Recente kritische stemmen over grootschalige en niveau-overstijgende
scholengroepen (Raf Feys)
-
Inleiding: reactie op witboek & recente kritische
stemmen
Onderwijskrant publiceerde in april een witboek over
grootschalige scholengroepen en het VSKO-plan in het bijzonder (zie www.onderwijskrant.be). We ontvingen de voorbije weken al heel wat positieve
reacties op dit witboek. Velen apprecieerden dat Onderwijskrant eens te meer
het initiatief nam om te reageren tegen plannen van de onbderwijskoepel waarvoor
vanuit de scholen geenszins een consensus bestaat. Een directrice schreef: Ik hoop dat Onderwijskrant net zoals met de
campagne rond de plannen voor de hervorming van het secundair onderwijs erin slaagt om ook nu een tegensprekelijk debat over
schaalvergroting en bestuurlijke optimalisering op gang te brengen. Net als in
mei 2012 wekten de VSKO-kopstukken begin januari 2012 de (valse) indruk dat er
een ruime consensus omtrent hun hervormingsplan bestond en dat er aan dit
normatief plan niet meer te tornen viel. (We
verspreidden op 6 mei 2012 ook een petitie die al vlug door 13.000 mensen
ondertekend werd en dit niettegenstaande de boycot van deze petitie.)
We ontvingen geen reacties op ons witboek vanwege de
VSKO-kopstukken. Ook op onze publicaties en onze petitie destijds rond het
hervormingsplan voor het secundair onderwijs, kregen we geen reacties. Het doodzwijgen van kritiek is binnen de
koepel de gangbare tactiek. Jammer eigenlijk binnen een koepel die de
dialoog-school propageert. Met het doodzwijgen van alle kritiek proberen de
VSKO-kopstukken steeds opnieuw te voorkomen dat de achterban (de directies, de
besturen, de leerkrachten, de ouders...) in contact zou komen met kritische geluiden. Een aangevraagd gesprek over het schaalvergrotingsplan
werd ook niet toegestaan.
Bisschop
Johan Bonny die de kerkelijke
overheid binnen het VSKO-bestuur vertegenwoordigt, beantwoordde wel ons
schrijven. Hij schreef: Beste, Ik heb uw
kaderartikel over de schaalvergroting in het onderwijs goed ontvangen en
doorgenomen. U maakt een aantal bedenkingen die in het verdere debat moeten en
kunnen meegenomen worden. Er is zeker ook nog betere communicatie over het
onderwerp nodig. Met de beste groeten, Johan Bonny.
De voorbije weken
bereikten ons opnieuw een aantal kritische stemmen met betrekking tot het
willen invoeren van grootschalige en
niveau-overstijgende scholengroepen opvallend veel ook over het lot van de
basisscholen. We merken dat de kritieken aansluiten bij de analyse in ons
witboek. Het witboek biedt wel een meer omvattende analyse en verwijst ook naar
de hoorzittingen en naar een groot aantal rapporten.
In deze bijdrage bekijken we in punt 2 kritische uitspraken uit het verslag van een overleg
met directeurs basisonderwijs uit een drietal regios. In punt 3 citeren we uitvoerig uit een interview van de COV-lerarenvakbond met
prof. Geert Devos. In punt 4 nemen we een aantal kritische uitspraken op uit
een VLOR-ontwerppublicatie over de identiteit van het basisonderwijs. En ten
slotte brengen we in punt 5 verslag uit van gesprekken en vergaderingen rond deze
thematiek waarbij we zelf als lid van de raad van bestuur betrokken waren.
2 . Kritische geluiden van directeurs basisonderwijs uit
overleg met drie regios
In een overleg met
directeurs basisonderwijs uit drie regios binnen de provincie stelde men heel
wat terechte bezorgdheden vast.. We bekijken even de conclusies.
De directeurs willen
vooreerst en in de eerste plaats de samenwerkingsinspanningen van de voorbije 12
jaren borgen. De meerderheid van de directeurs wil de bestaande
scholengemeenschappen niet opgeven. Zij wensen daarentegen dat de bestaande
scholengemeenschappen worden versterkt. Samenwerkingsverbanden tussen
scholengemeenschappen kunnen (later) eventueel leiden tot grotere
scholengroepen met een (beperkt?) aantal gemeenschappelijke doelen, projecten,
realisaties (bv. veiligheid,
),
(NvdR: voor samenwerking is er inderdaad niet
per se een fusie nodig!)
Lang niet alle directeurs zijn overtuigd van de
zinvolheid van bestuurlijke schaalvergroting. Een aantal ziet geen meerwaarde
in grotere gehelen. De eigenheid van de basisschool is zijn verwevenheid met de
plaatselijke gemeenschap. Daardoor zal er wellicht een verschillend beleid
gevoerd moeten worden in de stedelijke of plattelandsgebieden.
Directeurs vragen zich af
of die grote scholengroepen wel werkbaar
kunnen zijn. De betrokkenheid van de bestuurders bij alle scholen van zon
groep, de stijgende vergaderdruk, het afromen van middelen door een centrale
administratie,
zijn vaak gehoorde verzuchtingen. Men verwoordt ook duidelijk
de vrees dat de eigenheid van het basisonderwijs in de voorgestelde grote
groepen verloren zal gaan of onder grote druk zal komen te staan.
De directeurs
geloven eigenlijk ook niet in
herverdelingen van de middelen binnen het katholieke onderwijsnet. Zij zijn van
mening dat het departement op structurele en recurrente wijze moet zorgen voor
een betere beleidsomkadering in de basisscholen door aan leerlingen van het
basisonderwijs een grotere puntenwaarde toe te kennen. De directeurs zijn het volledig samenleggen van alle middelen
(werkingstoelagen, punten, trekkingsrechten voor infrastructuur, lestijden,
)
in één ongekleurde enveloppe niet genegen is. Men meent dat de middelen op een
zo laag mogelijk niveau moeten toekomen én dus niet op het niveau van het
eengemaakte bestuur. Men vreest dat dit laatste de onderhandelingspositie van
(kleine) scholen onnodig ondermijnt.
De directeur hebben ook
grote vragen bij de verhouding tussen vrijwillige en betaalde bestuurders. Men
meent ook dat bestuurders niet kunnen betaald worden vanuit de bestaande
middelen van de scholen.
Men gelooft ook niet dat deze hervorming in zon korte tijd
kan gerealiseerd worden. De directeurs betreuren ook het ontbreken van overleg met de vakbonden. Ze vrezen vreest dat de koepel zo de
vakorganisaties onnodig uitdaagt (Denk aan vaste benoeming, schoolopdracht,
)
Als er gekozen moet
worden voor grote scholengroepen dan wordt het confederale model als het enige
haalbare gezien. Een aantal van 2000 à 2500 leerlingen wordt ervaren als de ideale grootte van een
samenwerkingsverband, een bestuurlijke eenheid, een scholengemeenschap of
-groep
Men meent ook dat de wenselijke grootte van een samenwerkingsverband
verschilt van niveau tot niveau: voor basisscholen is 2000 à 2500 een werkbaar aantal terwijl dit voor
secundaire scholen beduidend hoger kan zijn.
3. COV-vakbond-interview met prof. Geert Devos in Basis 6 juni 2015
3.1 COV: Bij scholen is er de
bezorgdheid voor het verlies van een eigen schoolcultuur
Prof. Devos: Deze
bekommernis is er vooral in het basisonderwijs. Wellicht omdat men hoort
pleiten voor besturen met zowel basis- als secundaire scholen. Ik vraag me af
of we per se moeten streven naar zon
niveau-overschrijdende bestuursvormen. Op dit ogenblijk is dit ook niet zo. In
het katholiek onderwijs bijvoorbeeld, beheert de overgrote meerderheid van de
huidige besturen (zon 80%)) ofwel enkel basisscholen, ofwel enkel secundaire scholen. Ik vind dat je moet
nagaan: hoe is de situatie momenteel en moet dar iets aan veranderen of niet?
Zijn er redenen om iets te veranderen? Als je scholen hebt op een zelfde
campus lijkt het logisch dat ze onder
één bestuur vallen. Maar als dit niet zo is, moet dat dan zo nodig? Ook in het
buitenland zie je dat daar niet echt nood toe is (NvdR: we kennen geen landen waar
niveau-overschrijdende scholen groepen het principe zijn.)
Je kan dan zeggen (cf.
VSKO-plan): de basisscholen zijn te weinig omkaderd, de secundaire scholen zijn
beter omkaderd. Laat de basisscholen samengaan met de secundaire scholen, dan
kunnen zij mee genieten van de omkadering van het secundair onderwijs. Je kan
daarvoor pleiten. Maar is het niet logischer om er voor te zorgen dat een
onderwijsniveau dat te weinig omkader is, beter wordt omkaderd?
3.2 Het COV is bezorgd dat de
middelen en dus de kansen die een basisschool heeft, afhangen van de
mogelijkheid tot samenwerking met een sterkere secundaire school. Die
mogelijkheden tot samenwerking zijn ook beperkter voor het gemeentelijk
onderwijs dan voor het katholiek onderwijs. (Het gemeentelijk onderwijs beschikt vaak niet over
secundaire scholen in de omgeving.)
Prof. Devos: Omwille
van de verscheidenheid in het Vlaamse onderwijslandschap is het niet zinvol om
één model naar voren te schuiven of te bevoordelen. En al helemaal niet een
model dat bepaalde onderwijsnetten structureel benadeelt. Het is ongelukkig dat
besturen altijd moeten bestaan uit basis- en secundaire scholen.
(NvdR: althans in het VSKO-plan van 8 januari). Je negeert dan de grote verschillen tussen
scholen, besturen, regios en netten. ...
Je moet voldoende
aandacht hebben voor de variëteit van het bestuurlijke landschap in Vlaanderen,
voor de grote regionale verschillen, ook
voor de soms andere logica van basis- en secundair onderwijs. ... Mijn
belangrijkste advies is dat men moet
opletten om een model naar voren te schuiven dat overal moet worden toegepast.
Dan ga je ervan uit dat de context er niet toe doet terwijl de context er net
wél toe doet. Wat zeer opportuun is in een bepaalde regio is dat misschien
helemaal niet in een andere ...
3.3 COV: Een andere vrees is dat in grotere
bestuurlijke entiteiten de professionele bestuurders te weinig voeling hebben
met wat in de school- en klaspraktijk gebeurt.
Prof. Devos: Dat is een
terechte zorg. Veel hangt af van de mate waarin je de directeur nog een
belangrijke rol laat spelen in het bestuur. Hoe sterk ga je de macht van de
afgevaardigd bestuurder maken? Hebben directeurs bestuurlijk niets meer in de
pap te brokken? ... Je kan het
pedagogisch beleid niet scheiden van het personeelsbeleid. Maar het schoolbestuur
kan uiteraard wel een aantal administratieve zaken centraliseren, bijvoorbeeld
de uitwerking van contracten.
3.4 Geldverslindende en bureaucratische centrale diensten,
minder middelen voor de scholen
Een andere valkuil van
schaalvergroting is de neiging om centrale diensten te installeren die middelen
onttrekken aan de school- en klaswerking. Diensten die op den duur hun eigen
leven leiden. Je ziet dat dit risico zich altijd en overal voordoet bij
schaalvergroting, ongeacht de sector. Schaalvergroting leidt vaak tot het
creëren van centrale diensten die steeds meer vanuit zichzelf beginnen te
redeneren en niet meer vanuit de dienstverlening die ze zouden moeten bieden.
In plaats van ondersteunende entiteiten krijg je dan meer controlerende entiteiten die nieuwe regels en nieuwe procedures
bedenken om die controle mogelijk te maken. Dat leidt alleen maar tot
toenemende administratieve belasting voor de scholen en de leraren. Dat is een
zeer reëel risico. Je moet zeer goed opletten met het creëren van grotere
entiteiten. (NvdR: die kritiek is volledig toepasselijk op de hogescholen die
in de jaren negentig opgericht werden. Binnen hogescholen met een 5.000
leerlingen ontstond er al vlug een uitgebreide scholenkoepel met een groot
aantal vrijgestelden. Naast de algemeen directeur telden men al vlug een 25-tal
vrijgestelden binnen zon waterhoofd-koepel en dit volgens de wet van
Parkinson.)
3.5 Niet per se beter bestuur in grote scholengroepen? En
moeilijk te controleren
Prof. Devos: Het is niet
omdat je minder bestuurders hebt dat deze per definitie beter zijn. Dat is een
eerste belangrijk aspect. Je krijgt meer verantwoordelijkheid bij een
beperktere groep mensen waardoor het toezicht op bestuurders belangrijker
wordt. Dan is de vraag hoe organiseer je dat toezicht? Je kan dit doen binnen
de raad van bestuur. Men noemt dat functioneel toezicht. De leden van de raad
van bestuur controleren de afgevaardigd bestuurder. Of je kan dit doen in een
aparte raad van toezicht. Beide systemen hebben zowel voor- als nadelen. Bij
functioneel toezicht bestaat het risico dat de afgevaardigd bestuurder de rad
van bestuur zodanig domineert dat er weinig sprake is van een objectieve
controle. Officieel bestaat die in feit wel, maar in de feiten stelt die weinig
voor. Dat is geen gezonde situatie. Je moet echt vermijden dat je de afgevaardigd
bestuurder te veel macht geeft.
Als je een aparte raad
van toezicht creëert dan moet je daar mensen voor zoeken. Experten
bijvoorbeeld. Ze moeten dan geïnformeerd worden door de raad van bestuur zodat
ze kunnen oordelen of die het goed doet of niet. ... Meer bureaucratisering dus. Je kan niet
zomaar carte blanche geven aan de besturen, zeker niet als ze groter worden.
Maar het is moeilijk te zeggen welk van beide controlesystemen het beste is. ze
houden allebei risicos in.
4. Kritische uitspraken over
schaalvergroting in recente VLOR-tekst
In een
ontwerp-VLOR-publicatie over de identiteit
van het basisonderwijs treffen we ook een en ander a over schaalvergroting
aan. We citeren enkele passages: Het is
niet wenselijk dat de middelen en dus de kansen van een basisschool afhangen
van de mogelijkheden tot samenwerking met een sterke secundaire school. Die
mogelijkheden verschillen immers naargelang onderwijsnet, regio,
Een gevaar
is dat sommige basisscholen uit de boot van de nieuwe samenwerkingsgehelen
vallen en/of er geen voordelen uit
kunnen halen. Bestuurlijke optimalisatie moet een meerwaarde zijn voor alle
basisscholen. In elk geval mogen niveau-overstijgende bestuursgehelen er niet
toe leiden dat (sommige) basisscholen worden benadeeld.
Verder is het niet
wenselijk dat het basisonderwijs in deze constructie in een afhankelijke rol
wordt geplaatst t.o.v. het secundair onderwijs. Dat is geen goed uitgangspunt voor
samenwerking. Impliciet leeft ook de verwachting dat niveau-overstijgende
samenwerkingsverbanden impact zullen hebben op de doorstroming van leerlingen
naar het secundair onderwijs (zie bijvoorbeeld
de actuele doelen van scholengemeenschappen in het secundair onderwijs:
ordening van een rationeel onderwijsaanbod en objectieve
leerlingenoriëntering). Niveau-overstijgende bestuursgehelen mogen er ook niet
toe leiden dat scholen voor secundair onderwijs de rekrutering van leerlingen
zullen stroomlijnen naar de eigen studierichtingen.
En verder leeft de vrees
dat de introductie van niveau-overstijgende bestuursgehelen het
onderwijslandschap grondig zou hertekenen en in het bijzonder voor het
landschap basisonderwijs een tabula rasa zou betekenen. Indien men bovendien de
doelstellingen van de huidige scholengemeenschap secundair onderwijs wil
behouden (rationalisatie en programmatie binnen een bepaald gebied), zullen het
de bestaande samenwerkingsverbanden in het secundair onderwijs zijn die het
uitgangspunt vormen voor de samenwerking met het basisonderwijs. Dat kan leiden tot een enorme
schaalvergroting waarbij alle basisscholen van eenzelfde gebied moeten
toetreden tot een nieuw bestuursgeheel. Het gevaar is groot dat dit tot logge
structuren zal leiden. (NvdR: voor
mijn Brugse scholengroep zou het aantal scholen meer dan 30 bedragen).
In de huidige
regelgeving beschikken secundaire scholen over meer omkadering dan
basisscholen. Is het opportuun om niveau- overstijgende bestuursgehelen in te
zetten om het bestaande onevenwicht op macroniveau weg te werken? In zulke bestuursgehelen
moeten er in elk geval garanties zijn voor een billijke herverdeling tussen
scholen voor secundair onderwijs en basisscholen. Maar het blijft een probleem dat op die manier niet voor alle
basisscholen de noodzakelijke omkadering zal gecreëerd worden. Het is niet
wenselijk dat de middelen en dus de kansen van een basisschool afhangen van de
mogelijkheden tot samenwerking met een sterke secundaire school. Die
mogelijkheden verschillen immers naargelang onderwijsnet, regio,
Een gevaar
is dat sommige basisscholen uit de boot van de nieuwe samenwerkingsgehelen
vallen en/of er geen voordelen uit kunnen halen. Bestuurlijke optimalisatie
moet een meerwaarde zijn voor alle basisscholen. Verder is het niet wenselijk
dat het basisonderwijs in deze constructie in een afhankelijke rol wordt geplaatst t.o.v. het secundair
onderwijs. Dat is geen goed uitgangspunt voor samenwerking.
Een heel bijzondere
uitdaging voor het basisonderwijs is dus dat trends op het vlak van
bestuurlijke optimalisatie samengaan met meer niveau-overstijgende
bestuursgehelen. Er kunnen gunstige gevolgen zijn van samenwerking tussen een
basisschool en instellingen van andere niveaus zoals het secundair onderwijs, het deeltijds
kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs. Door samenwerking kunnen een aantal
taken professioneler uitgevoerd worden (bv. boekhouding, preventie en
veiligheid, algemene administratie, technologische ondersteuning, scholenbouw
en logistiek). Maar dat is op zich geen argument voor een beleid dat aanstuurt
op niveau- overstijgende bestuursgehelen. Samenwerking
kan ook via andere vormen. In elk geval mogen
niveau-overstijgende bestuursgehelen er niet toe leiden dat (sommige)
basisscholen worden benadeeld.
5. Eigen
ervaringen en gesprekken van de voorbije weken
Op de COV-ontmoetingsdag
van 8 april te Kortrijk spraken we met een 15-tal directeurs veelal ook
oud-studenten over de schaalvergroting. We merkten er weinig of geen
enthousiasme voor grootschalige en niveau-overschrijdende scholengroepen. De
argumenten zijn dezelfde als deze wie we al vermeldden in ons witboek en die
ook hiervoor al vermeld werden. Directeurs van scholen uit landelijke streken
wezen ook op de grote afstanden tussen scholen die zouden deel uitmaken van
zon grote scholengeroep. Ook een paar
directeurs die al een aantal jaren deel
uitmaken van een scholengroep-vzw met een groot aantal scholen vonden dat er
meer nadelen dan voordelen aan verbonden waren. Zo hadden ze naar eigen zeggen
te weinig inspraak in het bestuur en hadden ze ook te weinig zicht op de
financiële situatie van hun eigen school. (NvdR: Mijn eigen lerarenopleiding was destijds
ook opgenomen binnen een campus met lager en secundair onderwijs. We wisten
nooit waar we financieel aan toe waren. Zelfs geld voor gordijnen kregen we
lange tijd niet.)
Op een recente
vergadering van onze Brugse scholengroep bleek dat de meeste directeurs van de
basis- en secundaire scholen en de
meeste bestuursleden weinig heil zagen in het grootschaligheidsmodel van het VSKO en in de verplichting om per se
niveau-overschrijdend te werken - en om
dus ook alle basisscholen van de regio op te nemen - meer dan 30 scholen. We merkten
ook dat een aantal basisscholen uit de
regio vonden dat er geen nood was om aan te sluiten bij een groep secundaire
scholen. Op een recente bijeenkomst van de onze secundaire scholengemeenschap
noteerden we in de verslagen van de
verschillende scholen(groepen) evenmin enthousiasme voor het VSKO-
grootschaligheidsplan. Men vond het ook
veel te vroeg om al beslissingen te nemen. Veel zal uiteraard ook afhangen van
de door minister Crevits in het vooruitzicht gestelde nota over
schaalvergroting en bestuurlijke optimalisering. Maar naar verluidt zou die er
ten vroegste in mei 2016 zijn. De tijd
is dus nog niet rijp om concrete plannen op te stellen.
Het grote verloop de voorbije
jaren van directeurs s.o. binnen een grote West-Vlaamse vzw-scholengroep
roept overigens ook vele vragen op. Dit wijst er o.i. op dat het bestuur van zon
grote scholengroepen een delicate zaak is.
Ook binnen een andere grote scholengroep noteerden we de voorbije
decennia veel ruzies en verloop van directeurs. En nog gisteren vertelde een
voorzitter van het bestuur van een basisschool me dat hij wegens de
schaalvergrotingsplannen van het VSKO ontslag genomen had.
|