Invloed van
onderwijsvisie van Pierre Bourdieu in Vlaanderen
We signaleren vooreerst een interessante bijdrage over het
gedachtegoed van Bourdieu, Foucault ... op
de blog Kwestie van verwondering) van Bart Haers
(zie http://kwestievanverwondering.blogspot.be/2013/12/speelt-de-geest-van-68-nog-op.html?spref=fb
).
We voegen er nog wat commentaar aan toe over de invloed van
de onderwijsvisie van Bourdieu in Vlaanderen (Raf Feys)
Vlaanderen nog steeds
in de ban van de onderwijsvisie van Bourdieu
De Franse socioloog Pierre Bourdieu poneerde al in de jaren 1960 de deterministische en
fatalistische stelling dat het onderwijs
steeds de sociale ongelijkheid reproduceert en zelfs nog versterkt. Er was
volgens hem ook nooit sprake geweest van democratisering in de jaren vijftig en
zestig. Critici verweet hij dat ze
geloofden in de mythe du don de
lélève. Vanaf de jaren zestig
bestaat er een taboe op verschillen in intelligentie en intellectuele aanleg-
vooral bij (Vlaamse) sociologen die de
Bourdieu-onderwijsvisie ingeslikt hebben. Er zijn ook nog steeds wetenschappers (?) die
niet aannemen dat momenteel de gemiddelde intelligentiescore van autochtone
leerlingen uit de lagere klassen substantieel lager is dan die van kinderen in
hogere klassen.
We bestrijden de Bourdieu-ideologie al sinds 1968, maar
tevergeefs. De Bourdieu-ideologie van de
sociale discriminatie en het negeren van de verschillen in intellectuele
aanleg vinden we steevast terug in de publicaties van onze Vlaamse
onderwijssociologen, in beleidsverklaringen, in de uitgangspunten voor de
structuurhervorming van het secundair onderwijs
In het regeerakkoord 2004 lazen we bijvoorbeeld: "De verhoogde onderwijsparticipatie heeft geen einde gemaakt aan de
sociale ongelijkheid op het vlak van de toegang tot het onderwijs. Ondanks alle
inspanningen blijft het onderwijs de sociale ongelijkheid reproduceren, eerder
dan te zorgen voor een betere sociale mobiliteit. De kloof tussen hoger- &
lager opgeleiden wordt scherper. Het wordt een maatschappelijke
breuklijn." In 2004 was Frank
Vandenbroucke minister van onderwijs en Dirk Van Damme (momenteel
onderwijsexpert bij de OESO) was zijn kabinetschef. Aansluitende bij de
regeringverklaring formuleerden Vandenbroucke-Van Damme ook de eerste plannen
voor een structuurhervorming in het s.o, voor de invoering van een
gemeenschappelijke eerste graad e.d. Ze pakten ook uit met de (dwaze) slogan: de kloof dempen (de kloof tussen de sterkere
en de zwakkere leerlingen.
Volgens het rapport-Monard luidde het belangrijkste
uitgangspunt voor de dringende hervorming s.o.: Het onderwijssysteem (re)produceert sociale ongelijkheid, veeleer dan
ze te milderen. Elk scharniermoment in de onderwijsloopbaan werkt als een
filter die ongelijke kansen in de hand werkt (Bijlagen p. 73).
Ides Nicaise fulmineerde: ' Het is de bedoeling van egalitair onderwijs
dat elke bevolkingsgroep evenredig participeert aan alle onderwijsniveaus . De verouderde theorie over
aanleg leidt een hardnekkig bestaan. IQ
meet geen aangeboren capaciteit, maar enkel aanpassing aan IQ-test ( De
school van de ongelijkheid, Epo,p.88).. Volgens hem situeerde de sociale discriminatie zich
vooral bij de overgang naar - en in het
secundair onderwijs: "Als
kinderen s.o. langer de tijd krijgen om te ontdekken waar ze goed in zijn en
zich pas op latere leeftijd oriënteren, pas kun je de problematische
intellectuele en sociale segregatie milderen en zullen ook meer leerlingen uit
lagere sociale milieus naar het aso gaan ( De Morgen, september 2004). Handarbeiderskinderen
moeten volgens Nicaise en co bij gelijke onderwijskansen proportioneel vertegenwoordigd zijn
in het aso, aan de universiteit (Gelijkheid in
diversiteit, Hogelijn, nr. 15, 2007).
Niemand mag volgens hem zelfs de toegang tot het aso en de universiteit
geweigerd worden.
Ook de kopstukken van het GOK-Steunpunt, de professoren Mark
Van den Branden, Piet Van Avermaet & Ferre Laevers beweerden in 2005: Het leervermogen is bij de geboorte gelijk verdeeld over
alle sociale klassen . De
ongelijke deelname aan het aso was ook volgens hen een gevolg van sociale
discriminatie.
Ook prof. Mark
Elchardus poneerde op 28.06.12 in De
Morgen: 'Een storend element dat opduikt
in het hervormingsdebat betreft de erfelijkheid van cognitieve vaardigheden.
Dat cognitieve vaardigheid sterk genetisch bepaald is, is louter een
veronderstelling. Dat weten we niet. Hij schreef dit als kritiek op de
critici van een gemeenschappelijke eerste graad s.o. die wezen op de grote
cognitieve verschillen tussen de leerlingen. 'Dirk De Zutter , mede-auteur van
het boek De school van de ongelijkheid, schreef in Visie IQ is louter een cultureel gegeven
(21.09.07).
En wat verderop in De school van de ongelijkheid
bestempelden Nicaise en De Zutter de
critici die wezen op de relatief grote invloed van de verstandelijke aanleg
zelfs als sociaal-racisten: De ideologie
van aanleg draagt een ideologie uit die te bestempelen is als sociaal racisme
(School v.d. ongelijkheid', Epo, 2007 p. 93). Socioloog Dirk Jacobs schreef in zijn KBS-studie van 2009: Het
is onverantwoord te veronderstellen
dat kinderen van laaggeschoolde ouders gemiddeld minder intellectuele aanleg
hebben.
Bourdieu en
ontscholing
In het zog van Pierre Bourdieu staarden Nicaise en co zich
ook blind op
het zogenaamde symbolisch geweld - opleggen van de hoge cultuur - dat
dé dominante klasse
via haar greep
op het onderwijs
zou uitoefenen en
waardoor in principe
het onderwijs nooit kan leiden tot emancipatie en sociale doorstroming;
een nefast deterministisch en
defaitistisch denken. . Ook professor
Roger Standaert , directeur Dienst voor
Onderwijsontwikkeling (DVO), schreef in
2007 met een verwijzing naar Bourdieu: Kennis die bij een bepaald gevormde elite hoort,
wordt jammer genoeg hoger aangeslagen dan de kennis die circuleert in het
volkshuis. Weten wie Rubens was, wordt hoger aangeslagen dan weten wie David
Beckham is. Kritische sociologen als Bourdieu heeft boeken volgeschreven over la distance
inégale à la culture van een grote meerderheid van kinderen op school.
Vaak is die dominantie ook te vinden in de
verbale sector. De verbale cultuur wordt torenhoog hoger geacht dan de
technische cultuur. Het foutloos beheersen van de regels van de uitgangen d en
dt, wordt waardevoller aangezien dan de kennis van de automotor. De
Bourdieu-ideologie bevorderde dus ook de ontscholing van het onderwijs (zie
www.onderwijskrant.be)
|