Aanleren
van algemene (meta)cognitieve vaardigheden: vraagtekens
bij deze vorm van 'leren leren'
Prof. K. Stokking (Bijdrage uit
Onderwijskrant 134, 2005)
De aandacht voor leren leren is gevoed vanuit beleid en samenleving,
waar werd gesteld dat het niet langer doenlijk is om via het initiële onderwijs
ook maar enigszins voldoende kennis over te dragen, gezien vanuit de kennis die
leerlingen later nodig zullen hebben. Men stelt dat die kennis steeds minder
goed te voorspellen is en dat bovendien voortdurend nieuwe kennis wordt
ontwikkeld.
We zouden ons daarom maar beter kunnen concentreren op het ontwikkelen
van (basis)vaardigheden om kennis te verwerven en toe te passen. Op een gegeven
moment werd dus opgemerkt dat leerlingen het leren vaak eerst nog moeten leren,
hetgeen leidde tot de uitdrukking leren leren.
Ik bekijk nu even kritisch drie invullingen van leren leren.
*De eerste invulling is het geven van aandacht aan concrete studeeraanpakken, zoals het maken van
planningen en schemas. Voor de effectiviteit daarvan is niet veel evidentie.
*De tweede invulling is gericht op het aanleren van algemene cognitieve en metacognitieve vaardigheden. De
literatuur hierover lijdt echter helaas aan een grote hoeveelheid termen:
metacognitieve vaardigheden, hogere orde vaardigheden, denkvaardigheden,
cognitieve strategieën, leervaardigheden, etc. Degenen die zich
wetenschappelijk hiermee hebben beziggehouden, blonken niet uit in het precies omschrijven
van hun begrippen en ook niet in het daarbij op elkaar voortbouwen. Er zijn
gedetailleerde theoretische onderscheidingen gemaakt en reeksen
leeractiviteiten onderscheiden, maar de diverse indelingen bevatten tientallen
elementen, lopen onderling nogal uiteen en maken al met al een enigszins
willekeurige indruk. Niet elke in theorie onderscheidbare activiteit, stap of
voorwaarde hoeft werkelijkheidswaarde te hebben, en het is ook de vraag wat
docenten er in de onderwijspraktijk mee kunnen.
Men kan zich ook afvragen of leerlingen niet worden afgeleid van de
kennisinhouden waarom het gaat als zij zich ook nog uitgebreid en expliciet met
hun leeractiviteiten moeten gaan bezighouden. Men kan zich afvragen in hoeverre
bij mensen die geconcentreerd met inhouden bezig zijn, sprake is, of zou moeten
zijn, van allerlei begeleidende denkactiviteiten op metaniveau.
Bovendien is het de vraag of onze mentale activiteit wel bestaat uit
het toepassen van vaardigheden zoals analyseren, interpreteren, hypothetiseren,
evalueren. Iets begrijpen is geen serie activiteiten en ook geen resultaat waar
je doelgericht naar toe kunt werken. Het zal duidelijk zijn: ik heb zo mijn vraagtekens bij de plaats die
in onderwijs en leren moet worden toegekend aan explicitering van algemene
cognitieve en metacognitieve activiteiten. Weliswaar zijn de aanwijzingen
die hierop worden gebaseerd vaak heel plausibel, en maakt onderzoek ook wel
aannemelijk dat mensen op dit vlak verschillen en dat die verschillen
samenhangen met leren, leerprocessen en leerresultaten.
Het is echter de vraag of voor het gewoon systematisch aanpakken van
een probleem (u kent het wel: oriënteren, plannen, uitvoeren, evalueren) zoveel
psychologische theorie over metacognitie nodig is, en of die ook van toepassing
zou moeten zijn bij het leren van nieuwe kennis
Ik sluit evenwel niet uit dat
ik bij mijn onbegrip voor de relevantie van expliciete aandacht voor
leervaardigheden het slachtoffer ben van het mechanisme dat een expert geen
bewuste toegang meer heeft tot de procedures die hij automatisch toepast maar
zich wel ooit een keer heeft eigen gemaakt. Misschien gaat het bij
leervaardigheden wel eenvoudigweg om bepaalde goede gewoontes, en is het
probleem vooral dat een deel van de leerlingen resp. studenten andere gewoontes
heeft. Dan is de vraag in hoeverre het mogelijk is om zulke gewoontes nog te
veranderen, en of het in het hoger onderwijs nog lonend kan zijn daarin te
investeren.
*De derde invulling heet procesgericht
onderwijzen. Dit is niet gericht op algemene leervaardigheden maar op het
voordoen, aanleren en zelfstandig leren gebruiken van vakspecifieke denkstrategieën. Van de derde invulling verwacht ik
het meeste.
(Dit is een onderdeel uit de
oratie bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar te Utrecht op 30.09.2003,
zie Internet).
|