We lezen vandaag in De Morgen en elders dat de Gentse
scholen aan de alarmbel trekken omwille van de vele (nieuwe) Slovaakse kinderen
die een enorme taalachterstand kennen en in armoede leven (Gentse scholen zijn
wanhoop nabij, DM, 15.03.14). Hun ouders vinden ook vaak geen werk omdat ze
geen Nederlands kennen. Een blo-school kreeg er een negatief rapport van de
inspectie met de vage verantwoording dat het taalonderwijs te oubollig was,
niet betrokken op de situatie van de kinderen. Maar uitgerekend ook de
inspectie signaleerde niet tijdig genoeg de grote taalproblemen in Brussel en
elders en pleitte nooit voor intensief NT2.
Ook Onderwijskrant
trekt al vele jaren tevergeefs aan de alarmbel. Ook wij zijn de wanhoop nabij.
De taalproblemen en de nood aan intensief NT2 zijn allang zorgwekkend; maar een
effectieve en intensieve aanpak blijft maar uit. Dit punt kreeg de voorbije 15
jaar geen prioriteit bij de beleidsmakers en staat niet voorop in de
verkiezingsprogrammas. In het vooruitzicht van de nieuwe legislatuur wil
Onderwijskrant nog eens campagne voeren rond dit actiepunt.
In De sociale staat van Vlaanderen-2013 lazen we eind
december: Het probleem van de schooluitval is het meest prominent bij jongens
van Noord-Afrikaanse (45,5% ) en Turkse herkomst (45,6%). We leiden uit dit rapport ook af dat het niet
kennen van behoorlijk Nederlands een belangrijke rol speelt. Uit PISA-2012
bleek eveneens op 3 december dat vooral allochtone leerlingen die onvoldoende
de Nederlandse taal beheersen zwak scoren. In 2010 had 23% van de pasgeboren
kinderen in het Vlaamse Gewest een moeder die thuis geen Nederlands
sprak-bijna1 op 4. In het Gentse basisonderwijs telde men in 2010-2011 37%
anderstalige leerlingen. In Antwerpen spreekt 41,4% van de kleuters thuis geen
Nederlands. Naast die 41% zijn er ook nog heel wat gezinnen waar de thuistaal
slechts gebrekkig Nederlands is. Zelfs bij kinderen van de derde generatie
stellen we nog vaak een tekort aan kennis van het Nederlands vast en een laag
scholingsniveau van de ouders.
Veel academische weldenkenden blijven de nood aan
doorgedreven NT2 zelfs ontkennen en bestrijden. De Leuvense neerlandicus Koen
Jaspaert poneerde op 5 september j.l.
eens te meer: Het probleem van het Nederlands spreken wordt aangepraat
als een probleem. Jaspaert was de eerste directeur van het Leuvens Steunpunt
NT2 (1991-2010) dat merkwaardig genoeg al na een paar jaar verkondigde dat NT2
volstrekt overbodig was, maar toch maar tot 2010 jaarlijks een 25 miljoen BFR
bleef opstrijken (zie verder punt 3.). Op 29 januari j.l. hield Geert
Vanistendael op Radio 1 een vurig pleidooi voor doorgedreven taalonderwijs. Hij
ergerde zich aan de vele taalachterstandsnegationisten - vaak sociologen en neerlandici
- die het grote belang van de kennis van
het Nederlands en van NT2-onderwijs ontkennen en bestrijden.
Een studie van het Nederlandse Sociaal en Cultureel
Planbureau stelde terecht: Het is onmogelijk, Turkse, Marokkaanse ...
migrantenleerlingen in een beperkt aantal uren een andere taal aan te leren. De
schoolse achterstand inzake taalvaardigheid is bij de aanvang van de
basisschool heel groot (Uit elkaars buurt, 2005). Het SCP hield een pleidooi
voor intensief NT2 en dit zo vroeg mogelijk. Als anderstalige kleuters gewoon
les volgen samen met Nederlandstalige, dan kunnen ze uiteraard hun grote
achterstand niet ophalen. Ook nog in de eerste graad zullen ze nog meer uren
Nederlandse instructie moeten krijgen. Verder lezen we in het SCP-rapport: Men heeft ooit gedacht dat de
taalachterstand sterk zou afnemen vanaf de tweede generatie, bij de kinderen
van ouders die zelf les gekregen hebben in het Nederlands. Het volstaat echter
niet dat minstens een van de ouders tegenwoordig meestal de hele opleiding in
het Nederlands gevolgd heeft. De Nederlandse taalkennis van Turkse en
Marokkaanse kleuters bij de start van het basisonderwijs is vaak miniem. Dit is
het gevolg van het zich niet integreren van de ouders, van importhuwelijken en
gezinshereniging
En in Vlaanderen worden migranten nog minder onder druk
gezet om de landstaal te leren en te integreren dan in Nederland, Duitsland,
Frankrijk...
De Brusselse psychologe Friederike Peirs-Lueken pleit terecht
voor veel meer en voor meer gestructureerde en gestuurde taalinstructie; dat is
veel meer dan zomaar een taalbad en samen optrekken in klas met
Nederlandstalige leerlingen. Ze getuigt dat ze in Brussel dagelijks wordt
geconfronteerd met veel meertalige kinderen lager onderwijs die al drie jaar
Nederlandstalige kleuterschool achter de rug hebben en nauwelijks een opdracht
of vraag in het Nederlands begrijpen en ook geen grammaticaal correcte zinnen
hanteren. Ze vindt het hoog tijd dat er een doordachte, systematische en
consequente taalaanpak uitgestippeld wordt en dat hierbij meer rekening
gehouden wordt met taalzwakke, lager begaafde en (gedwongen) meertalige
kinderen. 'Geen taalbad - een taalbad is alleen bruikbaar voor een kind dat al
kan zwemmen, maar een vakkundige taalstimulatie' (DS, 19.06.06). Intensief NT2
is inderdaad veel meer dan een taalbad of enkele weken in een speciale
taalklas. We betreuren dat die belangrijkste prioriteit niet uitdrukkelijk
vermeld wordt in de verkiezingsprogrammas en in de memoranda van de
onderwijskoepels en van de VLOR.
In PISA-2012 presteerden onze allochtone leerlingen die
thuis geen Nederlands spreken, veel zwakker (40 punten) dan deze die wel
Nederlands spreken. In hun PISA-studie van 2005 stelden Horst Entorf en
Nicoleta Minoiu dat tot 60% van de grote kloof tussen leerlingen die thuis al
dan niet de schooltaal spreken vooral via vroege en intense taalstimulering
gedempt moet worden. Educational policies in countries like Germany should
focus on integration of immigrant children in schools and preschools, with
particular emphasis on language skills at the early stage of childhood (What a
difference Immigration Policy Makes: A comparison of PISA scores in Europe and
Traditional Countries of Immigration, German Economic Review, vol. 6, nr. 3,
aug. 2005). De Luxemburgse prof. R. Martin schreef dat uit PISA bleek dat in
Luxemburg de kinderen die thuis een andere taal dan de schooltaal spreken
tweemaal zoveel kans lopen om zwak te scoren ook al hebben ze dezelfde SES
(sociaal economische status).
De Leuvense prof. Marlies Lacante e.a. stelden in 2007: Het taalprobleem is zonder discussie in
Vlaanderen een groot probleempunt. Dit start bij de islamallochtonen al bij de
ontwikkeling van de eigen moedertaal binnen de gezinssituatie. Het betreft in
vele gevallen gezinnen met een laag economisch en cultureel kapitaal waar het
taalgebruik qua structuur en complexiteit al op een lager niveau ligt.
(M. Lacante e.a. Allochtonen in het hoger onderwijs, 2007). Deze duidelijke
uitspraak viel uiteraard niet in goede aarde bij vertegenwoordigers van
migrantenverenigingen en bij de taalachterstandsnegationisten. Prof. Jan Van
Damme en J.P. Verhaeghe wezen in een studie van het steunpunt SSL SiBO
eveneens op de grote invloed van de geringere taalvaardigheid bij de start van
het lager onderwijs (ORD 2007). De lange schoolvakanties hebben ook een slechte
invloed op de Nederlandse taalkennis, wat er op wijst dat die dan thuis niet meer onderhouden en
geoefend wordt.
|