt 24/24 en
7/7 maken ook vrijetijdsactiviteiten in de sportclub, vereniging en/of
jeugdbeweging deel uit van het curriculum. Deze activiteiten gebeuren dan ook
steeds meer op het domein van een Learning Park. Leerlingen krijgen credits
voor hun deel- name aan en reflectie op
deze activiteiten.
4. 4 Evaluatie en certificering van het drieledige
curriculum
Het leer- en ontwerplab heeft ook intens gediscussieerd over
meten, certifiëren, beoordelen en kwaliteitszorg van het leren. De
onderliggende vraag blijft immers:
wanneer is iemand klaar om volwaardig zijn rol in de samenleving te gaan
opnemen? Is dat op 18 jaar of vroeger? Is het nadat iemand gekwalificeerd is en
dus een diploma heeft behaald? En wanneer ben je dat, gekwalificeerd?
Het blijft lastig om
over deze vragen eenduidige uitspraken te doen. Voor het beoordelen en meten
van leerresultaten wordt het volgende basisprincipe vastgelegd: in een Learning
Park draait alles om ontwikkeling en groei, om de toekomst, om iemand de beste
versie van zichzelf te laten worden
De beoordeling, de
evaluatie en het assessment moeten die doelstelling ondersteunen. Beoordelen in
een Learning Park is daarom per definitie ontwikkelings- en groeigericht.
Om dit leer- en evaluatiesysteem dat leerlingen zelf
aansturen, te organiseren, wordt een systeem van leerkrediet voorgesteld.
Daarin kunnen leerlingen credits verdienen voor de competentieniveaus die ze
hebben bereikt.
Ze beschikken over hun persoonlijke digitale portfolio, waar
ze blijk kunnen geven van de competenties die ze hebben ontwikkeld en de nodige
certificaten verzamelen, net als verslagen van projecten, notities met feedback
enz. De verworven credits kunnen
opgespaard worden en resulteren in een diploma of certificaat voor een bepaald
domein.
Het formeel curriculum zou normerend getest kunnen worden.
Gap-gericht kijken naar de minimumcompetenties is een belangrijk deel van het
curriculum. Het evalueren in de projectgebaseerde en informele delen van het curriculum
moet anders verlopen dan in het formele deel het draait rond feedback, niet
langer rond normerende examens en toetsen. De nadruk ligt op doen, meer dan op
het memoriseren van kennis. Leerlingen nemen deel aan tal van projecten,
groepen, teams, opdrachten... Ze verwerven vaardigheden in uiteenlopende
domeinen. Ze worden voortdurend gemonitord door experts, projectmanagers en
facilitatoren, die nagaan en beslissen wanneer een kind een nieuwe vaardigheid
heeft verworven. Een belangrijk instrument om de ontwikkeling van een
competentie te certifiëren is het Vaardighedencertificaat dat leerlingen krijgen
van de expert, projectmanager, facilitator.
Om naar het hoger onderwijs te gaan zullen jongeren moeten
beantwoorden aan de eisen voor de specifieke studie waar ze voor kiezen.
Leerlingen zullen allemaal hun persoonlijke coach/mentor hebben om hen bij hun
keuzes te begeleiden en problemen aan te pakken als dat nodig is.de student is
eigenaar van Het eigen leren kinderen en jongeren Hebben zeggenscHap over Hun
leertraject
5 Sleutelactiviteiten,
lerarenopleiding, leiding e.d.
Het Leerlab pleit
voor de volgende sleutelactiviteiten om de transitie te maken naar een
onderwijs dat diversiteit ziet als bron van inspiratie:
> Het aanwerven van een diverse staf die de
diversiteit in onze gemeenschappen weerspiegelt.
> De
opleiding van leraren: het curriculum van de lerarenopleiding is een weerspiegeling
van de culturen van lokale en globale gemeenschappen. Criteria om te worden
toegelaten tot de lerarenopleiding houden onder meer het expliciet engagement
in dat men les wil geven in een divers samengestelde gemeenschap.
> Geef nieuwe inhoud aan leeractiviteiten;
focus op: onderlinge verbondenheid van
mensen en omgevingen; kennis,
vaardigheden en attitudes die diversiteit koesteren;
globale en lokale themas; het ontwikkelen van leervaardigheden.
> Moedig alle gezinnen aan om hun kinderen naar
de kleuterschool te sturen.
> Voorzie in
mogelijkheden om ouders en andere leden van de gemeen schap te laten leren en
participeren.
> Flexibel leren
aan de hand van een brede waaier van activiteiten, binnen en buiten de gebouwen
van het Learning Park.
> Een strategie op verschillende niveaus: Probeer niet langer leerlingen met
bijzondere noden te identificeren, maar ga na wie drempels ervaart bij het leren
en het participeren, en ruim die uit de
weg.
Rekruteer voor de
lerarenopleiding actief studenten bij groepen die ondervertegenwoordigd zijn,
zoals etnische minderheden en studenten met een beperking. Leg
links en maak bondgenootschappen met theater, dans, urban workshops, universiteiten...
Peer coaching en mentoraat...
Ontwikkel een geletterdheid van waarden en creëer mogelijkheden voor
dialoog op de weg naar wat in het Engels heet responsive schools.
> Leiderschap: gepassioneerd gedeeld leiderschap in scholen;
de coördinator/manager van het
Learning Park als lead learner
bevorder het zelfmanagement inzake diversiteit bij volwassenen en kinderen.
6 Een alternatief betaalmiddel naar een
betrokken samenleving dankzij de edu
In bijna alle gesprekken in het leer- en ontwerplab wordt
verwezen naar de rol van leerbegeleiders en leerkrachten als katalysatoren voor
de effectieve leerprocessen. Het zijn vaak leerkrachten die dingen net anders
doen dan anders of die er net dat tikkeltje meer aan toevoegen die blijvend
impact hebben op mensen. Een Learning Park moedigt deze houding bij alle
leerbegeleiders aan dus bij iedereen van het team en waardeert ze ook. Het
heeft te maken met bevlogenheid, ondernemerschap, kwalitatief projectwerk, het
aanspreken van een netwerk, het beste van jezelf willen geven...
Om zon houding te waarderen en te stimuleren stellen de
leden van het leerlab een alternatief betalings-
en waarderingssysteem voor als incentive: de edu. De edu is een alternatieve
munt én een fondsensysteem: Learning Parks kunnen er fondsen en incentives van
diverse aard mee verwerven, uitwisselen
en toekennen.
Het centrale idee is
dat leerbegeleiders edus kunnen verdienen voor bepaalde initiatieven en
projecten die zij opzetten. De edus kunnen aangekocht worden door bedrijven en
non-profitorganisaties die belang hebben bij projecten of initiatieven, en
waarvoor ze graag leerlingen van een Learning Park willen inschakelen. Edus
kunnen worden gebruikt om diensten te betalen en projecten op te zetten waar
een Learning Park en diverse stake- holders/partners bij betrokken zijn.
De edu zou verspreid kunnen worden door een publieke dienst
bijvoorbeeld het Departement Onderwijs en Vorming die optreedt als bemiddelaar
of bank en ook kan instaan voor een vorm van kwaliteitscontrole. De munt wordt geconcipieerd in termen van pedagogische
winst: hij draagt ertoe bij dat de
pedagogische kwaliteit van projectwerk en de ervaringen die daarin gecreëerd
worden, toenemen.
Welke waarde heeft een edu? Dat kan bepaald worden door de
bank. Zo zou je aan een wisselwaarde kunnen denken in beschikbare uren, maar
het zou evengoed een geldwaarde kunnen zijn. Specialisten moeten hier verder over
nadenken en dit verder uitkienen.
Als Learning Parks en hun projectmanagers erin slagen
partnerships op te zetten met andere actoren uit de samenleving, verdienen ze
ook meer edus om in hun projecten te investeren. Dat kan leraren erg
stimuleren om naar buiten te trekken,
relaties te leggen, als ondernemers te handelen enz. Ook voor de externe
partners zijn er voordelen mee verbonden. Zij zullen profijt halen uit de
samenwerking met de onderwijssector, niet alleen dankzij belastingvoordelen die verbonden zijn aan het
gebruik van de edu, maar vooral omdat
uit die samenwerking nieuwe opportuniteiten, innovatieve praktijken en
producten zullen voortkomen.
Het Learning Park of individuele leerbegeleiders kunnen hun
verdiende edus omwisselen voor een
bepaald investeringsbudget (niet per se in geld) dat ze kunnen inzetten voor
activiteiten die de pedagogische kwaliteit ten goede komen. We denken hierbij
aan persoonlijke opleiding, uitstappen met de leerfamilie, didactisch
materiaal
We hoeven daarbij niet altijd te denken in termen van absolute
cijfers: er kan ook in schijven worden gewerkt. Een voorbeeld: een leerbegeleider die
op jaarbasis edus verdient in een schijf van 50 tot 100, krijgt de beschikking
over een bepaald investeringspotentieel.
|