Verantwoordelijken
voor uitholling taalonderwijs reageerden bitsig bij start O-ZON-debat in 2007 (Raf
Feys en Noël Gybels: Onderwijskrant nr. 140 & O-ZON-witboek: januari 2007)
Woord vooraf
De voorbije 15 jaar besteedde Onderwijskrant veel aandacht
aan de uitholling van het taalonderwijs.
Binnen onze O-ZON-campagne was dit ook een centrale gedachte. Zie ook ons Witboek Taalonderwijs, Onderwijskrant nr.
153 op www.onderwijskrant.be. Bij de start van de O-ZON-campagne
probeerden een aantal neerlandici die betrokken waren bij de opstelling van de
controversiële eindtermen/leerplannen en bij de propaganda voor de eenzijdige
communicatieve of taalgerichte (vaardigheids)aanpak om de O-ZON-campagne in de
kiem te smoren. In een bijdrage van januari 2007 brachten we hier verslag over
uit.
-
Inleiding
In het kennisdebat van de voorbije maanden merkten we dat de
meeste verantwoordelijken voor de gecontesteerde eindtermen, leerplannen en
methodieken taal zich veelal gedeisd hielden. Het Steunpunt NT2-Leuven maakte
destijds een vernietigende analyse van het klassieke taalonderwijs en opteerde
voor eenzijdig taakgericht taalvaardigheidsonderwijs. Steunpuntmedewerkers als
Jaspaert en Van den Branden hadden ook veel invloed op de formulering van de
gecontesteerde eindtermen. Zij verkozen wijselijk niet in te gaan op de recente
kritiek.
Dit was ook het geval bij de opstellers van documenten/leerplannen
waarin gesteld werd dat minstens 60% van de tijd en van het examen besteed
moest worden aan taalvaardigheden. (NvdR: Onze O-ZON-actie leidde tot het later
schrappen van die 60%/40% maatregel.) In een vorige bijdrage zagen we ook al
hoe Jan TSas als eindredacteur van KLASSE het debat en de vele reacties van de
leerkrachten doodzweeg in het januarinummer van KLASSE.
Enkele neerlandici die mede verantwoordelijk zijn voor de
eenzijdigheid van de eindtermen, leerplannen en methodieken, gingen wel in de
tegenaanval. In eerste instantie probeerden ze het debat een halt toe te
roepen. In dit artikel bekijken we de reacties van Soetaert, Mottart, Valcke,
TSas, Rymenans, Callebaut en het standpunt van VON (Vereniging voor Onderwijs
in het Nederlands).
De academici Soetaert, Mottart en Valcke (Ugent), Rymenans
en TSas (UA en VON)
stellen het voor alsof zij in het verleden steeds een
genuanceerd standpunt verkondigd hebben. Er is dan ook niets mis met de
eindtermen en leerplannen taal en met hun moderne vakdidactiek. Het zijn
enkel leerkrachten die te lui, te dom of
te nukkig zijn om hun taalideologie toe te passen die nu protesteren.
Vooraleer we uitvoerig uit hun betoog citeren, willen we
Soetaert en co heel even herinneren aan recente uitspraken van henzelf en
collegas neerlandici die een analoge visie verdedigden. Ronald Soetaert
(neerlandicus UGent) poneerde: "De
kennisoverdracht, de verdeling van het curriculum in vakken, de obsessie met
het schoolboek het is allemaal passé (DS, 1.09.01).
In Taaldidactiek voor
het funderend onderwijs (Acco, 2004) schreven de neerlandici Frans Daems
(UA) en Kris Van den Branden (Steunpunt NT2 Leuven): Systematisch expliciet onderwijs van elementen, zoals woordenschat,
spellingregels e.d. is weinig effectief. .. Een slechte spelling maakt een
taal niet slechter, en een goede spelling maakt een taal niet beter. Koen Van Gorp (Steunpunt) pleit er voor een
zelfontdekkende constructivistische aanpak met de leraar als 'coach'.
In Weg met de grammatica beweerde Rita Rymenans (UA)
onlangs nog dat volgens de Vlaamse taalkundigen scholen hun tijd verkwisten met het aanleren van grammatica (DM,
20.01.05).De slogan taalonderwijs=taalvaardigheidsonderwijs is vooral
gelanceerd door mensen van NT2-Leuven (Jaspaert, Kris Van den Branden
) en van de VON (o.a. Rymenans en Daems).
De hiervoor vermelde neerlandici kregen dan ook de kritiek
dat ze een eenzijdige visie propageerden en mede verantwoordelijk zijn voor de
polarisering tussen kennis en vaardigheden. In hun verdediging wassen ze de
handen in onschuld. Ze hangen een karikatuur op van de vele kritiek en draaien
zelfs de rollen om. TSas, Soetart, Mottart, Rymenans
beweren dat niet zij,
maar hun critici polariseren en vaardigheden tegenover kennis plaatsen. De
critici zijn volgens hen vooral gefrustreerde en ouderwetse leerkrachten die er niet in slagen de moderne visie van
de neerlandici achter de eindtermen en leerplannen (taal) toe te passen.
Jan TSas paste dus een dubbele verdedigingsstrategie
toe. Als eindredacteur van KLASSE
verzweeg hij het debat in KLASSE. In De Standaard, in Taalschrift en in de
VON-reactie ging hij resoluut in de aanval door manipulatie en ridiculisering
van de argumenten van de critici. Aanvankelijk reageerden in Taalschrift
enkel een paar Taalunie-vrienden op zijn standpunt. Na een paar weken kreeg
TSas er ook veel kritiek vanwege docenten en leerkrachten Nederlands.
2. Soetaert en Valcke (UGent) wilden debat
counteren
2.1 Reactie van Soetaert
Met zijn onmiddellijke reactie op de publicatie van het
standpunt van Hullebus wou prof. Ronald Soetaert (neerlandicus U Gent)
duidelijk de discussie in de kiem smoren (Vroeger was het beter; DM,
2.12.06). Het ging volgens hem enkel om een
simplistische oprisping van de oude leerkracht en moraalridder Hullebus.
De meeste leerkrachten gingen volgens de professor helemaal niet akkoord met de
oprispingen van Hullebus. In polls bleek achteraf dat 80 à 90 % zich akkoord
verklaarden, dit alleen al bewijst hoe weinig voeling lerarenopleider Soetaert
heeft met de praktijk. André Mottart,
een medewerker van prof. Soetaert, pakte in De Standaard (9 december 2006) uit
met een analoge verdediging. Maar Soetaert en Mottard goten met hun reactie
eerder olie op het vuur. Soetaert is een van de mensen die de voorbije 15 jaar
de klassieke onderwijsaanpakken de vernieling in schreef en voortdurend voor
een cultuuromslag pleitte (zie 2..2).
Het huidige onderwijs kan volgens Soetaert niet slechter
zijn dan vroeger: Ik meen me te
herinneren dat het grootste deel van de vakken destijds uitermate saai was,
waardoor al die kennis bij mij ook verdampt is. Die vakken werden inderdaad
gegeven vanuit het ideaal van de kennisoverdracht en dril. Ik constateer bij
mezelf dat bijvoorbeeld mijn Frans nu ook geen bewijs is van een voorbeeldige
didactiek. Deze uitspraak kwam ook ter sprake in het VRT-programma Het
Salon van zondag 9 december. Alex
Vanneste, prof. Frans UA, en Kurt Van Eeghem merkten fijntjes op dat
Soetaert dan toch destijds veel pech gehad moest hebben; bij hen was er veel
minder verdampt. Hierop gaf Soetaert ruiterlijk toe dat hij wel wat overdreven
had in de krant. Dat het onderwijsniveau gedaald is, is volgens Vanneste niet
enkel de mening van de meeste leerkrachten, maar ook van veel professoren en
van het bedrijfsleven. In De Standaard (9 december) bestempelde een medewerker
van prof. Soetart, André Mottart, eveneens het door zijn generatie genoten
onderwijs als frustrerend en weinig zinvol: De vernieuwing van het onderwijs
was een reactie tegen het soort onderwijs dat we allemaal ervaren hebben als
frustrerend en weinig zinvol. Daar willen we toch niet naar terug?.
De beste verdediging is de aanval, moet Soetaert gedacht
hebben. In zijn opiniestuk stopt hij al te graag de critici in het
conservatieve en rechtse verdomhoekje: Ik
erger me vaak aan dit gezelschap. Het gaat dan om het Belang van Kennis, de
Spelling en Grammatica. Om normen en waarden (wormen en waarden denk ik
dan zoals Koot en Bie). Soetart past - net als Jan TSas, de gekende
verwisseltruc toe. Hij en andere taaldidactici krijgen de kritiek dat ze
polariseerden door hun kunstmatige tegenstelling tussen vaardigheden en kennis.
Soetaert beweert dat precies Hullebus en de andere critici op een kunstmatige
polarisering aansturen.
2.2 Soetaert en ontscholingsdiscours
In een 1-septemberbijdrage in 2001 ondersteunde prof.
Soetaert de aanval van onderwijsminister Marleen Vanderpoorten op het klassieke
lesgeven. Hij verklaarde zich akkoord met Vanderpoorten en ondersteunde en
poneerde: "De verdeling van het
curriculum in vakken, dit soort kennisoverdracht, de obsessie met het
schoolboek het is passé
Vroeger was de leerkracht een hogepriester die
kennis bezat en overdroeg; aan zijn gezag werd niet getornd. De kennis die hij
overbracht, had iets vanzelfsprekends, iets waardevols, iets zinvols, de hogere
literatuur, de belangrijkste geschiedenis. Soetaert stelde in zijn
spreekbeurten ook radicaal dat de klassieke boekcultuur en leerstof totaal
voorbijgestreefd waren in het ICT-tijdperk waarin leerlingen totaal anders
leerden: boekengeletterdheid moest plaats ruimen voor mediageletterdheid. Op
de BON-website beweert dezelfde Soetaert nu dat hij al levenslang zowel in zijn
onderwijs als publicaties wanhopige pogingen doet om polariseringen aan te
klagen. We hebben daar niets van gemerkt.
Op maandag 11 december 2006 protesteerden drie professoren
literatuur (Hugo Brems, Karel Porteman en Frank Willaert) tegen de minachtende
wijze waarop Soetaerts medewerker Mottart zich uitliet over kennis en de hogere
literatuur in De Standaard van 9 december. Mottart en co willen dat de
leerkrachten vooral inspelen op de leefwereld van de leerlingen, de wereld van
de media, de straat, de tv, de reclame. Het is volgens Brems en co de plicht om
de leerlingen even weg te halen uit hun leefwereld in plaats van telkens
opnieuw hetzelfde te bevestigen en om hen te laten zien hoe de eeuwige dingen
als schoonheid, liefde of dood nu en vroeger, hier en elders altijd hetzelfde
en toch weer anders worden beleefd en verwoord. De professoren vragen respect
voor alle leraren, die, ondanks de onderwijskundige onzin van Mottart en Co,
bij hun leerlingen belangstelling proberen op te wekken voor Beatrijs, Egidius,
Gezelle én de actualiteit van de boekenbijlagen. Dezelfde professoren zullen
zich ook wel geërgerd hebben aan de wijze waarop Soetaert, Mottart en Jaspaert
zich op een studiedag van de Nederlandse Taalunie (23.05.06) uitlieten over het
literatuuronderwijs.
Na een spreekbeurt van Soetaert over media-geletterdheid
(te Roeselare) merkten we voorzichtig op dat o.i. de boekencultuur, de
klassieke basiskennis en de klassieke instructietechnieken nog niet
afgeschreven waren en dat we ICT en internet eerder beschouwden als een
bijkomend middel dan als een cultuuromslag. We kregen onmiddellijk de volle
lading. De kritiek inzake de daling van het niveau bestempelt Soetaert meteen
als cafépraat van ouderen. Het door Marc Hullebus gevraagde debat vindt hij
dan ook geen goed idee.
2.3 Actie vanwege prof. M. Valcke
Soetaert en zijn collega Mottart (zie punt 3) kregen
achteraf veel kritiek vanwege de leerkrachten en vanwege professoren
letterkunde als Hugo Brems. Een week later ondernam ook prof. M. Valcke nog een
poging om Hullebus en co tot bedaren te brengen en om de aandacht af te leiden
van de kritiek op zijn belaagde Gentse collegas. Via een brief probeerde de
voorzitter van de vakgroep Onderwijskunde Hullebus te intimideren en te
imponeren met de stelling: U als
leerkracht weet evengoed als ikzelf dat het voeren van een discussie op basis
van anekdotes en verhalen afbreuk doet aan de complexiteit van wat leren en
onderwijzen is. Vanuit zijn ivoren toren poneerde Valcke dat er absoluut
geen kloof is tussen beleid en werkvloer. Ook de discussie over de verhouding
tussen kennis en vaardigheden vindt Valcke nutteloos: Elke leerkracht, onderwijskundige, pedagoog, inspecteur, begeleider
weet dat de verhouding tussen kennis en vaardigheden schommelt tussen 0%-100%,
afhankelijk van de fase in een leerproces, de doelgroep bij de leerlingen,
enz..
Valcke stelde verder ten onrechte dat hij uit het
PISA-onderzoek kan afleiden dat er in Vlaanderen geen spanning is tussen kennis
en vaardigheden. Hij negeert tegelijk ook de vele klachten en de vele studies
van professoren en docenten die er de voorbije 2 jaar voortdurend op wezen dat
het slecht gesteld is met de kennis van Nederlands, Frans, Engels, Duits,
scheikunde, wiskunde, geschreven taal, abstracte woordenschat
en dit op basis
van vergelijkende instaptoetsen.
3. Mottart: kankerende leerkrachten
Ook André Mottart, een medewerker van prof. Soetaert,
probeerde via een vlugge reactie in De Standaard (Kennis is macht, DS,
9.12.06) het debat af te stoppen. Mottart doceert vakdidactiek Nederlands en
stippelde mee de eindtermen voor Nederlands uit. Achteraf kreeg hij bakken
kritiek over zich vanwege de leerkrachten en vanwege collegas Nederlands van
andere universiteiten.
Evenals Soetaert stelt Mottart dat de kritiek enkel uitgaat
van oude, kankerende leerkrachten die
niet willen vernieuwen en niet inzien dat de vernieuwing een reactie is op het
frustrerend en zinloos onderwijs dat ze zelf genoten hebben. Die leraars willen
nog de kennis doorgeven die ze zelf op school meegekregen hebben. Maar het
onderwijs kan de kennis van dertig jaar geleden niet zomaar doorgeven. Kennis
is geen objectief vaststaand pakket van feiten die onveranderd van de ene
generatie op de andere overgaan.
Er is nu eenmaal het internet. Je kunt van
leerlingen niet verwachten dat ze nog allerlei dingen vanbuiten leren die ze
met een klik op het net vinden.
Verder stelt Mottart: Waar
is het wetenschappelijk bewijs dat ze niet meer kunnen spellen? Ik erger mij
aan die veronderstellingen. Ook Mottart wekt ten onrechte de indruk alsof
er geen aanduidingen en harde bewijzen zijn voor de niveaudaling op tal van
gebieden. Mottart stelt verder dat leerkrachten het altijd moeilijk hebben met
nieuwe zaken en dan liever teruggrijpen naar vroeger: Om de zes jaar verandert de leefwereld van de leerlingen. Je merkt dat
bijvoorbeeld aan de handboeken, die raken zo snel gedateerd. Onderwijs loopt
onvermijdelijk achterop.
Toen de computers opkwamen verboden sommige leraren
hun leerlingen om opstellen op de computer te maken, want ze zouden het
schrijven verleren. Jongeren schrijven nu veel meer dan vroeger, ze smsen, ze
mailen. Maar nu is dat ineens slecht voor hun taal
. Mijn zoon moest voor een
geschiedenistaak gedurende een half jaar de Ierse kwestie bijhouden. Een
zinvolle opdracht.
Maar leerkrachten kunnen daar niet mee om. Leraren hebben
het gevoel dat ze hun greep verliezen en dat hun zekerheden hun ontglippen. Dan
is het verleidelijk om terug te grijpen naar de veilige kennis van vroeger.
Grote aandacht geven aan spelling is teruggrijpen naar vroeger. Je kunt het
ondervragen, je houdt het in eigen hand, jij als leraar kunt bepalen wat kennis
is.
Veel onderwijs is saai omdat de kennis die erin aan bod komt, ontdaan is
van alle sprankelend en relevant is.
Leraren zouden hun vakgebied
actueel moeten houden. Maar wie van de collegas Nederlands volgt de
boekenbijlagen in de kranten?
Mottart wuift de kritiek omtrent de vaagheid van de
eindtermen en hun eenzijdige gerichtheid op (eind)vaardigheden weg als volgt: We hebben de eindtermen voor de tweede en
derde graad uitdrukkelijk heel open geformuleerd, omdat we bijvoorbeeld vinden
dat je de leraren daar een plezier mee doet. Dan kunnen ze zichzelf zijn en hun
persoonlijkheid in hun onderwijs stoppen. Maar het maakt hen onzeker. Van de
weeromstuit vragen ze om regels en lijntjes die ze kunnen aanvinken. Merkwaardig
voor mensen die intellectueel zijn dat ze zo moeilijk met die vrijheid
omkunnen.
(De interviewer van dienst voegt er in zijn verslag fijntjes
aan toe dat Mottart zich nogal paternalistisch over de leerkrachten uitlaat.)
Merkwaardig ook is de reactie op de kritiek dat veel leraren
zich ergeren aan de vele methodische richtlijnen over hoe ze moeten lesgeven (b.v.
voor taal: vooral vaardigheidsonderwijs, communicatieve aanpak
). Mottart
stelt: Er zijn inderdaad te veel vernieuwingen op korte tijd opgedrongen,
allemaal wel zinvol maar voor de leraar moeilijk te behappen. Pedagogen werken
wel te veel vanuit pedagogische modellen, maar leraren zijn ook wel heel
betweterig. Ik ben ook nog reisleider geweest, ik had alleen last van leraren
die in de bus zaten.
Ik denk dat de
leraars zich een beetje willen verstoppen. Vaardigheidsonderwijs is zeer
arbeidsintensief. Het is veel complexer en vraagt veel meer denkwerk en
inspanningen. Traditioneel onderwijs is veel comfortabeler.
De oude leraren
die klagen, vergeten verder dat ze nu een heel ander publiek voor zich hebben
dan toen ze begonnen
Nu zit de hele bevolking op school, die sociaal,
cultureel en intellectueel gezien veel heterogener is.
Hoe relevant is voor
die heterogene groep het elitaire concept van retorica en een literaire canon?
Of een fixatie op spelling? Je kunt geen schoolsysteem meer opzetten dat
kinderen op een zijspoor zet omdat ze niet meteen kunnen tellen of schrijven,
zoals vroeger gebeurde. Anders hou je nu niemand meer over. De vernieuwing van
het onderwijs was een reactie tegen het soort onderwijs dat we allemaal ervaren
hebben als frustrerend en weinig zinvol. Daar willen we toch niet naar terug?.
Noot: in hetzelfde weekenddossier van De Standaard poneerde
de schrijver Benno Barnard dat de slechte talenkennis onder meer een gevolg is
van het gebrek aan grammatica op school en de nadruk op actieve
taalvaardigheid.
De kennis van het
Frans is dramatisch achteruit gegaan en zelfs het Nederlands praten we niet
meer correct.
Het is verder een lachwekkende zelfoverschatting dat we in de
Lage Landen goed Engels praten. Dit laatste is tevens een reactie op de
stelling van de Leuvense prof. Lies Sercu dat de jongeren vlotter Engels
spreken en begrijpen dan ooit tevoren (DS, 4.12.06). Op 6 december lazen we
echter in De Standaard dat uit een instaptoets van de Karel de
Grote-Hogeschool bij de eerstejaars bedrijfsmanagement bleek dat het barslecht
gesteld is met de kennis van het Engels. Uit de het onderzoek van Marleen
Couteur (Centrum voor talen) blijkt dat 2 op de 3 studenten over onvoldoende
kennis van het Engels beschikt. Lies Sercu verdedigt verder nog steeds de
basisfilosofie achter de eindtermen: De
kennis moet (normaal)functioneel zijn. Ze moet in een authentieke context
gebruikt kunnen worden. De klassieke kennis is volgens Sercu en co te veel
dode kennis. Sercu is wel bereid toe te geven dat de balans inderdaad wat te
veel richting taalvaardigheid doorslaat.
4 Reactie van VON & Taalschrift
4.1 Standpunt VON-vertegenwoordigers
We bekijken nu even de reactie van TSas, Rymenans en co op
de website van de VON (Vereniging voor Onderwijs in het Nederlands). Rita
Rymenans en Jan TSas werken in de academische lerarenopleiding van de UA, de
VON-vertegenwoordigers Bert Cruysweegs en Tom Vestermans zijn lector
regentaat/normaalschool. In het verleden waren een aantal VON-kopstukken mede
verantwoordelijk voor de verspreiding van eenzijdige opvattingen. In het
VON-standpunt werd samen met NT2-Leuven eenzijdig gekozen voor een taakgerichte
taalvaardigheidsdidactiek en voor een constructivistische en zelfontdekkende
methodiek. Dit leidde tot de huidige identiteitscrisis en impasse binnen het
taalonderwijs. Als gevolg van die identiteitscrisis werd de Nederlandse VON
overigens eind 2004 opgedoekt. Vanuit hun ivoren toren propageerden VON en
NT2-Leuven een eenzijdige methodiek; ze beïnvloedden ook heel sterk de
gecontesteerde eindtermen en leerplannen. Zo verkondigde prof. Rymenans vorig
jaar nog in de kranten dat grammatica totaal overbodig was - op een moment
waarop taalkundigen en leerkrachten in de ons omringende landen voor meer
aandacht voor het grammatica-onderwijs pleitten. Vanuit diezelfde ivoren toren
bestempelen Rymenans en co nu de kritiek van honderden leerkrachten als
lichtzinnig en conservatief.
Jan TSas,
hoofdredacteur KLASSE, verzweeg in KLASSE het debat en de uitslag van de KLASSE-internetpoll
in het januarinummer van KLASSE en manipuleerde aldus de berichtgeving. In de
inleiding van de VON-reactie betreurt dezelfde TSas, samen met prof. Rita
Rymenans en co, dat de Vlaamse pers aandacht schonk aan de reacties op de actie
van Hullebus. In het bijzonder maakten ze zich zorgen over het feit dat ook
VON-voorzitter Bert Cruysweegs net als andere voorzitters van vakverenigingen
- de achteruitgang van de kennis
onderschreven had (DM, 6.12.06). TSas, Rymenans en co beweren nu dat de
Vlaamse pers die bekentenissen heeft afgedwongen: Op zoek naar zogenaamde pijnpunten in de schoolvakken heeft de Vlaamse
pers zich niet echt van zijn beste journalistieke kant laten zien. Er moesten
en zouden pijnpunten zijn en die werden dan ook vakkundig uit de onvoorbereide
monden van deskundigen uit de vakverenigingen geperst. Lees: de
academici Rymenans en TSas menen dat hun onvoorbereide VON-voorzitter zich
in de luren heeft laten leggen en daardoor de indruk wekte afstand te nemen van
het VON-standpunt. VON-voorzitter Cruysweegs die als taaldocent op een
regentaat maar al te goed weet dat het niet te best gesteld is met de
taalkennis en taalvaardigheden van de jongeren, heeft blijkbaar de mond
voorbijgepraat. Dit wil men nu rechtzetten.
De VON-mensen stellen
verder: Het helpt het onderwijs niet vooruit als in de discussie zo gratuit
veralgemenende uitspraken worden gedaan over zogenaamd teruglopende kennis,
zonder dat men kennis heeft van of zich kan beroepen op vaststaande feiten en
gegevens uit ernstig onderzoek.
Rymenans, TSas en Co beschrijven de klassieke methodiek in termen van
ondoordacht slikken en reproduceren van kennis die over de leerlingen wordt
uitgegoten. Critici als Hullebus en de vele sympathiserende leerkrachten worden
ten laste gelegd dat ze uiterst simpele concepten van kennis en van
vaardigheid hanteren en het zo voorstellen alsof kennis en vaardigheid
gelijksoortige grootheden zijn die je a.h.w. in balans met elkaar kan
plaatsen, enkel frontale kennisoverdracht (doceren) voorstaan
. De vele
pleidooien voor herwaardering van de grammatica in Frankrijk en elders
omschrijven ze overigens als holle retoriek. De VON-mensen daarentegen
pleiten allang voor een verlossing uit die ellende, voor een moderne
taaldidactiek waarin leerlingen zelf inzichten en kennis opbouwen. Die
didactiek bestaat al sinds de jaren 70 en wordt gedragen door begeleiding en
inspectie, maar ze wordt nog onvoldoende toegepast. Rymenans en co verwijzen wel niet naar de
VON-standpunten uit het verleden en naar de kritiek op de eindtermen e.d.
4.2 Jan TSas in Taalschrift
Jan TSas schreef in Taalschrift van de Taalunie(20.12.06) volgende inleiding
bij zijn eigen standpunt: Je kunt kennis
en vaardigheden niet tegen elkaar afwegen zoals prei en wortelen, zegt Jan
TSas. In modern onderwijs zijn beide noodzakelijk. Maar niet alle leraren
(willen) weten hoe ze dat moeten aanpakken. Daarmee reageert hij op het
kennisalarm dat na Nederland ook Vlaanderen beroert en waarbij vanuit sommige
hoeken wordt gepleit voor de terugkeer van het pure geheugenwerk. De Vlaamse
media springen de afgelopen weken massaal op de alarmkreet van een Brugse
leraar uit het secundair/voortgezet onderwijs
Nederland uitte die kreet al eerder. De Nederlandse Onderwijsraad
heeft zelfs een onderzoek laten uitvoeren om na te gaan hoe (erg) het werkelijk
is gesteld met het kennisonderwijs.
TSas vermeldt niet dat de Onderwijsraad in zijn rapport
concludeerde dat leerlingen o.a. kampen met een ernstig tekort aan taalkennis
en taalvaardigheid. De woordenschat, de
kennis van grammatica en de zinsopbouw zijn gebrekkig, aldus de Onderwijsraad.
Leerlingen en studenten hebben ook moeite met complexe taalvaardigheden, zoals
het onderscheiden van hoofd- en bijzaken en redeneren. De oorzaak zoekt de raad
vooral bij ondoordachte hervormingen. Zo ligt de nadruk bijvoorbeeld meer op
het presenteren en opzoeken van informatie in plaats van het zelf formuleren.
Net als zijn oudere spitsbroeders pakt TSas uit met een
karikaturale voorstelling van het onderwijs uit het verleden: Veertig jaar geleden was lesgeven zo goed
als dogmatisch kennis overdragen. De leraar was alwetend, punt uit, en je had
als leerling maar te slikken en te reproduceren, op straffe van een slecht
rapport of vroegtijdige uitsluiting. Dit was het model waarin kinderen en
jongeren braaf wachten tot de leraar zijn kennis voor eens en altijd in hun
hoofden giet en dat ervan uitgaat dat leerlingen per definitie gemotiveerd zijn
om gelijk welk soort kennis zonder enige kritische zin op te slaan en later te
reproduceren. Naïef en uit de tijd, geef toe. Via louter geheugenwerk win je
misschien een quiz, maar geen debat. Vandaag de dag is de samenleving complexer
en veeleisender
Bovendien is 85 procent van bijvoorbeeld de technische kennis
jonger dan vijftien jaar (en straks wellicht jonger dan tien of vijf jaar).
Dat de taalkennis en taalvaardigheden die nodig zijn voor taal e.d. om de vijf
jaar veranderen, is o.i. pure onzin. Jan TSas stelt verder: Ook over al of niet effectieve didactieken
lees ik bij de critici weinig.
TSas weet maar al te best dat wij alleen al de voorbije jaren hierover
talrijke taaldossiers gepubliceerd hebben (zie taaldossier op www.o-zon.be of in Onderwijskrant). In 1993 publiceerden
we ook al een kritisch rapport over hun modieuze eindtermen. In hun
(overheids)tijdschrift KLASSE doen TSas en Bormans echter hun uiterste best
om alles wat niet strookt met hun modieuze ontscholingsideologie te verzwijgen.
TSas minimaliseert
de modieuze taaldidactiek en stopt vervolgens de critici in het verdomhoekje.
Hij schrijft: Begin jaren 90 koos het
Vlaamse talenonderwijs niet voor een radicale ommezwaai naar vaardigheden, maar
voor een accentverschuiving. Langzaam maar zeker ontdekten de meeste leraren
hoe ze kennis en vaardigheden op effectieve wijze kunnen integreren in hun les.
Zij worden tegenwoordig echter nogal gratuit beledigd. Een bepaalde groep
leraren klaagt over het tekort aan kennis en een teveel aan vaardigheden, zowel
in het basis- als in het secundair onderwijs. Massaal schieten die leraren met
scherp op het beleid, de onderwijsinspectie, de lerarenopleiders, de didactici,
de pedagogisch begeleiders... Leerplannen worden voor de galg gesleept als
kennisontwortelende keurslijven en sommigen pleiten ronduit voor een terugkeer
naar het traditionele onderwijsmodel van pure kennisoverdracht met veel
geheugenwerk en in taalonderwijs driloefeningen om de grammaticale regels
er opnieuw in te pompen. De enigen die in al dat gezeur buiten schot blijven,
zijn de aanvallers zelf. Ik moet de eerste reflectie nog lezen van een leraar
die in de spiegel durft te kijken en zegt: Misschien pakken wij het anno 2006
verkeerd aan. En ja, misschien zit daar wel de kiem van het probleem.
4.3 Kritiek op TSas in Taalschrift
We citeren even de reactie van neerlandicus Johan Nijhof op
11.01.07. Nijhof schrijft: De discussie
gaat niet over de verdediging van het bijbrengen van vaardigheden in het
moderne onderwijs, want die worden door niemand verketterd. Op de verhoudingen
tussen kennis en vaardigheden komt het niet zozeer aan, als beide elementen
maar in royale mate aanwezig zijn in de soep.
Alleen zou er een enorme
hoeveelheid kennis bij horen te zijn aangeleerd. Het punt is dat de
kenniscomponent systematisch is ondergraven; er is geroepen dat kennis ballast
zou zijn. Verder is wát er toegepast moet worden en waarop gereflecteerd wordt,
echter steeds minder duidelijk. Er is inderdaad van alles vindbaar, maar hoe
voorkomen we b.v. de fouten uit het verleden als hoogleraren geschiedenis ook
niet meer weten hoe het zat?
Ik citeer Trouw 8/1 (over dt-fouten) Het is mij op de
basisschool ook nooit goed uitgelegd. Als ik er nu problemen mee heb, antwoordt
een leraar dat ik dat toch ondertussen wel had moeten weten, en dat hij geen
zin heeft om het weer uit te leggen. Een andere leerling in het Trouw-artikel:
Ik vind het goed dat we ons alleen hoeven te verdiepen in wat we leuk vinden. Elk ander hoger zoogdier voedt zijn kroost
op, o.a. door met eindeloos geduld voor te doen. De dogmatische
kennisoverdracht die TSas kritiseert, is precies wat wij in de natuur ook zien
gebeuren. Wij laten de leerlingen echter zelf ontdekken wat onze generatie nog
wel had geleerd, maar wat de huidige generatie (taal)docenten (als Jan TSas en
co) blijkbaar zelf niet leuk vond. Dit kan ons aardig opbreken.
Jan TSas schrijft verder: Pedagogen zeggen al tweehonderd
jaar dat de jeugd steeds dommer wordt. Oh, ja, 200 jaar? Zulke klachten vind
je ook al in het antieke Egypte. Als het toen wellicht niet waar was, zegt dat
echter nog helemaal niet dat het nu niet waar is. Die kennisoverdracht is
immers inmiddels bij wet afgeschaft.
Collega Martin Slagter, docent in het hbo (=hobu), toont in
zijn artikel HBO niet klaar voor internet (NRC 9 jan) glashelder aan de hand van de
normering aan, dat het niveau van schriftelijke taalbeheersing in tien jaar is
gedaald beneden het niveau van de vroegere meao-leerling. Mogen we met deze
harde feiten misschien waarschuwen dat het mis gaat? Kennis is overigens geheel
pijnloos, geef toe. De oude mythe, dat Zeus vreselijke hoofdpijn had toen hij
Pallas Athene baarde, is onzin. Daardoor overleeft generatie na generatie. Maar
ook dingen als de appreciatie van poëzie, een vaardigheid zo u wilt, zijn
vormen van kennis die voorgeleefd moeten worden. En een debat win je
gemakkelijk met de oude retoricaregels.
5 Ides Callebaut: achterhaalde
discussie
Ides Callebaut was tot voor kort docent taaldidactiek en
pedagogisch begeleider VVKaBaO en voorzitter van de leerplancommissie
Nederlands. Hij reageerde op 6 december op de aantijgingen i.v.m. de
achteruitgang van het niveau van de leerlingen en de verwaarlozing van de
taalkennis op het Forum van DS. Volgens
Callebaut is een discussie achterhaald aangezien de overheid en de DVO tien
jaar geleden al het competentiegericht vaardigheidsonderwijs oplegde in het
decreet basiscompetenties.
Volgens Ides Callebaut is de heisa rond kennis en
vaardigheden een achterhaalde discussie omdat de overheid in het document
basiscompetenties voor de aanstaande leerkrachten de normaalscholen verplicht
om te denken in termen van competenties. De
keuze voor vaardigheidsonderwijs is volgens hem dan ook evident. Het
decreet over de basiscompetenties is dan ook een extra legitimatie van de
cultuuromslag in de eindtermen en leerplannen taal die een paar jaar eerder
werden opgesteld. Het klassieke kennisonderwijs was volledig ongeschikt,
aldus Callebaut. We beluisteren even zijn standpunt: Er bestaat al een goed
gefundeerd en evenwichtig antwoord op de vraag of het onderwijs meer op kennis of
meer op vaardigheden gericht moet zijn. De overheid heeft zelfs de
lerarenopleiding aangemaand om op basis van dat antwoord haar studenten op te
leiden. Het woord dat ze ervoor gebruikt is 'competentie'. Het komt hierop neer
dat leerlingen en studenten moeten leren hoe ze allerlei situaties kunnen
aanpakken en beheersen door hun kennis, hun vaardigheden en hun attitudes goed
in te zetten.
|