Grootschalige
scholengroepen: actualiteit, afremming fusiedwang & kritiek; schuldig
verzuim van minister Crevits en parlementsleden (Bijdrage uit Onderwijskrant nr. 174,
augustus 2015)
1 Inleiding: reactie op witboek &
actualiteit
1.1 Reacties op witboek
Onderwijskrant publiceerde in april j.l. een witboek over
grootschalige scholengroepen en het VSKO-plan in het bijzonder. Dankzij de
elektronische ver-sie op de website en de sociale media konden we dit witboek
op een relatief grote schaal verspreiden.
Een debat over schaalvergroting en het VSKO-plan op gang brengen is een
moeilijke zaak. Barbara Moens gewaagde
in De Tijd terecht van een
machtsgreep vanwege de VSKO-kopstukken en van spreekangst bij directeurs:
De hervorming van de schoolbesturen maakt deel uit van een grotere
machtsstrijd in het katholieke onderwijsnet.Hoe minder schoolbesturen, hoe
eenvoudiger het voor de koepel is om marsorders te geven. De angst om uit de
biecht te klappen is een rode draad in de ge-sprekken met directeurs, ook al
zit de frustratie diep (De Tijd, 21 maart).
Net voor de publicatie van ons witboek vroeg een directeur
om zijn ingezonden bijdrage toch liefst niet op te nemen. De spreekangst is
groot en de druk om te fuseren die op de scholen uitgeoefend wordt, was dit
jaar enorm.
We ontvingen de voorbije weken heel wat positieve reacties op ons witboek. Met onze kritiek op de verplichting van een
fusie van basisscholen met secundaire scholen, stimuleerden we blijkbaar ook
veel directies basisonderwijs om een kritisch standpunt in te nemen (zie punten
2, 3 en 4).
Een directrice liet weten: Uw visie sluit goed aan bij de visie van
Dirk Van Damme (OESO) in:Niet
de on-derwijsnetten maar de scholen moeten worden versterkt (De Tijd, 25 april
2014). Van Damme pleit net als
Onderwijskrant voor een ander soort be-stuurlijke optimalisering. Van Damme:
Onderwijssystemen varen het best
met sterke scholen, niet met logge superstructuren. Uit de internationale
gegevens blijkt overduidelijk dat landen die sterk in de autonomie van scholen
geloven ook de beste resultaten halen. Nederland, dat een tiental jaar geleden
nog sterk geloofde in het verbeteren van management en bestuur en daarvoor
mastodontschoolbesturen
oprichtte, komt daar nu snel van terug. Wie het management in het onderwijs wil
versterken, richt het best de inspanningen op het niveau van de scholen, niet dat van de structuren.
Onderwijskrant pleit voor zon soort bestuurlijke optimalisering en pleit
daarom ook voor een vereenvoudiging van wetgeving e.d. Dit is meteen ook een
antwoord op de VSKO-stelling dat de wetgeving e.d. te complex geworden is voor
de gewone directeurs en bestuurders.
Nog steeds verwijzend naar Dirk Van Damme stel-de de
directrice dat de VSKO-kopstukken niet eens beseffen dat precies de kleinere en
flexibele net-structuur van de katholieke scholen, meer garantie voor
autonomie, betrokkenheid en kwaliteit
biedt dan b.v. in het gemeenschapsonderwijs het geval is. De invoering van
grootschalige scholengroepen en besturen zou ook volgens haar precies de ziel
en de bezieling van de katholieke school aantasten. Reactie
van Johan C.: Vanuit mijn ervaring
kan ik daar enkel aan toevoegen:
Schaf de grote scholen-groepen gewoon af. Geef de school terug aan de directeur
en de leerkrachten.
Iemand schreef terecht dat de
grootschalige scholengroepen een aantasting betekenen van de vrij-heid van
het onderwijs zoals ook prof. Boudewijn Bouckaert, ex-voorzitter
onderwijscommissie, be-toogde in Visie(s) op onderwijs (Pelckmans,
2014). De behoudsnorm in het
hoger onderwijs werd na lobbywerk van Onderwijskrant beperkt tot 600 studenten.
VSKO-kopstukken stellen voor scholengroepen van lager en secundair onderwijs
een gemiddelde van 6.000 voor!
Velen apprecieerden ook dat Onderwijskrant eens te meer het
initiatief nam om te reageren tegen beslissingen van VSKO-kopstukken waarvoor van-uit de scholen geenszins een
consensus bestaat.
Een directeur s.o. schreef in dat verband: Ik hoop dat Onderwijskrant
net zoals met de campagne rond het hervormingsplan s.o. erin slaagt om een open
en tegensprekelijk debat over schaalvergroting en bestuurlijke optimalisering
op gang te brengen. Net als in mei 2012 wekten de VSKO-kopstukken begin januari
2015 de (valse) indruk dat er een ruime consensus omtrent hun hervormingsplan
bestond en dat er aan hun normatief plan niet meer te tornen viel. Op 6 mei
2012 verspreidden we een petitie die al
vlug door 13.000 mensen ondertekend werd. Meteen werd duidelijk dat de
VSKO-kopstukken ten onrechte pronkten met een grote consensus rond de
hervorming s.o.
1.2
Reacties uit VSKO-onderwijskoepel!?
Bisschop Johan Bonny die de kerkelijke overheid
binnen het VSKO-bestuur vertegenwoordigt, beant-woordde welwillend onze
opgestuurde visie. Hij schreef: Beste, Ik heb uw kaderartikel over de
schaalvergroting in het onderwijs goed ontvangen en doorgenomen. U maakt een
aantal bedenkingen die in het verdere debat moeten en kunnen meegenomen worden.
Er is zeker ook nog betere com-municatie over het onderwerp nodig. Met de beste
groeten, Johan Bonny. We vermoeden dat
bisschop Bonny wellicht ook inziet dat die machtsontplooiing van de katholieke
onderwijskoepel niet gunstig is nu de kerk zich nederiger wil opstellen. Hij
beseft dit blijkbaar beter dan Smits en Co.
Vanwege de VSKO-kopstukken ontvingen we geen
reacties net zoals op onze publicaties en onze petitie destijds rond het
hervormingsplan s.o. Het doodzwijgen van
de vele kritiek op grootschalige scholengroepen (ook vanuit de hoorzittingen en
evaluatiestudies) is binnen de onderwijskoepel de gangbare tactiek. Met het
doodzwijgen proberen de VSKO-kopstukken steeds opnieuw te voorkomen dat de
achterban (de directies, de besturen, de leerkrachten, de ouders...) in contact
zou komen met kritische geluiden. Een
aangevraagd gesprek over het schaalvergrotingsplan werd ook niet toegestaan.
1.3 Geen
eengemaakt publiek onderwijsnet
Vervelend voor de VSKO-kopstukken is ook dat er
hoogst waarschijnlijk geen eengemaakt publiek on-derwijsnet komt als tegenpool
van het katholieke net. Het onderwijsnet van Steden en Gemeenten en het net van
het Provinciaal Onderwijs lieten van meet af aan hun ongenoegen horen over de
schaalvergrotingsplannen van minister Pascal Smet vooral ook over het voornemen om die twee
netten te fuseren met het net van het Gemeen-schapsonderwijs en zo te komen tot
één officieel onderwijsnet. In de al geciteerde bijdrage schreef Dirk Van Damme
hierover: Het idee om een eengemaakt publiek onderwijsnet te smeden ademt een
achterhaalde visie uit. Het zorgt niet voor minder, maar juist voor meer
bureaucratische superstructuur. Wie een nieuwe schooloorlog wenst, verdeelt ons
land het best in twee grote concurrende blokken. Dat was ook het standpunt dat
we in ons witboek verdedigden.
Op 19 juni bleek uit de bespreking van een rapport van vier wijzen blijkt dat de
publieke onderwijs-koepels een
fusie geen goed idee vinden.Enkel beperkte samenwerking is mogelijk, zegden ze
in het Vlaams Parlement. Op 19 juni
verscheen in De Morgen de bijdrage Gemeenschapsonderwijs benadert
'syste-matisch' gemeenten voor overnames. We citeren even: Minister Hilde
Crevits gaf de onderwijskoepels de tijd om een consensus te bereiken. Het
tegenovergestelde lijkt nu te zijn gebeurd. Gemeentebesturen krijgen op een
'systema-tische manier' te maken met pogingen van het Gemeenschapsonderwijs
(GO!) om scholen over te nemen. In de brief van 19 mei, gericht aan
GO!-bestuurder Raymonda Verdyck en minister Crevits klaagt OVSG over de
vijandige overnamepogingen van het Gemeenschapsonderwijs."We stellen vast
dat lokaal op een systematische manier onze ge-meentebesturen worden
aangesproken. In een ver-sneld tempo gebeuren overnames van gemeente-scholen
door het Gemeenschapsonderwijs, zonder dat hierover een open gesprek kan
plaatsvinden met alle betrokken partijen en met de OVSG als
ledenvereniging".
1.4
Beleidsnota blijft uit; verontrustende stilte in parlement : schuldig
verzuim!
Intussen wachten we nog steeds op een kadernota
vanwege minister Crevits. Naar verluidt
zou die ten vroegste in mei 2016 verschijnen. We betreuren dat officiële
richtlijnen en krijtlijnen uitblijven vooral omdat scholen ondertussen onder
druk gezet werden om fusies aan te gaan. Ze werden voortdurend voorgezegd dat
minister Crevits net als haar voor-ganger een hoge leerlingennorm van duizenden
leerlingen zou opleggen en dat men het best hierop anticipeert. Gezien de vrijheid
inzake oprichting van een school mogen de
beleidsmakers geen hoge norm opleggen. (Tussen haakjes: na veel debat
werd de minimumnorm in het hoger onderwijs verlaagd tot 600 studenten!).
1.5 Recente kritische stemmen
De voorbije weken bereikten ons opnieuw veel
kritische stemmen met betrekking tot het willen invoeren van grootschalige en
niveau-overstijgende scholengroepen opvallend veel over het lot van de basisscholen. In deze
bijdrage bekijken we in punt 2 kritische uitspraken uit het verslag van een
overleg met directeurs basisonderwijs uit een drietal regios. In punt 3
citeren we uitvoerig uit een interview van de COV-lerarenvakbond met prof.
Geert Devos in Basis van 6 juni j.l. waarin ook de kritische visie van het
COV tot uiting komt. In punt 4 nemen we
een aantal kritische uitspraken op uit een VLOR-ontwerppublicatie over de
identiteit van het basisonderwijs. En ten slotte brengen we in punt 5 verslag
uit van gesprekken en vergaderingen rond
deze thematiek waarbij we zelf als lid van de raad van bestuur betrokken waren.
We merken dat de kritieken aansluiten bij de analyse in ons witboek. Het
witboek biedt wel een meer omvattende analyse en verwijst ook naar de
hoorzittingen en naar een groot aantal
studies en rapporten.
2
Kritische geluiden van directeurs basisonderwijs
In een overleg met directeurs basisonderwijs uit drie regios binnen de
provincie stelde men heel wat terechte bezorgdheden vast. We bekijken even de
conclusies.
De directeurs willen in de eerste plaats de samenwerkingsinspanningen van
de voorbije 12 jaren waarborgen. De meerderheid van de directeurs wil de
bestaande scholengemeenschappen niet opgeven. Zij wensen daarentegen dat de
bestaande scholengemeenschappen worden versterkt.
Samenwerkingsverbanden tussen scholengemeen-schappen kunnen (later)
eventueel leiden tot grotere scholengroepen met een (beperkt) aantal
gemeen-schappelijke doelen, projecten, realisaties (bv.veiligheid,
), (NvdR: voor
samenwerking is er inderdaad geen fusie nodig. Ook in de hoorzittingen werd
beklemtoond dat samenwerking de voorkeur
verdient op fusies.)
Directeurs vragen zich af of die grote scholengroe-pen wel werkbaar kunnen
zijn. De betrokkenheid van de bestuurders bij alle scholen van zon groep, de
stijgende vergaderdruk, het afromen van middelen door een centrale
administratie,
zijn vaak gehoorde verzuchtingen. Men verwoordt ook duidelijk
de vrees dat de eigenheid van het basisonderwijs in de voorgestelde grote
groepen verloren zal gaan of onder grote druk zal komen te staan.
Lang niet
alle directeurs zijn overtuigd van de zinvolheid van bestuurlijke
schaalvergroting. Een aantal
ziet geen meerwaarde in grotere gehelen. De eigenheid van de basisschool is
zijn verwevenheid met de plaatselijke gemeenschap. Daardoor zal er ook een
verschillend beleid gevoerd moeten worden in de stedelijke of
plattelandsgebieden.
(Commentaar: directeurs van scholen in plattelandsgebieden
wijzen ook op de relatief grote afstand met de stedelijke scholen waarmee ze
zouden moeten fusioneren. Directeurs van gemeentescholen wijzen erop dat er
vaak geen secundaire scholen van hun net aanwezig zijn in de regio. Het
VSKO-plan opteert voor een
scholengroepomvang van 4.000 à 8.000 leerlingen. Vooral de nefaste invoering
van de enveloppefinanciering leidde in Nederland tot fusies. Maar de besturen
van het basisonderwijs hebben er maar gemiddeld een 1320 leerlingen, de
besturen s.o. een 2.800.)
De directeurs zijn het volledig samenleggen van alle middelen
(werkingstoelagen, punten, trekkingsrechten voor infrastructuur,
lestijden,
) in één ongekleurde enveloppe niet genegen. Men meent dat de
middelen op een zo laag mogelijk niveau moeten toekomen én dus niet op het
niveau van het eengemaakte bestuur.
Men vreest dat dit
laatste de onderhandelingspositie van (kleine) scholen onno-dig
ondermijnt. De directeurs geloven eigenlijk ook niet in de beloofde
herverdeling van de middelen binnen het katholieke onderwijsnet. Zij zijn van
mening dat het departement op structurele en recurrente wijze moet zorgen voor
een betere beleidsomkadering in de basisscholen door aan leerlingen van het
basisonderwijs een grotere puntenwaarde toe te kennen.
De directeurs hebben ook grote vragen bij de verhouding tussen vrijwillige
en betaalde bestuurders. Men meent ook dat bestuurders niet kunnen betaald
worden vanuit de bestaande middelen van de scholen. Ze geloven ook niet dat
deze hervorming in zon korte tijd gerealiseerd kan worden. (De
VSKO-kopstukken oefenden een sterke fusiedwang uit.) De directeurs betreuren verder ook het
ontbreken van overleg met de vakbonden.
Ze vrezen dat de koepel zo de vakorganisaties onnodig uitdaagt.
(Denk aan vaste benoeming, schoolopdracht,
)
Commentaar. De kritiek op het te weinig zicht hebben
op de financiële situatie van een school,
wordt ook ondersteund door een conclusie uit het Leuvens rapport over de
aanwending van de extra SES-werkingsmiddelen. Hoe groter de schoolbesturen
zijn, hoe meer gewerkt wordt met een gemeenschappelijke centenpot en
hoe minder de afzonderlijke scholen de extra SES-werkingsmiddelen integraal
doorgestort kregen; en hoe minder ze we-ten waar ze financieel aan toe zijn.
Het is geen toeval dat de katholieke scholen die
nog minder opgenomen zijn binnen grote scholengroe-pen, hier beter presteren dan
de GO!- en OVSG-scholen. Onze eigen lerarenopleiding was destijds opgenomen
binnen een campus met lager en secundair onderwijs. We wisten nooit waar we
finan-cieel aan toe waren en kregen maar een deel van de werkingstoelagen.
3 Prof. Devos deelt de bezorgdheden vanuit
basisonderwijs in COV-interview
Het COV legde prof. Geert Devos in een interview de grote
bezorgheden vanuit het basisonderwijs voor (Basis, 6 juni j.l.).
3.1
Bezorgdheid voor verlies schoolcultuur
Prof. Devos: Deze bekommernis is er vooral in het
basisonderwijs.Wellicht omdat men hoort pleiten voor besturen met zowel basis-
als secundaire scholen. Ik vraag me af
of we per se moeten stre-ven naar zon niveau-overschrijdende bestuurs-vormen.
Op dit ogenblijk is dit ook niet zo. In het katholiek onderwijs bijvoorbeeld
beheert de over-grote meerderheid van de huidige besturen (zon 80%) ofwel
enkel basisscholen, ofwel enkel secun-daire scholen. Ik vind dat je moet
nagaan: hoe is de situatie momenteel en moet daar iets aan veran-deren of niet?
Zijn er redenen om iets te veranderen? Als je scholen hebt op een zelfde campus
lijkt het logisch dat ze onder één bestuur vallen. Maar als dit niet zo is,
moet dat dan zo nodig? Ook in het buitenland zie je dat daar niet echt nood aan
is (NvdR:we kennen geen landen waar niveau-overschrijdende scholengroepen het principe zijn.)
Je kan dan zeggen (cf. VSKO-plan): de basis-scholen zijn te weinig omkaderd,
de secundaire scholen zijn beter omkaderd. Laat de basisscholen samengaan met
de secundaire scholen, dan kunnen zij mee genieten van de omkadering van het
secundair onderwijs. Je kan daarvoor pleiten zoals in het VSKO-plan. Maar is
het niet logischer om er voor te zorgen dat een onderwijsniveau dat te weinig
omkaderd is, beter wordt omkaderd?
3.2 Lot basisschool mag niet afhankelijk zijn van
sterkte secundaire scholen
Het COV is bezorgd dat de middelen en dus de
kansen die een basisschool heeft, afhangen van de mogelijkheid tot samenwerking
met een sterkere secundaire school. Die mogelijkheden tot samenwerking zijn ook
beperkter voor het gemeentelijk onderwijs dan voor het katholiek onderwijs.
Prof. Devos: Omwille van de verscheidenheid in het Vlaamse
onderwijslandschap is het niet zinvol om één model naar voren te schuiven of te
bevoordelen. En al helemaal niet een model dat bepaalde onderwijsnetten
structureel benadeelt. Het is ongelukkig dat besturen altijd moeten bestaan uit
basis- en secundaire scholen. (NvdR:
althans in het VSKO-plan van 8 januari). Je negeert dan de grote
verschillen tussen scholen, besturen, regios en netten. ...(Het gemeentelijk onderwijs beschikt
vaak ook niet over secundaire scholen in de omgeving.)
Je moet voldoende aandacht hebben voor de variëteit van het bestuurlijke
landschap in Vlaanderen, voor de grote regionale verschillen, ook voor de soms andere logica van basis- en
secundair onderwijs. ... Mijn belangrijkste advies is dat men moet opletten om
een model naar voren te schuiven dat overal moet worden toegepast. Dan ga je
ervan uit dat de context er niet toe doet terwijl de context er net wél toe
doet. Wat zeer opportuun is in een bepaalde regio is dat misschien helemaal
niet in een andere ...
3.3 Te
weinig voeling bestuur met werkvloer
COV: Een andere vrees is dat in grotere
bestuurlijke entiteiten de professionele bestuurders te weinig voeling hebben
met wat in de school- en klaspraktijk gebeurt.
Prof. Devos: Dat is een terechte zorg. Veel hangt af van de
mate waarin je de directeur nog een belangrijke rol laat spelen in het bestuur.
Hoe sterk ga je de macht van de afgevaardigd bestuurder maken? Hebben
directeurs bestuurlijk niets meer in de pap te brokken? ... Je kan het pedagogisch beleid ook niet
scheiden van het personeelsbeleid. Maar het schoolbestuur kan uiteraard wel een
aantal administratieve zaken centraliseren, bijvoorbeeld de uitwerking van
contracten. (NvdR: in het VSKO-plan gaat heel veel macht naar de
bestuur-ders.)
3.4
Geldverslindende & bureaucratische centrale diensten, minder
middelen scholen
Prof. Devos: Een andere valkuil van schaalver-groting is de neiging om
centrale diensten te installeren die middelen onttrekken aan de school- en
klaswerking. Diensten die op den duur hun eigen leven leiden. Je ziet dat dit
risico zich altijd en overal voordoet bij schaalvergroting, ongeacht de sector.
Schaalvergroting leidt vaak tot het creëren van centrale diensten die
steeds meer vanuit zichzelf beginnen te redeneren en niet meer vanuit de
dienstverlening die ze zouden moeten bieden. In plaats van ondersteunende
entiteiten krijg je dan meer controlerende entiteiten die nieuwe regels en nieuwe procedures
bedenken om die controle mogelijk te maken. Dat leidt alleen maar tot toenemende
administratieve belasting voor de scholen en de leraren. Dat is een zeer reëel
risico. Je moet zeer goed opletten met het creëren van grotere entiteiten.
(Commentaar: die kritiek is volledig toepasselijk
op de hogescholen die in de jaren negentig opgericht werden. Binnen hogescholen
met een 5.000 leerlingen ontstond er al vlug een uitgebreide scholenkoepel met
een groot aantal vrijgestelden. Naast de algemeen directeur telde men al vlug
een 25-tal vrijgestelden binnen zon waterhoofdkoepel en dit volgens de wet van
Parkinson.)
3.5 Niet per se beter bestuur in grote scholengroepen
& moeilijk te controleren
Prof. Devos: Het is niet omdat je minder bestuur-ders hebt
dat deze per definitie beter zijn. Dat is een eerste belangrijk aspect. Je
krijgt meer veran-woordelijkheid bij een beperktere groep mensen waardoor het
toezicht op bestuurders belangrijker wordt. Dan is de vraag hoe organiseer je
dat toezicht? Je kan dit doen binnen de raad van bestuur. Men noemt dat
functioneel toezicht. De leden van de raad van bestuur controleren de
afgevaardigd bestuurder. Of je kan dit doen in een aparte raad van toezicht.
Beide systemen hebben zowel voor- als nadelen. Bij functioneel toezicht
bestaat het risico dat de afgevaardigd
bestuurder de raad van bestuur zodanig domineert dat er weinig sprake is van
een objectieve controle. Officieel
bestaat die in feite wel, maar in de feiten stelt die weinig voor. Dat is geen
ge-zonde situatie. Je moet echt vermijden dat je de afgevaardigd bestuurder te
veel macht geeft.
Als je een aparte raad van toezicht creëert dan moet je daar mensen voor
zoeken. Experten bijvoorbeeld. Ze moeten dan geïnformeerd worden door de raad
van bestuur zodat ze kunnen oordelen of die het goed doet of niet. ... Meer bureaucratisering dus. Je kan niet
zomaar carte blanche geven aan de besturen, zeker niet als ze groter worden.
Maar het is moeilijk te zeggen welk van beide controle-systemen het beste is;
ze houden allebei risicos in.
4 Kritische uitspraken
over schaalvergroting in recente VLOR-tekst
In een ontwerp-VLOR-publicatie over de identiteit van het basisonderwijs
treffen we ook een en ander over schaalvergroting aan. We citeren belangrijke passages. Het is niet wenselijk dat de middelen en dus
de kansen van een basisschool afhangen van de mogelijkheden tot samenwerking
met een sterke
secundaire school. Die mogelijkheden verschillen immers naargelang
onderwijsnet, regio,
Een gevaar is dat sommige basisscholen uit de boot van
de nieuwe samenwerkingsgehelen vallen en/of er geen voordelen uit kunnen halen. Bestuurlijke optimalisatie
moet een meerwaarde zijn voor alle basisscholen. In elk geval mogen niveau-overstijgende bestuursgehelen er niet
toe leiden dat (sommige) basisscholen worden benadeeld.
Verder is het niet wenselijk dat het
basisonderwijs in deze constructie in een afhankelijke rol wordt geplaatst t.o.v. het secundair
onderwijs. Dat is geen
goed uitgangspunt voor samenwerking. Impliciet leeft ook de verwachting dat
niveau-overstijgende samenwerkingsverbanden impact zullen hebben op de
doorstroming van leerlingen naar het secundair onderwijs (zie bijvoorbeeld de actuele doelen van scholengemeenschappen
in het secundair onderwijs: ordening van een rationeel onderwijsaanbod en
objectieve leerlingenoriëntering). Niveau-overstijgende bestuursgehelen
mogen er ook niet toe leiden dat scholen voor secundair onderwijs de
rekrutering van leerlingen zullen stroomlijnen naar de eigen studierichtingen.
En verder leeft de vrees dat de introductie van
niveau-overstijgende bestuursgehelen het onde-wijslandschap grondig
zou hertekenen en in het bijzonder voor het landschap basisonderwijs een tabula
rasa zou betekenen. Indien
men bovendien de doelstellingen van de huidige scholengemeen-schap secundair
onderwijs wil behouden (rationalisatie en programmatie binnen een bepaald
gebied), zullen het de bestaande samenwer-kingsverbanden in het s.o. zijn die
het uitgangspunt vormen voor de samenwerking met het basis-onderwijs. Dat
kan leiden tot een enorme schaalvergroting waarbij alle basisscholen van
eenzelfde gebied moeten toetreden tot een nieuw bestuursgeheel. Het gevaar is
groot dat dit tot logge structuren zal leiden. (NvdR:voor onze Brugse
scholengroep zou het aantal meer dan 30
bedragen).
In de huidige
regelgeving beschikken secundaire scholen over meer omkadering dan
basisscholen. Is het opportuun om niveau- overstijgende bestuursgehelen in te
zetten om het bestaande onevenwicht op macroniveau weg te werken? In zulke
bestuursgehelen moeten er in elk geval garanties zijn voor een billijke
herverdeling tussen scholen voor secundair onderwijs en basisscholen. Maar
het blijft een probleem dat op die
manier niet voor alle ba-sisscholen de noodzakelijke omkadering zal gecreëerd
worden.
Het is dus niet wenselijk dat de middelen en dus
de kansen van een basisschool afhangen van de mogelijkheden tot samenwerking
met een sterke secundaire school. Die mogelijkheden verschillen immers
naargelang onderwijsnet, regio,
Een gevaar is dat sommige basisscholen uit de boot van de nieuwe
samenwerkingsgehelen vallen en/of er geen voordelen uit kunnen halen.
Bestuurlijke optimalisering moet een meerwaarde zijn voor alle basisscholen.
Verder is het niet wenselijk dat het basisonderwijs in deze constructie in een
afhankelijke rol wordt geplaatst t.o.v.
het s.o. Dat is geen goed uitgangspunt
voor samenwerking.
Door samenwerking met instellingen van
andere niveaus kunnen een aantal taken professioneler uitgevoerd worden
(bv. boekhouding, preventie en veiligheid, algemene administratie,
technologische ondersteuning, scholenbouw en logistiek). Maar dat is op zich geen
argument voor een beleid dat aanstuurt op niveau-overstijgende bestuursgehelen.
Samenwerking kan ook via andere vormen. In elk geval mogen niveau-overstijgende bestuursgehelen er niet
toe leiden dat sommige basisscholen worden benadeeld.
5 Eigen ervaringen en gesprekken van de voorbije
weken
*Op de COV-ontmoetingsdag van 8 april te Kortrijk spraken we met een 15-tal
directeurs veelal ook oud-studenten
over de schaalvergroting.We merkten er weinig of geen enthousiasme voor grootschalige en niveau-overschrijdende
scholengroepen. De argumenten zijn dezelfde als deze die we al vermeldden in
ons witboek en die ook hiervoor al vermeld werden. Directeurs van scholen uit landelijke streken
wezen ook op de grote afstanden tussen scholen die zouden deel uitmaken van
zon grote scholengeroep. We merkten ook dat een aantal basisscholen uit de eigen regio vonden dat er
geen nood was om aan te sluiten bij een groep secundaire scholen.
*Directeurs lager onderwijs die al een
aantal jaren deel uitmaken van een
scholengroep-vzw met een groot aantal scholen vonden dat er meer nadelen dan
voordelen aan verbonden waren. Zo hadden ze naar eigen zeggen te weinig
inspraak in het bestuur. Ze hadden ook te weinig zicht op de financiële
situatie van hun eigen school omdat dan veelal gewerkt wordt met een
gemeenschappelijke geldpot.
*Op een recente vergadering van onze Brugse scholengroep bleek dat de meeste directeurs
van de basis- en secundaire scholen en
de meeste be-stuursleden weinig heil zagen in het grootschaligheidsmodel
van het VSKO en in de verplichting om per se
niveau-overschrijdend te werken - en om dus ook alle basisscholen van de
regio op te nemen - meer dan 30 scholen en 40 directeurs.
*Op een recente bijeenkomst van onze
secundaire scholengemeenschap noteerden we in de verslagen namens de
verschillende scholen(groepen) evenmin veel enthousiasme voor het
VSKO-grootschaligheidsplan. Men vond het ook veel te vroeg om al beslissingen
te nemen.
*Het grote verloop de voorbije jaren van
directeurs s.o. binnen enkele grote vzw-scholengroepen roept overigens ook veel vragen op. Dit wijst er o.i. op dat het bestuur van zon
grote scholengroepen een delicate zaak is. Binnen grote scholengroepen
no-teerden we de voorbije decennia meer ruzies en meer verloop van directeurs.
Een ontslagnemend algemeen directeur vertelde me dat het vergaderen met 26
directeurs binnen zijn scholengroep niet werkbaar was. *We stelden ten slotte ook vast dat als
gevolg van de schaalvergrotingsplannen van het VSKO een aantal directeurs al
vroeger met pensioen gingen. Het leidde ook al tot het ontslag nemen van
voorzitters van schoolbesturen.
6 Besluit: geen logge superstructuur; afname
van fusiedwang in katholieke net?
We betreuren ten zeerste dat minister Crevits en de leden van de commissie
onderwijs een debat over bestuurlijke schaalvergroting vermeden en geen
krijtlijnen voor bestuurlijke optimalisering opstelden
Tot voor kort gold het BOS-plan van het VSKO als normatief en mocht er niet
van afgeweken worden. De scholen werd wijs gemaakt dat ze geen keuze hadden en
dat men in principe geen afwijkingen van het VSKO-plan zou dulden. Er moest ook
niet gewacht worden op een aangekondigd kaderplan van minister Crevits. We
hebben de indruk dat door de vele kritiek op het VSKO-plan de fusiestorm
en-dwang wat zijn afgenomen. Ook diocesane begeleidingsdiensten hebben
blijkbaar gemerkt dat de achterban niet zomaar het opgelegde VSKO-plan zal
slikken en dat er ook heel veel kritiek kwam vanuit het basisonderwijs. Ze
namen wat gas terug. Dit blijkt wellicht ook uit een recente uitspraak van
Lieven Boeve: Uiteindelijk is het aan de besturen zelf om door de bomen het
BOS te zoeken. Intus-sen is het kwaad her en der al geschied. Jammer!
|