7 jaar O-ZONcampagne
(Onderwijs Zonder ONtscholing). Reactie & ontscholingsdiscours van
DVO-directeur Standaert in 2007
1 Simplistisch ontscholingsdiscours van
DVO-drecteur (Onderwijskrant 144 - januari
2008)
1.1 Standaerts ontscholingsdiscours
Voor het themanummer van Nova et Vetera (september 2007)
over het kennisdebat werd ook DVO-directeur
Roger Standaert uitgenodigd om de O-ZON-kritiek te weerleggen. In de
bijdrage Vaardig omgaan met kennis verdedigde Standaert zijn standpunt en dat
van de DVO (=Dienst voor Onderwijsontwikkeling). Standaerts
ontscholingsdiscours komt plastisch tot uitdrukking in uitspraken als: De
reactie van de onderwijswereld op de kennisexplosie is er een geweest van die
kennis niet meer op de voet te volgen. Moet
je nog wel kunnen hoofdrekenen, met een calculator op zak? Ik zoek toch gewoon
op hoe gedownloaded gespeld moet worden.
Waarom wordt weten wie Rubens was, hoger aangeslagen dan weten wie
David Beckham is en culture & parlure bourgeoise hoger dan culture &
parlure vulgaire? Ik vind dat taal hoofdzakelijk communicatief moet zijn.
Wanneer er echter een parlementaire
meerderheid is om te kiezen voor meer spraakkunst, dan zal dat ook zo
zijn.
In de kritiek vanwege de leerkrachten en O-ZON lag de
ontscholende onderwijsvisie en invloed van de DVO (Dienst Voor Onderwijsontwikkeling)
en van DVO-directeur Roger Standaert geregeld onder vuur. Die visie staat o.a.
centraal in de DVO-tekst Uitgangspunten
bij de eindtermen en bij de basis-competenties. in de vorm beperkte en
gedestructureerde kennis, vaagheid in eindtermen en leerplannen, overbeklemtoning
van instrumentele vaardigheden, onvoldoende bewaken en meten van de resultaten,
veel zelfontdekkend leren en projectonderwijs,
sterke individu-alisering en principes als de leerling centraal,
constructivistische en competentiegerichte aanpak, ondoordacht invoeren van ICT, te globale
aanpak van leesproces (Epo, september 2007, p. 157 e.v.).
Dit alles leidt tot een onderbenutting van talenten en is
het meest nefast voor de zwakkere leerlingen. In zijn bijdrage blijft Standaert
zijn ontscholende standpunten verdedigen. Hij ontwijkt hierbij alle kritiek op
de eindtermenfilosofie e.d. Pas op het einde van zijn bijdrage vraagt Standaert
zich af of de spreekwoordelijke slinger niet een beetje is doorgeslagen.
1.2 Controversiële DVO-filosofie
De DVO-filosofie
staat ook in Franstalig België en in onze buurlanden volop ter discussie. Een
paar illu-straties. In Franstalig België merken we dat de grootste
pleitbezorgers van het constructivisme en van de competentiegerichte aanpak van
de eindtermen e.d., bekennen dat ze zich hebben vergist. Zo wijst de Luikse prof. Marcel Crahy het competentie-denken en de ontscholing nu
totaal af. In Wallonië was er minder weerstand tegen de ontscholingsdruk en dit
verklaart volgens velen waarom het onderwijs er zo sterk op achteruit ging.
Momenteel voeren Hirtt en co er actie om de ontscholing terug te
schroeven.
De Franse minister Darcos stelde onlangs dat precies de
constructivistische en competentiegerichte religie er verantwoordelijk is
voor de niveaudaling: Plus lécole
s'enferme dans le constructivisme, plus elle est inégalitaire pour les enfants
des milieux défavorisés qui ne peuvent pas avoir les compétences nécessaires.
C'est la transmission du savoir qui est le seul moyen d'apprendre
". In Franstalig Canada en
Zwitserland beluisteren we analoge kritiek. In Québec wil een overgrote
meerderheid van leraars en ouders de constructivistische en competentiegerichte
hervorming dringend terugschroeven. In Nederland werd onlangs de
competentiegerichte hervorming van het beroepsonderwijs voor minstens 2 jaar
weer uitgesteld. Een parlementaire hervorming onderzoekt er wat er de voorbije
30 jaar zoal is misgelopen bij de opeenvolgende hervormingen.
2. Snel verouderde kennis en vaardigheden?
2.1 Snel groeiende en vluchtige kennis
In de visie van de
DVO staat de sterke relativering van de klassieke leerinhouden en van de
cultuur- overdracht centraal. Dit komt ook in voorgaande citaten heel duidelijk
tot uiting. Standaert verdedigt de sterke relativering van basiskennis met
de mythe van de snel groeiende kennis :
De hoeveelheid kennis vermeerdert in een geometrische reeks
en wie kan die hoeveelheid nog op de voet volgen? Het is een gevecht met de
draak dat je niet kunt winnen, sisyfusarbeid, dweilen met de kraan open
De reactie van de onderwijswereld op de
kennisexplosie is er een geweest van die kennis niet meer op de voet te volgen
en kennis te leren zoeken wanneer je die
nodig hebt. Een paar voorbeelden: Je kan moeilijk het volledige groene
boekje uit je hoofd leren. Dus kies ik
maar voor inzichtelijke kennis: ik zoek
gewoon op hoe ik gedownloaded (sic!) moet spellen.
In welke mate moet je
nog hoofdrekenen, met een calculator op zak?
In de razendsnel veranderende tijden zouden de basiskennis
en de basisvaardigheden geen lang leven beschoren zijn. Leerlingen zouden
vooral moeten voorbereid worden om steeds nieuwe kennis en vaardigheden te construeren:
leren kennis opzoeken, calculator leren gebruiken, leren leren
Pedagologen als
Standaert relativeren dan ook ten zeerste de rol van de kennis en van de
verschillende vakdisciplines. Standaert is ook een tegenstander van het werken
met leerplannen en vanuit vakdisciplines. Interdisciplinair en projectmatig
werken zou volgens de DVO centraal moeten staan.
In de O-ZON-publicaties wezen we erop dat de schoolse
basis-kennis en basisvaardigheden een vrij stabiel karakter vertonen. Op school
gaat het niet om willekeurige, tijdsgebonden of vluchtige informatie. Het gaat
vooral om eeuwige, duurzame basiskennis en basisvaardigheden die ons in
staat stellen om steeds opnieuw
informatie op te nemen en te verwerken en om een kritische houding ten aanzien
van informatie e.d. aan te nemen. In dit verband wees ook prof. Hans Van
Crombrugge tijdens het O-ZON-symposium op de belangrijke rol van de
vakdisciplines. De vakdisciplines
zijn er nodig om de kennis te structureren en om interdisciplinaire
verkenningen mogelijk te maken.
De progressieve Franse prof. G. Snyders repliceerde op het
cliché van de vluchtige kennis in 1978 als volgt: Voor de meeste nieuwlichters
is de erfenis van vroeger plots een nutteloze
last geworden. Dit is evenwel een
illusie die zich in iedere generatie herhaalt. Uit 1856 dateren de volgende regels,
waarvan talloze variaties en moderne versies
bestaan. 'De kennis ontwikkelt
zich zo snel dat de vader van
een gezin op tweederde van zijn loopbaan
al niet langer meer bij is; zijn
kinderen worden niet langer door hem onderwezen, maar hij wordt door zijn kinderen opnieuw
opgevoed. Hij vertegenwoordigt voor hen ouderwetse gewoonten, versleten gebruiken, een weerstand
die overwonnen moet worden.' (R. de Fontenay, in Journal des Economistes, juni
1856)
Ieder tijdperk waande zich verloren in een wereld waarin, naar het leek, met alles weer van
voren af aan moest worden begonnen. Iedere keer weer slaagden de onderwijsmensen die verder keken
dan de uiterlijke schijn erin het historisch perspectief te ontdekken, dat een
synthese is van grotendeels doorlopende
lijnen en breekpunten. Volgens Snyders blijven de klassieke basiskennis en
basisvaardigheden uiterst belangrijk en nog het meest voor de sociaal-cultureel
benadeelde leerlingen.
2.2
Verwaarlozing basiskennis en -vaardigheden
Het is volgens Standaert evident dat de klassieke leerinhouden
voor rekenen, spelling, geschiedenis
sterk gerelativeerd moe(s)ten worden. Dat
was de boodschap die de DVO-voorzitter bij de start van de eindtermencommissies
in 1993 meegaf. Voor wiskunde (lager onderwijs)
spoorde Standaert ons aan om tal van leerinhouden te schrappen: alles i.v.m.
breuken, alle formules voor berekening van omtrek, oppervlakte en inhoud
Zelf
deden we ons allerbest om aan die druk en aan de constructivistische DVO-filosofie
te weerstaan, maar toch sneuvelden bijvoorbeeld alle formules. Bij het
opstellen van het leerplan hebben we de belangrijkste formules e.d. weer
opgenomen. Volgens Standaert is het rekenen minder belangrijk en is het gebruik
van de calculator een belangrijke competentie. Was het maar zo simpel. In verband met het belang van
basiskennis wiskunde verwijzen we even naar het recent onderzoek Rekenvaardigheid van verpleegkundigen. C.W.
de Jong en A.P. Koster stelden vast dat veel verpleegkundigen over te weinig
elementaire wiskundige kennis beschikken en daardoor al te veel medicatiefouten
begaan ook al kunnen ze gebruik maken van een rekenmachine. Wiskundige basiskennis
over procenten, verhoudingen e.d. is breed toepasbaar in de meest uiteenlopende
situaties en dus ook onmisbaar.
Standaerts
alternatief voor de spelling klinkt heel simpel: je kan telkens de schrijfwijze opzoeken in het
groene boekje. Standaert hangt tegelijk
een karikatuur op van de klassieke aanpak door de in-druk te wekken dat vroeger
het volledige woordenboek de spelling van alle woorden- gememoriseerd moest worden. Hij
beschouwt dit als sisyfus-arbeid.
Basiskennis spelling wil echter de sisyfusarbeid van het telkens moeten
raadplegen van een boekje voorkomen. Het gaat bij spelling niet zomaar om het
inprenten van de schrijfwijze van een oneindige verzameling woorden. Het gaat
ook om inzicht in de basisregels van de werkwoordspelling, open en gesloten lettergreep e.d. Via zon
inzichtelijke en breed toepasbare kennis bevorder je het vaardig en vlot
schrijven. Je voorkomt dat je telkens het groene boekje moet raadplegen en veel
tijd verspilt. Het voltooid deelwoord van downloaden heeft dezelfde vorm als
dit van antwoorden: ge+stam+d/t. Ge+download+ d wordt gedownload net zoals geantwoord
omdat we aan het eind van een Nederlands woord nooit twee d's spellen. In het
groene boekje vind je overigens de schrijfwijze van veel werkwoordsvormen niet.
Bij spelling gaat het uiteraard ook om een dosis memoriseerwerk, met inbegrip van de
vervoeging van de courante werkwoorden net zoals bij de tafels van vermenigvuldiging.
Om het inslijpen van verkeerde vervoegingen te voorkomen, gebeurde dit vroeger in
de tweede graad
lager onderwijs. Momenteel moeten veel toekomstige
leraren deze vervoegingen nog inoefenen en dit gaat vrij moeizaam. Ook geheugenkennis en parate
kennis zijn belangrijk. Als je over te weinig parate kennis beschikt, dan moet je alles telkens weer
opzoeken en dit is een al te tijdrovende bezigheid. Hoewel de basiskennis spelling
breed toepasbaar is en het vaardig en correct schrijven bevordert, wekt Standaert de indruk dat het vooral bij het
opzoeken in een woordenboek om een breed toepasbare, inzichtelijke en handige vaardigheid gaat.
In verband met de
controverse rond het taalonderwijs pleit
Standaert ook resoluut voor de communicatieve aanpak waarbij de traditionele
inhouden i.v.m. woordenschat, spelling,
grammatica
heel sterk gerelativeerd worden: Ik vind dat taal hoofdzakelijk communicatief
moet zijn. Standaert vindt grammatica dan
ook niet nuttig. Zinsontleding wordt volgens hem enkel gewaardeerd omwille van
de binding met klassieke talen. Het basisonderwijs moet volgens Standaert
echter geenszins voorbereiden op het secundair onderwijs. Dit heeft ertoe
geleid dat enkel de termen onderwerp en persoonsvorm behouden werden. Uit het
recente taalpeilonderzoek blijkt dat de
leraars, leerlingen en burgers het belang van spelling, grammatica,
woordenschatonderwijs
veel hoger inschatten dan Standaert en de
eindtermen-commissie.
De DVO koos in haar eindtermenfilosofie (cf. Uitgangspunten)
voor de thematische en vakken-overschrijdende aanpak. Zelf adviseerden we de DVO
om voor wereldoriëntatie naast
thematisch onderwijs ook expliciet zaakvakkenonderwijs te programmeren in de
hogere leerjaren van het basisonderwijs. We stuurden ook aan op meer
systematiek. Het is geen toeval dat na de eerste tegenvallende W.O.-peiling
voor het domein natuur de eindtermen voor dit domein al weer worden
bijgewerkt. Na verdere peiling zal dit
o.i. ook het geval zijn voor tijd (geschiedenis) en ruimte (aardrijkskunde).
Bij doorlichtingen zijn er al te vaak discussies omtrent de interpretatie van de
vage W.O.-eindtermen. In de O-ZON-publicaties reageerden we uitvoerig op
ont-scholingsideeën à la DVO-voorzitter. Omtrent het belang van basiskennis
verwijzen we ook naar de visie van Raf Debaene
in een van de hierna volgende bijdragen. In punt 4 gaan we verder in op
Standaerts visie i.v.m. kennis en vaardigheden.
2.3
Veranderde leefwereld en leergedrag
Standaert pakt verder
uit met het cliché van de sterk veranderde leefwereld en ingesteldheid van
de jongeren . De nieuwe jeugd groeit op met ICT en leert
anders omgaan met informatie, die wereldwijd beschikbaar is. Dit is een snaar
die ook Wim Veen in Nederland voortdurend betokkelt. Leerkrachten zouden moeten
inspelen op de leefwereld van onze (inter)net-generatie die totaal anders zou
leren: zappend en multitaskend,
associatief, via opzoeken op het internet
In Vlaanderen loopt ook de Leuvense prof. F. Dochy hoog op met het
mutitaskend en zappend leergedrag van de netgeneratie (zie p. 15). Jongeren
zouden het best leren als ze met alles tegelijk bezig zijn. Prof. Paul Kirschner gelooft niet dat de
hersenen van de huidige generatie een plotse evolutie hebben doorgemaakt, dat
ze nu bijvoorbeeld leren al zappend en multitaskend onder invloed van de nieuwe media e.d. (zie bijdrage
over Kirschner op p. 16). Geconcentreerd met een bepaalde taak bezig zijn, blijft heel
belangrijk.
Standaert, Dochy, Veen
wekken de indruk dat de leerlingen
ineens veranderd zijn in zappende multitaskers e.d., dat een miraculeuze
verandering werd geproduceerd. Zijn het de leerlingen die plotsklaps veranderd
zijn? Of zijn hun werkhouding, leergedrag, kennis en vaardigheden vooral
veranderd als gevolg van de ontscholing die Standaert en co al lang propageren.
Standaert en co spelen niet zozeer in op een behoefte die daadwerkelijk
bestaat.
Zij duwen de technologische snufjes en didactische nieuwigheden
in de gretige kinderhanden door ze te promoten alsof hun leven er van afhangt.
Bij de veranderde leerstijlen van de huidige generatie jongeren
is er eerder sprake van een
self-fulfilling prophecy opgedrongen
door ontscholers en e-learning-mensen.
Een verandering in de leefwereld betekent ook niet dat die jongeren minder nood
hebben aan basiskennis.
3. Leerinhouden elitair en
arbitrair; dominante bourgeois-cultuur
3.1
Bourdieu-visie van Standaert
Volgens Standaert is de relativiteit van de leerinhouden en
van de klassieke cultuuroverdracht ook het gevolg van het feit dat enkel een
beperkte maatschappelijke elite bepaalt wat belangrijke kennis is en wat er in de
leerplannen komt. Het is een dominante culturele minderheid die vanuit haar
culturele bourgeoiswereld de inhouden vastlegde/vastlegt. Standaert verwijst in dit verband naar de visie van de
socioloog Pierre Bourdieu en schrijft:
Kennis die bij een
bepaald gevormde elite hoort, wordt hoger aangeslagen dan de kennis die
circuleert in het volkshuis. Weten wie Rubens was, wordt hoger aangeslagen dan
weten wie David Beckham is. Kritische sociologen als Bourdieu en Bernstein
hebben boeken volgeschreven over la distance inégale à la culture van een
grote meerderheid van kinderen op school.
Vaak is die dominantie ook te vinden in de verbale sector. De verbale
cultuur wordt torenhoog hoger geacht dan de technische cultuur. Het foutloos
beheersen van de regels van de uitgangen d en dt, wordt waardevoller aangezien
dan de kennis van de automotor. Het is ook geen schande als je een technische
analfabeet bent, maar dat is het wel als je je nogal direct (en dus verbaal ongenuanceerd)
uitdrukt in een gesprek: la parlure
vulgaire, contre la parlure bourgeoise van de Franse sociologen.
Om het nogal
cru te stellen, de dominante geldige kennis wordt voornamelijk vastgesteld en
verspreid door mensen, die het verbaal goed kunnen zeggen en schrijven.
De geselecteerde kennis is vaak die kennis
die prestigieus is en die gedragen wordt door een dominante elite.
Standaert imiteert Bourdieu
en pleit voor minder aandacht voor
kennis die circuleert bij de elite en meer kennis die circuleert in het
volkshuis. Hij betreurt dat op school
het weten wie Rubens is hoger aangeslagen wordt dan weten wie David
Beckham is. Bourdieu stuurde zijn studenten de straat op met vragen als: van welke muziek houd je, van de muziek van Bach of van deze van Aimable?
Bourdieu stelde dan vast dat mensen met een hogere scholing en/of inkomen Bach
verkozen. Hij concludeerde dat Bach, Rubens, Racine en de klassieke cultuur
burgerlijk waren omdat ze gekozen werden door mensen die behoorden tot de
burgerij, les héritiers van de hogere cultuur. Het is deze klasse van
héritiers waartoe ook de leerkrachten behoren die de burgerlijke cultuur
bewaken en opleggen in het onderwijs.
Er is volgens Standaert ook te veel aandacht voor abstractie
en voor de verbale intelligentie en dit te koste van de andere soorten
intelligentie van Gardner. Ook de technische cultuur het doen krijgt te weinig
aandacht. In de traditie van de Bourdieu-filosofie werd ook gepleit voor een
soort onderwijs in de eigen taal en cultuur
van de verdrukten: de taal en cultuur van de kinderen van het
proletariaat en bij uitbreiding de taal en cultuur van de niet-westerse
immigranten.
Voor Bourdieu en zijn adepten is praktisch alles wat te
maken heeft met het klassiek leerprogramma verdacht en burgerlijk en dus ook
vervreemdend en discriminerend voor proletarische kinderen: het leren van de
standaardtaal, het leren deftig en duidelijk schrijven via het maken van
verhandeling, de klassieke literatuur, leren deftig discussiëren, examens maken,
inspanningen leren leveren
en zelfs de confrontatie met abstractere
wiskunde. Bourdieu en co beschrijven de
klassieke cultuuroverdracht in termen van het uitoefenen van symbolisch geweld op de proletarische leerlingen dit komt tot
uiting in de burgerlijke leerinhouden, de exameneisen, de schooltaal, enz. De
leerkrachten en de schoolse bourgeois-inhouden vervreemden de arbeiderskinderen
aldus van hun fundamentele aspiraties en van hun familiaal en sociaal milieu.
De Bourdieu-visie leidt tot een sterke relativering van de bestaande
leerinhouden en vakdisciplines, van de oordeelkundige keuze van de
leerinhouden, van het gezag van de meester... In het Franse hervormingsplan Bourdieu-Gros (1989) werd dan
ook gesteld dat de leerkrachten veel minder aandacht moesten besteden aan de
leertaak en in het bijzonder aan lezen, rekenen en schrijven.
3.2 Cultuurrelativisme benadeelt arbeiderskinderen
Met een beroep op Bourdieu propageert Roger Standaert dus
het cultureel relativisme en de hier-aan verbonden conclusie dat de
confrontatie met de verbale of hogere cultuur nadelig, discriminerend en vervreemdend
is voor kansarmere leerlingen. De klassieke leerinhouden worden dus verdacht
en vooral de symbolische en abstracte onderdelen van het curriculum, de algemene
vorming, de klassieke vakdisciplines, de literaire werken.
Indien men sociaal benadeelde kinderen belangrijke kennis
onthoudt (beheersing van de moedertaal en vreemde talen, abstract denken,
basiskennis omtrent de werkelijkheid, literatuur
) dan worden deze extra benadeeld
en gediscrimineerd. Als handarbeider-kinderen hebben we ons destijds
opgetrokken aan die zgn. burgerlijke
schoolcultuur. We waren van huis uit minder voorbereid op alles wat te
maken had met geschreven taal, maar precies door de aandacht hiervoor op school
konden we die handicap overwinnen. We gaan ook geenszins akkoord met de
stelling dat we ons als arbeiderskinderen niet aangesproken voelden door wat de
school ons aanbood. Bourdieu, Standaert en de DVO zouden zich beter inspannen
opdat alle kinderen toegang zouden krijgen tot de kennis, cultuurinhouden en
standaardtaal, dan de leerkrachten te verwijten dat ze als
privilégiés of héritiers de la culture de toegang tot de kennis en
cultuur willen doorgeven.
De Franse socioloog
Bernard Lahire stelt al lang dat precies
de ideologie van zijn leermeester Bourdieu nefast is voor de talentontplooiing-
vooral ook van benadeelde leerlingen. B.
Lahire schreef b.v.: Si lécole exerce
une domination culturelle sur les élèves des milieux populaires, cest la seule
orientation démocratiquement tolérable parce que les élèves en sortent mieux
armés quil ny sont entrés.
En reprenant à son compte lanalyse sociologique
de la violence symbolique de Bourdieu, on finirai aussi par penser quil ne faut
plus rien transmettre ni enseigner de
peur de tuer les capacités créatives ou imaginatives (supposées naturelles) des
enfants (Défendre et transformer lécole pour tous; zie Inter-net). Het
hervormingsplan Bourdieu-Gros van 1989 wordt mede verantwoordelijk gesteld voor
de daling van het onderwijsniveau in Frankrijk. De culturele reproductie- of
nivelleringsideologie leidde tot een aantasting van de klassieke
cultuuroverdracht en tegelijk tot een aantasting van de onderwijskansen.
De Bourdieu-ideologie over de sociale reproductie leidde paradoxaal genoeg tot een
toename van de école de la reproduction, tot een afname van de onderwijskansen. In naam van de gelijke kansen onthoudt men
benadeelde leerlingen cultuurinhouden die de beter gesitueerde leerlingen
buiten de school kunnen verwerven.
De Leuvense prof. Bart Pattyn drukte het onlangs nog zo uit:
Omdat men de indruk geeft dat cultuur, waardeoordelen en verantwoordelijkheid
er niet toe doen, biedt men de zwakste socio-economische subculturen geen ideaal
en daardoor ook geen uitweg uit de sociale ongelijkheid die door die subcultuur
b.v. verleiding van instant gratification in de hand wordt gewerkt (Het
nut van morele vorming).
De Franse
onderwijskundige Ph. Meirieu, de belangrijkste
beleidsadviseur in de jaren negentig, propageerde destijds de Bourdieu-visie
net als Standaert. Achteraf zag hij wel in dat hij zich had vergist en getuigde:
De pedagogen waarvan ik deel uitmaak, hebben inzake de democratisering grote
fouten begaan door zich te inspireren op
Bourdieu. We dachten b.v. dat benadeelde leerlingen eerder gebruiksaanwijzingen voor elektrische
apparaten moesten leren lezen dan literaire teksten. Ik dacht dat dit veel
dichter bij hun interesse stond. Ik heb me vergist omwille van twee redenen:
vooreerst omdat de leerlingen de indruk kregen dat ze onderschat werden;
vervolgens omdat ik ze een essentieel onderdeel
van de cultuur onthield. Cest vrai que dans la mouvance de Bourdieu, dans
celle du marxisme, jai vraiment cru à certaines expériences pédagogi-ques. Je
me suis trompé (Le Figaro Magazine, 23.10.1999).
4
Competentiegerichte vaardigheidsdidactiek?
4.1
Controversiële competentiegerichte aanpak
Wij en vele anderen
stelden dat er in de DVO-filosofie te eenzijdig gepleit werd voor
vaardigheids-onderwijs en voor
een constructivistische en competentiegerichte
methodiek, voor een idéologie du savoir faire, voor een pedagogisch
activisme. Over het belang van
basiskennis, instructie, vakdisciplines
werd gezwegen en/of denigrerend gesproken. In zijn bijdrage banaliseert
Standaert eens te meer de basiskennis en basisvaardigheden. Hij vermijdt wel
angstvallig de kritiek i.v.m. de constructivistische en competentiegerichte
DVO-aanpak van de eindtermen e.d. Hij weet dat het hier gaat om de meest controversiële
onderwerpen binnen onderwijskundige middens. De constructivistische en
competentiegerichte visie heeft o.a. geleid tot een vage en wollige omschrijving
van de leerinhouden, tot een sterke relativering van de cultuuroverdracht en
tot een daling van het niveau. Professor Marcel Crahay, de vader van de
competentieaanpak in Franstalig België,
stelt nu dat hij zich heeft vergist en dat precies de competentie-ideologie
veel schade heeft aangericht. Le concept
de compétence ne résiste pas à une analyse scientifique sérieuse (Faut-il finir
avec les compétences?, zie Internet). Crahay concludeert: Il nous paraît urgent de plaider en fa-veur
dune restauration du disciplinaire. De leerinhouden en de vakdisciplines
moeten weer in ere hersteld worden.
De invoering van de competentiegerichte aanpak leidde tot
ware schooloorlogen in Québec, Zwitserland, Nederland, Frankrijk, Engeland,
Verenigde Staten
In een recente raadpleging van de Waalse leerkrachten vond 65
% dat de ingevoerde competentiegerichte aanpak nefast was uitgevallen en 76 %
dat ze niets positiefs had opgeleverd. Als belangrijkste kritieken werden
vernoemd: flou, onbegrijpelijk, te
weinig precieze aanduidingen van leerinhouden, parate kennis en evaluatiecriteria (zie APED-website). Ook de progressieve Nico
Hirtt wijst op de APED-website op nefaste gevolgen van de competentiegerichte aanpak: Les nouveaux programmes sont dune lourdeur
incroyable sur le plan des directives pédagogiques. En revanche, ils créent le
flou artistique quant aux contenus à enseigner. Het competentie-denken
veroorzaakte volgens Crahay en Hirtt een sterke niveaudaling in het Franstalig
onderwijs. In een themanummer zullen we binnenkort de kritiek op de
constructivistische en competentiegerichte aanpak verder uitdiepen.
4.2 Wie polariseert?
In de Uitgangspunten bij de eindtermen, in de brochure
algemene toelichting eindtermen
lan-ceerde Standaert volop het denken in termen van kunstmatige tegenstellingen
tussen nieuwe en oude aanpakken, tussen kennis en vaardigheden, tussen onderwijzen
en leren, tussen disciplinair en vakoverschrijdend werken
Hij dacht en
poneerde dat de eindtermen tot een cultuuromslag en tot een omwenteling in het onderwijs en in de lerarenopleidingen
zouden leiden. De DVO-voorzitter oefende
ook zijn invloed uit op de eindtermen-commissies. Gelukkig was er geregeld een
grote afstand tussen de feitelijke eindtermen en de DVO-visietekst. Als commissielid
voor de eindtermen wiskunde (basisonderwijs) en als tegenstander van het constructivisme
hebben we ons best gedaan om het constructivisme zoveel mogelijk te weren.
In de vorige punten kwam het dichotomiserend en sloganmatig
ontscholingsdenken nog eens duidelijk kennis, slogans als rekenen minder
belangrijk in het tijdperk van de rekenmachine, spelling en andere kennis kan
je opzoeken
Standaert verzwijgt in zijn bijdrage evenwel die kritiek op de
simplistische DVO-filosofie. Hij keert zelfs de rollen om. Volgens hem zijn het
de O-ZON-mensen die sloganmatig en dichotomisch denken. Het probleem wordt
compromisloos en kritiekloos gesteld in een keihard dilemma: brengt de school
nog kennis bij of moeten de kinderen googelen of iets dergelijks?
In
samenhang met de extremiteit van de vraag krijg je ook de navenante slogantaal.
Waar gaan we naartoe als de kinderen niet meer weten wie Hippocrates is
(bijvoorbeeld de naam van de hond van een bekende mediafiguur) of hoe ze de
inhoud van een cilinder moeten berekenen? Wat te zeggen van een knoert van een
fout als hij antwoord? Ik wil er geen
karikatuur van maken (sic!), maar wie de vraag in een of
of-vorm stelt, genereert
de simplistische antwoorden die bij een
4.3 Kennis enkel omwille van de
vaardigheden!?
In het kapittel over kennis en vaardigheden zoekt constructivist
Standaert merkwaardig genoeg zijn toevlucht in een lange uitweiding over de
taxonomie van Bloom . Met een beroep op
Bloom wil Standaert vooreerst duidelijk maken dat het in het onderwijs gaat om
kennis én vaardigheden. Alsof de kritische leerkrachten en O-ZON hieraan zouden
twijfelen. Het is wel merkwaardig dat een constructivist als Standaert verwijst
naar taxonomieën van Bloom, De Block en De Corte die hun taxonomie combineerden
met een behavioristische, Mageriaanse en operationele opvatting over
doelstellingenformulering en evaluatie. Het gesloten Mageriaans onderwijsmodel
staat haaks op het open leermodel binnen de constructivistische en
competentiegerichte visie. Precies de constructivisten hebben er alles aan gedaan om afstand te nemen van de visie van
Bloom, Mager, Lang & Johnson, Merill en vele anderen.
Met zijn verwijzing
naar het taxonomisch ladder-systeem van Bloom wil Standaert vooral aantonen dat
kennis enkel in functie staat van vaardigheden (competenties) en dus een
ondergeschikte en in-strumentele functie vervult: Kennis is er enkel omwille van de vaardigheden. Volgens Standaert en co heeft kennis op zich
geen zin, maar enkel in zoverre kennis de vaardigheid, kunde, competentie ondersteunt.
Prof. F. Dochy beweert dat de leerlingen zeggen: Kennis an sich bestaat niet. Enkel als iets in
een context geplaatst is, interesseert het ons
(IVO 107, juni 2007, p. 37). Die kennis mag dus ook niet los en op zich
aangeboden worden, maar enkel in een specifieke toepassingscontext, in zgn.
doe-activiteiten. Taalkennis bijvoorbeeld moet gekoppeld worden aan specifieke
communicatieve doe-opdrachten, wiskundekennis aan concrete toepassingscontexten
Constructivisten
pleiten dan ook voor gesitueerde kennis.
Men kan o.i. niet zomaar
kennis verwerven ondergeschikt
maken aan vaardigheden, specifieke situaties en doe-activiteiten, kennis louter
als dienstmaagd beschouwen. De kracht van fundamentele kennis is vooreerst dat
ze niet gebonden is aan een specifieke probleem- of toepassingscontext en in heel
veel situaties aanwendbaar is. In dit opzicht is dergelijke kennis belangrijker
dan situatie- en contextgebonden kennis
en vaardigheden. Het is verder ook zo dat de verschillende vormen van gebruik van kennis (b.v. vraagstukken
wiskunde) eveneens in functie staan van de verwerving, vastzetting en verdieping
van kennis. Via gevarieerde toepassingen komen we tot meer gedecontextualiseerde
en breed toepasbare kennis.
Standaert zet ook de taxonomie van Bloom naar zijn hand.
Bloom heeft het over 5 niveaus van kennis-verwerking: (geheugen)kennis,
inzicht, toepassing, analyse en synthese. Standaert stelt het voor alsof Bloom
werkt met twee categorieën kennis (geheugenkennis en inzichtelijke kennis) en
met 2 soorten vaardigheden (routinematig toepassen en probleemgericht toepassen).
Standaert associeert verder kennis met feitenkennis. Kennis binnen geschiedenis
is dan louter feitenkennis en historische interpretatie noemt hij merkwaardig
genoeg een vaardigheid. De spelling van een woord opzoeken in het groene
boekje noemt hij dan weer inzicht. In de praktijk bleek het gebruik van de
laddertaxonomie van Bloom overigens niet werkbaar.
5
Politici bepaalden eindtermen
Roger Standaert vraagt zich af wie er uiteindelijk moet
beslissen over de kennis en vaardigheden, over het curriculum, om wat voor alle jongeren moet worden
opgelegd als inwijding in de maatschappij, de cultuur en de
beroepenwereld. Volgens de DVO-voorzitter
trad het Vlaams Parlement als scheidsrechter op: De
brede waaier van opvattingen over wat kwaliteit is, manifesteert zich immers in
allerlei bewegingen, actiegroepen, opvoedingsprojecten, verenigingen en
belangengroepen en die brengen alle materiaal aan voor de arbitrage
Een heleboel
boodschappen komen dus samen in een brandpunt, dat evenwel zo vol gestouwd zit,
dat er keuzes moeten worden gemaakt.
Op een bepaald ogenblik moeten er knopen worden doorgehakt. Er is op een
bepaald moment een arbitrage nodig. ... Het vastleggen van de eindtermen
gebeurt in een democratie uiteindelijk via de filter van het parlement. Daar
gelden dan de wetten van de democratie.
Wanneer er een parlementaire meerderheid is om te kiezen
voor meer spraakkunst, dan zal dat ook zo zijn. Standaert suggereert ten onrechte dat de Vlaamse
parlementsleden verantwoordelijk zijn voor het opstellen en kiezen van de
eindtermen. De parlementsleden hebben
aan de door de DVO- en VLOR voorgelegde eindtermen praktisch niets gewijzigd.
De DVO patroneerde het opstellen van de eindtermen en
schreef achteraf op eigen houtje de memorie
van toelichting (= Uitgangspunten). Roger Standaert en co oefenden een sterke
invloed uit bij de samenstelling van de eindtermen-commissies en bij het sturen
van die eindtermen. Voor de samenstelling van de leerplancommissie Nederlands
bijvoorbeeld werd vooral een beroep gedaan op taalkundigen van de
universiteiten van Leuven en Antwerpen waarvan de eenzijdige visie op voorhand gekend
was. Bij de start van de eindtermencommissie wiskunde (basisonderwijs)
probeerde Standaert ons zijn visie op te leggen. In het kapittel Waar zit de scheidsrechter? probeert hij
zijn verantwoordelijkheid en deze van de DVO te ontvluchten, door te stellen
dat de Vlaamse Parlementsleden de eindtermen en het eindtermendiscours
patroneerden.
6. Besluit
In de bijdrage van Standaert komt duidelijk het ontscholingsdiscours en het cultuurrelatisme
van de DVO-voorzitter tot uiting. Dit discours klinkt niet enkel vrij simplistisch, maar is een ware
bedreiging voor de talentontwikkeling van de kinderen. We merken ook dat
Standaert de grote invloed van zijn DVO
op het officiële onderwijsdiscours van de voorbije 15 jaar verhult door te
beweren dat de politici de eindtermen
bepaalden en dat dé onderwijswereld aanstuurde op een beperking van de
basiskennis. De invloed van de DVO is nu
wellicht wat aan het verminderen, maar toch lijkt ons een debat over de
invloed en opstelling van de DVO ten zeerste wenselijk.
|