Nog
steeds taal- en leerproblemen ontkend
1 Negatie taalproblemen en bestrijding
NT2-onderwijs
In een aantal landen is het vanzelfsprekend
dat anderstalige kinderen zo vlug mogelijk de nieuwe landstaal leren spreken en
dat daarvoor aangepast en gestructureerd taalonderwijs vanaf de eerste dag van de
kleuterschool nodig is. In Vlaanderen is er hier jammer genoeg geen consensus
over en wordt intensief NT2-onderwijs door veel academische weldenkenden als
nutteloos bestempeld en zelfs als discriminatie
en taalracisme. In punt 1.1 vermeldden we al dat de neerlandicus Koen Jaspaert onlangs nog stelde: Het probleem van het Nederlands spreken
wordt aangepraat als een probleem. Volgens de Gentse socioloog Orhan Agirdag is met de pleidooien voor
het aanleren van Nederlands en voor intensief NT2 het voorlopige hoogtepunt van taalracisme bereikt: de ongegronde
overtuiging dat het gebruik en kennis van witte talen superieur zijn aan het
gebruik en kennis van zwarte talen. In tijden waar het biologisch racisme
alle politieke geloofwaardigheid heeft verloren, bedient de uitsluitingspolitiek
zich uitvoerig van het taalracisme,Taalbadmodel van Bart De Wever is diefstal,
De Wereld Morgen, 25.06.13). Ook volgens Ico
Maly (Kif Kif) wordt hier spreekt men Nederlands gebruikt om te
discrimineren
. Dergelijke uitspraken lokten terecht veel verontwaardiging
uit bij leerkrachten en bij veel burgers. Verderop in deze bijdrage concludeert
Eddy Bonte: De waarheid luidt dat het
valse discours van Ico Maly, Jan Blommaert e.a. invloedrijke allochtonen er ook
toe aanzet de kennis van het Nederlands te contesteren en zo de derde en
binnenkort de vierde generatie verder het getto zal induwen.
Zelfs de directeurs
van de drie GOK-steunpunten (Ferre Laevers, Kris Van den Branden & Van
Avermaet) ontkenden steeds de specifieke taal- en leerproblemen bij heel wat
allochtone leerlingen. In een publicatie
van 2004 luidde het: Van zodra kinderen
van een andere etnische afkomst slechter presteren, is er sprake van
systematische kansenongelijkheid en discriminatie. Het leerpotentieel en de bereidheid leerinspanningen te leveren zijn
immers gelijk verdeeld over de verschillende volkeren en bevolkingslagen. (Steunpunt
GOK, Beter, breder en met meer kleur,
2004). Het was dan ook niet verwonderlijk dat de drie Steunpunten Zorgverbreding/GOK
geen effectief voorrangs- en achterstandsonderwijs uitwerkten. De immense
investering in die Steunpunten - een 75 miljoen BFR per jaar - sorteerde weinig effect en leidde zelfs de
aandacht af van effectief achterstandsonderwijs. De GOK-Steunpunten wekten
nochtans in hun balans van 2005 de indruk dat ze alvast in het basisonderwijs
veel bereikt hadden (zie verder punt 3).
Niet minder dan 21 universitaire
taalachterstandsnegationisten verspreidden in 2009 een petitie met als titel: Gok Van Pascal: mythes over taalachterstand
en onderwijs (De Morgen, 30.10.2009). De ondertekenaars - sociologen van
UGent, HIVA-Leuven en UA, medewerkers van GOK-steunpunten, neerlandici ...
gingen niet akkoord met de stelling dat veel anderstalige leerlingen een grote
taalachterstand hebben en onder meer omwille hiervan opvallend minder
presteren. Een taalbad/intensief NT2 haalt
volgens de vele taalachterstandsnegationisten weinig uit en is ook nefast. Voorstanders
van NT2 vinden dit noodzakelijk voor de goede afloop van de onderwijsloopbaan
van die leerlingen en voor de maatschappelijke integratie.
Prof. Bea Cantillon stelde op een
KBS-studiedag (2007) dat het herleiden
van de problemen van de allochtone leerlingen tot sociaaleconomische discriminatie een heel grote vergissing is. De problemen zijn ook cultureel, religieus,
levensbeschouwelijk
Verder zijn er ook de taalproblemen. Kleuters beginnen al
met een grote achterstand. De leerproblemen hebben verder ook te maken met het
feit dat de ouders niet geïntegreerd zijn of zich niet laten integreren. Zij
vormen een gesloten gemeenschap. Deze specifieke problemen worden jammer veelal
ontkend of sterk gerelativeerd. Deze waarheid past niet binnen het politiek
correcte denken over de multiculturele
samenleving en over gelijke kansen. Politica Zuhal Demir (Turkse roots) betreurde in Knack van 22 januari: Vandaag zijn er allochtone leerlingen van
de derde generatie die slecht Nederlands spreken, dat kunnen we niet dulden. Ze
voegde er aan toe: Ik geloof sterk in
het belang van inburgering. Volgens veel taalachterstandsnegationisten
werkt het Nederlands leren bij
allochtonen niet emanciperend, maar discriminerend.
Onze pleidooien voor intensief NT2 en
achterstandsonderwijs kregen de voorbije 20 jaar veel instemming vanwege de
leerkrachten. In universitaire kringen botsten ze op veel weerstand - vooral
vanwege een aantal sociologen & neerlandici, en merkwaardig genoeg ook vanwege
het Leuvens Steunpunt NT2 dat NT2 overbodig vond. Taal en leerproblemen
zijn volgens de poilitiek correcte denkers
een gevolg van sociale discriminatie. In de vorige bijdrage over schooluitval
werd overduidelijk dat veel allochtone en anderstalige leerlingen kampen met
grote taal- en leerproblemen. Jammer genoeg wordt de schooluitval ook in het
Masterplan eerder en ten onrechte toegeschreven aan de (discriminerende?)
structuur van het s.o.. De voorbije 15 jaar waren beleidsverantwoordelijken en
allerhande hervormers veel meer bezig met de afbraak van de gedifferentieerde
structuur van ons s.o. dan met de tikkende (taal)tijdbom in ons onderwijs: de
grote taal- en leerproblemen van veel leerlingen die een doorgedreven zorg en
aanpak vanaf de eerste dag van de kleuterschool vereisen. Zo noteerden we de
voorbije 15 jaar binnen de parlementaire commissie onderwijs geen enkel debat
over de aanpak van intensief NT2-onderwijs.
2 Onderwijs in
verscheidene thuistalen, in eigen taal en cultuur
Een aantal taalachterstandsnegationisten
pleitten de voorbije maanden en jaren wel als alternatief voor onderwijs in de eigen taal van de allochtone
leerlingen, voor meertaligheid, voor het zoveel mogelijk inspelen op de
thuistaal van de anderstalige leerlingen, voor het eerst leren lezen in het
Turks zoals in een Gents experiment, voor het niet langer stimuleren om zoveel
mogelijk Nederlands te spreken op de speelplaats en onderling in klas en in de
speelhoeken van de kleuterklas... De Gentse socioloog Orhan Agirdag drukt het zo uit: Meertalig
onderwijs kan variëren van paar uren moedertaalonderwijs tot en met het
aanbieden van een aantal reguliere vakken in verschillende talen. Via ICT
ondersteuning is meertalig instructie ook mogelijk in scholen waar er heel veel
talen aanwezig zijn.
In Nederland waren destijds veel experimenten
met OETC - onderwijs in de eigen taal en cultuur. Na enkele jaren werden die
experimenten weer stopgezet. In januari 1993 stelden we ook al in ons
themanummer over migrantenonderwijs dat OETC niet haalbaar was. In regios met veel
anderstalige leerlingen lopen veelal kinderen van heel verschillende
nationaliteiten school. Het is voor die leerkrachten dan ook niet mogelijk om
in te spelen op al die verschillende talen. Het is wel uiterst belangrijk en
mogelijk om die kinderen zo vroeg mogelijk Nederlands te leren. Ook volgens de
Gentse cognitef psycholoog Wouter Duyck
moet dit zo vroeg mogelijk gebeuren. Op 16 februari pleitte Mieke
Van Hecke voor doorgedreven NT2-onderwijs, maar Organ Agirdag had daar absoluut geen oren naar. De problemen van
allochtone leerlingen zijn volgens hem dezefde als deze van andere leerlingen
uit de lagere milieus: de sociale discriminatie.
In reacties van leerkrachten en directies op
de roep voor meertalig onderwijs, stellen deze dat de pleitbezorgers totaal
vervreemd zijn van de onderwijspraktijk. Zij vergeten vooreerst dat het niet
eens mogelijk is om in te spelen op al die verschillende thuistalen. De leraars
betreuren vooral ook dat de kansen om Nederlands te leren op die manier sterk
verminderen. Een kleuterleidster stelde dat als ze b.v. Turkse kleuters toelaat
om Turks te spreken bij vrij spel, deze dan steeds minder Nederlands spreken en
andere leerlingen afstoten. Het Gents experiment werd geëvalueerd door
voorstanders van het experiment, maar toch bleek dat de lessen Turks niet
leidden tot de verbetering van het Nederlands. Een groep Koerdische ouders
tekende ook bezwaar aan tegen dit experiment.
Peter
De Roover,
leraar tso, reageerde zo op de oproep voor meertalig onderwijs: Vanuit mijn eigen beroepservaring stoot ik vooreerst
op een ander niet te verwaarlozen praktisch probleem. Als ik me beperk tot mijn
leerlingen moeten er dan lessen gegeven worden in het Arabisch, Berbers, Turks,
Pasjtoe, Urdu, Albanees, Bosnisch, Portugees, Spaans en Grieks. Ik verzeker
niet dat ik volledig ben. In andere klassen zitten Russen (thuistaal?), Polen,
Afrikanen, ... Dat is mijn schoolrealiteit van vandaag. Krijgen die allemaal
les in hun moedertaal? Worden voor al die talen leerkrachten gerekruteerd ?
Krijgen ze alleen les als 'hun groep' voldoende in aantal is en valt die
eenzame Tsjetsjeen uit de boot? Maken we er dan een groepsrecht van en geen
individueel recht? Vervalt dat recht als de moeder Nederlands spreekt thuis?
Hoeveel bedraagt het kostenplaatje van zo'n maatregel die geen baat in
leerprestaties brengt? Of er veel problemen worden opgelost met onderwijs in de
'moedertaal' mag betwijfeld worden. Dat er een hoop bijkomende door zullen
ontstaan is wel zeker. Helpen we het onderwijs van achtergestelde kinderen
vooruit door nieuwe praktische ellende te veroorzaken? (DS 14.03.13).
Op de website van Klasse verscheen in mei 2013 een bijdrage van Kris Van den Branden onder de titel: Meertaligheid is een troef, geen handicap. Van den Branden is de ex-directeur NT2-Leuven die intensief NT2
overbodig vond en er dan ook geen specifieke aandacht met zijn Steunpunt wou
aan besteden. Naast een aantal leraars reageerde ook prof. Wim Van den Broeck op de levensvreemdheid van Van den Brandens pleidooi. Van den Broeck
stelde: Hoe wereldvreemd kan men zijn?
Echte meertaligheid is natuurlijk een troef, maar taalachterstand in het
Nederlands is wel degelijk een handicap, zoals blijkt uit zovele studies die
aantonen dat de onderwijskansen en de arbeidskansen zwaar gehypothekeerd worden
indien de landstaal zwak of niet beheerst wordt. Het is inderdaad beter dat
anderstalige kinderen thuis in hun eigen taal converseren dan dat ze thuis een
gebroken Nederlands zouden horen praten, maar dat betekent niet dat thuistaal
toelaten op school hen taalvaardiger zou maken. Het maakt hen niet
taalvaardiger in hun thuistaal, want op school spreken ze dan vaak een gemengde
taal, en het maakt hen al zeker niet taalvaardiger in het Nederlands. Dit lijkt
sterk op het ontkennen of minimaliseren van een reëel maatschappelijk en
sociaal probleem dat in grote mate ontstaan is door het ontbreken van een
doeltreffend en doortastend taalbeleid. Men moet in sommige kringen toch eens
weten wat men wil: ofwel is er geen probleem, maar dan is het geen issue, ofwel
is er wel een probleem, en dan moeten we er iets aan doen! (17 mei 2013).
Nog enkele reacties van leerkrachten op de
website van Klasse. De leerkrachten beklemtoonden alle dat enkel als de
leerlingen maximaal Nederlands kunnen spreken en oefenen op school, ze voldoende
resultaten kan bereiken: Onze school is
het helemaal niet eens met het toelaten en stimuleren van meertaligheid. Jullie
vernoemen alleen de positieve kanten, maar niet de negatieve. Kinderen die in
de speelsituatie e.d. met mekaar Nederlands praten, zullen dit nadien blijven
doen. Dit zorgt niet alleen voor een betere kennis van het Nederlands, maar ook
voor integratie. Anders blijven ze ook buiten de school met elkaar een andere
taal spreken. De speelplaats is ook de aangewezen plaats voor anderstaligen om
het Nederlands verder te oefenen. Als je gelijke kansen en integratie nastreeft
is dit een must. Je kan niet tegelijk gelijke kansen prediken en door laksheid
in je optreden anderstaligen mogelijkheden ontnemen om Nederlands te leren en
te oefenen. ... Je kan aldus ook moeilijk sociale cohesie
bereiken. Een bijkomend argument
luidt: Kinderen zijn ook dikwijls hard
voor mekaar en pesten en verwijten zijn nooit ver af. Hoe kan je dit onder
controle houden, als je ieder een eigen taal laat spreken waar anderen niets
van verstaan. Dit werkt pesten en uitsluiting in de hand (Ludwig Van den
Broeck). Een andere leraar: Een taal
hanteren die iedereen in een school verstaat, in dit geval Nederlands, geeft
ook iedereen de kans om bij problemen, misverstanden, discussies, ruzies,
niet enkel kalm maar vooral voor iedereen verstaanbaar naar een consensus te
werken. De verlichte denkers moeten uit hun ivoren toren komen en zowel de geur
van bordkrijt als de sfeer in een school met deze problematiek eens gaan
opsnuiven als lesgever
Dit is
natuurlijk slechts een opinie van een oude onderwijskrokodil die na bijna 40
jaar loopbaan toch nog altijd enorm graag lesgeeft (Gomme Marc).
3 Kennis Nederlands & integratie in superdiverse maatschappij?
In een aantal pleidooien over superdiversiteit wordt de indruk gewekt dat door de multiculturaliteit
de thematiek van de integratie en het belang hierbij van de kennis van het
Nederlands niet zo belangrijk meer zijn. De Vlaamse samenleving en
schoolbevolking zijn inderdaad in tal van regios superdivers geworden. Dit is o.i.
geen argument om het belang van de kennis van het Nederlands te
minimaliseren; integendeel: een gemeenschappelijke taal is nog belangrijker in
een superdiverse maatschappij en school.
Pleidooien voor superdiversiteit gaan vaak
samen met pleidooien voor het relativeren van het belang van integratie en van
de kennis van het Nederlands. Ook prof.
Maurice Crul, pleit in zijn boek Superdiversiteit.
Een nieuwe visie op integratie voor het radicaal verlaten van de klassieke
visie op integratie. Dit kwam ook tot uiting in zijn opiniebijdrage in De Morgen van zaterdag 18 januari: j.l.:
Multiculturalisme is dood,
rechts-populisme is achterhaald. Volgens Crul en andere propagandisten van
de superdiversiteit is het niet langer duidelijk aan welke opvattingen en
gebruiken minderheden zich moeten aanpassen. Het klassieke integratieproject
zou voorbijgestreefd zijn. Hieruit trekken sommigen de conclusie dat het
opdoeken van de integratie-idee ook betekent dat de kennis van het Nederlands veel
minder belangrijk geworden is. Ook Ides
Nicaise fulmineerde al in De school
van de ongelijkheid (2007) tegen het
verderfelijke assimilatiespoor en tegen NT2. Kris Van den Branden, ex-directeur Steunpunt NT2 Leuven, schaarde
zich in zijn blog Over superdiversiteit,
onderwijs en erbij horen van 2 februari j.l. achter de
superdiversiteitsideologie. Hij neemt vooreerst afstand van de visie van
minister Geert Bourgeois die de integratie en de kennis hierbij van het
Nederlands heel belangrijk vindt. Van den Branden is steeds tgenstander geweest
van NT2-onderwijs en concludeert in dezelfde lijn: Zou het kunnen dat de verdere kwaliteitsverhoging van het Vlaamse
onderwijs minder afhangt van didactische spitsvondigheden dan van ons vermogen
om elke leerder het gevoel te geven dat hij/zij erbij hoort? Over NT2 rept
hij met geen woord; het zou volstaan dat die leerlingen het gevoel krijgen
erbij te mogen horen.
In het rapport Biedt het concept integratie nog perspectief? (december 2013) nam
het Nederlands Sociaal en Cultureel
Planbureau terecht afstand van
het schrappen van het integratie-concept vanwege superdiversiteit-ideologen.
Het Planbureau wil niet zomaar het
belang van integratie en van de kennis van het Nederlands hierbij laten vallen.
We citeren even. Dat vanwege
superdiversiteit niet langer duidelijk is aan welke opvattingen en gebruiken
minderheden zich moeten aanpassen, en dat daardoor iedereen zich aan iedereen
gaat aanpassen lijkt ons een vreemde voorstelling van zaken. Alsof
verschuivende getalsmatige verhoudingen ertoe leiden dat centrale elementen van
een cultuur van de ontvangende samenleving als vanzelf en zonder problemen mee
gaan schuiven.
Superdiversiteit
strijkt cultuurverschillen niet glad en met superdiversiteit zijn de discussies
over de betekenis van verschillende normen niet beslecht. In Europees verband
bestaan er tal van activiteiten, zowel beleidsmatig als in het onderzoek, die
vertrekken vanuit het concept integratie. Het is belangrijk om hierop te kunnen
blijven aansluiten. Integratie als (beleids)concept is nog steeds waardevol.
Deze argumenten voor en tegen afwegend zijn wij van mening dat integratie als
(beleids) concept in ere gehouden moet worden. Het integratievraagstuk speelt
nog in volle omvang, en dan is het vreemd om dit niet als zodanig te benoemen. We merken overigens dat prof. Crul wel de
superdiversiteit verdedigt, maar zich tegelijk geen tegenstander toont van
intensief NT2.
In een recent debat wees de ruimdenkende filosoof
Philippe Van Parijs terecht op het
belang van het kennen van de taal van de streek - ook voor de sociale integratie
en cohesie: Sprekers van nieuwe talen
met lagere status leren best de taal van de streek waar ze gaan wonen omdat
anders de sociale cohesie, de maatschappelijke samenhang onder druk dreigt te
komen. Mensen die elkaars taal niet kennen, kunnen moeilijk samen-leven. Het
gebrek aan kennis van de lokale taal, werkt ook de sociale mobiliteit van de
nieuwkomers tegen, wat leidt tot economische achterstand. Tenslotte is de
kennis van het Nederlands noodzakelijk om volwaardig burger te kunnen zijn in
Vlaanderen en bijvoorbeeld het politieke en maatschappelijke debat te kunnen
volgen, laat staan er aan deel te nemen." (Meer uitvoerig in E-book 1-Google: The linguistic
territoriality principle: right violation or parity of esteem?)
|