Opvoeden
en onderwijzen met zachte hand versus knuffelpedagogie ook in beleidsteksten
van minister Vanderpoorten & CO
Bijdrage van Raf Feys in Onderwijskrant
nr. 133 juni 2005
-
Failliet van
knuffelpedagogie
Op 20 april 2005 was er op de KRO een
thema-dag over 'opvoeding'. Het ging vooral over 'het failliet van de vrije opvoeding' en de gevolgen van de
knuffelpedagogie. De algemene teneur was dat het nu maar eens gedaan moest
zijn met de knuffelpedagogie en de te vrije en zachte aanpak. In de uitzending
maakten prof. B. Levering en psychologe J. Delfos duidelijk dat de
laat-maar-waaienmentaliteit en de knuffelpedagogie van de laatste decennia achterhaald
zijn. Een aantal leerkrachten en opvoeders sloten zich in hun getuigenis bij
deze visie aan. Te veel pedagogen verkondigden in het verleden dat verbieden
een taboe is en dat het momentaan
welbevinden van het kind voorop moet staan. Dezelfde avond was er op de
Nederlandse TV ook een programma over de vele gedragsproblemen in het vmbo
(beroepsgericht onderwijs). Een aantal docenten getuigden dat ze in het vmbo
niet echt les meer kunnen geven, omdat ze zich voortdurend met storend gedrag
moeten inlaten.
In de vermelde TV-uitzendingen werd
beklemtoond dat ook het grote aantal losgeslagen jongeren wijst op het failliet
van de knuffelaanpak. Veel pedagogen gingen volgens prof. Van den Brink uit van de ontplooiing van het kind en
bevorderden aldus een narcistisch
zelfbeeld. Hij vraagt zich af of pedagogen wel voldoende oog hebben voor
het trainen van kinderen en jongeren in het
uitstellen van behoeftebevrediging, van het momentaan welbevinden.
"Zijn we in de opvoeding van kinderen niet doorgeslagen door assertiviteit als belangrijkste deugd te
beschouwen?"
2 Kritiek op Vlaamse knuffelpedagogie
Een tijdje geleden al lanceerden we in Onderwijskrant de term 'knuffelpedagogie', mede als reactie op
de beleidsnota van minister Vanderpoorten (1999) en op de sympathie in
beleidskringen voor het 'ontplooiingsmodel' van het CEGO (Laevers).
Vanderpoorten heeft 5 jaar lang verkondigd dat het momentaan welbevinden, het
leuk-zijn, meer centraal moest staan in klas.
Ook in het regeerakkoord van juli 2004 (van
minister Vandenbrocke) e.d) en in 'KLASSE' was er recenteljk weer veel te doen
rond het 'welbevinden van de leerling'. Prof. Mark Elchardus (VUB) reageerde op
de mode van het welbevinden en van de leuke school in een column in Knack (1 september 2004): "Het lijkt me niet uitgesloten dat
duidelijke en consequent toegepaste regels op school en vooral thuis de jonge
mensen beter wapenen tegen het leven en hen gelukkiger maken. Misschien is ook
overdreven meegaandheid nu al de belangrijkste doodsoorzaak bij jongeren."
Als men minder aan knuffelpedagogie doet dan zal dit het welbevinden, de
frustratietolerantie en de veerkracht van de jongeren bevorderen. Steeds meer
onderzoekers brengen ook de toename van gewelddadig gedrag bij jongeren in
verband met de toename van de knuffelpedagogie (zie punt 4).
In een interview in 'De Bond' (27.09.04) maakte ook onderwijspedagoog
Valeer Van Achter duidelijk dat hij afstand neemt van de stelling dat de
school enkel leuk en gezellig mag zijn en niet te veel inspanningen mag
verwachten van de leerlingen. Hij stelde: "De
opvoeding in gezinnen en scholen was vroeger autoritair, als reactie daarop
sloeg de slinger over naar wat ik een 'moederlijke' school noem. Het is goed
dat het autoritaire achter ons ligt, maar men heeft het kind met het badwater
weggegoten, misschien mag er toch wat vaderlijk tegenwicht komen. Jongeren
hebben niet alleen een leraar nodig die hen begrijpt, maar een die hen ook
uitdaagt in de gezonde betekenis van het woord. Hen aanport om iets bij te
leren, kritisch na te denken, een stap verder te zetten in de vorming
Een
leraar die authentiek is en uitkomt voor zijn visie, daar hebben ze respect
voor. Die tilt hen altijd een beetje verder dan waar ze al staan."
In 'Waar
is mijn school' (Ons Erfdeel,
december 2004) pleit ook hoofdredacteur Luc
Devoldere voor de herwaardering van de 'meester' en van de 'discipline'.
Hij start met een citaat van Huizinga: "De
meest bloeiende culturen hebben wel de jeugd liefgehad en vereerd, maar haar
niet gecajoleerd of gefêteerd." Daarna sluit hij zich aan bij
Bordewijks kritiek op het pedocentrisme in zijn boek 'Bint' van 1934: "Ik eis
van de leraar dat hij zich niet inleeft in het kind, dat hij niet daalt. Ik eis
van het kind dat het zich inleeft in de leraar, dat het 'klimt', staat
staalhard te lezen in Bint. In de jaren '30 van de twintigste eeuw werd
blijkbaar al een vonnis geveld over de pedagogie die 'het kind centraal stelt'.
Terwijl het relatief eenvoudig is. Kind noch leraar staan centraal: kennis - en
cultuuroverdracht en het doorgeven van vaardigheden staan centraal. En leraren
vervullen een sleutelrol bij die overdracht. Zij moeten competent zijn en
enthousiast hun kennis en vaardigheden overdragen. De samenleving moet daarom
haar leraren koesteren. En leraren overigens hun leerlingen. Maar ze moeten ze
niet fêteren. Uiteindelijk gaat het in de eerste plaats om tucht. Uiteindelijk
moeten wij misschien terug naar die mooie gedachte van ontvoogding die sociale
ongelijkheid kan wegnemen." Devoldere vreest dat het pedocentrisme en het
relativeren van de kennis- en cultuuroverdracht door veel beleidsmensen en
onderwijskundigen een bedreiging vormt voor de sociale gelijkheid en
ontvoogding. Eddy Van Buggenhout stelt in dit verband: "Heel wat migrantenjongeren zijn het slachtoffer van het
pedagogische anarchisme dat het onderwijsgebeuren wil reduceren tot een leuke
bezigheidstherapie" (DS, 11.11.04).
Journalist Pieter Lesaffer schreef hierover in
De Standaard: "Terwijl onze beleidsmensen en topambtenaren 'voorlopig'
wakker liggen van 'het welbevinden van de leerling' (cf. regeerakkoord ) en
veel aanpakken als 'ouderwets' bestempelen, merken we in Frankrijk en bij
onderwijsminister François Fillon vooral pleidooien voor het herstel van de
autoriteit op school en voor het in ere herstellen van een aantal traditionele
onderwijsmethoden (Strenge school is terug,' De Standaard'; 4.10.04). Lesaffer
voegt er aan toe: "Maar de tijd van de zachte aanpak lijkt ook in
Vlaanderen op zijn retour. Ouders sturen hun kinderen liever naar een strenge
school. De school die duidelijk lijnen trekt en niet te veel poespas verkoopt,
lijkt de school van de toekomst te zijn."
3 P. Adriaenssens: 'verzwakte generatie'
In deze bijdrage nemen we nog eens een aantal
recente pleidooien op over opvoeden en onderwijzen met zachte hand en over het
gebrek aan gezag in de hedendaagse opvoeding. In een interview met de redactie
van IVO stelde prof. Adriaenssens dat
het gevaar dreigt dat we een verzwakte generatie creëren: "We moeten ervoor zorgen dat er in een
kindgerichte samenleving genoeg leiding blijft. Twintig jaar geleden moesten we
in lezingen veel aandacht geven aan communicatie met kinderen. Ik stel vast dat
we de laatste jaren opnieuw beginnen te spreken over leiding geven. We moeten
op beide aspecten letten. Veel mensen durven inzake opvoeding geen duidelijk standpunt
meer in te nemen en dat is verontrustend; het gevaar dreigt dat we aldus een
'verzwakte generatie' creëren. We zien b.v. tegenwoordig veel te veel kinderen
die thuis blijven van school, omdat ze zich niet goed voelen. Vroeger keek men
op de thermometer en als ze geen koorts hadden, vlogen ze naar school. Nu is er
teveel begrip: och arme, gaat het niet? Terwijl we nood hebben aan de vaste
hand: 'komaan, doorbijten, ga naar school, je hebt geen koorts'.
In de hogere
sociale klasse zien we meer affectieve verwaarlozing. Je ziet er verwende
kinderen, die weinig leiding krijgen, maar die ook niet kunnen inschatten
wanneer ze eigenlijk iets doen dat de ouders goed vinden. In het milieu van de
kansarmoede zie je meer straatproblematiek, meer jeugddelinquentie, omdat er
daar ook meer pedagogische verwaarlozing is" (IVO, december 2003, p. 13-14).
4 G. Van den Brink & P. Smeyers
In het VRT-programma 'Nachtwacht' (8.05.04) stelde de Nederlandse cultuursocioloog Gabriël van den Brink dat de ouders en
de leerkrachten weer meer centraal moeten staan in opvoeding en onderwijs, in
plaats van zijne majesteit het kind. In de pedagogische theorieën en vaak ook
in de praktijk van de voorbije 25 jaar stond volgens hem bijna steeds het kind
centraal. Alles stond in het teken van de zelfontplooiing van het kind en het
onderhandelen, maar er was te weinig aandacht voor zaken als regels, afspraken,
discipline, rekening houden met de andere. Assertief gedrag in de zin dat het
kind uiteindelijk zijn weg moet leren vinden is uiteraard positief, maar het
gaat te vaak gepaard met onfatsoenlijk, agressief en asociaal gedrag.
Van den Brink vraagt zich o.a. af of pedagogen
wel voldoende oog hebben voor het trainen van kinderen en jongeren in het uitstellen van behoeftebevrediging. We
zetten de kinderen te veel op een voetstuk en daar worden ze alleen maar
verwend en agressief van. Volgens hem blijkt dit alles ook heel duidelijk uit
zijn onderzoek over 'geweld bij jongeren' bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). Volgens de onderzoeker is de opvoeding van
kinderen in Nederland doorgeslagen door assertiviteit en mondigheid als
belangrijkste deugden te beschouwen. Om de kwalijke keerzijden van de te
assertieve levensstijl agressie en geweld te beteugelen, pleit Van den
Brink in zijn publicaties voor een beschavingsoffensief bij de jongeren én bij
de volwassenen, want ook deze laatsten gedragen zich al te vaak onbeschoft en
bot, te liberaal. Er kwamen ook twee ouders van een groot gezin aan het woord,
Hilde en Bert, die duidelijk maakten dat bij te veel vrijheid en onderhandelen
de kinderen tilt slaan; volgens hen moeten opvoeders duidelijke grenzen
stellen. Na de lagere school-eeftijd worden vormen van overleg belangrijker.
In hetzelfde programma kwam ook prof. Paul Smeyers (K.U. Leuven) even
aan het woord. Smeyers beklemtoonde dat opvoeden op vandaag moeilijker geworden
was, maar dat ouders en opvoeders moeten proberen door te geven wat zij
waardevol vinden in het leven. "Over
dingen die ze werkelijk belangrijk vinden moeten ouders en leerkrachten niet
onderhandelen; bij overleggen gaat het meer over praktische zaken." Hij
bekritiseerde ook de overvloed aan boekjes over opvoeden, want ouders gebruiken
die bijna als een kookboek waar je voor elke situatie een receptje uit haalt.
Kinderrechtencommissaris
Ankie Vandekerckhove was ook van de partij; zij stond
alleen met haar standpunt en vertolkte nog eens haar keuze voor de onderhandelingsopvoeding, voor
initiatieven van de overheid om de ouders pedagogisch te begeleiden en voor het
wettelijk verbieden van de 'pedagogische tik'. Ze was wel zo diplomatisch om de
term 'onderhandelen' meestal te vervangen door de term 'overleggen' en om aldus
haar vroegere stellingen een beetje af te zwakken.
-
Kinderen niet (echt)
gelijkwaardig
In het debat over kinderrechten staat de idee
dat kinderen gelijkwaardige personen zijn veelal centraal. "Kinderen moet je als totaal gelijkwaardige personen behandelen",
vindt ook Anne-Mie Drieskens, woordvoerster van de Gezinsbond. Zij vindt dat
veel ouders kinderen niet als gelijkwaardig beschouwen aan volwassenen en dat
ze dan ook ten onrechte vinden dat er b.v. niets mis is met de pedagogische tik
(Wat te doen als uw kind niet luistert,
De Morgen, 7 juli 2004). De Gezinsbond pleit net als de kinderrechtencommissaris
voor een soort onderhandelingshuishouding en voor het radicaal overlegmodel.
In dezelfde bijdrage reageerde prof. Frederik Swennen, professor
familierecht aan de Universiteit Antwerpen, op de stelling dat kinderen totaal
gelijkwaardige wezens zijn. Swennen stelde: 'Kinderen
zijn niet gelijkwaardig aan volwassenen. De verhouding ouder-kind of leraar-leerling is een gezagsverhouding,
waarbij de ene meer gezag heeft dan de andere. Dat is nodig om het kind op te voeden tot een volwassene. In het debat
over kinderrechten wordt vaak als argument aangehaald dat kinderen
gelijkwaardig zijn. Dat klopt gewoon niet. Als je een kind als gelijkwaardig
gaat behandelen of een kind toelaat zich als gelijkwaardig te gedragen, terwijl
het helemaal niet gelijkwaardig is, hoe kun je het dan opvoeden? Je moet ervoor
openstaan om dingen te leren, om te leren hoe je je moet gedragen. Dat kan
alleen als je vindt dat de ouder of leraar je iets te leren heeft, en dus boven
jou staat. De filosoof George Steiner heeft het in zijn laatste boek over deze
problematiek en vindt dat de veranderde houding tussen opvoeder en kind en
leraar en leerling de overdracht van kennis en waarden, wat de kern is van het
opvoeden, moeilijker maakt. Hij ziet de toekomst van het kind pessimistisch
in".
"Ouders zijn vandaag vaak erg onzeker over hoe ze hun kind
moeten opvoeden", vindt Swennen. 'Sommige
ouders lijken bang om hun kinderen grenzen te stellen. De opvoeding vandaag is
veel vrijer dan vroeger, er is over het algemeen minder discipline in gezinnen.
Dat merk je: er zijn 30 procent meer minderjarigen die voor de jeugdrechter
moeten komen omdat ze strafbare feiten hebben gepleegd. De stijging van het
aantal minderjarigen dat feiten pleegt, is een gevolg van een te vrije opvoeding
waarbij de jongeren de grenzen van wat kan en niet kan niet respecteren. Ouders
stellen vaak te weinig grenzen in hun opvoeding." Op een
DIROO-dialoogdag (Gent, 22.09.04) beklemtoonde ook de Gentse filosoof Raf Debaene dat leerkracht en leerling
geen gelijkwaardige partners zijn.
7 An Candaele over 'knuffelpedagogie'
We krijgen de indruk dat sommige mensen binnen de Gezinsbond niet ongevoelig zijn voor het
feit dat ze de voorbije maanden bekritiseerd werden omwille van de door de Gezinsbond gepropageerde knuffelaanpak
en omwille van het voorstel om 'de pedagogische tik' wettelijk te verbieden. Zo lazen we in 'De Bond'
een bijdrage met kritiek aan het adres van de 'knuffelpedagogie' (De Bond, 27 augustus 2004). We citeren
even.
"Dat
kinderen die zich goed voelen op school en gemotiveerd zijn, meer van de lessen
opsteken dan als het louter van moeten is, daarover zijn de meeste mensen het
eens. Maar hoever het vertrouwen in die intrinsieke motivatie moet gaan of hoe
belangrijk sturing door de leerkracht is, leidt tot meer discussie. Geef de
kinderen een rijke, uitdagende omgeving en ze leren vanzelf, zo meent de een.
Wie denkt dat een kind zomaar uit zichzelf zal leren lezen, rekenen en alles
opsteken wat de samenleving van het onderwijs verwacht, heeft het verkeerd
voor, vindt de ander. De (te) grote nadruk op het belang van het welbevinden en
de vrijheid van de leerlingen, wordt door de tegenstanders soms smalend
afgedaan als 'knuffelpedagogie'. Je kunt mensen ook dom en dood knuffelen,
luidt het. Een kind dat al eens een mislukking ervaart en tegen grenzen
aanbotst, wordt daardoor weerbaarder én het is de beste voorbereiding op de
realiteit van het leven. Als kinderen alleen maar leren waar ze zich goed bij
voelen, worden ze dom. Leren is nu eenmaal soms lastig.
De term
knuffelpedagogie dook ook op naar aanleiding van een actie van het
onderwijstijdschrift KLASSE om de rode balpen uit de klas te bannen. Leerlingen
zouden te veel op hun fouten gewezen worden en te weinig complimentjes krijgen.
De reacties bleven niet uit: als we niet meer mogen zeggen waar de leerlingen
de bal misslaan, schieten we het doel van onderwijs- en professionele opvoeders
die kinderen binnenleiden in een wereld van kennis en vaardigheden compleet
voorbij.
Kan je kinderen grootbrengen zonder van hen soms gehoorzaamheid
zonder meer te eisen? Behoeden we hen beter voor frustratie en pijn of zijn dat
net goede leerscholen?
Op school of thuis, het blijft zoeken naar een goed
evenwicht."
8 Zelfkritiek op Freinet-aanpak
Freinetonderwijzer
Vincent (Kortrijk) formuleerde onlangs (zelf)kritiek
op Freinetonderwijs en onderhandelingsopvoeding waarbij de leerlingen over
alles hun zegje mogen en moeten doen. (Discussieforum www.freinetbeweging.vlaanderen.be). Kritisch onderwijs en opvoeding tot
mondigheid mogen niet verworden tot een opvoeding tot misnoegdheid en kritiek
op alles en nog wat.
Vincent schrijft: "Het lijkt maar een klein verschil maar laten we in onze
pedagogische Freinetvisie het woordje 'kritisch' even in de diepvries steken:
waarom willen we onze kinderen zo per se opvoeden tot mondige, kritische
wereldburgers - we geven hun het gezaag en het geklaag met de paplepel mee en
zijn dan verwonderd dat er Blok-stemmen bijkomen ... Ik merk in een oudste klas
lager onderwijs bijv. dat als we na een uitstap terug in de ronde zitten,
kinderen wel altijd iets hebben aan te merken over de gids zus of zo, de
rondleiding te lang of net te kort, de zaal te warm, de foto's te groot, de
muren te wit, de banken te hard, de treinen te vol, ... Een waslijst gezever,
zo maar omdat het blijkbaar hoort als je thuis of in de Freinetschool kritisch
bent opgevoed. Ik heb me voorgenomen om ze daar volgende keren geen kans meer
toe te geven: dat ze verdomme blij mogen zijn dat ze op uitstap mogen. Laten we
dat woord kritisch maar vervangen door gezonde, tevreden en verdraagzame
mensen. Met een meer constructieve opstelling raken we er wel!"
Vincent schrijft verder: "Ik denk dat we na de verkiezingsuitslag niet anders kunnen dan
voortdoen met de mensen die zich niet dagelijks dood kankeren op de vuilnis in
hun straat, die migrant op de hoek, die buurman die zijn auto altijd voor de
andere zijn deur parkeert, ...Als de politici zich moeten bezighouden met de
agendapunten die dergelijke knorpotten naar voor schuiven, raken we er nooit
... Ontevreden mensen worden nimmer tevreden of niet? Misschien is onze taak
heel eenvoudig: dagelijks in de klas komen met de glimlach en een kind op het
hart drukken dat het in een goede wereld leeft waar hij zelf aan mag meewerken
..."
Commentaar
Het gaat inderdaad niet op te goochelen met
termen als kritisch of emancipatorisch onderwijs. Veel hangt af van de concrete
invulling. Ook hier moeten we zoeken naar een goed evenwicht. Moeten we de klas
als een democratie in het klein beschouwen waarbij de leerlingen steeds een
stem in het kapittel moeten hebben zelfs bij het verplaatsen van een
tafelpoot? Kritische vorming betekent
nog niet dat men in klas alles voortdurend ter discussie moet stellen en dat er
over alles onderhandeld moet worden. Ook bij opvoeding tot mondigheid en
maatschappelijk bewustzijn hangt veel af van de concrete invulling. Enkele
jaren geleden werden de leerlingen in veel Freinetscholen actief betrokken bij
'kritische' sympathie-acties tegen de uitwijzing van 'sans-papiers' en tegen
het beleid van de regering. Ook dan zullen een aantal Freinetleerkrachten zich
wel afgevraagd hebben of dit acties zijn waarin men kinderen tussen 2,5 en 12 jaar
moet betrekken en waarom de politici hun zegje niet mochten komen doen.
7 Besluit
Uit de geciteerde kritiek op de
knuffelpedagogie blijkt het afwijzen van de propaganda voor de
knuffelpedagogie(k), voor 'het kind centraal', voor het momentaan welbevinden van het kind in de 'leuke school' vanwege
Vlaamse beleidsmensen, het kinderrechtencommissariaat en bepaalde pedagogen. De
verregaande meegaandheid leidt volgens de critici tot een 'verwende',
'verzwakte' en 'ontevreden' generatie, tot 'leuke
bezigheidstherapie' die haaks staat op ontvoogding en GOK, tot ernstige
gedragsproblemen
Het leren uitstellen van de behoeftebevrediging blijkt weer
een belangrijk opvoedingsdoel te zijn. De critici wijzen de modieuze 'onderhandelingshuishouding'
af. 'Kind noch leraar staan centraal:
kennis - en cultuuroverdracht en het doorgeven van vaardigheden staan centraal'
en de leraar mag weer 'meester' i.p.v. coach spelen.
We opteren zelf voor een opvoeding met zachte hand; dit betekent noch opvoeding met harde hand, noch knuffelpedagogie. We wensen
verder dat de basisgrammatica van degelijk onderwijs behouden blijft en dat men
o.a. voldoende inspanning van de leerlingen durft vragen. Dit alles is ook
belangrijk vanuit het standpunt van de onderwijskansen en de ontvoogding van de
sociaal-benadeelde jongeren. We merken met genoegen dat velen opnieuw het
belang van voldoende 'discipline' en' inspanning' op school beklemtonen; niet
het momentaan welbevinden staat dan
centraal, maar het uiteindelijk welbevinden en welzijn van de jongeren. Dit
houdt geenszins een pleidooi in voor 'opvoeding
met harde hand' of voor de school als leerfabriek; de voorbije kwarteeuw
hebben we dergelijke 'restauratieve' pleidooien met evenveel kracht bestreden
als de knuffelpedagogie.
|