mm
Grootschalige
scholengroepen en centralistische VSKO-bestuursfilosofie:
haaks op bestuurlijke optimalisering & Regeerakkoordbelofte voor meer
autonomie
Kaderbijdrage voor witboek Onderwijskrant (Steun ons a.u.b. bij de verspreiding van dit
standpunt!)
1 Grootschalige
scholengroepenkost wat kost!
1 Grootschalige scholengroepen kost wat
kost!
1.1 Grote &
hiërarchische scholengroepen: haaks op bestuurlijke optimalisering
Op 8 januari 2015 publiceerde de VSKO-koepel van het
katholiek onderwijs een revolutionair,
normatief en urgent plan voor de invoering van grootschalige
scholengroepen en besturen onder het mom en de naam van bestuurlijke
optimalisering: Naar een bestuurlijke
optimalisering en schaalvergroting in het basis- en secundair onderwijs. Het VSKO wil de 800 schoolbesturen reduceren
tot 150 en grote regionale scholengroepen invoeren, associaties tussen
secundaire scholen en basisscholen - veelal
ook mastodontscholengroepen met vele duizenden leerlingen. Beroepsbestuurders nemen binnen de
nieuwe bovenschoolse koepels de bestuurlijke taken van de scholen over.
Het VSKO-plan gaat
regelrecht in tegen een basisbelofte van het Regeerakoord: veel meer
autonomie en zeggenschap van de lokale scholen en leerkrachten inzake het hoe
van het onderwijs. Ook in de bedrijfswereld zien we overigens steeds meer
horizontalisering van het bestuur opduiken. Dit soort bestuurlijke
optimalisering staat haaks op de door het VSKO bepleite bijsturing. Die regionale
scholengroepen zouden overigens heel omvangrijk worden. Als bijvoorbeeld de
secundaire scholen binnen onze Brugse scholengemeenschap fuseren en er ook nog
de vele basisscholen uit de regio moeten bijnemen, dan komen we aan 23 à 30
scholen, een mastodontscholengroep. Indien we in Brugge meer dan twee
scholengroepen zouden vormen, dan wordt het een regelrecht gevecht voor
het aan zich binden van zoveel mogelijk
basisscholen uit de regio. Op bepaalde plaatsen wekt het VSKO-plan ook de
misleidende indruk afsof het enkel zou
gaan om 1 extra bovenschoolse bestuurder. Vanuit de ervaring met de fusies in
onze hogescholen en in grote scholengroepen s.o. in Nederland, weten we dat dergelijke fusies leiden tot een enorme
overhead en tot veel extra kosten.
1.2 Vrees voor VSKO-plan en voor
bekennen van kleur
Prof. em. Eric Verbiest verwoordde onlangs in Brandpunt (COC, januari 2015) de grote vrees voor dit plan bij heel
wat onderwijsmensen: In Vlaanderen is
men bevreesd voor zon schaalvergroting. Volgens hem is die vrees mede ingegeven
door de negatieve ervaring met grote scholengroepen in Nederland, waar schaalvergroting geenszins effect gehad
heeft op de kwaliteit van het onderwijs zelf. Ook de negatieve gevolgen
van de invoering van grootschaligheid en afstandelijke bovenschoolse besturen
in ons hoger onderwijs, verklaren mede die vrees.
In een recente bijdrage
over het VSKO-plan wees ook Barbara
Moens in het dagblad De Tijd op die vreesen ze stelde dat het hier vooral
gaat om een machtsgreep van de kopstukken van de katholieke onderwijskoepel: De hervorming van de schoolbesturen maakt
deel uit van een grotere machtsstrijd in het katholieke onderwijsnet. Hoe
minder schoolbesturen, hoe eenvoudiger het voor de koepel is om marsorders te
geven. Ze heeft het over de nieuwe
beleidspolitiek van de Guimardstraat, de machtsgreep en top-down-aanpak (Scholen vrezen voor hun identiteit, 21
maart).
In de
gestoffeerde bijdrage in De Tijd blijven een aantal interessante
getuigenissen van directeurs en van een onderwijsexpert jammer genoeg anoniem; maar we begrijpen het
wel: De angst om uit de biecht te klappen
is een rode draad in de gesprekken met directeurs, ook al zit de frustratie
diep. Ook bij de samenstelling van dit witboek stelden we vast dat
getuigen en zelfs redactieleden veelal het liefst niet met naam vermeld
worden. Het gaat hier dus niet enkel om een controversieel plan, maar ook om
een delicate materie die leidt tot
zelfcensuur en zelfbescherming.
2 Machtsgreep
& territoriumdrang en verlies van ziel en identiteit van scholen
2.1 Machtsgreep en territoriumdrang
Een ex-hoofdredacteur van Trends en publicist trok in januari aan de alarmbel en formuleerde
een vlijmscherpe kritiek. Hij schreef: Het
VSKO nam begin januari de beslissing om de inrichtende machten en scholen van
het katholiek onderwijs te beperken in hun vrijheid om zichzelf te zijn. Men
opteert voor centralisme waarbij de eigenheid en de eigen accenten vaak
verloren gaan in het grotere geheel. Een massieve herordening dus die de greep
van Brussel alleen maar structureel vergroot. Nu reeds zwichten de scholen
onder de oekazes van het officieel beleid, naast die van de eigen beleidspoot,
de Guimardstraat. Alles lijkt boven op hun kop terecht te komen. Als er
machtige regionale structuren zullen ontstaan die strakker controleerbaar zijn
door de Guimardstraat, dan is dit een signaal naar de scholen. De creativiteit
en de vrijheid om eigen pedagogische inzichten te ontwikkelen, komen dan ook onder
druk te staan. De dwang om bepaalde scholen te sturen en hen aan algemene
beslissingen te onderwerpen, wordt erg groot. Bovendien gaan de besturen van de
scholengroepen opgevuld worden met tal van specialisten die onderwijs alleen
maar kennen van toen ze zelf op de schoolbanken zaten en die vaak als kille
managers en zonder voeling met de mensen op de werkvloer naar de raden van
bestuur komen. Kijk maar naar sommige nu al vrij grote schoolbesturen. Het kan
alleen maar nog erger worden. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de VSKO-raad
van bestuur, het laatste stukje autonomie uit de katholieke scholen aan het
pompen is.
In de al vermelde bijdrage in De Tijd poneert
ook Barbara Moens dat het hier ging
om een regelrechte machtsgreep van de kopstukken van de katholieke
onderwijskoepel (zie punt 2.3). Ze heeft het over de nieuwe beleidspolitiek van
het VSKO, de machtsgreep en top-down-aanpak, de machtsorders van de
VSKO-kopstukken: Een directeur drukt het
zo uit: Boeve gebruikt de externe bedreigingen als een onderhandelingstruc. De
angst is een stok om de scholen zo ver te krijgen dat ze meestappen. De
VSKO-kopstukken Lieven Boeve en Chris Smits dreigen voortdurend met de stelling
dat de toekomst van het katholiek onderwijs in het gedrang is, dat er straks niet voldoende katholieke
bestuurders meer zullen gevonden worden, dat de grote scholengroepen er nodig
zijn voor de dringende hervorming van het s.o. ...
2.2 Aantasting
ziel, identiteit & autonomie scholen
In die bijdrage in De
Tijd stellen de directeurs terecht dat ze vrezen dat door de concentratie
van de meeste macht binnen de bovenschoolsebestuurskoepel
de afzonderlijke scholen en directies veel autonomie en macht zullen verliezen.
Dat is ook de vrees die de DIVO-directeurs (= groep directies vrij secundair
onderwijs) al in 2013 uitdrukten. De al geciteerde ex-hoofdredacteur schreef
eveneens: De creativiteit en de vrijheid
om eigen pedagogische inzichten te ontwikkelen, komen onder druk te staan. Dit
is ook wat Onderwijskrant in zijn reactie van januari 2015 vooral betreurde. Wijlen
premier Leo Tindemans stelde al een
aantal jaren geleden dat grootschaligheid de grootste bedreiging was voor het
Vlaams onderwijs. En rector Rik Torfs twitterde
vorig jaar in de context van de schaalvegrotingsplannen: Schaalvergroting in het onderwijs leidt veelal tot vervreemding.
In de bijdrage van Barbara
Moens komt ook tot uiting dat het VSKO-plan in feite in strijd is met de
belangrijkste onderwijsbelofte in het regeerakkoord: meer autonomie en
zeggenschap voor de lokale scholen en leerkrachten. Zo lezen we: De N-VA huivert voor het
VSKO-hervormingsscenario. Scholen moeten zelf meester blijven van hun
situatie, zegt Vlaams Parmentslid Koen Daniëls (N-VA). Het regeerakkoord
hamert om vertrouwen in de scholen. Wij treden als overheid terug, maar we
zullen niet toelaten dat de katholieke onderwijskoepel dat machtsvacuüm
inneemt. We weten allemaal hoe gedwongen huwelijken eindigen.
In het Vlaams parlement stelde MarleenVanderpoorten al in 2013 dat de voorstellen voor
grootschalige scholengroepen niet zozeer uitgingen van minister Smet, maar van
Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO.Volgens Vanderpoorten waren de
VSKO-kopstukken de echte inspirator van de grootschaligheid en keek onderwijsminister Smet gewillig toe.
Ze bestempelde Van Hecke als de echte onderwijsminister. Net als de
kleinere onderwijskoepels waarschuwde Vanderpoorten ook voor de
territoriumdrang van het VSKO. Ook Dirk Van Damme, OESO-expert en
ex-directeur-generaal GO!, stelde dat enkel het katholiek onderwijsnet profijt
kon halen uit de schaalvergrotingsoperatie. Er kwam ook veel protest vanuit het
gemeentelijk onderwijs.
2.3 Machtsgreep op scholen én machtsgreep binnen
Guimardstraat
Het VSKO-plan legt volgens de geciteerde publicist,
Barbara Moens en vele anderen niet enkel een grootschalig en bureaucratisch
bestuursmodel op, maar versterkt tegelijk de greep van de koepel op de
scholen: de machtige regionale
structuren zullen strakker controleerbaar zijn door de Guimardstraat. Het
plan wordt ook door veel onderwijsmensen & schoolbestuurders als een echte
oekaze ervaren. De onderwijskoepel die vooral opvattingen van de scholen en
schoolbesturen zou moeten vertolken, stelt zich steeds meer op als een soort
ministerie, als de belangrijkste beleidsmakers.
Naast de machtsgreep van de VSKO-kopstukken
op de lokale scholen en hun top-downpolitiek is er ook veel kritiek op de
machtsgreep van de Guimardstraat-kopstukken binnen de eigen koepel. Er werd
enkel maanden geleden een hiërarchische structuur ingevoerd - gecombineerd met de afschaffing van de aparte verbonden voor
het basisonderwijs e.d. Door de verticale structuur kwam de macht in handen van
een beperkt aantal bestuurders en vooral van de twee kopstukken: Chris Smits,
die benoemd werd als secretaris-generaal en Lieven Boeve, de nieuwe
directeur-generaal. Hiermee kreeg Smits, de vroegere secretatis-generaal van
het verbond van het secundair onderwijs, nog meer invloed dan voorheen. De
secretaris-generaal basisonderwijs en een aantal van zijn medewerkers werden
zomaar op een zijspoor gezet en steken in persoonlijke gesprekken hun groot ongenoegen
niet onder stoelen of banken.
In De Tijd lezen we verder dat de
machtsgreep van de VSKO-kopstukken op de
scholen, de centralisering van de macht, ook ingegeven is door het feit dat de
VSKO-kopstukken bij hun hervormingsplan voor het s.o. botsten op de weerstand
vanuit de scholen en dat men dit in de toekomst wil voorkomen. Bij het hervormingsplans.o. bleek dat vooral
de kopstukken van het secundair onderwijs hiervoor warm liepen. Dit plan kreeg
openlijk kritiek vanwege de overgrote meerderheid van de praktijkmensen, maar
ook binnen de Guimardstraat vanwege de secretaris-generaal van het hoger
onderwijs. Het verbond basisonderwijs toonde evenmin sympathie. Door het
afschaffen van de aparte verbonden kunnen de VSKO-kopstukken gemakkelijker hun
wil opdringen en de indruk wekken dat de totale koepel achter het
hervormingsplan staat. Chris Smits
gaf tijdens de Codis-bijeenkomst van april 2013
nog toe dat er veel weerstand was vanuit het basisonderwijs tegen zijn
plan voor niveau-overschrijdende scholengroepen. Hij stelde: Het standpunt van het verbond van het basisonderwijs is momenteel nog niet bekend.
We weten wel dat een aantal directeurs van basisonderwijs huiverig staan
tegenover een niveau-overschrijdende structuur. Hiermee werd eens te meer
duidelijk dat het plan vooral uitging van Chis Smits en Co en dat er ook binnen
de koepel weinig rekening zou gehouden worden met het standpunt van het verbond
van het basisonderwijs.
2.3 Vreselijke
haast en negatie fusiekader & Regeerakkoord
De grote haast en de argumenten waarmee de
VSKO-kopstukken de schaalvergroting willen invoeren, doet ons denken aan een
getuigenis van Hans ter Heijden over
de schaalvergrotingsinitiatieven van zijn (Nederlandse) onderwijskoepel. Hij
schreef: Onder het mom dat de
christelijke identiteit van de scholen kon worden gewaarborgd en dat er
tegelijk 'doorlopende leerwegen' konden worden gecreëerd', werd vlug een grote
christelijke scholengroep voor het technisch onderwijs opgericht en ontstond er
een waterhoofd aan management en managers. Herman van Veens 'Opzij, opzij,
opzij, wij hebben vreselijke haast' werd het officieuze schoollied van de
onderwijskoepel.
De VSKO-kopstukken Lieven Boeve en Chris Smits poneren expliciet dat hun
schaalvergrotingsplan normatief is en heel dringend en onverkort doorgevoerd
moet worden. Die grote haast blijkt ook uit het feit dat ze geenkritiek opdit
plan dulden en naar eigen zeggen ook niet willen rekening houden met een
fusiekaderdecreet vanwege de overheid en met bezwaren vanwege andere
onderwijsnetten.
In de recente bijdrage Scholen vrezen voor hun identiteit schrijft Barbara Moens: Of de VSKO-operatie lukt, hang ook
af van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (Cd&V). Ze komt
ook nog voor de zomer met haar blauwdruk over toekomstige scholenlandschap.
Intern pocht de top van het katholiek onderwijs dat ze de pen bij het schrijven
van die nota vasthoudt (De Tijd, 21 maart). Op de vraag wat verwacht u van
die nota over het toekomstig scholenlandschap, antwoordt Lieven Boeve aan De Tijd dat
zijn koepel hoe dan ook het VSKO-plan zal uitvoeren en dus geen rekening zal
houden met zon nota of fusiekaderwet: Wij
zullen deze operatie (= ons VSKO-plan) sowieso doen, want dit gaat over het
organiseren van de toekomst van het katholiek onderwijs. Ook met de
bezwaren van de kleinere onderwijsnetten die vrezen onder de voet gelopen te worden
willen de katholieke kopstukken blijkbaar geen rekening houden. Niets zal hen
tegenhouden. Ze houden ook geen rekening met de twee criteria voor bestuurlijke
optimalisering die opgenomen zijn in het Regeerakkoord: het vrijwaren van de
verscheidenheid van het schoollandschap en van het subsidiariteitsbeginsel. Zon fusiedecreet is er o.i. dringend nodig omdat
precies het tekort aan centrale regels tot machtsmisbruik
en tot oeverloze disputen en belangenconflicten zou leiden.
3 Managementdenken en grootschaligheid: aantasting
identiteit& kwaliteit scholen
3.1 Kritiek op grootschaligheid en
managementdenken
De critici van het
VSKO-hervormingsplan vrezen - dat door de grootschaligheidsoperatie de
(katholieke) scholen hun ziel en bezieling zouden verliezen. In de al geciteerde recente bijdrage Scholen
vrezen voor verlies van identiteit lezen we dezelfde kritiek: In feite is elke directeur een kleine
ondernemer, die zijn of haar school probeert uit te bouwen, zegt een directeur.
Elke
school heeft haar eigen identiteit en maakt deel uit van een lokale
gemeenschap. Nu het katholiek onderwijs een nieuw hoofd heeft, moet alles
opeens anders. Maar we geven onze identiteit niet prijs voor het heil van
Lieven Boeve.
Philip Brinckman, lid directiecomitéJezuïetencollege Turnhout,
sprak in 2013 al die vrees uit in een opiniebijdrage in De Tijd: Voor
grote scholengroepen is er bij de achterban geen draagvlak. De leerkrachten
vrezen onduidelijkheid en chaos. Schoolbesturen van heel wat vrije scholen zijn
bezorgd dat hun pedagogisch project en dus ook de vrije keuze van onderwijs
verloren gaat .Bovendien is er geen wetenschappelijke onderbouw voor grote
bestuurlijke entiteiten. Onderzoeken naarde goede schoolgrootte, zowel uit
economisch financieel als uit pedagogisch oogpunt, verwerpenunaniem supergrote
scholengroepen van duizenden leerlingen. In te grote scholen(groepen) neemt
desociale cohesie af. Wanneer dit cement afbrokkelt, neemt ook het welbevinden
en dus ook de leermotivatie af. Ook in Nederland komt men terug van de té grote
scholengroepen. Je hoort meer en meer het woord 'defusie'. Ervaring en
onderzoek wijzen uit dat megascholen meer nadelen opleveren dan voordelen, niet
alleen economisch, maar ook pedagogisch.
Ook de Leuvense
professor-filosoof Herman De Dijn drukt in 2014 de vrees uit dat het
onderwijs door het streven naar schaalvergroting en het ermee verbonden managementdenken
zijn ziel en bezieling steeds meer zal verliezen. Samengevat komt het volgens
hem hier op neer: Het zoeken van onderwijsmensen naar zin in het werk, naar echte
samenwerking voor een waarde of doel buiten zichzelf, dat zoeken naar echte waardering
voor dat soort werk en dat soort samenwerking al die zaken komen vandaag in
het managementsysteem in het gedrang. De regelgeving en procedures die ermee
zijn verbonden vereisen tevens een steeds uitgebreider bureaucratie, met steeds
meer onpersoonlijke macht. Dit alles leidt tot ontmoediging en burn-out bij de
praktijkmensen . Een lean (mager of soepel) management moet terug in
dienst staan van de activiteit en de instellingen waarom het eigenlijk
gaat: beroepsernst en beroepsfierheid
moeten weer gewaardeerd worden. Subsidiariteit en decentralisatie zijn
aangewezen in plaats van schaalvergroting.Het lijkt duidelijk wat er zou moeten
veranderen. De beheersings- en regeldrift moeten inbinden en ruimte laten voor
het besef van eindigheid en kwetsbaarheid en de overgave aan het leven en de
realiteit. De systeemwereld mag niet langer de leefwereld koloniseren.
De Dijn betreurt ook samen met ons en vele anderen dat momenteel weinig lijkt te bewegen
ondanks de malaise, het cynisme zelfs van veel professionals, ondanks de
schadelijke effecten op het samenleven waar psychologen en therapeuten ons
attent op maken. Analyses zoals de voorliggende worden niet zelden afgewezen
als linkse propaganda of hersenspinsels van wereldvreemde denkers.
De kritiek op het grootschaligheidsplan van het VSKO komt dus vooral ook
uit de mond van mensen die heel sterk begaan zijn met het (katholiek) onderwijs
en niet willen dat de ziel en bezieling uit het onderwijs verdwijnen door
grootschaligheid, vermanaging e.d. In
een reactie van de koepel van het gemeentelijk onderwijsnet lezen we
eveneens: Er zijn genoeg
voorbeelden waaruit blijkt dat net een compacte schaal en korte
communicatielijnen de kwaliteit van het onderwijs bevorderen - denk maar aan
het onderwijs in Nederland. Het is ook niet wetenschappelijk aangetoond dat
schaalvergroting leidt naar meer onderwijskwaliteit.
De VSKO-kopstukken Boeve en Smits
negeren echter de vele kritiek op hun
plan, de vele nefaste ervaringen met grote scholengroepen, de kritiek in de
hoorzittingen. In voorliggend witboek besteden we er veel aandacht aan. De door het VSKO voorgestelde immense scholengroepen zouden volgens de vele
critici niet leiden tot optimalisering, tot vereenvoudiging en minder planlast,
maar vooral tot complicering, meer planlast en geldverspilling. Verderop zal
blijken dat zulke grote scholengroepen ook moeilijk bestuurbaar zijn, geen echt
medezeggenschap toelaten en vooral ook de ziel van het onderwijs aantasten.
3.2 Negatie nefaste ervaring met grote
scholengroepen in Nederland en
Vlaanderen
Precies op een moment waarop overal de nefaste gevolgen van grote scholengroepen
en afstandelijke besturen als een enorm knelpunt erkend worden en tot verzet
leid(d)en, prediken de VSKO-kopstukken de invoering en de zegeningen ervan. In
Nederland concludeerde de parlementaire onderzoekscommissie-Dijsselbloem al in 2008 dat de invoering van grote
scholengroepen in het s.o. er leidde tot hiërarchisering, ,verzakelijking en
vervreemding van het bestuur in de regionale koepels, tot
bestuurlijke willekeur en misbruiken, tot een groot middenkader van
begeleiders en coördinatoren, tot een
enorme geldverspilling...
Onderwijsvrouw Joke Hermesen getuigde in Vrij Nederland van1 februari 2014: "Zo overzichtelijk als de
onderwijswereld vroeger was, zo ondoorzichtig is deze nu geworden. Veel scholen
zijn de afgelopen decennia gefuseerd tot immense, duizenden leerlingen tellende
instituten, met enkel nadelen en misstanden tot gevolg. In sommige regios hebben scholen ook een monopoliepositie gekregen,
waardoor het aanbod is verschraald en de keuzevrijheid is afgenomen. Door de
schaalvergroting moesten er ook meerdere bestuurslagen worden toegevoegd,
die veel geld kosten en ook de verhoudingen en de algehele sfeer op school
hebben veranderd. De
bestuurders, die zelden een klas van binnen zien, laat staan de leerlingen
kennen, bepalen het beleid, terwijl de leerkrachten daar amper
invloed op hebben. Dat is vragen om moeilijkheden en die zijn er dan
ook in grote mate." B. Verkroost vatte de nefaste gevolgen van een
gelijkaardige schaalvergrotingsoperatie in Nederland als volgt samen:
-Sinds defusiegolf in de afgelopen decennia zijn veel als professionele
organisaties georganiseerde scholen opgenomen in grote, complexe
bureaucratische lijnorganisaties.
-Daardoor zijn de gezags- en
machtsverhoudingen ingrijpend veranderd. Professionals, leerkrachten en
directeurs zijn in een afhankelijkheidsrelatie t.o.v. besturen en management
terecht gekomen.
-Hierdoor verloren de scholen ook hun eigen identiteit.
-De beloofde medezeggenschap is in
veel gevallen al niet meer dan een wassen neus gebleken.
-Bestuur en management waren tevens de stuwende krachten achter de vele
haastige onderwijsdidactische en organisatorische hervormingen geweest terwijl
leerkrachten en lokale directeurs lijdzaam toezagen.
Die nefaste gevolgen zijn precies ook dezelfde
als deze die we in Vlaanderen ook meegemaakt hebben bij de grote fusies in het
hoger onderwijs en bij de oprichting van de Associatie KU Leuven. In onze hogescholen ervoeren we evenzeer de nefaste gevolgen van de
vermanaging, grootschaligheid, bureaucratisering, de grote overhead en de ermee
verbonden geldverspilling. Bij de fusies ontstonden omvangrijke bestuurlijke
koepels met heel veel vrijgestelden en tussenlagen en met de eraan verbonden overhead. Er zijn naar
schatting momenteel vijfmaal meer vrijgestelden dan vóór de hervorming. Met een
verwijzing naar de zgn. wet van Parkinson hebben we hier tijdig voor
gewaarschuwd. Die vele vrijgestelden binnen de stafdiensten moeten zich
bovendien ook allen waarmaken. Dit leidde tot het opleggen van heel wat
planlast aan descholen en lectoren; en tot het uniformiserend opdringen van
pedagogische en andere aanpakken.Tegelijk werden ook de verantwoordelijkheid en
autonomie van de vroegere directeurs van de opleidingen uitgehold. Aangezien de regionale scholengroepkoepel je
directe werkgever is, is het zich onttrekken aan de bestuurlijke en
pedagogische richtlijnen van die koepel veel moelijker dan aan deze van vadertje
staat of van moederhuis Guimardstraat. In Nederland slaagden zeven
lerarenopleidingen erin autonoom te blijven. Ze behalen momenteel de hoogste
kwaliteit (cf. accreditatie), de betrokkenheid van de docenten en studenten is
er veel hoger, ze beschikken over meer centen voor de primaire functie en dus
ook over meer docenten, ...
In het kader van de rectorverkiezingen hekelden ook de Leuvense kandidaat-rectoren Rik Torfs, Herman Nys ... in mei 2013
het centralistisch, ondemocratisch en bureaucratisch bestuur van de KU-Leuven
en vooral van de grootschalige Associatie-koepel. Decaan Katlijn Malfliet getuigde eind 2012 in VETO: De schaalvergroting en associatie-vorming
van de KULeuven waren geen natuurlijke fenomenen van onderuit, maar een
topdownbeslissing waarbij territoriumdrang en grootheidswaanzin voorop stonden
. Malfliet hekelde het gebrek aan overleg met de basis, met de professoren en
decanen. De kritiek van Malfliet en
van de kandidaat-rectoren op de machtsgreep van André Oosterlinck en zijn
Associatiebestuur is evengoed toepasselijk op de wijze waarop de
VSKO-kopstukken hun grootschaligheidsplan in het secundair onderwijs willen
doordrukken.
3.3 Grote scholengroepen en
monopolies leid(d)en tot lagere leerprestaties
De Nederlandse socioloog-onderzoeker
Jaap Dronkers stelde ookvast dat grote
scholengroepen in Nederland leidden tot een verschraling van het
onderwijsaanbod, tot het fnuiken van (gematigde) concurrentie tussen scholen en
uiteindelijk ook tot niveaudaling. In zijn onderzoeksbijdrageHoe kan het onderwijs voor elkaar krijgen
dat meer talenten benut worden? concludeert
Dronkers dat onderwijsmonopolies de kwaliteit van het onderwijs aantasten. Hij
poneert o.a.: Essentieel voor het bestaan van die gematigde concurrentie tussen
scholen is het bestaan van meerdere aanbieders van hetzelfde onderwijs. Als in
een regio feitelijk maar één aanbieder van een bepaald onderwijstype aanwezig
was, was de effectiviteit van de scholen in die regio lager.
Dronkers stelt dus dat in regios met grote
scholengroepen de gematigde concurrentie moeilijk wordt en dat dit nefast is
voor de kwaliteit. Hij poneerde: Essentieel
voor het bestaan van die gematigde concurrentie tussen scholen is het bestaan
van meerdere aanbieders van hetzelfde onderwijs. Als in een regio feitelijk
maar één aanbieder van een bepaald onderwijstype aanwezig was, was de
effectiviteit van de scholen in die
regio lager. Maar de schaalvergroting in het voortgezet onderwijs gedurende de
jaren 1990 heeft in veel regios jammer genoeg deze gematigde concurrentie de
nek omgedraaid en onderwijsmonopolisten in het leven geroepen. Nu is het in
principe mogelijk dat scholen onder het zelfde bestuur worden aangemoedigd
elkaar te beconcurreren en dat voor enige tijd ook doen. Maar de ervaring leert
dat de meeste managers en bestuurders van monopolies op de lange termijn een hekel aan
concurrentie binnenshuis hebben en die onderlinge concurrentie onmogelijk
maken. Om de concurrentie weer mogelijk te maken, zullen in een aantal regios
bestuurlijke monopolies van onderwijsinstellingen opgebroken moeten worden in
kleinere bestuurlijke eenheden, zodat er weer meerdere scholen zijn die
eenzelfde onderwijstype in een regio verzorgen.
In de context van
het VSKO-pleidooi voor grote
scholengroepen wordt ook soms gesteld dat die er nodig zijn om ook grotere scholen
te kunnen creëren in functie van de hervorming van het s.o.Kleinere scholen
zouden geen toekomst meer hebben, een
aso-school b.v. zou minstens 1000
leerlingen moeten tellen om in de toekomst een aantal domeingebieden te kunnen
organiseren. Dit staat haaks op de vele internationale pleidooien voor het
behoud en zelfs het oprichten van kleinere scholen. Zo zijn velen ervan overtuigd dat precies de
belangrijkste troef van het Fins onderwijs zijn kleinschaligheid is, die een
grote betrokkenheid en
verantwoordelijkheid van de praktijkmensen mogelijk maakt. De Canadese prof. Paul Bennett schrijft in dit
verband dat veel Amerikaanse onderzoekers de voorbije jaren wezen op de
voordelen van kleinere scholen en scholengroepen: A growing body of North American education research on school size is
exploding and now suggest that smaller scale schools are not only better for students
but, more surprisingly, more costeffective for school boards. Whereas school
consolidation and economies-of-scale were once merely accepted truths,
supported by little evidence, newer studies are demonstrating that true small
schools also deliver better results in academic achievement, high school
completion rates, student safety and social connectedness (blog Paul Bennett: School Size and Consolidation: How Big is Too Big? February 1, 2014). In een recent OESO-rapport werd duidelijk dat secundaire
scholen in de meeste landen kleiner zijn dan in Vlaanderen en dat grotere
scholen niet per se tot betere leerresulaten leiden. In Finland b.v. zijn de
scholen opvallend kleiner. We treffen er eveneens een scheiding aan tussen aso-
en tso/bso-scholen en men is er niet van plan die scheiding te doorbreken.
4 Schaalvergroting i.f.v. (nefaste) hervorming s.o.& betonnering territorium
4.1 Scholengroepen In functie hervorming s.o.
De grote
scholengroepen worden in de goednieuwsshow
van de VSKO-kopstukken voorgesteld als een tovermiddel voor alle mogelijke (meestal
vermeende) kwalen. In dit themanummer zal duidelijk worden dat precies grote
scholengroepen vaak de kwaliteit van het onderwijs en het humaan bestuur
aantasten.
Zo stelden deVSKO-kopstukken al een
paar jaar geleden dat de grote scholengroepen er vooral ook nodig waren om de
hervorming van het secundair onderwijs, het opdoeken van de scheiding tussen
aso en tso/bso en de herordening in brede domeingebieden mogelijk te maken. Dat dit laatste voor de overgrote meerderheid
van de onderwijsmensen en van de professoren tot een sterke aantasting van de
kwaliteit zou leiden, daarmee houden de kopstukken geen rekening. Een ander argument is het
willen garanderen van doorlopende leerwegen, maar nu blijkbaar ook vanaf de
kleuterschool. Daarom moeten de scholengroepen blijkbaar per se
niveau-overschrijdend zijn wat in andere landen niet het geval is en hier ook
tot conflicten met b.v. de gemeentescholen zou leiden.
4.2 Schaalvergroting omwillevan kleine katholieke rest?
Die scholengroepen zijn er volgens Smits en Boeve ook nodig om op termijn
het katholiek karakter te kunnen waarborgen in een zich seculariserende
omgeving. Zijstelden tijdens infosessies
ook openlijk dat het aantal bestuursleden drastisch gereduceerd moet worden
omdat er straks maar een beperkt aantal goede katholieke bestuurders meer
gevonden zouden worden. Lieven Boeve
voegde er in deze context nog merkwaardig en anekdotisch aan toe dat de
Jezuïeten er in Japan in slaagden om een universiteit met een katholiek bestuur
in stand te houden en dit zonder katholieke docenten en studenten. Hier
manifesteert zich heel duidelijk de territoriumdrang van de VSKO-kopstukken. Ze
hebben blijkbaar ook al te weinig vertrouwen in de kracht van de dialoog-school
en in de kracht van religie. Ze beseffen ook niet dat zon uiting van machts-en
territoriumdrang uiteindelijk een bedreiging inhoudt voor de geloofwaardigheid
en het imago van kerk, religie en kerkelijke overheid. Het feit dat uitgerekend
bisschop Johan Bonny fungeert als
voorzitter van het VSKO-bestuur vergroot nog dit risico.
5 Haaks op moderne organisatiefilosofie: too big
& hierarchic to succeed!
Het centralistisch, hiërarchisch en gecompliceerd bestuurs- en
management-model dat het VSKO wil opleggen is hopeloos voorbijgestreefd; het
staat haaks op moderne vormen van management, op het streven naar de
horizontalisering van het bestuur en naar corporite
spirit. Op een OVSG-studiedag in 2014 stelde ook
OESO-expert Dirk Van Damme: *Bestuurlijke schaalvergroting houdt h risico in op bureaucratisering en meer top-down management * Eén publiek eenheidsnet vermindert ook de diversiteit van aanbieders en pedagogische projecten en gaat uit van een achterhaald concept van publieke dienstverlening. (Schaalvergroting en
bestuurskracht van scholen).
De
Nederlandse prof. Edith Hooge formuleert het zo: Bij onderwijsbesturen van te grote
omvang dreigt de menselijke maat verloren te gaan: nabijheid, benaderbaarheid
en herkenbaarheid verdwijnen dan uit de organisatiecultuur. Er is onvoldoende
mogelijkheid voor onderling persoonlijk contact en bij de praktijkmensen wordt
onvoldoende ruimte ervaren om invloed uit te oefenenen verantwoordelijkheid te
kunnen nemen voor het eigen handelen. Dit verlies van de menselijke maat
is fnuikend voor het samenspel dat nodig
is voor het 'maken' van goed onderwijs.Naarmate de bestuurlijke omvang
toeneemt, wordt het ook moeilijker om een onderwijsorganisatie goed te
besturen.
|