Hervorming secundair
onderwijs/Masterplan: geen concrete plannen en geen consensus over hervormingsprincipes
. En stemmingmakerij tegen aso in VVKSO-blad Breedband van juni j.l.
Van concrete hervormingsplannen voor het s.o. is nog
geenszins sprake. De hervormers zijn het zelfs niet eens over de knelpunten en
nog minder over de concrete hervormingen. Tijdens de verkiezingsdebatten is het
opnieuw sterk opgevallen dat iedereen een vage en uiteenlopende invulling gaf
aan b.v. de idee van een brede eerste
graad. Volgens de N-VA zou er weinig of niets veranderen, volgens de Sp.a zou
er veel veranderen. Volgens CD&V zouden de leerlingen toch nog altijd vanaf
12 jaar kunnen kiezen voor Latijn en andere vakken. Andere leerlingen zouden dan naast het
basispakket bijgewerkt worden voor taal en wiskunde.
Ook de katholieke onderwijskoepel slaagde er de voorbije
jaren niet in om zijn vage hervormingsvoorstellen concreet en geloofwaardig in
te vullen. Secretaris-generaal Chris
Smits gaf onlangs zelf toe dat er bij de praktijkmensen nog geen draagvlak voor de VVKSO-hervormingsprincipes bestaat- in
het VVKSO-blad Breedbeeld, juni 2014. We lezen er: De principes van het VVKSO-plan
zijn voor de praktijkmensen veel te weinig concreet. Vanuit die optiek stellen ze veel vragen
over de toekomstige eerste graad. Voor
de concrete uitwerking van de eerste graad heeft het VVKSO binnen zijn
achterban nog geen draagvlak gevonden. Ook de mogelijke overgangen binnen de verschillende
studierichtingen bijv. in de loop of op het einde van de tweede graad is een
steeds terugkerende vraag.
Ook in het verslag
van de mei-vergadering van CODIS (= vertegenwoordigers van directies) lezen we
dat het VVKSO-plan voor de eerste graad nog steeds veel te vaag is. Het beperkt
zich overigens tot de invulling van de
optie-uren. Een eerste voorstel voor de invulling van de optie-uren lokte veel kritiek uit bij de
(Codis-)directies en werd achteraf
blijkbaar nog niet bijgewerkt (zie Onderwijskrant nr. 167). Er staat verder nog
niets concreets op papier in verband met de invulling van de tweede graad.
Leerkrachten stellen zich ook grote vragen over de keuze van een studierichting
bij de start, tijdens en op het einde van de tweede graad. Qua concretisering
van de idee van domeinscholen staan we officieel ook nog geen stap verder
dan de vage omschrijving in het
Masterplan. Ook de door het ministerie beloofde evaluatie-studie van de huidige
richtingen blijft uit. We hebben steeds gesteld dat de grote problemen vooral
zouden blijken bij de concrete invulling van de mooiklinkende principes. Het is geen toeval en tegelijk
veelzeggend dat die concretisering uitblijft.
Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO wekte in het Kanaal-Z-interview
van 7 juni wel de indruk dat er een brede consensus over de hervorming bestaat,
maar ze gaf b.v. zelf een eigenzinnige invulling aan de brede eerste graad. Waar de meeste hervormers aansturen op meer
heterogene klassen, opteerde Van Hecke
voor meer homogene. Zij draaide
zelfs dé de hervormingsslogan - ons onderwijs is sterk voor de sterke
leerlingen, maar zwak voor de zwakkere, gewoon om. Ze stelde dat onze eerste
graad wel een passende differentiatie voor de zwakkere leerlingen biedt, maar
niet voor de betere die te weinig worden uitgedaagd. Ook Van Hecke weet geenszins hoe de
hervormingen concreet ingevuld moeten worden, maar toch bestempelde ze het
afschieten van de hervormingsvoorstellen als misdadig.
Uitval tegen aso vanwege
Ludo Appeltans
In het al geciteerde nummer van Breedbeeld (VVKSO-blad) treffen we ook een bijdrage aan
van Ludo Appeltans, waarin deze straffe uitspraken doet over- en tegen het aso
- die de VVKSO-kopstukken zelf niet durven formuleren, maar het blijkbaar graag Appeltans laten doen.
Appeltans beweert dat momenteel Het aso de norm is waaraan je (iedere leerling?) moet beantwoorden. Ook
als de een positieve keuze maken voor een bso- of een tso-klas wordt daar vaak
een negatieve context rond gecreëerd. (NvdR: Wie creëert die negatieve
context? Vooral hervormers en Appeltans zelf die overstapjes ten onrechte als waterval bestempelen en die
het kunnen kiezen voor een technische optie in de eerste graad mordicus willen
afschaffen.)
Appeltans vervolgt: Succes wordt ook altijd gelinkt aan prima
resultaten. Hij stelt vervolgens dat er ook leerlingen zijn zonder diploma die
het in de maatschappij ver schoppen. Hij
besluit zijn regelrechte aanval op het
aso met: Scholen die vandaag alleen aso aanbieden, leven in een aparte wereld,
waardoor elitair denken in de hand wordt gewerkt. Ze laten leerlingen met lage
cijfers wegvloeien naar het tso/bso.
Appeltans verwacht
alle heil van het vervangen van de klassieke onderwijsvormen (aso, tso, bso)
door het werken met interesse- of belangstellingsgebieden en concludeert: Oude
belegen woorden die een verschil tussen hoog en laag zijn gaan suggereren,
worden dan vervangen door andere zoals
doorstromingsgericht versus arbeidsgericht of door abstract-theoretisch versus
technisch-praktisch. We vragen ons af welke het verschil is tussen algemeen secundair (=laso) en theoretisch-abstract s.o., of tussen technisch-praktisch en
tso/bso?
Appeltans pakt verder uit met een uiterst vage omschrijving
van de brede eerste graad: De eerste
graad moet focussen op kennismaking, op proeven, op peilen naar interesses. Algemener en vager kan het niet. Termen als
kennismaking en proeven wekken wel de indruk dat het hier niet gaat om een
diepgaande verwerving van kennis waarop men in de tweede graad naadloos kan
verder bouwen.
Voor de tweede graad moet er volgens Appeltans een ordening komen per interessegebied. Zijn
de toekomstperspectieven en interesses van leerlingen die Latijn volgen soms
dezelfde als deze van leerlingen die voor secretariaat-talen kiezen? En zal een leerling die na het vierde jaar beslist geen Latijn meer te volgen overstappen
naar een andere richting binnen ede domeinschool Taal en Cultuur? In geen geval uiteraard. Nu stappen zon leerlingen vaak over naar
wiskunde-wetenschappen binnen dezelfde aso-school. In de toekomst zouden ze dan dan moeten overstappen naar een
andere domeinschool: techniek-wetenschappen. En hebben leerlingen die kiezen voor
economie-wiskunde dezelfde
toekomstperspectieven als leerlingen die momenteel kiezen voor handel of voor
kantoor? Geenszins.
|