Do it
(for) yourself-ideologie brengt
onderwijs en GOK uit balans
Traktaten over individualistische wending
binnen onderwijs en maatschappij
Raf
Feys: bijdrage uit Onderwijskrant nr. 129, mei 2004
-
Individualistische wending
-
'Do it (for) yourself' offensief
Veel onderwijsprojecten sinds 1970 werden overwegend geconcipieerd als
een project van sterke individualisering van het leerproces waarbij de jonge
kinderen al via zelfsturing en zelfstandig leren hun leerproces en leertraject
(zouden) moeten bepalen. Vanaf de jaren negentig werd het accent nog sterker
gelegd op de do-it-yourself-aanpak en het constructivisme. "De leerling is verantwoordelijk voor haar of zijn
ontwikkeling", aldus prof. Luc
Stevens en vele anderen. "Kinderen
bouwen zelf hun wiskunde op. 'Het aan wiskunde doen' komt in de plaats van
wiskundige kennis" (OVSG-nieuws, 1995, nr.5).
De do-it-yourself-pedagogie
en haar nefaste gevolgen lokken steeds meer reacties uit. De Waalse
Cepess-voorzitter Etienne Michel
betreurde onlangs deze individualistische
wending in het onderwijs: "La
pédagogie elle-même a été, depuis une trentaine d'années, l'objet d'une
redéfinition individualiste. Dans les discours, l'enfant est institué comme
acteur et fondateur de sa propre histoire". Onderwijs wordt volgens Michel te weinig gezien als een
collectief gebeuren waarbij de leerkracht een leidinggevende en gezagsvolle rol
speelt.
De voorzitter van de Duitse Onderwijsbond Josef Kraus (2000) hekelt de nieuwe 'kind- en ego-gecentreerdheid' die tot uiting komt in termen als: Selbstbestimmung, Selbstentfaltung,
Selbsterfahrung, Selbsterziehung, Selbstevaluation, Selbstqualifizierung,
Selbstregulierung, Selbststeuerung, Selbstunterricht, Selbstverwirklichung,
Selbstwerdung, Selbstzentrierung. De Duitse onderwijskundige Jürgen Oelkers (2000) schreef een
traktaat over de gevaren van twee modieuze toverwoorden: individualisering en
integratie.
In Frankrijk staat de 'pédagogie
différenciée' et active (à la Meirieu), de sterke individualisering ten
koste van de directe en expliciete instructie volop ter discussie. Prof. Jean Romain beschrijft het paradoxaal samengaan van verschillende
ideologieën: *de koude rationaliteit van het doorgeschoten liberalisme, van
economisch 'rechts' die de leerinhouden eenzijdig utilitair benadert *en de
'warme' knuffelideologie van de romantici van naïef 'links' die de ware
kernopdracht van de school ondergraaft door het centraal stellen van de do-it-yourself aanpak, de
individualisering en de 'alles-moet-leuk-zijn' pedagogie (Romain, 2001). Zowel
de opstelling van 'la droite libérale et mondialisatrice' als deze van 'la gauche libertaire' leiden tot de
ontsporing in het onderwijs. De Franse onderwijsminister Yves Dacros (2000) stelt in de eerste plaats de stijgende invloed
van de utopische ideeën van de pedagogische praatjesmakers verantwoordelijk;
zij kregen de 'sympathie van de 'linkse' partijen, maar ook de 'rechtse'
regeringen boden volgens hem te weinig weerstand. De progressieve prof. D.
Lawton betreurde in zijn boek 'Education
and Social Justice' (1977) het 'naïef progressivisme' van de Labourpartij; rond 1990 kwam hier wel
een kentering.
In het inspirerende boekje 'Globale
Immuniteit' (2003), beschrijven de Leuvense onderwijsfilosofen Jan Masschelein en Maarten Simons heel
uitvoerig dat de leerling 'in de eerste
plaats individueel en gescheiden van anderen wordt aangesproken'. Volgens
hen staat in het heersende denken over economie, maatschappij en onderwijs het
eenzijdige beeld van de mens/leerling als een ondernemer van zichzelf centraal. Dat komt in het onderwijs tot
uiting in het zgn. 'constructivisme' en in uitdrukkingen als zelfsturing,
zelfstandig leren, individualisering, onderwijslandschap, modularisering,
competentieleren, leren leren, selfassessment en portfolio, employability
(brede inzetbaarheid), empowerment,
De school als instelling wordt eveneens
als een zelfstandige onderneming beschouwd die zichzelf managed, aan total
quality control doet, e.d.
We zijn het eens met de wijze waarop Masschelein en Simons de wending in de richting van
individualisering en do-it-yourself beschrijven. Het verwondert ons wel dat zij
hierin bijna uitsluitend de hand zien van het 'koude' doorgeschoten liberalisme
en dat zij de rol van de pedagogische praatjesmakers en van 'naïef links' niet
expliciet vermelden. Het heersende onderwijskundig denken betekent o.i. vooral
een heropleving van het oude reformpedagogisch gedachtegoed die in de hand
gewerkt wordt door pragmatische allianties met andere systemen die ook op een
of andere wijze op zelfregulering en do-it-(for)-yourself aansturen:
-
het economisch systeem (kennismaatschappij, economisch individualisme,
zelfsturing en employability, actieve burger, competitie, total quality
) en
de sympathie voor het doorgeschoten liberalisme binnen politieke kringen van
liberale en andere origine;
-
de sympathie in kringen van 'libertair en utopisch links' voor het
ontplooiingsmodel en voor mens- en maatschappij- 'verlossende'
onderwijshervormingen
-
individualiseringstendensen binnen de Westerse cultuur;
-
mythes i.v.m. de informatietechnologie en het 'technicisme'
(techniekrationaliteit): de nieuwe ICT zou zorgen voor een 'kering' in de
economie en in het onderwijs (b.v. zelfstudie).
1.2 Overzicht bijdrage
Een stijgend aantal filosofen, pedagogen, leerkrachten
betreuren dat
het onderwijs in de ' do it (for)
yourself richting' evolueert en stellen dat dit heel nadelig is voor zgn.
achterstandskinderen en de GOK-doelstellingen. In deze bijdrage laten we een
aantal van hen aan het woord; we besteden hierbij veel aandacht aan het boekje 'Globale immuniteit'. We denken wel dat
we er in het Vlaamse lager- en secundair onderwijs totnogtoe beter in slaagden
om weerstand te bieden aan de 'do it
(for) yourself ideologie' dan in andere landen. Binnen het hoger onderwijs
zijn de constructivistische opvattingen en de bureaucratisering sinds de jaren
negentig wel sterker doorgedrongen. In deze bijdrage besteden we enkel aandacht
aan een aantal negatieve ontwikkelingen gedurende de voorbije decennia; voor een
balans van de positieve ontwikkelingen verwijzen we naar het themanummer 'Eeuw van het onderwijs of onderwijs van de
vorige eeuw', O.Kr. nr. 110.
In punt 2 starten we met enkele basisideeën omtrent het beeld van de leerling als zelfstandige ondernemer, de
kennismaatschappij, en de 'do it (for) yourself' ideologie. In punt 3 hebben we
het over de 'do it for yourself'
staat & do it yourself pedagogy
en over de mogelijke allianties tussen onderwijsopvattingen en
ultraliberaliserende tendensen binnen economie en maatschappij. In punt 4
diepen we het thema van de leerling als
zelfstandige ondernemer verder uit; we hebben het dan over zelfbepaling en
zelfontplooiing en we confronteren dit met de traditionele opvatting over
'e-ducatie'. In punt 5 diepen we het thema over de individualisering van het
leertraject en leerproces verder uit. Punt 6 gaat over learning by doing, de zgn. 'pédagogie
active' en het modieuze competentiegericht
onderwijs. In punt 7 worden onderwerpen als 'leren leren'
en 'levenslang leren' onder de loep genomen. Vervolgens verduidelijken we dat
individualisering van het leertraject en zelfsturing leiden tot een
discriminatie van leerlingen met minder (selfmanagement-)talenten (=punt 8). In
punt 9 staan we stil bij het individualistisch mensbeeld en de hiermee
verbonden im-muniteit, de mens zonder plichten en banden.
-
'Do it (for) yourself' ideologie
& kennismaatschappij
-
Do it (for) yourself -pedagogy
'Kinderen ontwikkelen
zichzelf'; zo luidt de centrale slogan op
de poster die in 1999 verspreid werd door het Nederlandse 'Procesmanagement basisonderwijs''. Prof. Steven ten Brinke (2003) wijst er op dat ook de
propagandisten van het Nederlandse Studiehuis
uitpakten met constructivistische slogans als 'De leerling kan het zelf ', waarbij de indruk gewekt werd dat de
leraar bijna overbodig was. "Andere
propagandisten discrimineerden de wens van leraren om hun vakinbreng te kunnen
laten gelden als zijnde een 'kleinburgerlijk' verlangen, namelijk het verlangen
van leraren hun ei kwijt te raken."
Volgens Masschelein en Simons staat het beeld van de leerling als een
zelfstandige ondernemer centraal in de
gangbare manier van spreken binnen beleidskringen en economische milieus, maar
evenzeer binnen de gangbare onderwijs- en leerpsychologie. De auteurs verwijzen naar het
constructivisme en naar de visie van Rogers, Gordon,
waarbij ook de
ervaringsgerichte visie van Ferre Laevers aansluit. "De
verantwoordelijkheid voor het leren ligt vooral bij de lerende zelf. Onderwijs
maakt het de lerende mogelijk om zijn 'individuele' leerbehoeften te voldoen en
zijn menselijk en productief kapitaal te ontwikkelen; aldus stijgt ook zijn
inzetbaarheid en marktwaarde. Onderwijs moet niet zozeer kennis overdragen,
maar eerder het (leren) leren stimuleren en faciliteren. Dit alles leidt tot
een sterke individualisering en modularisering van het leerproces en van het
leertraject." Vanuit zo'n visie is
de leerkracht niet langer een deskundige expert en gids, maar iemand die het
project van zelf-ontwikkeling moet ondersteunen.
Over het constructivisme schrijven ze o.a.: "Volgens de constructivistische of socio-constructivistische
opvattingen is leren een zelfstandig uit te voeren activiteit. Het gaat om een
individueel construeren en reconstrueren van innerlijke werelden, dat slechts
in beperkte mate van buitenaf gestuurd kan worden. Er is wel een uitwisseling
en wisselwerking tussen het ik en de omgeving, maar het ik is autonoom en zelf
verantwoordelijk voor zijn denken en handelen. Daarbij sluit een opvatting van
onderwijzen aan waarin het onderwijs niet meer gericht is op het overdragen van
kennis, maar op het aanbieden van stimulerende en faciliterende
leeromgevingen."
Niet enkel in publicaties van leerpsychologen (b.v. De
Corte, Dochy,
) maar ook in publicaties van de overheid en van de DVO (b.v.
uitgangspunten eindtermen en basiscompetenties) wordt openlijk het
constructivisme gepropageerd. Volgens de professoren Aelterman, Daems, Engels
en Van Petegem (2000) legt de Vlaamse overheid terecht de nadruk op een actief en
constructief leren binnen een krachtige leeromgeving." Het is volgens hen ook duidelijk dat met die
onderwijsvisie de opdracht van de leraar in een nieuw daglicht komt te staan en
de opleidingen drastisch hervormd moeten worden. Een aantal opleidingen beamen
dit en stellen dat ze overschakelden op een constructief en
competentiegericht opleidingsmodel.
Masschelein en Simons vinden dat het constructivisme een
extreme visie verkondigt en de essentie van opvoeden en onderwijzen miskent;
denk maar aan de pedagogische relatie, het aspect 'overdracht', de culturele en
leidinggevende rol van de leerkracht (zie punt 4.2). Zij stellen verder dat
vanuit een meer humane zienswijze de zorgzame omgang met de kwetsbare
medemens(en) en het solidair en gezamenlijk optrekken meer centraal staan, met
inbegrip van de grote verantwoordelijkheid en plichten (com-munia) van de
opvoeder/leerkracht voor het opgroeiende kind en van de leerlingen voor elkaar.
Mensen/kinderen zijn geen wezens die immuun zijn, zonder plichten (munia) voor
elkaar, ze zijn eerder gericht op com-muniteit (zie punt 9).
-
Ondernemende
burger/leerling
&
ultraliberalisering van bestel
Vooral de voorbije tien jaar verwijzen sommigen naar de grotere nood
aan zelfsturing en permanente verandering binnen de postindustriële
kennismaatschappij. Hierbij duikt dan geregeld een merkwaardige alliantie op
tussen de 'do-it-yourself'-pedagogie
en pleidooien voor de brede economische inzetbaarheid van de ondernemende burger
binnen de postindustriële kennismaatschappij en de competitieve markt. Binnen
haar recente project 'onderwijs en ondernemerschap' verwoordde minister Vanderpoorten deze alliantie
aldus: "Het bevorderen van de
ondernemingszin en ondernemendheid wordt een eindterm (kerndoel) voor 'alle'
kinderen, omdat voortaan niet alleen de ondernemers, maar ook de werknemers
zelf verantwoordelijk zijn voor hun marktwaarde, of employability
(inzetbaarheid).
Ondernemingszin
kansen geven op school kan zonder twijfel. Het vormt de kern van
'Ervaringsgericht Onderwijs' à la Laevers (Persmededeling, 17.11.03). Laevers omschreef in 1993 zijn optie
voor een do-it-yourself-aanpak aldus:
"In een kleuterklas van 25 en meer
kinderen is het praktisch haalbaar de individuele kleuter grotendeels
zelfstandig te laten beslissen over de aard, de duur en de frequentie van zijn
leeractiviteiten" (Pedagogische
periodiek, oktober 1993).
Een aantal auteurs beschrijven het ontstaan van een dergelijke
alliantie. Arjan Dieleman (1999)
poneert dat het neoliberaal marktdenken
zich genesteld heeft in de oude idealen van zelfstandig leren en
leerlinggericht onderwijs en dat het deze sterk geradicaliseerd heeft. Het
streven naar individualisering en zelfstandigheid van de jaren zestig werd
twintig jaar later geradicaliseerd en mondde uit in de dwang tot eigen
zelfstandigheid, tot een morele druk om het eigen leven te leiden en dit het
liefst van jongs af aan. "Daarbij
wordt het management van het eigen leerproces steeds belangrijker. Steeds
jonger moet de leerling tot zelfverantwoordelijk leren worden gebracht, hetgeen
veel meer omvat dan het zelfstandig werken aan een leertaak of het maken van
huiswerk." Leerlingvriendelijk onderricht kreeg volgens Dieleman
steeds meer de betekenis van 'leerlinggestuurd';
zelfstandig werk evolueerde naar zelfsturing en zelfstudie.
De bekende psycholoog A. Bandura
(1995) schrijft dat volgens het heersende onderwijskundig denken een leerling
in toenemende mate over allerlei plannings- en controlevaardigheden moet beschikken
om zijn (school)loopbaan tot een goed einde te brengen en om een passende
plaats te vinden op de concurrerende arbeidsmarkt. Dit leidt volgens Bandura tot een nieuwe leerlingennorm:
een succesvolle leerling is iemand die niet alleen goed kan leren, maar die ook
in staat is de juiste leerdoelen te kiezen, die intellectuele capaciteiten en
intelligentie beschouwt als te ontwikkelen eigenschappen. Zo iemand is in staat
het eigen leerproces te plannen en overzicht te houden over de eigen
vorderingen. De nieuwe sleutelwoorden zijn hier zelfcompetitie of
zelfeffectiviteit en self-management en self-assessment. De onderwijsloopbaan
wordt steeds meer een individuele onderneming die de leerling tot een succes
moet maken door hard te werken en door slim om te gaan met risico's en andere
markteisen. Dit leidt tot nieuwe discriminaties.
-
Visie van Barbara
Rößer
De Duitse
prof. Barbara Rößer (2003)
beklemtoont vooral de dictatoriale invloed van de ultraliberalisering en
poneert: "Sinds de jaren negentig
wordt de term kennismaatschappij vooral als een soort zelforganisatieproces
gethematiseerd en samen met andere organisatieprocessen (b.v. de school als
'lerende organisatie) in verband gebracht met de zelfvorming en zelfsturing van
het subject en van de leerling, met de individuele kennisopbouw als voorwaarde
voor de eigen plaats binnen de maatschappij. Bij de term kennismaatschappij
gaat het dan om het inspelen op de bereidheid en de competentie van de
individuele mens (of organisatie), om voor zichzelf verantwoording af te leggen
en deze verwachting minder als gebod dan als zichzelf opgelegde norm te
beschouwen".
Economisering
van het vormingsproces betekent hier dan het stimuleren van de
ingesteldheid van de mens (leerling) om het eigen leerproces, het eigen leven
en de eigen arbeid te richten op het 'ondernemende zelf', zodat de
mens/leerling tegelijk als manager van de eigen kennis en loopbaan
functioneert. Het gaat om een soort zelfdisciplinering (à la Foucault) die op
een eerste gezicht veel vrijheid en autonomie geeft aan het individu en dus
liberaliserend lijkt. Die 'autonomie' (of do-it-yourself-dwang) heeft tevens
als gevolg dat de leerlingen die minder in staat zijn zelfstandig te leren en
zichzelf te sturen extra benadeeld worden. De leerlingen en studenten hebben
het daardoor moeilijker dan vroeger het geval was. De do-it-yourself betekent
dus ook minder preventieve zorgverbreding en minder effectief
(achterstands)onderwijs.
2.4 'Globale immuniteit'
In 'Globale Immuniteit'
treffen we een analoge analyse aan. We zijn op weg, zo luidt het, naar een
lerende samenleving en kennismaatschappij en het bestel (het regime, het
'doorgeschoten' liberalisme) eist dat we
tegemoet komen aan de vraag, aan de nieuwe noden en gepast reageren op de omgeving, volgens de wetten van het
ondernemerschap en de competitie. Het 'ondernemende zelf' maakt keuzes,
werkt aan zichzelf en zijn relaties. De individuen stellen hun doelen, leren
zelfstandig en zelfgestuurd, evalueren zichzelf, volgen zelfstandige
leertrajecten
en dit alles binnen een mens- en wereldbeeld waarin
competitiviteit, succes en individuele behoeften centraal staan. Menselijk
gedrag wordt vooral bekeken en beschreven in termen van ondernemen en
economisch overleven/concurreren.
Ook op het niveau van de school
als instelling wordt de school als een zelfstandige, ondernemende en
competitieve instantie voorgesteld. Men dweept met de zgn. 'autonome school'
die zich 'bedrijvig' opstelt, zichzelf stuurt en men drijft de concurrentie
tussen de scholen op (= vrije-markt-principe). De auteurs beschrijven de
invloed van de modieuze bedrijfsmanagement-catechismus
op het besturen van de school. Het gaat dan om bestuurstechnieken als
schaalvergroting, marketing, total quality, IKZ, innovatiemanagement, controle,
budgettering, enveloppenfinanciering, klant-gerichtheid, assessment, audit,
just-in-time-knowledge. Deze bestuursthematiek
zullen we hier niet verder uitwerken, maar opnemen in de aparte bijdrage over 'Bedrijvige scholen, bureaucratisering &
obsessie rond IKZ' in de volgende Onderwijskrant.
-
Alliantie tussen
do-it-for-yourself bestel
& do-it-yourself pedagogy?
3.1 Do it (for) yourself
- bestel
Volgens prof. Derek Woodrow
heeft de spectaculaire opkomst van het constructivisme en van andere uitingen
van de individualistische wending op het einde van de jaren tachtig veel te
maken met de maatschappelijke context: "In
een neoliberale context waarin de individuele autonomie voorrang krijgt op de
sociale verantwoordelijkheid, kon het constructivisme het best gedijen. In zo'n maatschappelijk kader wordt het
persoonlijk karakter van kennis en het zelfgestuurd leren overbeklemtoond"
(zie Internet). Volgens de Nederlandse politicoloog van Burg geraakt onze 'Westerse
cultuur uit balans' (van Burg, 2001) omdat het overheersend denken de mens
reduceert tot een 'homo economicus', een rationeel, materialistisch ingesteld
mens die zijn eigenbelang volgt en zijn welbevinden vooral afhankelijk stelt
van het nut dat er voor hem in allerlei situaties en gedragingen zit.
Masschelein en Simons vertolken een
analoge visie. Zij betreuren dat de leerling vooral gezien wordt als een
individuele en zelfstandige ondernemer en het onderwijs als een investering in
menselijk kapitaal dat een belangrijke factor is voor economische groei. Het
doorgedreven liberalistische denken komt volgens hen ook sterk tot uiting in
het Europese project om Europa meer economisch competitief en de Europeanen
meer 'ondernemend' te maken (cf. Bologna, Lissabon, Stockholm). De
verheerlijking van de idee van de 'vrije markt' die zou geregeld worden door
een soort 'onzichtbare hand' berust o.i. wel op een mythe, maar blijkt
invloedrijk.
De Leuvense pedagogen schrijven dat
de neoliberale maatschappij op alle vlakken ('globaal') de 'immuniteit' (individualisme, onverschilligheid) stimuleert ten
koste van alles wat te maken heeft met het leven als com-muniteit, de
wederzijdse verplichtingen en samen-horigheid, de sociale waarden. Het
liberaal-economisch individualisme kenmerkt zich door deregulering en
aanbidding van vrije markt en de 'homo economicus; andere kenmerken zijn:
employability en empowerment: economische inzetbaarheid en actief
ondernemerschap van elke burger, competitie en survival of the fittest, 'actieve' i.p.v. sociale welvaartsstaat,
liberalisering en commercialisering van de kennis en openbare diensten,
Masschelein en Simons schrijven dat zelfs
in de zgn. 'actieve welvaartsstaat' de werkloze eenzijdig wordt "aangesproken als een actieve
werkzoekende die zelf moet investeren in vaardigheden die een hoge prijs hebben
op de arbeidsmarkt." Volgens de socioloog
Giddens (2000) komt de 'vorming van menselijke capaciteiten " in de plaats van de inkomensverdeling
achteraf. Deze klassieke herverdeling
was typerend voor de sociale staat, met haar horizon van sociale gelijkheid en
rechtvaardigheid", vanuit het ultraliberale regime stimuleert men de
burger tot onderwijs volgen, kortom investeren in zichzelf, in het eigen
ondernemerschap zodat hij toegang krijgt tot de economische markt en zijn eigen
boontjes kan doppen.
We voegen er aan toe dat ook rechtvaardige 'inkomensverdeling' als
kenmerk van de sociale welvaartsstaat, voor velen geen politiek doel meer
lijkt. Zo profiteren vooral de hoge inkomens van de plafonnering van de
belastingsschalen. De Copernicushervorming van Luc Van den Bossche en Guy
Verhofstadt ging er zelfs vanuit dat topambtenaren maar gemotiveerd presteren
als ze een driedubbele verloning kregen. Van den Bossche was ook een groot
voorstander van merit-pay voor
leerkrachten. Vanuit zo'n neoliberale optiek is er minder ruimte voor waarden
als intrinsieke arbeidsvreugde, solidariteit, onbaatzuchtigheid, sociale
gelijkheid, zorg voor de kwetsbare medemens,
We lezen in de krant dat volgens
een Utrechts onderzoek de modale burgers steeds minder mededogen hebben met
armen, daklozen, gehandicapten, mensen die achterop geraken in de economische
competitie.
3.2 Dictatuur van neoliberaal bestel?
Tal van auteurs wijzen op bepaalde allianties tussen het do-it-for-yourself bestel en de do-it-yourself pedagogie.
In de inleiding bestempelden we dit als een pragmatische alliantie:
enerzijds legitimeren do-it-yourself pedagogen zich door verwijzing naar de
kenniseconomie en anderzijds zien we dat b.v. minister Vanderpoorten vanuit een
pleidooi voor de ondernemende burger aansluiting zoekt bij het
reformpedagogisch gedachtegoed van Laevers. Masschelein, Simons, Rößer wekken
o.i. te sterk de indruk dat bijna uitsluitend het economisch liberalisme (of het heersende bestel ) de oorzaak is van
de do-it-yourself-aanpak binnen het
onderwijskundig denken. De heersende manier van spreken over het onderwijs zou
vooral bepaald zijn door het heersende
regime, de ideologie van het economisch individualisme, het economisch
tribunaal, hét bestel. Ook volgens prof.
Willy Wielemans (2003) zou het economisch bestel dictatoriale trekken
vertonen waardoor het zijn eigenschappen en mentaliteit ('mentalité')
overdraagt naar het onderwijs en alle maatschappelijke sectoren economiseert.
We mogen o.i. de propaganda voor constructivistisch en
competentiegericht onderwijs, individualisering, zelfontplooiing
niet louter
interpreteren als een gevolg van de dictatoriale invloed van het doorgeschoten
liberaal individualisme binnen economie en maatschappij. Het valt vooreerst op
dat vooral ook 'libertair links'
de do-it-yourself pedagogie
en het ontplooiingsmodel propageren en dit niet enkel vanuit een overwegend
economisch utilitair standpunt. Wij geloven dat het bij de individualistische wending in het onderwijs tevens om een autonome
ontwikkeling (slingerbeweging) binnen het onderwijssysteem gaat waarvoor ook
onderwijskundigen en filosofen (in de traditie van Rousseau) verantwoordelijk
zijn. De 'academische' onderwijskunde
kenmerkt zich overigens al meer dan een eeuw door een hoog gehalte aan
zeepbellenfraseologie en door verlossingsmodellen en slingerbewegingen
allerhande. De reformpedagogiek beroept zich al meer dan 100 jaar op 'keringen'
binnen de maatschappij; ook het terug opbloeiende constructivisme en de
competentiefilosofie legitimeren zich graag via een beroep op de
kenniseconomie. De do-it-for-yourself-pedagogie
is momenteel wel in de mode in Vlaanderen, maar dit betekent niet dat ze
als een dictator haar wetten kan opleggen; deze theorie stuit overigens op het
vlak van de onderwijspraktijk en in een aantal onderwijskundige en filosofische
publicaties op veel verzet; ook deze bijdrage getuigt hiervan.
Masschelein, Simons, Rößer zoeken de oorsprong van modieuze
onderwijsopvattingen te eenzijdig bij het didactoriale
bestel en al te weinig in utopische opvattingen van de 'pédagogistes' en van de
filosofen à la Rousseau. In de bijlage werken we deze thematiek verder uit. We
nemen daar o.a. enige afstand van het foucaultiaanse denkkader in bijdragen van
Rößer, Masschelein, Simons, Rose,
Ook los van dit denkkader vinden we echter
de wijze waarop deze auteurs de huidige individualiseringstendens binnen het
modieuze onderwijsdiscours beschrijven heel verhelderend.
-
Zelfsturing en zelfontplooiing
versus e-ducatie
4.1 Zelfontplooiing vanuit individuele behoeften
Masschelein en Simons
schrijven: "De leerling wordt ertoe opgeroepen om zich zelf op te vatten
als gericht op zelfbepaling en zelfontplooiing. In het gangbare denken over
onderwijs wordt leren een individueel
construeren en reconstrueren van innerlijke werelden, dat slechts in beperkte
mate van buitenaf gestuurd kan worden. De verantwoordelijkheid voor het leren
ligt bijgevolg bij de lerende zelf.
Hierbij sluit een opvatting van
onderwijzen aan waarin onderwijs niet meer gericht is op het overdragen van
kennis, maar op het aanbieden van stimulerende en faciliterende leeromgevingen.
Uitgangspunt zijn de individuele leerbehoeften en het individuele
leerpotentieel die zeer verschillend kunnen zijn. Er moeten daarom leeromgevingen
worden gebouwd waardoorheen de lerende zelfstandig zijn weg kan afleggen."
Met de figuur van de ondernemende leerling correspondeert de figuur van de dienstverlenende leerkracht die niet
langer onderwijst, maar optreedt als facilitator en inrichter van de
leeromgeving (studiehuis, milieu, studielandschap, ateliers
). Volgens de
auteurs is de leerkracht echter veel meer dan een facilitator of coach. De
auteurs beschrijven en bekritiseren verder kritisch de kenmerken van het
modieuze constructivisme binnen de onderwijs- en leerpsychologie.
|