Sinds de start van het nieuwe schooljaar is het onderwijs in de ban van een nieuwe realiteit: ook kinderen met een beperking zijn welkom in het gewone onderwijs.
De inschrijvingen in het buitengewoon onderwijs dalen spectaculair.
Het gebrek aan adequate middelen
en het verbloemende taalgebruik van de minister zijn niet te verdragen. Drie voorbeelden maken dit duidelijk.
1.
In de praktijk is het nagenoeg onmogelijk geworden om een kind op een juiste manier door te verwijzen naar het buitengewoon onderwijs. Daar is een georganiseerde rem aan het werk. Veel ouders wier kind er baat bij zou kunnen hebben om doorverwezen te worden, weigeren resoluut want zij hebben nu het recht op een plaats in het gewoon onderwijs. Ouders die zelf van oordeel zijn dat hun kind meer hulp nodig heeft dan in het gewoon onderwijs mogelijk is, moeten het onderste uit de kan halen om het nog te laten doorverwijzen. (NvdR: de meeste van die kinderen worden overigens verplicht te starten in het gewoon onderwijs.)
2. Wat heet een beperking? Inclusie wil nu zeggen: iedereen is welkom in het gewone onderwijs, op voorwaarde dat het gewoon onderwijs zichzelf kan blijven. Maar zonder een veel grotere mogelijkheid tot differentiatie zal het gewoon onderwijs het niet redden. (Commentaar: de leerkrachten werden de voorbije jaren wijsgemaakt dat inclusieleerlingen het gewone curriculum moesten kunnen volgen. In de praktijk wordt daar geen rekening mee gehouden.)
3. De huidige ondersteuning bestaat uit 180 jobs uit het buitengewoon onderwijs.
Dat is het onderwijs en al wie erbij betrokken is uitlachen. (Daar elk van die ondersteuners een groot aantal scholen moet ondersteunen is de efficiëntie ook vrij laag.)
Het huidige M-decreet en de nieuwe realiteit ondermijnen echte gelijkheid en oprechte inclusie. Alle kinderen zijn gelijk. Geef ze dan ook ondersteuning om gelijk te kunnen zijn.