Gemeenschappelijk & lichter leerplan wiskunde in
s.o.:
minder rekenvaardigheid en abstractie, meer
constructivisme
Onderwijskrant 146 (juli-augustus-september 2008) Raf Feys
1
Inleiding
In de context van ons O-ZON-pleidooi (2007)voor herwaardering
van de basiskennis en basisvaardigheden
kregen we ook opvallend veel respons van leraars
en professoren wiskunde. Ze getuigden dat ook in
Vlaanderen het niveau in het secundair onderwijs er
op achteruit ging (zie punt 2). Op de radio betreurde
de Leuvens prof. em. Alfred Warrinnier begin mei
2008 dat de moderne wiskunde in ons secundair
onderwijs steeds meer vervangen werd door een
andere extreme visie, deze van de constructivistische
fuzzy mathematics.
Enkele maanden geleden verscheen het (ontwerp)
leerplan 2009 van het Vlaams Verbond van het
Katholiek Secundair onderwijs voor de eerste graad
het zoveelste in de rij sinds 1970. De actuele
denkwijze over wiskundevorming gaat uit van competenties
en van de constructivistische gedachte dat
leerlingen best zelf die competenties ontwikkelen,
aldus de leerplanontwerpers. De huidige
gedifferentieerde
a- en een b-leerplannen worden vervangen
door een gemeenschappelijk leerplan dat lichter
uitvalt en minder aandacht besteedt aan (abstracte)
kennis. De leerplanontwerpers wekken op geen
enkel moment de indruk dat ze kennis genomen
hebben van de recente debatten en math-wars in
Nederland en elders en van de kritiek in eigen land.
Dat blijkt ook uit de eenzijdige bibliografie. De
controversiële methodische en inhoudelijke opties
worden als vanzelfsprekendheid geserveerd. Zo
lezen we ook dat de vaardigheid in de rekenalgoritmen
minder belangrijk is.
In Nederland werden de gemeenschappelijke leerplannen
en de gemeenschappelijke basisvorming
weer afgeschaft. In Nederland, de VS, Engeland,
Franstalig België
beluisterden we de voorbije jaren
veel kritiek op die controversiële en constructivistische
opties. Te lage eisen, te weinig (algebraïsche)
rekenvaardigheid,
te weinig aandacht voor beproefde
waarden en voor wiskunde als vakdiscipline, al te
veel rekenen in contexten (situations-problèmes)
enz. De leerlingen zijn onvoldoende voorbereid op
het hoger onderwijs; de bijspijkercursussen in het
hoger en universitair onderwijs zijn talrijk. Al tien
jaar
geleden bestempelde de Nijmeegse professor Frans
Keune de
realistische wiskunde als pannenkoekwiskunde.
Hij verweet de Utrechters dat de leerlingen
een belabberd wiskundig inzicht hebben. De
leuke wiskunde en gekunstelde toepassingscontexten
van het FI besteden volgens velen te weinig aandacht
aan de wiskunde als cultuurproduct, aan de
meer abstracte elementen en aan de rekenvaardigheid.
Ook in de
VS adviseert het Final report of the
National
mathematics advisory panel (maart 2008)
een niveauverhoging, een herwaardering van beproefde
waarden, een meer evenwichtige didactiek
met meer sturing vanwege de leerkracht, meer aandacht
voor rekenvaardigheid en de taal van de wiskunde
(zie pagina 16). In Franstalig België worden
de zwakke prestaties door Nico Hirtt en vele anderen
in verband gebracht met de vage competentiegerichte
benadering. In een recente evaluatie bereikte
slechts 20 % van de 14-jarigen de eindtermen,
40 % voldeed helemaal niet.
De vele klachten leidden in Nederland al tot de
opstelling van nieuwe officiële richtlijnen voor
zwaardere
(examen)programma's wiskunde havo-vwo die
beter voorbereiden op hogere studies. De kern van
degelijk wiskundeonderwijs is volgens de toelichting
opnieuw het algebraïsch en analytisch rekenwerk
en de leerstofeisen worden verhoogd. Een aantal
beproefde waarden worden ook in ere hersteld. De
sympathisanten van realistische wiskunde à la FI
reageerden met het manifest Stop de afbraak van
het wiskunde-onderwijs. Ze nemen het niet dat de
realistische en contextrijke everyday-aanpak van
het FI als franje bestempeld wordt.
Dit alles stimuleert ons om ook een paar bijdragen
aan wiskunde in ons secundair onderwijs te wijden.
Bepaalde Nederlandse en Waalse critici geloven
alvast dat Nederland en Wallonië kunnen leren van
Vlaanderen. Ook het National mathematics advisory
panel van de VS
inspireerde zich aan de
Vlaamse leerplannen basisonderwijs en eerste
graad naast deze van TIMSS-succeslanden als
Singapore
(Foundations for success, het Final
Report, maart 2008).
Maar straks krijgen we een
nieuw leerplan dat meer de richting van het
constructivisme
en de zelfstandigheidsdidactiek uit wil.
Jammer genoeg is er in Vlaanderen geen open
debat over ons (wiskunde)onderwijs. Toen we in de
periode 1973-1982 kritische vragen over de moderne
wiskunde stelden, kregen we lange tijd niet de
minste respons. Pas na 1982 kwam er enige openheid.
Ook op onze kritiek op het constructivisme en
op het realistisch wiskundeonderwijs van het FI
kwam er weinig reactie. Maar toen we als O-ZONactiegroep
in 2007 vragen stelden omtrent de basiskennis
en basisvaardigheden, ontvingen we heel wat
klachten i.v.m. wiskunde in ons secundair onderwijs
en de didactische aanpak. In punt 2 gaan we hier even
op in. Daarna staan we stil bij het nieuwe leerplan.
2
Kritiek op niveau en methodiek
2.1 Kritiek op niveau
Prof. Stefaan Caenepeel (VUB) schreef ons: Aan
de universiteit ondervinden wij dat in enkele jaren
zowel kennis als vaardigheden wiskunde van beginnende
studenten sterk zijn achteruitgegaan. Ik heb
het dan wel over echte vaardigheden, zoals bijvoorbeeld
het optellen van breuken, opgaven over rechthoekige
driehoeken ... Het zogenaamde vaardigheidsgerichte
onderwijs leidt niet alleen tot minder
kennis, het leidt ook tot minder vaardigheden. De
leerlingen kennen niets, maar kunnen ook niets. In
Nederland heeft men dat al lang ondervonden. Ik wil
hierbij dan ook uw o-zoninitiatief voluit steunen.
Prof. Caenepeel stelde ook al in 2001 terecht: Ik
vrees voor het niveau van het onderwijs. De eindtermen
voor wiskunde zijn bijzonder mager. Het is
een minimum minimorum.
Onze eerstejaars wiskunde krijgen een vak 'bewijzen
en redeneren, vertelt Carolien Van Saam, monitor
aan de Leuvense wetenschapsfaculteit. Vroeger
kon iedereen b.v. een bewijs opstellen. Nu missen
ze de precisie om iets op een wiskundige manier uit
te schrijven. Net zoals andere universiteiten
organiseert
de KU-Leuven al jaren cursussen wiskunde om
het niveau van startende studenten bij te spijkeren.
Zelfs aan praktijkgerichte hogescholen kunnen ze
over het probleem meespreken. In onze kennisgerichte
richtingen, zoals industriële wetenschappen,
is bijspijkeren aan de orde, vertelt Jacques Peeters
van de Hogeschool Antwerpen.
De UGent organiseerde
in december een rondvraag bij de professoren
uit de eerste bachelor. Opvallend: de proffen
klagen er vooral over dat de studenten vooral
minder kunnen, zegt Annick Eelbode (Bijdrage in
De Morgen van 14.03.07: Leerlingen zijn niet
dommer geworden. Het onderwijs haalt er gewoon
minder uit). In de
context van de laatste wiskundeolympiade
formuleerden naar verluidt ook een
aantal professoren (Paul Igodt, Wim Schepens
)
kritiek op het dalende niveau. Relatief eenvoudige
vragen werden door velen niet juist beantwoord.
2.2 Kritiek op constructivistische methodiek
Marie-Claire Deleersnijder, voorzitster van de
Vlaamse Vereniging voor Wiskundeleerkrachten,
getuigde: "In wiskunde draait vandaag alles
momenteel
om inzicht. De didactische methode is ook
gewijzigd, men spreekt van 'contextonderwijs'. Als
leerkrachten worden we gestimuleerd om wiskundeoefeningen
te betrekken op actuele, concrete situaties.
Minder abstracte theorie dus. Dat maakt dat
'bewijzen' minder goed gekend zijn. En mede doordat
de leerlingen tegenwoordig bij zowat elke toets een
rekenmachine of hun formularia mogen gebruiken,
zijn ze minder goed in hoofdrekenen en rekenvaardigheid.
Zelfs voor de kennis van de maaltafels,
jawel. Ook analytische meetkunde komt niet meer in
elk wiskundeprogramma voor (In: Marjan Justaert,
Vlaamse scholieren struikelen over maaltafels en
sukkelen met dt-regels, DM, 6.12.06).
Net zoals prof. Warrinnier heeft de voorzitster
blijkbaar
problemen met te veel contextwiskunde.
Andere termen hiervoor zijn fuzzy maths,
everyday-maths en/of gesitueerde wiskunde in het
constructivistisch jargon; situations-problèmes in
het Frans. In Nederland krijgt het FI veel kritiek met
zijn contextwiskunde. Fuzzy en/of Everyday
Mathematics die veel werken met contexten en
situations-problèmes zijn soms wel leuk (fuzzy),
maar het conceptuele, de abstractie en de wiskundetaal
worden daardoor naar de achtergrond gedrongen,
zodat niemand meer echte wiskunde kan leren
en inzetten in de meest uiteenlopende toepassingsgebieden.
Vorig jaar stuurde ook de Gentse prof. Henri
Verschelde
een brief naar O-ZON waarin hij niet enkel
zijn beklag deed over de wiskundige voorkennis van
de studenten, maar ook wees op het dubieuze
karakter van de constructivistische leertheorie die
o.a. pleit voor zelfconstruerend en contextgebonden
leren. Prof. Verschelde, een van onze eminentste
wetenschappers, schreef: Geachte O-ZONmensen,
uw visie op degelijk onderwijs en uw kritiek
op het constructivisme worden volledig gesteund
door mensen met gezond verstand en met enig
inzicht in hoe de realiteit werkelijk in elkaar zit. Als
wetenschapper verbaast het me iedere dag opnieuw
welke larie sommige onderwijskundigen als
wetenschappelijke
theorie de wereld durven insturen.
Deze theorieën doen me heel erg denken aan de
onzin die de constructivistische filosofen uitkramen
en die op meesterlijke wijze aan de kaak gesteld is
door Alan Sokal en Jean Bricmont in hun boek
Intellectueel bedrog. Beiden zijn collega's
theoretische
fysica . Ik probeer hen ervan te overtuigen om
een analoog boek te schrijven over de constructivistische
stroming in de onderwijskunde. Het is immers
niet moeilijk om aan te tonen dat de constructivistische
aanpak haaks staat op de wetenschappelijk
gefundeerde bevindingen van de cognitieve psychologie.
Gefeliciteerd ook met uw initiatief en uw zeer
informatieve O-ZON-website.
Ook op het recentecongres van de VVWL (Blankenberge,
30.06.08)
beluisterden we in de wandelgangen analoge
kritiek; L.V.M. beloofde ons een bijdrage hierover
voor volgende Onderwijskrant.
In het nieuwe leerplan wordt geen rekening gehouden
met de kritiek. Er wordt zelfs meer dan ooit gepleit
|