Woord vooraf
Na
de O-ZON-oproep van Marc Hullebus in de krant De Morgen (29 november 2006) en bij de start van O-ZON (december
2006) noteerden we in de kranten en in
de O-ZON-brievenbus opvallend veel getuigenissen over de uitholling van de
taalvakken. In deze bijdrage nemen we er nog eens een aantal op. Aan de
uitholling van de taalvakken heeft Onderwijskrant de voorbije 20 jaar veel
gestoffeerde bijdragen gewijd: zie www.onderwijskrant.be;
Witboek moedertaalonderwijs: Onderwijskrant 153 (zie bijlage).
1. Bert Cruysweegs : voorzitter Vereniging
voor het Onderwijs in het Nederlands: basiskennis niet diepgaand genoeg
"De basiskennis
van 18-jarigen die de middelbare schooldeuren uitstappen, is niet diepgaand
genoeg. Dat gaat van spraakkunst over woordenschat, taalkunde en zelfs
uitspraak. Qua spelling wordt er dikwijls gezondigd tegen de
werkwoordsvormen, de dt-regels en de interpunctie. Wie weet nog precies waar
een puntkomma geplaatst moet worden? Ook sluipt er steeds meer dialectisch
taalgebruik in hun zinnen. Ik heb het gevoel dat leerlingen worstelen met het
feit dat er zoiets is als een standaardtaal. Ze vinden dat te gekunsteld."
(NvdR: achteraf stelde het VON-bestuur wel dat het standpunt van de voorzitter
eenzijdig werd weergegeven.)
2. Claudine
De Rockere (Hogeschool Gent) van de Belgische Vereniging Leraars Frans
"De klok totaal terugdraaien lijkt mij achterhaald,
want kennis en vaardigheden stimuleren elkaar. Aan de gebrekkige notie van
zinsontleding kan ik mij wel ergeren. Bij veel leerlingen schiet het analytisch
denkvermogen tekort. Ook de tijden hebben velen niet goed onder de knie. Dat is
te wijten aan een combinatie van verzwakte motivatie, minder lesuren en gebrek
aan systematische aanpak. Er mag gedrild worden.
3. Marc Van de Walle: ex-pedagogisch
begeleider taalvakken Nederlands en
Engels
Zelf ben ik 50, sta 28 jaar voor de klas. Ik was indertijd pedagogisch begeleider, en
kon het niet meer aanzien: ik moest daar pleiten voor een
vaardigheidsonderwijs. Ik ben teruggekeerd naar de klas, daar kan ik tenminste
nog iets doén. Maar die 60/40 verhouding is er uiteraard teveel aan. (NvdR:onder druk van O-ZON werd de 60/40
norm een paar jaar later opgedoekt.) Voor de rest: indien ik je praktisch
kan steunen, ik ben 100% gemotiveerd om op de kar te springen, en ik heb geen
schrik om mijn stem te laten horen. Ik ga ervan uit dat het mensen zijn zoals
jij en ik, benoemd en met een degelijke staat van dienst, die zonder gevaar een
ernstige stem kunnen laten horen. Het wordt inderdaad hoog tijd dat het
kennisniveau van de leerlingen wordt herbekeken: waar zijn ze (we?) in godsnaam
mee bezig.
4. Hoeveel Franse
woordjes moeten leerlingen nu eigenlijk kennen? Peter Holvoet -29.11.06
Volgens een studie van de Universiteit Antwerpen is er
behoefte aan meer precieze bepaling van de leerinhouden. Volgens dat onderzoek
zijn de eindtermen Frans in het middelbaar onderwijs te vaag. "Nergens
staat vermeld hoeveel woorden de leerlingen aan het einde van een graad moeten
kennen", zegt de Antwerpse professor Wilfried Decoo. "De beleidsnota
van minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (sp.a) verwijst terecht naar het
Europese referentiekader, waarin gewerkt wordt volgens zes niveaus, maar dan
moeten ook de inhouden voor elk specifiek programma per niveau geconcretiseerd
worden."
In het onderzoek werden onder meer vijf verschillende
handboeken in de eerste graad van het ASO vergeleken. Daaruit blijkt dat van de
5.778 verschillende woorden in die boeken, er amper 590 gemeenschappelijk zijn.
"Omdat de gemeenschappelijke stam zo klein en beperkt is, wordt het een
moeilijke opgave om de voor- of achteruitgang die leerlingen boeken te
meten", zegt Decoo. Volgens hem is er in het talenonderwijs ook opnieuw
behoefte aan meer grammatica
.
Door de te vage eindtermen en de leerplannen die voor alle
onderwijsnetten verschillend zijn, wordt het problematisch als je een gezamenlijk
examen Frans wilt gaan opstellen voor Vlaanderen. Tenzij je uitgaat van een
lage gemeenschappelijke standaard. "We gaan er te vaak van uit dat
leerlingen alleen via communicatie een taal leren. Maar je moet ook bepalen
welke woorden en welke structuren ze op elk niveau moeten beheersen om te
kunnen communiceren. Toch wil dit niet zeggen dat we terug moeten keren naar de
standaarden van het 'Latijnse taalonderwijs'", besluit Decoo. "Een
stapsgewijze vooruitgang boekt volgens mij veel meer resultaat."
5 .Ruben Noëth, leerling
zesde jaar Grieks-Wiskunde
Het is inderdaad een algemene tendens om leerlingen steeds
meer ervaringsgericht onderwijs te geven en dan nog liefst zonder hen al te veel
van buiten te laten leren. Kennis wordt
vaak ten onrechte aan de kant geschoven ten gunste van vaardigheden. Zelf
heb ik in het vierde en vijfde jaar één uurtje Duits gekregen. De voornaamste
doelstelling van ons handboek was de leerlingen zo veel mogelijk teksten te
laten lezen, waarna de kennis wel vanzelf zou volgen. Ronduit belachelijk, als
u het mij vraagt. Natuurlijk zijn
vaardigheden, zeker voor een taal, zeer belangrijk, maar ze hebben volgens mij
pas hun maximale uitwerking wanneer ze gebaseerd zijn op een degelijke
theoretische kennis. Het gaat zelfs zo ver dat leerkrachten Latijn in onze
school klagen dat ze in het eerste jaar moeten beginnen met zinsontleding, in
het Nederlands welteverstaan. Bovendien blijken de leerlingen die niet voor
Latijn kiezen, maar achteraf in een richting Moderne Talen wel drie uur Duits
krijgen, niet eens te weten wat een lijdend of meewerkend voorwerp is. Leg hen
dan als leerkracht maar eens uit in welke naamval ze dit zinsdeel moeten
zetten. Bovendien is het toch wel tekenend dat meer en meer leerlingen zélf
beginnen pleiten voor meer 'echte' leerstof. In mijn klas is iedereen het er
unaniem over eens dat de huidige onderwijsmethodes zeker geen wondermiddelen
zijn. Het is een positief verschijnsel dat leerlingen geen nutteloze leerstof meer
moeten studeren, zoals vijftig jaar geleden misschien wel het geval was, maar
nu helt de weegschaal een beetje te veel over naar de andere kant. Hoog tijd om
ze terug in evenwicht te brengen! Ik ben in elk geval heel blij dat u dit
probleem klaar en duidelijk onder de aandacht gebracht hebt en wens u veel
succes met uw pleidooi voor meer kennisgericht onderwijs.
6. Taallerares Hilde
Tavernier
Wij krijgen deze week doorlichting en hadden als
leerkrachten Engels het genoegen bezoek te krijgen. Een eerste opmerking ging
al over speaking, writing en ICT, hoe dat allemaal geëvalueerd wordt en wanneer
dat we dat doen. Een volgende opmerking over de verhouding 50/50 kennis,
vaardigheden die we met een aantal leerkrachten toch hanteren als stil protest
tegen 40/60. Ik wist toch dat het al jaren niet meer kon, 1 !! grammaticavraag
op het examen kon toch niet (al lang achterhaald, dat weet u toch wel mevrouw)
met de reactie : zo'n vraag stel je niet meer, leerlingen moeten toepassingen
maken en in de toepassingen de regels toepassen (en dat ze die niet meer leren
als daar geen druk achter zit, dat telt niet) Na nog een aantal opmerkingen in
de richting van de vaardigheden : en, mevrouw, nog een bemerking of vraag ? Ik
kon het niet laten te verwijzen naar de onlogische 40/60; het antwoord was: u
moet de vaardigheden strenger evalueren,de lat hoger leggen, zo lijken de
punten realistischer , je moet opbouwen door de jaren heen en de lat telkens
hoger leggen. Kun je het naar leerlingen en ouders verantwoorden dat ze gebuisd
zijn op de vaardigheden ? Tot zo ver enkele bemerkingen van iemand die al jaren
in de praktijk staat i.v.m. de bureaucratie in Brussel.
7. Lerares Nederlands
Ik ben leraar Nederlands en sta - net als u - al geruime
tijd voor de klas. Al jaren erger ik mij aan het bedroevend gebrek aan
(basis)kennis van mijn leerlingen. Tijdens de klassikale verbetering van
schrijfoefeningen krijg ik bijvoorbeeld niet meer uitgelegd waarom een bepaalde
zin fout is of aan welke (grammaticale) regels een goede zin beantwoordt. De overgrote meerderheid van mijn
leerlingen beschikt niet over het essentiële instrumentarium om een
aanvaardbare tekst te schrijven. Met hun spreekvaardigheid is het al even
lamentabel gesteld. Bovendien kun je nog nauwelijks een gesprek voeren of een
tekst lezen over onderwerpen die het 'Flairniveau' overstijgen, want die vergen
kennis van geschiedenis of aardrijkskunde...
8. Leraar Jan Van Remoortere
Ik geef les aan ASO-leerlingen van de tweede en derde graad!
Jaren geleden, nog voor de 'uitvinding' van pedagogische adviseurs, kreeg ik
van mijn inspectrice Nederlands te horen dat ik voortaan alleen nog onderwerpen
uit de leefwereld van mijn leerlingen mocht behandelen, lees: artikels uit jongerenblaadjes
als 'Joepie'. Sindsdien is de toestand er niet op verbeterd, wel integendeel. Het erg(erlijk)ste is dat de sociaal
zwakkere leerlingen de grootste slachtoffers zijn van het taboe op kennis.
U merkt het, ik ben, zoals vele van mijn niet meer zo jonge collega's, in de
loop der jaren behoorlijk gefrustreerd geraakt en vooral heel boos geworden op
diegenen die 'het beste onderwijs van de wereld' om zeep aan het helpen zijn
(of om zeep geholpen hebben?) Daarom ben ik blij dat Marc Hullebus de knuppel
in het hoenderhok hebt gegooid.
9. Leraar Mark
Vertomme
Grammatica is belangrijk. Ik ben leraar Duits en ook daar
hebben we al jaren af te rekenen met de nieuwe opvattingen over taalonderwijs,
die funest blijken te zijn voor de taalbeheersing van de leerlingen. Veel moed!
Hopelijk beginnen al die genieën de top eens in te zien dat het zo niet verder
kan. Wij, leraars, weten allemaal dat het zonder duidelijke regelomschrijving,
memoriseren van woorden, frases, uitdrukkingen, hoofdtijden
het doodgewoon
onmogelijk is om een vreemde taal te leren. Bovendien zijn goed gestructureerde
en regelmatige herhaalde oefeningen noodzakelijk. Het klinkt natuurlijk
allemaal erg saai, maar wie denkt dat leren een pretje is, die dwaalt.
10. Leraar Ronald
Verheyen
Fantastisch uw actie voor meer kennisgericht onderwijs. Ik
ben leraar geweest (33 jaar dienst) en moest stoppen vanwege een stemprobleem. Begin jaren negentig was communicatief
onderwijs het toverwoord. Ik gaf Engels en spraakkunstregels uitleggen was
ineens niet meer belangrijk. Al pratend zouden de leerlingen wel het hoe en
waarom ontdekken. Ik heb die methode geprobeerd en braaf alle vaardigheden in
elke les gestopt. Ik ben na een jaar teruggevallen op de klassieke methode:
eerst kennis en dan vaardigheden. Ik had geluk dat ik nooit inspectie heb gehad
(tot aan de doorlichting, maar dat was geen inspectie Talen). Niemand heeft me
ooit terecht gewezen dat ik verkeerd bezig was. Ik stond in een
concentratieschool en leerlingen hadden daar echt behoefte aan duidelijke
grammaticale regels.
11. Taalleraar Leo Derynck, Assebroek:
inhoudsloos onderwijs
Zelf geef ik al 35 jaar Frans in een ASO school. Wat sedert
enkele jaren alleen nog belang heeft is de vorm (leuke werkvormen) en de
evaluatie (allerlei gesofisticeerde systemen). Wat geen enkel belang meer heeft
is de inhoud. Een leraar die nog een
inhoudelijke les geeft voor de klas, wordt ter plekke gefusilleerd door de
doorlichting. Hoewel de leerlingen zelf vragende partij voor inhoudelijke
lessen zijn (leg ons dat nu eens goed uit, mijnheer...). Een waardevolle
literaire tekst krijgt hetzelfde statuut als een tekst over hamburgers. Hoewel
de leerlingen ook weer geen vragende partij zijn voor dit laatste soort lessen.
En dan wil ik het nog niet eens hebben over rol van de leraar als
"overbrenger van waarden". Het standpunt van de verlichte pedagogen is
immers dat dit geen taak is voor het onderwijs en dat de leerlingen dat zelf
wel zullen uitzoeken. Op basis van wat dan wel? Van de reclame...? Stel u in
hun plaats : zij krijgen enkel nog voer dat "aansluit bij hun
leefwereld". Als ik in hun plaats was, dan zou ik dat na een tijdje
kotsbeu zijn. Het onderwijs werkt enkel nog zelfbevestigend voor de leerling
(de leerling heeft steeds gelijk) en opvoeding (kennis - waarden) heeft geen
enkel belang meer.
Vaardigheden, allemaal goed en wel. Ik besteed er ook heel
wat aandacht aan, maar eerst moet je kennis verwerven vooraleer je vaardig kunt
worden in iets. Je kan toch niet vaardig worden in niets! Conclusie : *Ik vrees dat we een generatie leerlingen
aan het afleveren zijn "zonder enige inhoud" zowel wat kennis betreft
als waarden. *Enkel het formele heeft nog waarde, het inhoudelijke niet. Op dat
vlak speelt de doorlichting een zeer nefaste rol. Men is enkel in het
formele geïnteresseerd en alles wat inhoudelijk waardevol is, wordt verketterd.
Haal het onderwijs terug uit de handen van de pedagogen die er hun
experimentele speeltuin van hebben gemaakt en geef het terug aan de
specialisten. Leid toekomstige leraars en leraressen op, niet alleen tot
vaardige didactici, maar ook tot overbrengers van leerinhouden, kennis en
waarden. Maar ik vrees dat het daarvoor nu al te laat is, omdat de nieuwe
generatie leerkrachten geschoold is om enkel nog "vormelijk leuk"
maar "inhoudsloos" onderwijs te geven.
12. Taalleraar Staf
de Wilde
Ik ben onder andere vanwege deze didactische rage van
'vaardigheden voortijdig gestopt met lesgeven. De rage valt samen met een nooit
eerder meegemaakte bemoeizucht: de taalleerkracht bijvoorbeeld krijgt nu voorgeschreven
hoe hij of zij examenvragen moet opstellen, de punten verdelen, voor (of
liever: juist niet voor) de klas moet staan etc. In het licht ook van de
aankomende evaluaties is dit zeer bedreigend: leerkrachten die niet meegaan in
deze dwaasheid riskeren een negatieve beoordeling. Het meest ongelooflijke aan
de huidige rage is dat reeds vele jaren vanuit Nederland, waar een
gelijkaardige ontwikkeling veel vroeger werd ingezet, ons berichten bereiken -
onder meer in de vorm van debatten op de Nederlandse tv-zenders met al de
betrokken partijen - over de rampzalige gevolgen: het peil inzake kennis en
kunde bij de afgestudeerden aan het secundair onderwijs heeft daar een
historisch dieptepunt bereikt. Toch gaat men hier in Vlaanderen koppig en
vooral opdringerig door. Ik kan me niet voorstellen dat een ontwikkeld man als
onze huidige minister van onderwijs hiermee akkoord gaat: wie zijn dan wel de
snuiters die voor deze waanzin verantwoordelijk zijn. Het is een zwaar woord
maar naar mijn smaak gaat het hier om regelrechte decadentie. S
13. Erik De
Batselier: eenzijdige communicatieve aanpak (DM, 5.12.06).
Erik De Batselier wil meer inspraak van leerkrachten in de
pedagogie. Leraar Marc Hullebus hangt eindelijk de zaak eens aan de grote klok
(DM 29/11). Hetgeen op scholen al meer dan tien jaren ter sprake komt -
"het niveau verlaagt" -, wordt nu in Vlaanderen en West-Europa
aangeklaagd. Net zoals prof. Soetaert heb ik altijd gehuiverd bij de
"gezellige cafépraat" van oudere collega's, bijvoorbeeld over het
verlaagde niveau van talenkennis (DM 2/12). Ondertussen geef ik 29 jaar les als
leraar Nederlands en Engels (aso, tso en bso) en heb ik de evolutie naar het communicatieve en vaardigheidsonderwijs meegemaakt.
Mijn oogkleppen zijn tien jaar geleden afgevallen. Ik was toen ongeveer veertig
jaar maar nog niet vroeg oud, zoals professor Soetaert het cynisch, of is het
sarcastisch, stelt. Uiteraard is vaardigheden ontwikkelen een belangrijk
curriculumpunt, maar er zijn wel een paar bedenkingen. Inspectie, adviseurs,
begeleiders, onderwijsdeskundigen en de Dienst voor Onderwijsontwikkeling
hebben de bevindingen opgevolgd van de Europese Raad. In Nederland en Frankrijk
luiden ze ondertussen de alarmklok.
In de jaren tachtig
leerden we in de Engelse lessen de communicative approach hanteren en was
fluency al belangrijker dan accuracy. Het was een opluchting voor vele
leerlingen dat ze ook iets mochten vertellen zonder dat de leraar de taalfouten
onmiddellijk corrigeerde.
De Engelse handboeken lieten ondertussen de
grammatica bijna volledig achterwege. De woorden grammar en vocabulary werden
vervangen door functions en notions.
In het begin van de jaren negentig kwam de kentering en
zagen ook de Engelse succescursussen dat basiskennis van structuren en
grammatica noodzakelijke componenten zijn in het taalonderwijs. Zelfs de
werkboeken (dril!) deden weer hun intrede. Onze collega's Frans volgden
ondertussen schoorvoetend het Engelse communicative model. Op het einde van de
jaren negentig vertelde een adviseur Frans op een studiedag ons doodleuk wat
wij als collega's Engels al meer dan tien jaar hanteerden: hij had in Saffron-Walden
(bekende nascholing Engels) het communicatieve licht gezien dat bij ons allang
brandde.
Ik ga volledig akkoord als in taalleerplannen de
communicatieve vaardigheden, inzicht in taalregisters en taalvariaties, kennis
van leerstrategieën en reflectie vooraan staan. Soetaert stelt:
taalbe-schouwing is geen doel op zich, maar een middel om de vaardigheden te
verbeteren en heeft een ondersteunende functie. Met die laatste formulering
heb ik het een beetje moeilijk. Moet je
niet eerst die structuren en taalbeschouwing kennen om achteraf je zinsbouw,
woordenschat, stijl en spelling te verbeteren? Het is heel gemakkelijk om
een klasgesprek of debat te organiseren naar aanleiding van een videoreportage
over een actueel onderwerp (niet saai dus) zonder dat de leerlingen weten hoe
ze moeten redeneren, argumenteren, het woord vragen, taalregisters hanteren,
notuleren, met andere woorden hoe ze moeten spreken en zinnen bouwen. Ik denk
dat doceren zeker geen kwaad kan, al is het misschien soms saai.
Sommige studenten-stagiairs hebben vaak heel mooi
uitgewerkte lesvoorbereidingen, maar leggen minutenlang in de vreemde taal een
moeilijk (of zelfs gemakkelijk) woord uit, om toch maar vertalingen te
vermijden. De leerlingen begrijpen het woord dan vaak nog niet. Vertalen moet
je vermijden volgens onderwijsdeskundigen. Ik denk dat het toch nuttig kan zijn
om bovenvermeld euvel te voorkomen en zeker om de structuurverschillen aan te
duiden tussen de moedertaal en de vreemde taal.
Steeds nieuwe items komen in leerplannen aan bod,
waarschijnlijk voorgesteld door de Europese Raad. Zelfs al zijn het
minimumleerplannen en vrij ruim te interpreteren, toch moeten de vermelde
leerplandoelstellingen, bijvoorbeeld onderzoekscompetentie, vaak gerealiseerd
worden met minder lesuren. In het aso moeten onze leerlingen voorbereid worden
op hoge slaagkansen in het hoger onderwijs. Bij navraag bij oud-leerlingen die
talenstudies in het hoger onderwijs volgen, blijkt dat een degelijke
grammaticakennis (theorie!), woordenschat en spelling uiterst belangrijk zijn.
Laten we een gulden middenweg zoeken en de 'doewoorden' (een ander woord voor
'werkwoorden') en rare gezegdes uit het lager onderwijs bannen, een oud zeer
dat nog steeds niet is opgelost, zelfs niet na de vele theoretische studiedagen
die we aan dit onderwerp hebben besteed. Laten we bij jonge leerlingen de
structuren en kennis mondjesmaat aanbieden zodat de leerlingen in het
middelbaar onderwijs weten waarover we praten.
Ik heb de indruk dat de onderwijsspecialisten het ook niet
eens zijn met elkaar en dat sommige heilige professorenhuisjes worden
ingetrapt. Wordt het niet stilaan tijd dat het onderwijsveld, waar velen de
heer Hullebus min of meer genuanceerd volgen, een beetje meer inspraak krijgt
in de wereld van de pedagogen, inspecteurs en adviseurs? Die wereld tracht
blijkbaar op grote afstand de Europese Raadtheorieën door te voeren zodat je
met internetwerk een diploma haalt dat misschien een waarborg is om niet te
slagen in het hoger onderwijs. Dit is wellicht een overdreven voorstelling,
maar het herinnert me aan de eindexamenleerling van het middelbaar onderwijs in
Nederland die een paar jaren geleden in het NRC Handelsblad zijn ongenoegen
over de lage kwaliteit van het onderwijs in Nederland publiceerde onder de
titel: 'Surfen en scannen is genoeg voor een 9'.
Professor Soetaert huivert bij de gesuggereerde oplossing
van de heer Hullebus om meer te controleren, bijvoorbeeld vergelijkingen
publiceren van schooldoorlichtingen in een soort rankingmodel. Ik ben geen
voorstander van een rankingmodel omdat je misschien conclusies van
doorlichtingen niet helemaal correct kunt beoordelen. Er zouden wel scholen
rollen in het Vlaamse onderwijslandschap. Ik denk dat scholen, directeurs en
lesgevers enorm verschillen. Zou het dan niet interessant zijn een soort
baccalaureaat in te voeren? (Erik De Batselier is leraar Engels-Nederlands in
Lebbeke)
14. Geen examens voor
Frans en Engels: Viviane Buedts: lerares TSO (Canvas):
Als leerkracht Frans in het TSO 2de en 3de graad (sedert
1983) heb ik ook kunnen vaststellen dat de kennis van het Frans erop achteruitgaat.
Niet te verwonderen: sinds de jaren 90
moeten we de 40/60 regel toepassen. Leerlingen
zijn heus niet dom : ze weten dat er maar 40% van de punten op kennis staan.
Een ander probleem, zijn de evaluatievormen die tegenwoordig
in de scholen gehanteerd worden. In onze middenschool (=1ste en 2de jaar) werd
twee jaar geleden het klassieke examensysteem (examens met Kerstmis, Pasen en
juni) afgeschaft voor de vreemde talen Frans en Engels. In de plaats kwam er permanente evaluatie (P.E.) voor
Frans en Engels. We mogen immers veronderstellen dat PE in de toekomst ook in
de bovenbouw zal worden ingevoerd. De meeste taalleerkrachten van de tweede en
derde graad zijn hier niet voor gewonnen. Hiervoor zien we verschillende
argumenten: Door de P.E. leren de
leerlingen geen grotere gehelen meer verwerken. Het leren verwerken van een groter
leerstofgeheel is nochtans een onmisbare troef voor de leerlingen die na het
6de jaar nog gaan verder studeren. De leerkrachten vrezen voor de toekomst
een daling van het niveau. Zo dreigt bij ouders en leerlingen de perceptie
te ontstaan dat Frans en Engels vakken zijn waarvoor je in onze school zelfs
geen examen meer hoeft af te leggen. Als we kennis opnieuw een plaats willen
geven in ons onderwijs, dan impliceert dit volgens mij ook dat we ze op een
volwaardige manier mogen evalueren , d.w.z door middel van examens die gaan
over grotere leerstofgehelen. (Commentaar: ook leerlingen aso 3de graad melden
ons dat het examen Frans en Engels nog weinig inhoudt.)
15. Kritiek op
verwaarlozing grammatica, kennis
e.d.: Kris De Boel - Tertio, 13.12.06
Vaardigheden die niet
op kennis gebaseerd zijn, bestaan niet. In de zestien jaar dat ik lesgeef, heb
ik nooit een vaardigheid zien toenemen daar waar kennis afnam.
Leraars worden
vandaag geconfronteerd met leerplannen en eindtermen die het almaar meer
hebben over toegepaste, functionele kennis, over kennis waar je iets mee
bent, die leidt tot vaardigheden. Op zich is dit natuurlijk uitstekend. Kennis
moet immers toepasbaar zijn. Dus hoe algemener de kennis is - bijvoorbeeld
grammatica en logica - hoe meer ze toepasbaar is en hoe meer ze in concrete
situaties tot toepassing leidt.
Op beleidsniveau is de omgekeerde beweging te
horen: weg met het abstraherend denken, want dat is wereldvreemd. Weg met de
theoretische wiskunde, want daar ben je toch niet veel mee in een concrete
situatie. Weg met de Latijnse grammatica, want die sluit niet aan bij de
leefwereld van de leerlingen.
Ik ga even dieper in op de grammatica.
Een tiental jaren
geleden oordeelde men dat de grammatica die in de Oudheid werd uitgewerkt en
die sinds het humanisme in onze contreien werd gebruikt, plots niet meer deugde
te moeilijk en geen positieve effecten en dus aan vervanging toe was. Al
wie dus van het taalonderwijs in onze gewesten heeft genoten vanaf de zestiende
eeuw heeft zijn taalvaardigheid blijkbaar aan zichzelf te danken en niet aan
het onderwijs. Ik vind dit een belediging voor al die mensen die mij zijn
voorgegaan, maar ook voor mezelf en mijn klasgenoten van wie ik weet dat de
meesten zich heel goed kunnen uitdrukken in het Nederlands, het Frans, het
Engels en het Duits.
Dan vraag ik me af:
waar komt die legendarische taalvaardigheid van de Vlamingen dan vandaan, als
het traditionele taalonderricht daar zo slecht was?...Ik zie niet in waarom
het begripsvermogen van de leerlingen die nu in de klas zitten kleiner zou zijn
dan het mijne toen ik hun leeftijd had. Ik weiger dat te geloven. Ik heb
veeleer de ervaring dat zwakkere leerlingen meer gebaat zijn bij een strakke
grammaticale structuur, dan sterke leerlingen. Die kunnen ook voort met wat
minder structuur. Idem dito met de vele moderne werkvormen. Leuk, maar nefast
voor de zwakkeren.
De talennota van de minister besluit: Het is niet de
bedoeling terug te grijpen naar het traditionele grammaticaonderwijs. Ik
schrik nogmaals. Er wordt immers geconstateerd dat het traditionele grammaticaonderwijs
werd verlaten en dat het sinds een tiental jaar bergaf gaat met het
talenonderwijs. Men weigert echter expliciet de voor de hand liggend conclusie
te trekken.
Is het ook niet eenzijdig in de talennota voortdurend te
verwijzen naar een Europees referentiekader voor vreemde talen? Dat
referentiekader ziet talen alleen als communicatiemiddel
Ik huiver ervoor om dat wat generaties lang de sterkte is
geweest van Vlaanderen en van de Vlamingen overboord te gooien. Vooral weiger
ik mee te gaan in een soort verlicht denken dat hoogmoedig alles wat vroeger
tot stand werd gebracht, verwerpt, en dat pretendeert op basis van
wetenschappelijke methodes de vaardige modelleerling te creëren. Ik vrees ook
voor de neiging om alles zowel menswetenschappen als exacte wetenschappen- zo
functioneel en toepasbaar te maken, het kritische denken van de leerlingen
aantast. Als alles moet passen in een kader en als er niet meer abstract, dus
met een zekere afstandelijkheid tegenover de werkelijkheid, mag worden gedacht,
zal de nieuwe modelleerling misschien goed functioneren binnen een systeem,
maar hij zal dit systeem niet meer in twijfel trekken. Dan houd ik mijn hard
vast voor de toekomst (K. De Boel, leraar klassieke talen, Gent: Alles
functioneel en toepasbaar maken tast kritisch denken aan)
16. Taalleerkracht XY
:inhoudsloosheid
Zelf klaag ik de ontwikkeling naar inhoudloosheid al meer
dan tien jaren aan, zowel op school als in de pers of direct bij de bevoegde
minister. Jouw actie krijgt duidelijk meer weerklank en hopelijk blijft het
niet bij 'klank'. Wat we zouden moeten lanceren als boodschap is te vatten in
deze slogan: 'kennis is fun'. Dit zou in alle schoollokalen mogen uitgehangen
worden. Ieder individu beleeft er plezier aan iets te weten en te kunnen; de
collega's die wij het meest waarderen zijn zij aan wie we kunnen vragen wat we
zelf niet weten; kennisspelletjes op tv of in quizclubs blijven talloze kijkers
en deelnemers boeien, ongeacht het feit of deze kennis relevant is of niet.
Daarnaast is het absoluut onontbeerlijk dat de leerlingen worden
voorbereid op de totaliteit van het leven en wegwijs worden gemaakt in de
maatschappij, in de overvloed aan boodschappen die op hen afkomen.
Bovendien is het fundamenteel onjuist dat vaardigheden op
zichzelf staan. Hoe kan men verwachten dat leerlingen correct spellen als zij
het verschil niet meer inzien tussen een vervoegd werkwoord en een voltooid
deelwoord; hoe kunnen zij Duits leren als zij niet weten wat een voorzetsel is,
een lijdend of meewerkend voorwerp? Nochtans is het ons taalleerkrachten
verboden om nog op een 'systematische manier' aan spraakkunstonderwijs te doen.
Het zijn verder toch vooral de mensen diemee te delen hebben die vlot kunnen
spreken (wat iets anders is dan babbelen, uit de nek kletsen) of schrijven, en
omgekeerd: om de anderen te begrijpen, al lezend of al luisterend, heb je toch
woordenschat nodig en een referentiekader? Hoe vaak heb ik als leraar
Nederlands niet moeten vaststellen dat zelfs mijn leerlingen uit het aso een
informatief krantenartikel niet begrepen, laat staan een editoriaal met
politieke referenties? Hoe kun je aan een zinvol literatuuronderwijs doen zonder
de auteur te kaderen in zijn tijd en wat weten de leerlingen dan over die tijd?
De nieuwe rage ziet de leraar als een coach die de
leerlingen de opdracht geeft om de informatie zelf op te zoeken, onder meer op
het internet. Dit is gewoon het probleem verschuiven. De ervaring leert dat
zelfs onze aso-leerlingen wel teksten kunnen downloaden, maar ze duiden en
correct inlassen in hun eigen teksten, dat is andere koek. Dat brengt ons terug
tot het bovenstaande: woordenschat en referentiekader. Kennis is een
accumulatief proces: zonder een brede basiskennis kan men onmogelijk een eigen
kennis opbouwen: om te vinden moet men in de eerste plaats weten wat men zoekt
- tenzij men gelooft in serenpediteit natuurlijk.
17. Kennisgericht
onderwijs niet noodzakelijk saai: leraar Blankenberge
Van mezelf wil ik eigenlijk alleen maar zeggen dat ik tussen
1966 en 2004 (en nog eventjes vier maanden in 2006) les heb gegeven, Nederlands
en Duits, bijna uitsluitend in het Maerlant-Atheneum Blankenberge en dat ik het
bijna altijd zeer graag heb gedaan. In 2004 ben ik toen 60 - met pensioen
gegaan, vooral omdat ik niet moest weten van het formuleren van eindtermen en
omdat ik geen derde doorlichting meer mee wou maken, waarbij zou blijken dat
leerlingen bijvoorbeeld van Maerlant enkele fragmenten in het Middelnederlands
moesten lezen en die ook nog moesten kunnen omzetten in vlot modern Nederlands
De inspectie zou aan de examenvragen ook hebben kunnen zien dat de leerlingen
niet alleen een gedicht van van Ostaijen hadden besproken, maar dat ze ook
moesten weten in welke tijd hij leefde en tot welke stijlrichtingen hij had
behoord en welke andere beeldende en dichtende kunstenaars hem hadden
geïnspireerd. Die leerlingen hadden dan ook nog aartsmoeilijke dictees moeten
schrijven, met vele moeilijke woorden en begrippen in, die ze van buiten
moesten leren om ze te kennen. En ik, die nu ook al sneller begin te vergeten,
besef(te) dat ze veel van die woorden zouden vergeten én er veel zouden
onthouden én dat ze er geen zouden onthouden als ze er geen hadden moeten leren.
Ik leerde ze de naam voornaamwoordelijk bijwoord en ik zou het jammer vinden
als leerlingen die dat begrip intellectueel net kunnen kennen en het juiste
gebruik ervan inzien, dat niet meer zouden mogen. En ik gaf uitspraaktips en
corrigeerde ook wel eens de uitspraak, beseffend dat ik spontaneïteit zou
remmen. Ik was bang geworden dat dit alles niet meer mocht, niet bang voor mezelf,
zeker niet voor de leerlingen, noch voor hun ouders, maar voor de school
waarvoor het verslag er minder gunstig had kunnen uitzien
Ik lees voortdurend
dat de leerlingen nu veel mondiger zijn geworden
, maar ik stel vast dat de
evolutie naar betere uitspraak (en naar juister woordgebruik en correctere
zinsbouw) is gestopt, omdat vooral pedagogen teveel nadruk hebben gelegd op het
louter communicatieve leren. Realiseerden ze zich dan niet dat die slordige
omgang met taal bij die vlotte Nederlanders evenzeer vaak leidt tot
gebrekkige communicatie? Ik weet natuurlijk zeer goed dat niet alleen die
pedagogen schuld hebben. Zouden zij en alle onderwijzenden en vooral ook die in
hogescholen en universiteiten én de onderwijsministers in Vlaanderen en
Nederland niet weer expliciet meer belang aan juist en verzorgd taalgebruik kunnen
(willen) hechten? Mijn Duitse lessen met veel communicatie konden niet zonder
af en toe een dosis grammatica en alle nieuwe woordjes stonden in de cursus met
ernaast de Nederlandse vertaling
en die woordjes moesten leerlingen leren en
op het examen was er een moeilijke vertaaloefening.
Ik raad tot slot
ieder, die met onderwijs te maken heeft en die mijn mening deelt en ook
diegenen die dat standpunt helemaal niet bij kunnen treden aan wijze J.A.
Dautzenbergs artikel De onttakeling van het middelbaar onderwijs in Ons
Erfdeel 44ste jaargang nr 5 eens te lezen (DM, 06.12. 2006).
18. Grammaticale/lexicale
onderbouw: Gerda Van den Bosch
Ik weet dat je geen huis bouwt zonder funderingen en dus
voor mij ook geen vaardigheden zonder grammaticale/lexicale onderbouw. Ik ben
lerares Italiaans aan volwassenen en die mensen hopen nog op structuur. Ik
probeer het goede van toen (waarvan ik nu zelf nog de vruchten pluk, zoals
"driloefeningen") te integreren in het goede van nu. Ik denk dan aan
taalfuncties. Italianen hebben al heel wat ervaring met het aanleren van hun
eigen taal als 2de en vreemde taal. Dit onderwerp bestuderen zij ook grondig
(en ik dus ook). Toevallig lees ik nu een studie "over taal in
gebruik" en het trof me ongeveer dezelfde stelling in de oproep van Marc
Hullebus aan te treffen, nl. dat
naarmate de grammaticale en lexicale kennis toeneemt ook de
"vaardigheden" vlotter worden. Ik vrees dat wat we nu in het
(vreemde)talenonderwijs verwacht worden te doen is een huis te bouwen en alvast
met het dak te beginnen! Ik heb zelf een dochter in het zesde leerjaar en als
ik nu zie hoe WO wordt aangepakt dan kan ik wel huilen...zonder te spreken over
de "vaardigheidsstress" in mijn eigen lesgeven.
"Vaardigheidsonderwijs" staat voor mij gelijk aan een soort van
"moedertaalmethode" maar daar ontbreekt de tijd voor.
19. Schrijfvaardigheid
en grammatica: Gunther Convens
Veel leerlingen weten niet meer wat een
voltooid deelwoord is. Leg dan maar eens uit wat het verschil is tussen
'hij verhuist' en 'hij is verhuisd'. Voor hen klinkt dit hetzelfde en dus
schrijven ze het ook hetzelfde. En als ze hier niet uit de bocht gaan, gebeurt
het ongetwijfeld bij het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord: 'de
vermelde leerlingen'. Klinkt hetzelfde als 'de directeur vermeldde de
leerlingen'. Wederom voor veel leerlingen één pot nat, want wat is dat
eigenlijk, een bijvoeglijk naamwoord of zoiets? Ik wou gewoon even duidelijk
maken dat voor velen een fout tegen de T-regel het summum van slecht spellen
inhoudt, terwijl dergelijke fouten toch snel gemaakt zijn. Ze vragen enig
grammaticaal inzicht. En dat is er niet meer. Anders is het gesteld met
eenvoudige regels als hoofdletters, zeker aan het begin van een zin.
De malaise zit heel diep. En ik zie maar twee mogelijke
oorzaken: luiheid of een pedagogische strategie die drijft op los zand. Om nog
even pessimistisch te eindigen. Weinig mensen beseffen eigenlijk hoe slecht het
daadwerkelijk gesteld is met de schrijfvaardigheid van onze jonge mensen. Zelfs
de eenvoudige regel van congruentie tussen persoonsvorm en onderwerp wordt soms
niet meer toegepast. En dan lees je dingen als: 'Wij moestte vertrekken.' Twee
fouten in één klap. Louter de invloed van sms-taal? Sms'jes wil je net zo kort
mogelijk houden. Waarom dan in godsnaam een -t toevoegen? Zoals sommige
leerlingen me vertellen: zo'n werkwoord schrijven blijft toch altijd gokken.
20. Schrijfvaardigheid:
Gerd Daniels -Canvas
Als het inzicht in de
vormleer of de interne structuur van woorden ontbreekt wordt gokken
onvermijdelijk. Mensen met aanleg en interesse voor taal komen er vroeg of laat
zelf wel achter hoe het allemaal in elkaar zit, en voor de rest blijft het een
eeuwig mysterie. Waar dit inzicht ontbreekt in de eigen moedertaal heeft dit
ook nog eens een negatieve weerslag op het aanleren van vreemde talen. En
grammaticaal inzicht komt niet uit de blauwe hemel gevallen, dat vraagt enige
geestelijke inspanning. Nu hoeft grammatica niet saai te zijn, maar je moet er
wel je hoofd bij houden. Het was dan ook een grote dwaasheid om systematisch
spraakkunstonderricht te verketteren als 'te moeilijk' en 'te saai', en dan
bovendien b.v. de werkwoorden te vervangen door 'doe-woorden' en dergelijke
terminologische aardigheidjes meer, zodat behulpzame ouders en grootouders er
ook nog het noorden bij kwijtraakten. Met de kennis van de zinsleer en de
samenhang tussen verschillende zinnen in een tekst is het niet beter gesteld.
De resultaten op gebied van schrijfvaardigheid zijn ernaar. Een duidelijke
illustratie dat vaardigheden zonder de kennis van een aantal basisprincipes in
feite nepvaardigheden zijn.
21. Gebrekkige
taalvaardigheid: Gerd: Canvas
De VRT (Morgen Beter) was zo goed om enkele opnames te gaan
maken waarin jongeren van nu aan het woord kwamen. Ik heb er voornamelijk veel
kromme zinnen horen uitkomen, en geen enkele zin die min of meer correct
Nederlands genoemd kon worden. Frans was er niet bij, en de vaardige gesprekken
in het Engels bestonden exclusief uit zinnen die regelrecht uit vrij
simplistische soaps afkomstig waren. Om dat te leren hoeft men eigenlijk niet
naar school te gaan. En aan leerkrachten die daar genoegen mee nemen was
eigenlijk een dure lerarenopleiding verspild.
Erwin heeft gelijk: probeer maar eens Duitse naamvallen te
leren gebruiken door jongelui die het onderscheid niet kennen tussen een
lijdend en een meewerkend voorwerp, want dat is voor die arme kindertjes te
moeilijk. Of die in de 'praktijk' geleerd hebben dat het eigenlijk niet zo nauw
steekt met het woordgeslacht, of dat het op een lettertje minder of meer niet
aankomt. De generatie van 'ze-moeten-me maar-begrijpen'. Intussen zijn ze dan
al wel 15 of 16 jaar geworden, een leeftijd waarop men niet geneigd is zich
plots allerlei 'onnozele regeltjes' te laten voorschrijven, o dames en heren
pedagogen die (terecht) van oordeel zijn dat men rekening moet houden met de
persoonlijkheidsontwikkeling, en dan worden de toverwoorden 'remediëren' en
'gedifferentieerde aanpak' bovengehaald en blijkt dat die zoals de meeste
toverwoorden zelden het gewenste effect hebben. Niet dat er geen jongeren zijn
die vlot ter tale zijn, maar die hebben dat meestal wel van thuis meegekregen.
Wat misschien verklaart waarom er zoveel zonen en dochters van... zijn die wel
snel hun weg vinden in politiek en maatschappij.
22. Schrijver Marc
Reugebrink
Zelf ben ik geen leerkracht, maar wel ooit - in de jaren
tachtig- als leerkracht opgeleid. Dat gebeurde in Nederland, en het gebeurde in
een tijd dat ik mijzelf als leerling van de Nederlandse HAVO al meer en meer
het slachtoffer begon te voelen van de didactische principes van
onderwijskundigen die de zegeningen van mei 68 nogal overdreven. Als
middelbaar scholier had ik tegen dat alles geen verweer (zoals velen was ik op
die leeftijd meer bezig met hormonale kwesties, vrees ik), maar eenmaal student
aan een Nieuwe Leraren Opleiding (= regentaat) - en toen, net als nu nog
steeds, van een politiek gesproken linkse signatuur - vond ik wat toen
functioneel onderwijs heette doorschieten naar een laisser-faire, terwijl het
democratisch leraarschap dat ons bij colleges onderwijskunde nogal autoritair
werd opgedrongen, niet in vraag gesteld mocht worden. Dat weerhield me niet,
maar dergelijke, door mijn docenten onmiddellijk als politiek rechts
uitgelegde praatjes bemoeilijkte wel mijn afstuderen destijds (in 1984 alweer).
Dit alles niet om nog eens een klaagzang aan te heffen over wat ik zelf de
vernietiging van het Nederlandse onderwijs noem (al maak ik me zorgen over de
verhalen waarmee mijn (Vlaamse) vrouw, leerkracht Latijn, van studiedagen komt,
alwaar men het blijkbaar maar niet kan afleren om naar Nederland te kijken als
het grote voorbeeld en derhalve serieus over rampen als het studiehuis
schijnt te debatteren). Hoogstens kan ik vanuit mijn Nederlandse achtergrond
zeggen dat Vlaamse leerlingen mij nog steeds een wonder van eruditie en
intelligentie lijken vergeleken bij de gemiddelde Nederlandse leerling. Die is
alleen mondig... Het gaat er maar om dat, ondanks het feit dat ik niet in het
onderwijs ben beland (ik kwam terecht in de wereld van de literatuur), ik me
altijd ben blijven interesseren voor ontwikkelingen binnen het onderwijs. Ik
zou daarom ook graag uw volledige oproep eens willen lezen.
Bijlage: inhoudstafel
van witboek moedertaalonderwijs van Onderwijskrant, nr. 153
*Modieuze
moedertaalmethodiek: voorstelling themanummer *Taalrelativisme:
recente uitingen én kritiek van bekende taalkundigen *25 jaar
taalrelativisme, uitholling moedertaalonderwijs en afwijzing van NT2 *Kritiek
op eindtermen en leerplannen Nederlands
*Ex-leerplanvoorzitter
Callebaut banaliseert Standaardnederlands én
klassiek taalonderwijs & pakt uit met post-AN taalparadijs *Taalinzet
Onderwijskrant & respons in klaspraktijk *Dramatische
taalachterstand & taalalarm Van Hecke & Smet *Afwijzende
reactie van Steunpunt GOK en taalachterstandsnegationisten op taalalarm van Van Hecke, Smet e.a. *Meertalig
onderwijs en OETC als wondermiddel en wetenschappelijke studies
|