In het radioprogramma Vandaag (10 september) maakte OESO-expert Dirk Van Damme de burgers daarnet wijs dat we op het vlak
van deelname aan het hoger onderwijs een achterlijk land zijn en dat dit ook
het geval is op het domein van de doorstromingskansen (sociale mobiliteit) voor
arbeiderskinderen. We zijn het geenszins eens met deze uitspraken en betreuren
de voortdurende verwarring tussen universitairen hoger onderwijs.
1. Moet 60% (= bijna alle aso- en tso-leerlingen)
universitair/hoger onderwijs volgen
* Dirk Van Damme ging vooreerst akkoord met de stelling van
de moderator "dat in Vlaanderen minder dan de helt van de studenten dan in
de andere OESO-landen naar de universiteit(!) gaan: 30% tegenover 60% in andere landen. 60% naar de
universiteit (sic!) in andere landen is
een misleidende, fabuleuze voorstelling. Ook op deredactie.be van 9
september lazen we: "Zo verwacht de OESO dat zo'n 33 procent van de
jongvolwassenen in ons land naar de universiteit (sic!) zullen trekken, terwijl
dat in andere OESO-landen maar liefst 60 procent." Van Damme vond het blijkbaar niet nodig om de door hem
veroorzaakte verwarring tussen universiteit en hoger onderwijs in het radioprogramma 'Vandaag' recht te
zetten De indruk werd ook gewekt dat 60%
naar het hoger/universitair onderwijs
het streefdoel moet zijn in Vlaanderen. 60% betekent dat 90% van de aso- en tso-leerlingen een diploma universitair/hoger onderwijs zou moeten behalen. Dat alles betekent dus ook dat
Van Damme weinig waardering toont voor leerlingen die enkel een tso-diploma
bezitten. Ook bijna alle tso-leerlingen zouden blijkbaar alle achteraf hoger onderwijs
moeten volgen.
Van Damme stelde dus uitdrukkelijk dat er in Vlaanderen veel
te weinig studenten universitair onderwijs volgen en dat de vele mensen -
ook rectoren en professoren - die het omgekeerde beweren ongelijk hebben. Het
falen aan de universiteit is volgens Van Damme vooral ook grotendeels de schuld
van de universiteiten zelf die het falen nog te veel als een individueel
probleem van de student beschouwen en niet als een gevolg van hun aanpak,
gebrek aan passende begeleiding e.d. Weinigen zullen het met die stelling eens
zijn.
2. Vlaams onderwijs
en doorstromingskansen vroeger en nu
* Van Damme maakte
de burgers ook in 'Vandaag' en in de kranten wijs dat Vlaanderen uiterst
zwak scoort inzake democratisering. Kinderen uit lagere milieus zouden volgens
hem in Vlaanderen veel minder
doorstromingskansen krijgen. In het OESO-rapport 'Education at a glance' lazen
we nog gisteren dat sociale doorstroming (upward mobility) precies het grootst
is in 'Flanders, Finland en Korea' (p. 24). Meer dan 55% behalen een hoger
diploma dan hun ouders. Ook uit de
recente studie van de Nederlandse prof. Jaap Dronkers blijkt dat Vlaanderen -
en vooral ook onze eerste graad s.o. er op vandaag ook in slaagt om Europese
PISA-topscores te combineren met een hoge mate van sociale gelijkheid en
mobiliteit - net zoals in Finland het geval is.
Prof. Wim Van den Broeck kwam in zijn studie tot dezelfde conclusies.
Vlaanderen behaalde
overigens voor PISA-2012 hoogste %
leerlingen uit het laagste kwart qua sociale afkomst die in bovenste
prestatiekwart voor wiskunde presteerden. Ook dit wijst op (relatief gezien)
hogere sociale mobiliteit dan in andere landen - ook nog op vandaag is dit het
geval. Leest Van Damme wel de eigen OESO- & PISA-rapporten?
In bijlage 1 leggen we uit hoe er wel sprake kan
zijn van een zekere stagnatie/achteruitgang van het aantal
(hand)arbeiderskinderen in het universitair/hoger onderwijs, maar dat dit nog
niet betekent dat kinderen uit lagere milieus minder onderwijskansen krijgen. In bijlage 2 hebben we ook nog even over
andere kwakkels die Van Damme het voorbije jaar nog verspreidde.
Bijlage 1: stagnatie
in democratisering ?
Van Dammen (en ook Nicaise) stellen ook in andere bijdragen
dat er sprake is van een achteruitgang/stagnatie
van de democratisering, dat het aantal
arbeiderskinderen in het hoger - en vooral universitair onderwijs, de sociale
mobiliteit, al een tijdje eerder af- dan toeneemt . Een zekere afname van het
aantal arbeiderskinderen heeft te maken
met tal van evoluties:
(1) het
afromingseffect van de (hand)arbeidersklasse als gevolg van de democratisering
van het onderwijs.
(2)Aangezien die democratisering in Vlaanderen vroeger heeft
plaats gevonden dan in de meeste landen, is het ook begrijpelijk dat het in
landen die al een sterkere democratisering/upward mobility hebben meegemaakt,
moeilijker wordt om een hoger onderwijsniveau te bereiken dan de ouders.
(3) de sterke toename van het aantal allochtone leeringen en
van de armoede
(4) de ontscholing van leerinhouden en didactische aanpak
(b.v. uitholling taalvakken, nivellerend leerplan wiskunde in eerste graad.)
Leerlingen uit lagere milieus zijn steeds het meest de dupe van de
niveaudaling. Het zijn precies mensen als Van Damme en Nicaise die in het
verleden steeds de niveaudaling ontkend hebben. Als kabinetschef ontkende Van
Damme in 2007 samen met Vandenbroucke- dat er sprake was van niveaudaling en
ontscholing. We kregen veel kritiek op de O-ZON-actie van Onderwijskrant.
Het argument van de achteruitgang/stagnatie van de sociale
mobiliteit wordt door Van Damme, Nicaise
ook ten onrechte gebruikt om de
invoering van een gemeenschappelijke eerste graad te bepleiten. Als
getalenteerde (hand)arbeiderskinderen vroeger makkelijker doorstroomden, dan
was dat in een onderwijsstructuur die vanaf 12 jaar sterker differentieerde dan
het eenheidstype. Hiermee verbonden stelde men hogere eisen aan getalenteerde
(hand)arbeiderskinderen. Ze kregen meer de kans om hun talenten te ontwikkelen
en hun sociale handicaps (inzake taal e.d.) te compenseren. In Engelse
rapporten las ik dat precies de invoering van comprehensief onderwijs
(=gemeenschappelijke lagere cyclus) nadelig was voor de sociale mobiliteit
Biilage 2 : andere
kwakkels die Van Damme verspreidde
Kort na het verschijnen van het Masterplan verspreidde Van
Damme als mede-inspirator van dit plan ook nog de kwakkel dat Vlaanderen
kampioen was inzake schoolse uitval. Ook
hier is niets minder waar. Van de inzake schooluitval vergelijkbare Europese
landen behaalde Vlaanderen in 2013 ook de beste Europese score: amper 7,5% (=jongeren tussen de 20 en 24 jaar zonder
diploma). Zelfs in Finland - een land met veel minder armoede en anderstalige
migrantenleerlingen, is dit een stuk meer: 9,3%.
Ook inzake de invoering van de gemeenschappelijke/brede
eerste graad s.o. blaast Van Damme koud en warm tegelijk. De ene keer is hij
tegenstander en de andere keer voorstander.
Van Damme maakte destijds als kabinetschef van minister
Vandenbroucke (2004-2007) de burgers ook wijs dat ons onderwijs heel sterk was
voor de sterke leerlingen, maar zwak voor de zwakkere. Er verscheen zelfs een
dom tv-spotje over 'de kloof dempen'! Enkele maanden geleden beweerde hij
precies het omgekeerde: dat we vooral te weinig toppers telden en dat de sterke
te weinig gestimuleerd werden. Toen we met Onderwijskrant begin 2007 actie
voerden tegen de gestage nivellering van het onderwijs, werden we nog door het
duo Vandenbroucke-Van Damme teruggefloten.
P.S. In een recent
OESO-rapport over zittenblijven staats overigens ook dat Vlaanderen meer 15-jarigen
op leeftijd telt dan Frankrijk, Engeland, Nederland, Luxemburg, Duitsland,
Portugal ... Maar toch wordt sinds 1991 de kwakkel verspreid dat Vlaanderen
kampioen zittenblijven is. Zo zijn er in het eerste jaar s.o. amper 2,8%
zittenblijvers, en niet een 10% zoals de doorsnee-burgers denken sinds de
zittenblijverskwakkel in het rapport 'Het educatief bestel in België' van 1991.
Ook Van Damme is niet bereid om de kwakkels over schooluitval, zittenblijven...
recht te zetten. Integendeel, hij voedt mede de vele stemmingmakerij tegen ons
onderwijs.