Nieuwe eindtermen en leerplannen los van vakdisciplines
& ontstoffing = niveaudaling & ontscholing en moeilijke opdracht.
Controversieel ontwikkelingsgericht leerplanontwerp katholiek onderwijs.
1 Inleiding: ontstoffing , competentiegericht werken,
vaarwel vakdisciplines, competentiegerichte aanpak
Minister Hilde Crevits gaf onlangs haar dienst Agentschap
voor kwaliteitszorg de opdracht om een kader voor de opstelling van de nieuwe
eindtermen uit te werken. Dit roept een aantal vragen op, omdat de voorganger
van dit Agentschap, de Dienst voor Onderwijsontwikkeling (DVO) begin de jaren
negentig een analoge opdracht kreeg en van deze opdracht gebruik/misbruik
maakte om ten onrechte een welbepaalde en nefaste pedagogische visie op het
hoe van het onderwijs op te dringen. De DVO-onderwijsvisie sloot aan bij de
pedagogische hypes over vaardigheidsonderwijs, over leerlingen die zelf hun
kennis construeren, over communicatief en taakgericht taalonderwijs ... die
vooral vanuit academische kringen verspreid werden. De DVO speelde o.i. een
heel nefaste rol bij de opstelling van de eindtermen in de jaren 1990. We
vragen ons af hoe het Agentschap voor kwaliteitszorg en de overheid zich
straks zullen opstellen.
De voorbije maanden noteerden we geregeld pleidooien voor de
uitwerking van de nieuwe eindtermen en leerplannen die ons ten zeerste
verbaasden. Zo viel geregeld de term ontstoffing. Ook Raymonde Verdyck, hoofd
van de koepel van het gemeenschapsonderwijs, pleitte op 22 juni j.l. in een
Bel10 uit-zending voor het niet langer werken vanuit de vakdisciplines bij het
opmaken van de nieuwe eindtermen en leerplannen voor het lager en het secundair
onderwijs. Ook minister Hilde Crevits en andere beleidsmakers, kopstukken van
de Guimardstraat ... lieten al uitschijnen dat volgens hen de eindtermen en
leerplannen in sterke mate ontstoft, gereduceerd moesten worden.
In de reactie op Verdyck schreven we o.a.: We vrezen dat
als de nieuwe eindtermen en leerplannen zo opgesteld worden, dit tot de verdere
uitholling van de leerinhouden en de basiskennis zal leiden en tot niveaudaling
en ontscholing. We moeten dringend weerwerk bieden tegen analoge oproepen
vanuit onderwijskoepels, pedagogen als Martin Valcke e.d. om de eindtermen en
leerplannen in sterke mate los te maken van de vakdisciplines en de al
uitgeklede eindtermen en leerplannen verder te ontstoffen
We reageerden destijds ook uitvoerig op de propaganda voor
een competentiegerichte aanpak in de verschillende ontwerpplannen voor de
hervorming van het secundair onderwijs. Zo bevat een door het ministerie voorgestelde
onderzoeksproject van 2012 een onderzoeksvoorstel over competentiegericht
onderwijs. Het project werd omschreven als volgt: In de internationale en
Vlaamse onderwijscontext, o.m. in de plannen voor de hervorming van het
secundair onderwijs, wordt gekozen voor competentiegericht onderwijs. Welke
organisatie van het onderwijs is nodig om competentiegericht onderwijs waar te
maken? Wat betekent competentiegericht onderwijs voor het curriculum? Op welke
wijze kan assessment plaatsvinden? Heeft competentiegericht onderwijs een
invloed op de schoolinfrastructuur? De beleidsverantwoordelijken zijn
blijkbaar niet op de hoogte van de vele kritiek op de competentiegerichte en
constructivistische aanpak van het leerproces. Een voorbeeld. De Waalse competentie-paus,
de Luikse prof. Marcel Crahay, nam in 2006 expliciet afstand van de
competentiegerichte aanpak die hij in het verleden propageerde (Revue
Pédagogique). We moeten volgens Crahay opnieuw de leerinhouden en vakdisciplines
en ermee verbonden het leerkrachtgeleid leerproces centraal stellen. Crahay
pleitte dus tevens voor een gestructureerde (klassieke) aanpak van het
leerproces. Precies het feit dat men in de Waalse leerplannen met vage
competenties werkte en veel minder met aanduidingen van de concrete
leerstofpunten, wordt er verantwoordelijk geacht voor de niveaudaling.
Minister Crevits en andere beleidsmakers pleitten zoals
gezegd in het recente verleden ook al voor de ontstoffing van de leerplannen.
We vragen ons af wat er dan nog zou overblijven van de al inhoudelijk
uitgeholde leerplannen voor b. v. de taalvakken. Gelukkig wezen een aantal
leden van de commissie onderwijs begin juli j.l. op het probleem van de
gebrekkige taalbeheersing van de leerlingen. Begin 2007 startten Onderwijskrant
en O-ZON met een campagne tegen de niveaudaling, de uitholling van de
taalvakken, de verwaarlozing van basiskennis.... Sindsdien bleek ook uit tal
van enquêtes en standpunten dat de overgrote meerderheid van de leerkrachten,
docenten en professoren deze mening is toegedaan. De verantwoordelijken binnen
de onderwijskoepels die ook verantwoordelijk zijn voor de leerplannen, hebben
dit echter steeds ten stelligste ontkend. We voerden ook een geslaagde actie om
de opsplitsing in 60% vaardigheden en 40% kennis binnen de taalleerplannen van
het katholiek onderwijs weg te werken. In de uitspraken en teksten over de
nieuwe eindtermen en leerplannen vanwege de onderwijskoepels en vanwege een
aantal beleidsmakers merken we niets van de kritiek op de nivellerende eindtermen/leerplannen,
op de competentiegerichte aanpak e.d. In het buitenland merken we momenteel
nochtans vaak een herwaardering van de klassieke vakdisciplines en de
basiskennis, van directe/expliciete instructie e.d.
2 Revolutionair en ontcholend leerplanontwerp katholiek
onderwijs
Het Vlaams Verbond van het katholiek basisonderwijs werkt al
enige tijd aan de opstelling van een leerplanontwerp (algemene visie en
richtlijnen) als raamplan voor de opstelling van nieuwe leerplannen. In de
recente bijdrage Op weg naar een nieuw raamwerk voor leerplanontwikkeling in
het basisonderwijs (Forum, januari 2015) lezen we een aantal uitspraken over
dit leerplanconcept die ons ten zeerste verontrusten. Zo lezen we: Het nieuwe
leerplanconcept verlaat de gangbare indeling op basis van leergebieden. In
plaats daarvan gaat het uit, in de geest van het ontwikkelingsplan voor de
kleuterschool, uit van een indeling op basis van persoonsgebonden en
cultuurgebonden ontwikkelingsvelden met onderliggende ontwikkelthemas. Dat zou
volgens de tekst moeten leiden tot het saneren van het huidige
leerplanlandschap ( wat dat ook moge betekenen.)
In een andere tekst
van het Verbond lezen we: we laten de principes van het Ontwkkelingsplan voor
de katholieke kleuterschool (OWP) niet los en we zullen blijven stimuleren tot
ontwikkelingsgericht werken. Dat ene concept, moet de efficiëntie verhogen,
leiden tot méér samenhang tussen de kleuterteams en de teams lagere school en
ten volle ons opvoedingsproject ondersteunen. Voor onze leerlingen wordt de
overgang van de kleuter- naar de lagere school dan meteen ook kleiner. Als we
dit goed begrijpen dan zou de lagere school meer moeten werken zoals het
kleuteronderwijs. (school+visie, maart 2015). En verder: Nieuwe inzichten
(welke?) vanuit wetenschappelijke hoek over didactiek en leren bij kinderen
werden nog niet in het leerplanconcept geïntegreerd. Zo werd over metacognitie
en over affectieve didactiek (??) in de afgelopen jaren heel wat
gepubliceerd.
Het concept ontwikkelingsgericht werken staat dicht bij
het zgn.zelfontplooiingsmodel en child development-model. Het besteedt al
te weinig aandacht aan expliciete/directe/ gestructureerde instructie, aan de
leidende rol van de leerkracht, aan het belang van gestructureerde leerplannen
en cursorische opbouw ... Zelfs voor het niveau van het kleuteronderwijs staat
het ontwikkelingsgericht werken volop ter discussie. In het leerplan wiskunde
moesten we destijds als leerplanontwerper ook een hoofdstuk over wiskunde in
het kleuteronderwijs opnemen. We beklemtoonden een meer intentionele en
gerichte aanpak. Het ontwikkelingsplan pleitte jammer genoeg voor een louter
ontwikkelingsgerichte aanpak en voor een ervaringsgerichte aanpak à la CEGO
(Laevers).
Ook in onze Onderwijskrant-bijdragen over het
kleuteronderwijs pleitten wij geregeld voor een meer gerichte aanpak van het
woordenschatonderwijs, NT2 e.d. Ook de Amerikaanse onderwijsspecialist R.
Slavin pleit voor een meer gebalanceerde aanpak in het kleuteronderwijs en dit
b.v. niet enkel voor de technische vaardigheden in voorbereiding op het leren
lezen, maar ook voor de algemene mondelingen taalvaardigheid. We hebben
destijds ook vastgesteld dat de opstelling van het ontwikkelingsplan voor het
kleuteronderwijs een uiterst moeilijke geboorte werd. Het werken ermee valt in
de praktijk ook moeilijk uit. Uit de inspectieverslagen blijkt overigens dat de
leerkrachten lager onderwijs nog steeds de meeste moeite hebben met het
thematisch en weinig gestructureerde leerplan wereldoriëntatie dat gebaseerd is
op brede leerdomeinen en themas.
Als 1 van de 4 opstellers van het leerplan wiskunde van 1998
hebben we erover gewaakt dat de klassieke inhouden van de wiskunde als
cultuurvak/gestolde cultuur gerespecteerd werden en dat niet enkel afstand
genomen werd van de te abstracte/hemelse moderne wiskunde, maar evenzeer van
het in die tijd gepropageerde andere extreem van de aardse, contextgebonden en
constructivistische wiskunde zoals in de aanpak van de zgn. realistische
wiskunde van het Nederlandse Freudenthal Instituut. De constructivistische
aanpak van het Freudenthal Instituut en van de Amerikaanse Standards toont
vooreerst al te weinig respect voor de wiskunde als vakdiscipline, als
cultuurproduct, als condensatie en ordening van wiskundig weten en kunnen. Via
het eerste ontwerp probeerden de twee leerplanvoorzitters (lager en secundair
onderwijs) van de katholieke koepel het wiskunde-onderwijs in de richting te
sturen van de constructivistische aanpak van het Nederlandse Freudenthal Instutuut
en van de Amerikaanse constructivistische Standards van 1989. We slaagden
erin om dit eerste ontwerp terug naar de afzender te sturen. In dit leerplan
komt dan ook de term constructivistisch nergens voor en evenmin uitdrukkingen
als elk kind moet zijn eigen wiskunde-kennis construeren/ontwikkelen. Vooral
ook uit de grote aandacht voor de klassieke leerstofpunten en voor de
structurering ervan blijkt dat we afstand namen van de competentie- en
constructivistische aanpak. Zo voorkwamen we een wiskunde-oorlog zoals we die
de voorbije jaren in Nederland meemaakten. Is het toeval dat het leerplan
wiskunde ongeveer het enige was dat weinig of geen kritiek kreeg vanwege de
praktijkmensen? Is het toeval dat het opstellen van handleidingen en handboeken
op basis van dit leerplan best haalbaar bleek?
Is het toeval dat we voor TIMSS-10-jarigen heel goed scoren
voor wiskunde, maar veel minder goed voor het vak natuurkennis dat als vak niet
meer voorkwam in het leerplan W.O.?
Ook voor de opstelling van de leerplannen voor taal,
wereldoriëntatie e.d. merkten we in de jaren negentig dat de koepelmensen van
de Guimardstraat al te zeer de pedagogische en didactische hypes uit die tijd
overnamen, de hypes die ook centraal stonden in de visie van de Dienst voor
Onderwijsontwikkeling (de DVO van Roger Standaert) die de samenstelling van de
eindtermen patroneerde en die de DVO achteraf in de tekst Uitgangspunten aan
de eindtermen toevoegde. Zo lezen we in een DVO-tekst: De overheid (lees DVO)
ging ervan uit dat zoveel als mogelijk leerlingen kansen moeten krijgen om zich
maximaal te ontplooien. Leerinhouden moeten dan ingebed zijn in concrete, en
voor de leerling herkenbare contexten. Er was ook een verschuiving nodig van
het traditionele 'doceren', naar vormen van 'open leren' die (bijna) volledig
leerlinggestuurd zijn In tegenstelling tot de traditionele opvatting, waarbij
de leraar werd beschouwd als de overdrager van kennis, moet de leerling actief
betrokken worden bij het leerproces. Bij actief leren word gefocust op
langetermijndoelen en in veel mindere mate op overdracht van feitenkennis. Het
DVO was ook al tegenstander van het opstellen van (klassieke) leerplannen en
van het gebruik van handleidingen/methodes. (In een volgende bijdrage zullen we
uitvoerig de nefaste opstelling van de DVO-overheidsdienst bij de opstelling
van de eindtermen destijds bespreken. )
De koepel-kopstukken pleiten ook voor het lager onderwijs
voor ontwikkelingsgericht onderwijs zoals in het ontwikkelingsplan voor het
kleuteronderwijs. Ontwikkelingsgericht werken op basis van brede, vage en
rekbare ontwikkelingsvelden - of met themas zoals in ons kleuteronderwijs -
wordt bij ons weten nergens ter wereld in het lager en secundair onderwijs
toegepast. We stellen zelfs vast dat men in Frankrijk, Nederland ... voor
wereldoriëntatie opnieuw grotendeels werkt vanuit vakdisciplines en de er eraan
verbonden cursorische leerstofopbouw. Ook bij de opstelling van de nieuwe
eindtermen en leerplannen W.O. adviseerden we begin de jaren negentig om in de hogere
leerjaren te werken met de klassieke zaakvakken aangevuld met een aantal
vakkenoverschrijdende en rijke themas. De achteruitgang van de kennis van
natuurkennis, geschiedenis, aardrijkskunde is mede een gevolg van het afstappen
van de (cursorische) vakdisciplines. Als men straks ook nog eens afstapt van de
vakken wiskunde, Nederlands e.d. en geen afzonderlijke leerplannen per
leerdomein opstelt, dan verliezen we alle houvast. We verwachten dus geen heil
van het werken met brede ontwikkelingsvelden en ontwikkelthemas (!) naar het
model van het vigerende ontwikkelingsplan voor het kleuteronderwijs en evenmin
van het ontwikkelingsgericht werken in het lager onderwijs.
In de bijdrage van het Verbond lezen we verder: De
hoeveelheid en verscheidenheid van leerplannen maken leerkrachten sneller
afhankelijk van handleidingen waardoor ze het eigenaarschap over het onderwijs
verliezen. Zelf zijn we ervan overtuigd dat precies het gebruik van goede
methodes/handleidingen/ handboeken heel belangrijk is voor het niveau van het
onderwijs. De leerkrachten lager onderwijs zijn onvoldoende polyvalent en
deskundig en ze beschikken ook niet over de nodige tijd om al die verscheidene
leerplandoelen methodisch en inhoudelijk zelf uit te werken en in te vullen. Ht
zou ook leiden tot te grote verschillen tussen de leerkrachten en scholen.
Momenteel promoten de beleidsverantwoordelijken in Engeland het veel meer
gebruik maken van leermethodes/handboeken. Het lagere niveau in Franstalig
België wordt ook deels in verband gebracht met het feit dat de scholen er
financieel veel minder in staat zijn om zich methodes aan te schaffen.
De hoofdverantwoordelijke voor de pedagogische sector en
voor de nieuwe leerplannen van het Verbond, Machteld Verhelst, was destijds
medewerkster van het Steunpunt NT2-Leuven dat een constructivistische, taak
(thema)gerichte en leerlinggestuurde aanpak van het taalonderwijs propageerde.
In recente teksten over het leerplanontwerp onderkennen we de invloed van die
Leuvense neerlandici - die destijds een grote en nefaste invloed hadden op de
eindtermen taal en op het leerplan Moedertaal van 1998. Dit leidde tot een
inhoudelijke uitholling van het vak Nederlands. Eén van de stellingen van het
Steunpunt luidde: Systematisch en expliciet onderwijs van elementen
(woordenschat, spelling, grammatica ...) is weinig effectief. In de (mislukte)
methode Toren van Babel die het Leuvens Steunpunt uitwerkte lezen we: Ook de
spellinglijn is geschoeid op een analytische leest: al schrijvende leert men
spellen. Wij gaan ervan uit dat leerlingen zelf de systematiek in het
Nederlandse spellingsysteem ontdekken door veel te schrijven. Als reactie op
de eindtermen/leerplannen en op de visie van de Leuvense neerlandici
stimuleerden we de uitgeverijen om toch aparte en gestructureerde
spellingpakketten uit te geven en we werkten mee aan de opstelling. Gelukkig
bewezen veel leraren uit het lager en secundair onderwijs vaak lippendienst aan
de leerplannen en aan de door het Verbond opgesteld 60/40-regel voor de
verhouding tussen vaardigheden en kennis. Terloops: Het Steunpunt NT2 ontving
in de periode 1990-2010 een 500 miljoen BFR voor de uitwerking en ondersteuning
van NT2 onderwijs, maar concludeerde dat intensief en specifiek NT2 overbodig
was. Ook Machteld Verhelst manifesteerde zich een paar jaar geleden jammer
genoeg nog vanuit haar nieuwe functie als tegenstander van intensief
NT2-onderwijs vanaf de start van het kleuteronderwijs.
Verder zijn wij en de meeste praktijkmensen er rotsvast van
overtuigd dat ook in het lager onderwijs de vakdisciplines als cultuurproducten
nog het meest houvast bieden om de leerinhouden te structureren. Het
uitgangspunt dat het nieuwe leerplanconcept de gangbare indeling op basis van
leergebieden verlaat lijkt ons heel nefast. Het staat ook haaks op de
ontwikkeling in buurlanden als Frankrijk, Nederland en Engeland die meer dan
ooit vasthouden aan de indeling in vakgebieden.
De Engelse kennissocioloog Michael Young bekende enkele
jaren geleden dat hij in publicaties van de jaren zeventig ten onrechte de
klassieke vakdisciplines en schoolse kennis relativeerde (zie: Bringing back in
knowledge). De Duitse prof. Helmut Fend poneerde in 2008 dat steeds meer duidelijk
was geworden dat enkel een sterk doorgedreven vakkengerichte aanpak en hoge
eisen voor een hoog onderwijsniveau kunnen zorgen. De Duitse socioloog Niklas
Luhmann poneert in zijn postuum uitgegeven werk dat pedagogische modes als het
te weinig respecteren van de vakdisciplines -als gestolde cultuurproducten
het onderwijs ten zeerste aantasten.('Das Erziehungssystem der Gesellschaft',
(Frankfurt am Mein, Suhrkamp, 2002). Luhmann stelde: "In
onderwijscontexten worden schakelingen van opeenvolgend te induceren vormen van
weten of kunnen gecondenseerd in curricula, in (vak)disciplines."
Vakdisciplines als condensaties en ordeningen van weten en kunnen, vormen een
essentieel kenmerk van degelijk onderwijs.
Het afstand nemen van de ordening in vakdisciplines wordt
volgens Luhman ook al te vaak gecombineerd met hypes als zelfsturing, leren
leren, de leraar als coach on the side ... Luhmann betreurt dat het
Bildungsmodel, de klassieke interactie leerling/leerling, in onbruik dreigt te
geraken door een onophoudelijke stroom van onderwijshervormingen als het steeds
minder beklemtonen van de interactie leerkracht-leerling en van de
gestructureerde (vak)disciplines
De bijsturingen van het onderwijs in
Engeland stonden de voorbije jaren wel volledig in het teken van de
herwaardering van de vakdisciplines en hun klassieke leerinhouden.
Om de deelnemers aan
een studiedag over het leerplanontwerp te 'inspireren', deden de
koepel-kopstukken een beroep op de Gentse prof.-pedagoog Martin Valcke , die
gekend is voor de propaganda van de meest wilde ideeën over
onderwijs(innovatie). Valcke is een pleitbezorger van een radicaal
competentiegerichte en constructivistische aanpak. Hij manifesteert zich als
een vurige tegenstander van klassiek onderwijs, leerplannen en handboeken ...
Hij pleitte volgens het verslag op de studiedag ook voor het loskomen van
leerplannen en handleidingen, voor het afstappen van het werken met het
jaarklassensysteem , ... Allemaal zaken die haaks staan op de visie van ervaren
praktijkmensen. Het lijkt ons geen toeval dat de koepelkopstukken op de zgn.
inspiratiedag uitgerekend een beroep deden op Martin Valcke. De
koepelskopstukken negeren de vele kritiek op het zgn. nieuwe leren, op hun
leerplannen voor taal, W.O. e.d. van 1998, op de alarmkreten over de gebrekkige
taalbeheersing, kennis van natuurkennis, geschiedenis ...
|