1 Ongenuanceerde en vrijblijvende uitspraak
Ex-rector André Oosterlinck deed in de krant De Tijd en in De Ochtend
uitspraken over het te laag intellectueel
niveau van de 'gemiddelde' leraar en ook over het tekort aan leraren. Op het eerste
gezicht is dit een moedige uitspraak.
Zelf vinden we het een eerder ongenunanceerde en ongelukkige uitspraak. We
vinden de uitspraak ook te vrijblijvend, omdat uitgerekend Oosterlinck meegewerkt heeft aan grootschalige
en bureaucratische hervormingen van het universitair en hoger onderwijs die het
beroep van docent/professor veel minder aantrekkelijk hebben gemaakt. Oosterlinck zei tussendoor dat men de leraars
weer meer professionele autonomie moet toekennen. Terecht! Maar die klacht is ook een klacht van zijn eigen werknemers, de docenten/professoren
van zijn Leuvense Associatie. Als oud-docent lerarenopleiding vraag ik me af of
ik er zelf nog opnieuw aan zou beginnen. Als Oosterlinck professionele
autonomie en arbeidsvreugde belangrijk
vindt, dan moet hij ook hervormingen waaraan hij meewerkte ter discussie durven
stellen. Het probleem van de demotivatie en misnoegdheid stelt zich ook bij de
leraars hoger en universitair onderwijs.
We vrezen dat Oosterlincks uitspraak over het laag intellectueel niveau van
de leraars omgekeerde effecten zal opleveren dan deze die Oosterlinck beoogt. Zelf menen we dat we vandaag in een demotiverend klimaat van ontluistering
vooreerst moeten beklemtonen dat het
Vlaams onderwijs nog steeds Europese topscores behaalt (zie punt 2). We moeten vooral de voortdurende en
demotiverende stemmingmakerij tegen het onderwijs en de leraars bestrijden.
Door de ontluistering en uitholling van het beroep haken veel bekwame jongeren
af en verlaten veel jonge leerkrachten al na enkele jaren het onderwijs. Als
uit een recente enquête van De Standaard
blijkt dat slechts 40% van de leraars jongeren zou stimuleren om voor leraar te
studeren, dan wijst dat er op dat het beroep steeds minder aantrekkelijk is
geworden. De op stapel staande hervormingen van het s.o., het M-decreet
(=LAT-inclusie), de grootschalige scholengroepen, de nieuwe planlast (als
gevolg van M-decreet, juridisering van
deliberatieprocedures en attesten...) zullen het beroep nog minder
aantrekkelijk en uitvoerbaar maken. De voorbije jaren maken we een voortdurende
stemmingmakerij tegen het onderwijs mee; ook het overheidstijdschrift Klasse
doet maandelijks zijn uiterste best om de leraars te bashen.
En gelukkig zijn
er in Vlaanderen nog voldoende conservatieve leraars die de sterke kanten van het Vlaams onderwijs
willen conserveren en lippendienst bewijzen aan de vele nieuwlichterij. Enkel op die wijze kon Vlaanderen de nefaste
gevolgen van de ontscholende hervormingen beperken.
We slagen er minder in dan vroeger in om getalenteerde jongeren warm te
maken voor het leraarsberoep, maar dat betekent nog niet dat men zomaar de
indruk mag wekken dat onze Vlaamse leraars zwak presteren (zie volgens punt) en
dat tso-leerlingen geen goede en breed
getalenteerde leerkrachten kunnen worden. Hoe komt het dat zelfs de universitaire
lerarenopleidingen er niet in slagen meer en betere studenten aan te trekken en
steeds minder kandidaten rekruteren. Het
vinden van een leraar-licentiaat wiskunde, fysica, scheikunde ... is uiterst
moeilijk geworden. Zolang er leraars
tekort zijn en de beleidsmakers het beroep steeds minder aantrekkelijk en
uitvoerbaar maken, kunnen we ons geen experimenten permitteren en moeten we oppasssen met krasse en
ongenuanceerde uitspraken die het beroep nog verder degraderen. We moeten uiteraard proberen om in alle
lerarenopleidingen - ook de
universitaire - zoveel mogelijk breed
getalenteerde studenten aan te trekken, maar dit is niet eenvoudig. Bij
invoering van selectie bij de start van de (universitaire) lerarenopleiding zouden er nog minder
kandidaten opdagen. Bij selectie alleen
al voor de gesproken en geschreven taal die voor een leraar wenselijk is, zouden er ook al een aantal sneuvelen. Voldoende intellect voor het leraarsberoep is belangrijk, maar is
tegelijk onvoldoende. Oosterlinck is zeker intellectueel voldoende begaafd,
maar dat betekent nog niet dat hij voldoende breed getalenteerd zou zijn om les te geven aan 7 à
15-jarigen.
2. The proof of quality of the Flemish teachers in the success of
the Flemish pupils
De voorbije jaren ergerden we ons aan te lichtzinnig uitspraken over de
kwaliteit van ons onderwijs, van onze leraars en van hun opleiding. Men stelt - en grotendeels terecht dat de kwaliteit van het onderwijs staat of
valt met de kwaliteit van de leraars en van hun opleiding. Wie A zegt, moet
echter ook B-zeggen: als de kwaliteit van het onderwijs (relatief gezien)
hoog is, als Vlaanderen b.v. op PISA-2012-wiskunde op alle vlakken de Europese
topscore behaalt, dan is dit toch ook te danken aan de kwaliteit van de
onderwijzers en regenten en van hun opleiding. We moeten in de eerste
plaats kijken naar de kwaliteit van het effectief optreden van de leerkrachten
in relatie tot de leerresultaten en de tevredenheid van leerlingen en ouders. De
tervredenheid van de ouders en leerlingen is nog heel hoog. En dan luidt de
conclusie: The proof of the teacher-quality is in the success of the Flemish
pupils .
In landen die voor PISA-2012 een hoge score behalen worden de leraars geprezen door de
beleidsverantwoordelijken en de onderwijskoepels. Dit was de voorbije dagen opnieuw het geval
naar aanleiding van de PISA-test probleemoplossend vermogen. In Vlaanderen is
dit nooit het geval, en vinden veel beleidsmakers en onderwijskoepels het zelfs
spijtig dat de 15-jarigen de Europese topscore behalen, omdat daaruit blijkt
dat onze lagere cyclus s.o. nog steeds een succescylus is die beter
functioneert dan de gemeenschappelijke lagere cyclus in comprehensieve landen.
3. Geen simpele en noodlottige remedies
Velen staren zich ook blind op het academisch opleidingsniveau
en op de opleidingsduur en daaraan gerelateerd het veronderstelde kennisniveau van leraren. Ze houden geen
rekening met de resultaten die de leerkrachten bij de leerlingen bereiken. Het Vlaams onderwijs kent al een eeuw lang
een ijzersterke traditie. Ook uit landenvergelijkend onderzoek blijkt sinds 1995
(TIMSS, PISA, IALS) dat Vlaanderen een
Europese topscore behaalt. Maar dit wordt merkwaardig genoeg niet in verband gebracht met
de kwaliteit van de leerkrachten en van hun opleiding.
Oosterlick verwees terloops naar de universitaire lerarenopleiding in
Finland die garant zou staan voor onderwijskwaliteit. Hier valt o.i. een en
ander op af te dingen. Finland - een
land met weinig kansarme en allochtone leerlingen behaalde voor de 10-jarigen
(TIMSS 2011) en voor de 15-jarigen (PISA-2012) telkens een lagere score voor
wiskunde. Voor PISA-2012 telde Vlaanderen 25% toppers en Finland slechts 14%. In
Vlaanderen behalen meer kansarme leerlingen een topscore (10,3% en 7.5% in Finland).En
toch wordt Finland als het onderwijsparadijs voorgesteld en wordt hun
PISA-score rechtstreeks op naam geschreven van de hoge kwaliteit van de
universitair opgeleide leerkrachten. Er zijn overigens allang veel klachten
over het te lage niveau van de Finse 18-jarigen bij de docenten en professoren
hoger onderwijs. In de lagere cyclus s.o. vindt men in Finland te weinig
leraars (masters) voor vakken als wiskunde, fysica ... Zelfs daar
worstelt men met tekorten.
Dat onze 10-jarigen, onze 14-jarigen, onze 15-jarigen voor TIMSS, PISA
& PIRLS een hogere score behalen dan in de vele landen waarin de leraren een universitaire
opleiding genoten hebben, wordt uiteraard ook verzwegen. Universitar opgeleide leraars, betekent nog niet dat de kwaliteit van het
basisonderwijs en van de lagere cyclus s.o. hoger is. Het aantrekken van breed getalenteerde
leerkrachten is in de meeste landen een groot probleem. Simplistische ingrepen
zullen geen soelaas brengen. Verlenging van de opleiding of een verplicht
masterdiploma zou b.v. tot een enorme daling van het aantal kandidaten voor het basisonderwijs en voor de lagere
cyclus s.o. leiden.
|