Reacties op BNM-ontwerpdecreet (LAT-inclusie): Guimardstraat & COC
Timmerman (Guimardstraat) over BNM-ontwerpdecreet over
inclusief onderwijs
Daarnet beluisterden we Richard Timmerman,
secretaris-generaal katholiek buitengewoon onderwijs (Guimardstraat), in het
radioprogramma Vandaag. Hij is naar eigen zeggen gematigd positief over de
goedkeuring van het BNM-ontwerpdecreet.
Het decreet heeft
volgens hem vooral betrekking op de leerlingen van type 1 en 8 (momenteel een
70.000 leerlingen). En het s.o.? (Het verwonderd ons dat Timmerman niet zei
over de gevolgen voor het s.o. en voor het bso in het bijzonder.)
De scholen moeten bereid zijn redelijke aanpassingen door
te voeren om kinderen met een handicap op te nemen in de gewone klas. Op de
vraag wat hij verstaat onder redelijke aanpassingen, klinkt het aarzelend
antwoord: b.v. de trappen wegwerken zodat leerlingen in een rolstoel toegang
krijgen, de methodische aanpak van de leervakken wijzigen
Hij geeft ook toe
dat de term redelijke aanpassingen vrij vaag blijft en dus ook tot veel
discussie zal leiden.
We vernemen verder dat het niet langer vereist is dat de
inclusie-leerlingen de eindtermen halen. Timmerman beseft ook toe dat het
decreet tot een verhoging van de werklast zal leiden, aangezien elke school bij
verwijzing naar het buitengewoon onderwijs eerst zal moeten aantonen dat ze
voldoende maatregelen genomen heeft om die kinderen te integreren. Volgens
Timmerman zal de inspectie hierover oordelen.
Ouders kunnen bij afwijzing ook nog steeds beroep aantekenen
bij het gerecht, want fysische inclusie is een recht. Timmerman hoopt dat dit
niet op een tornado van processen zak uitdraaien.
Machteld Verhelst, die 2 jaar geleden nog secretaris-generaal
was van het buitengewoon katholiek onderwijs, was een radicaal voorstander van
inclusief onderwijs. Op een bijgewoonde studie-avond te Brugge debiteerde ze
hiervoor volgende simplistische argumentatie. Zonder bril, zou ik ook
gehandicapt zijn. Dankzij die bril kan ik nu gewoon zien. Als men voor
leerlingen met een handicap passende maatregelen treft, dan kunnen die ook
gewoon onderwijs volgen.
Er zal uiteraard ook veel veranderen voor de scholen
buitengewoon onderwijs. Vooral type 1 en 8 zou vanaf volgend jaar veel minder
nieuwe leerlingen rekruteren. En de bestaande bo-scholen zouden zowel type 1-
als type 8-leerlingen moeten opvangen. Dat zal ook tot een tsunami leiden
binnen het buitengewoon onderwijs.
Onderwijskrant zoekt medestanders om een campagne te voeren
tegen schijn- of LAT-inclusie.
Reactie van Gust Peeters: Men gaat nogal licht voorbij aan het feit dat
veel scholen in (zeer) oude gebouwen zijn gehuisvest, waar
"redelijke" materiële aanpassingen niet altijd vlot uitvoerbaar zijn.
Methodische aanpak van de leervakken wijzen doet mij wel de wenkbrauwen
fronsen, net als het niet moeten halen van eindtermen. Onderwijs met twee
snelheden?
Bijlage: kritiek van
COC-lerarenbond op BNM-decreet
De wereld op zijn kop
(Brandpunt, september 2013)
Op 15 juli 2011 besliste de
Vlaamse Regering om, in afwachting van een invoering van leerzorg op langere
termijn, een aantal beleidsmaatregelen te nemen ten behoeve van leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften.
Dat waren onder andere maatregelen inzake
- het beter definiëren van de types
buitengewoon onderwijs - het oprichten
van een type 9 voor leerlingen met een autismespectrumstoornis - het uittekenen van een concept voor een
globaal professionaliseringstraject op het gebied van ondersteuning van zulke
leerlingen - het implementeren van het
VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.
Uitvoering
Minister Smet wil uitvoering
geven aan de beslissing van de Vlaamse Regering door het ontwerp van decreet
Belangrijke en noodzakelijke maatregelen voor kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften, kortweg het BNM-decreet.
Dit ontwerp van decreet heeft als
doelstelling een aantal maatregelen te nemen in het gewoon en buitengewoon
onderwijs met betrekking tot het onderwijs aan leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften. Dit zijn leerlingen met langdurige en belangrijke
participatieproblemen te wijten aan een samenspel tussen één of meerdere
functiebeperkingen op mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuigelijk vlak EN
beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten EN persoonlijke en externe
factoren.
Als het Vlaams Parlement dit
ontwerp van decreet goedkeurt, zal het een impact hebben op heel wat aspecten
van het onderwijs, zowel in het gewoon als in het buitengewoon onderwijs, onder
andere bij de leerlingenbewegingen, de oriënteringen door het CLB, de
weigeringen van leerlingen door scholen, de programmaties, de
lerarenbewegingen, de lerarenopdrachten
De onderhandelingen over dit
ontwerp van decreet zijn afgesloten. COC kan er niet mee akkoord gaan omwille
van verschillende redenen en besloot die onderhandelingen dan ook met een
protocol van niet-akkoord. Onze redenen lees je op de volgende pagina.
De Vlaamse Regering zal begin
september akte nemen van de standpunten van de verschillende sociale partners
en zal wellicht dit ontwerp voor advies overmaken aan de Raad van State. Daarna
moet de Regering zich buigen over dat advies en beslissen of zij al dan niet
het (aangepaste) ontwerp overmaakt aan het Vlaams Parlement.
Wordt dus ongetwijfeld vervolgd.
Protocol bij het ontwerp van decreet betreffende belangrijke en
noodzakelijke maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
Het voorliggende ontwerp van
decreet heeft als doelstelling een aantal maatregelen te nemen met betrekking
tot het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Volgens de
memorie van toelichting zou dit decreet ertoe moeten leiden dat leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften ten volle, effectief en op voet van gelijkheid
met anderen kunnen participeren aan het school- en klasgebeuren.
COC waardeert dat het voorontwerp
van decreet ingaat op een aantal bekommernissen die de sociale partners in het
verleden formuleerden:
- er is een duidelijke
omschrijving van de verschillende types- er is een oplossing voor een aantal
specifieke doelgroepen: leerlingen met ASS, type 5, doven
- er wordt werk
gemaakt van maatregelen die zullen leiden tot een meer gelijkvormige,
kwaliteitsvolle diagnostiek - de nieuwe visie op handicap wordt stapsgewijze in
het buitengewoon onderwijs ingevoerd.
Maar dit ontwerp van decreet is
ook de wereld op zijn kop. In Vlaanderen wordt het VN-verdrag inzake de rechten
van personen met een handicap eerst door het Vlaams Parlement geratificeerd in
een context zonder budgettaire ruimte en daarna gaat hetzelfde parlement op het
terrein maatregelen doorvoeren zónder zelf in te staan voor de waarborgen zoals
voorgeschreven door het protocol bij het VN-verdrag.
Omdat COC om die reden vindt dat
de maatregelen die de Vlaamse Regering voorstelt niet zullen leiden tot het
bereiken van de beoogde doelstelling, omdat dit decreet veel bredere gevolgen heeft
dan wat de titel ervan laat vermoeden en omdat de verantwoordelijkheid voor
leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften al te eenzijdig alleen bij de
gewone scholen en hun personeelsleden wordt gelegd, gaat COC met dit ontwerp
van decreet niet akkoord.
1. Gemeenschappelijk curriculum is niet meer gemeenschappelijk
COC heeft het principe Gewoon
onderwijs waar het kan, buitengewoon onderwijs waar het moet steeds naar voren
geschoven. Gewoon onderwijs waar het kan, impliceert voor COC dat leerlingen
in het gewoon onderwijs ook het gemeenschappelijke curriculum van dat onderwijs
moeten volgen. Wij stellen tevreden vast dat de overheid dit principe ook
hanteert, maar betreuren dat ze dit alleen maar in beginsel doet en niet
doortrekt in de praktijk, zodat van dit principe niet veel overblijft. De
overheid geeft aan scholen immers de bevoegdheid om af te wijken van dat
gemeenschappelijke curriculum: zij kunnen aan dat curriculum voor individuele
leerlingen doelen toevoegen en individuele leerlingen vooraf vrijstellen van
het bereiken van doelen zij het op voorwaarde dat de doelen van het
onderwijs nog in voldoende mate bereikt kunnen worden. Voor COC kan dit niet
vanwege de volgende redenen:
- het vooraf vrijstellen van doelen op zon
manier dat de doelen van het onderwijs nog in voldoende mate bereikt kunnen
worden, doet vragen rijzen bij de waarde van elk van die doelen afzonderlijk
- wanneer leerlingen vooraf vrijgesteld
worden van het bereiken van doelen komt de gelijke behandeling van leerlingen
in het gedrang. Leerlingen zonder specifieke onderwijsbehoeften dreigen dan
immers strenger beoordeeld te worden dan leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften. Van leerlingen zonder specifieke onderwijsbehoeften wordt
immers verwacht dat zij doelen bereiken die voor de studiebekrachtiging van de
studies blijkbaar niet noodzakelijk zijn. Als alle leerlingen van die doelen
vrijgesteld worden wat omwille van het gelijkheidsprincipe een logica is die
zich opdringt, dan werkt de overheid met dit decreet een nivellering van het
onderwijs in de hand.
- de bevoegdheid om doelen toe te voegen of
te schrappen moet volgens COC een centrale bevoegdheid zijn. Daarom mag de
overheid die bevoegdheid niet doorschuiven naar de individuele scholen.
Leerplannen worden immers opgesteld door experten terzake en door de inspectie
goedgekeurd op basis van de eindtermen vastgelegd door het Vlaams Parlement. De
scholen hebben niet de deskundigheid in huis om leerplannen aan te passen in
functie van de specifieke onderwijsbehoeften waarmee leerlingen zich kunnen
aandienen. Ze hoeven deze deskundigheid ook niet in huis te hebben. Volgens COC
komt het aan de leerplanmakers toe om vooraf zelf in de leerplannen de doelen
af te lijnen die niet noodzakelijk zijn. In dezelfde zin komt het aan het
Vlaams Parlement toe om te bepalen welke eindtermen niet noodzakelijk zijn voor
een studiebekrachtiging. De overheid ontloopt haar verantwoordelijkheid wanneer
zij deze bevoegdheden doorschuift naar de lokale scholen.
- onderwijs is een collectief gebeuren. Van
leraren kan niet verwacht worden dat zij per leerling aangepaste leerplannen
volgen.
Voor COC is het om de hierboven
uiteengezette redenen duidelijk dat dit ontwerp van decreet niet zal leiden tot
de beoogde doelstelling: leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zullen
niet ten volle en op voet van gelijkheid kunnen participeren aan het
klasgebeuren. Maar er is meer.
2. Impact op alle leerlingen
De titel van het decreet wekt de
indruk dat er alleen belangrijke en noodzakelijke maatregelen genomen worden
voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Dit is niet zo. Dit ontwerp
van decreet breidt deze maatregelen meteen uit naar alle leerlingen door
remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, het
handelingsgericht werken, het denken vanuit een zorgcontinuüm met brede
basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg in te schrijven in het
decreet basisonderwijs, de codex secundair onderwijs en het CLB-decreet. Alle
maatregelen in dit decreet scheppen zo een klimaat dat de scholen zal dwingen
tot aanpassingen voor potentieel alle leerlingen. Zo zullen de gevolgen van dit
decreet een veel bredere impact hebben op zowel het gewoon als het buitengewoon
onderwijs dan de titel aangeeft. Dit decreet zal ertoe leiden dat voor minder
en minder leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften de toegangsdeur naar het
buitengewoon onderwijs wordt gevonden. We verwijzen naar de artikelen II.2 en
III.13 die uitdrukkelijk vermelden dat hier gaat om maatregelen die van
toepassing zijn op alle leerlingen én in het bijzonder op leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften.
3. Kwaliteitsvol gewoon onderwijs
Van de scholen van het gewoon
onderwijs (net als van andere scholen) mag verwacht worden dat zij
getuigschriften en diplomas uitreiken die de geijkte waarde hebben die de
gemeenschap er aan hecht. Door scholen toe te laten (in de praktijk door ze
onder druk te zetten) af te wijken van de goedgekeurde leerplannen wordt deze
waarde op de helling gezet.
4. Juridisering en werkdruk
Door het toepassingsgebied zo
ruim te maken veroorzaakt de overheid bijkomende werkdruk en wordt juridisering
nog verder in de hand gewerkt. Scholen zullen meer dan vandaag moeten motiveren
waarom ze aan bepaalde onderwijsbehoeften niet tegemoet kunnen komen en
bijvoorbeeld geen vrijstelling van doelen kunnen verlenen. In de praktijk
dreigt het verplicht afwijken van het gemeenschappelijk curriculum veeleer de
regel te zullen worden in plaats van de uitzondering die het zou moeten zijn.
5. Ingewikkelde regelgeving
Iedereen die dit ontwerp van
decreet leest, zal niet anders kunnen dan bevestigen dat dit een voorbeeld is van
wat regelgeving niet hoort te zijn. Wanneer de overheid die deze regelgeving
uitvaardigt, meer dan eens zegt dat scholen professionele organisaties zijn,
hoort ze de scholen niet het leven onmogelijk te maken met buitensporig
ingewikkelde en soms onleesbare regels. Het verbaast COC niet dat
schoolbesturen geen directeurs meer vinden om hun scholen te leiden.
6. Pedagogisch en didactisch handelen
Met dit decreet toont de Vlaamse
Regering aan dat ze geen vertrouwen heeft in de scholen. De overheid bepaalt
door dit ontwerp heel verregaand hoe scholen en leraren zullen moeten werken,
zonder hiervoor de nodige ondersteuning te voorzien. De Vlaamse Regering wekt
opnieuw de indruk van leraren alleen als professionelen te beschouwen als het
er op aankomt om hen meer taken en verantwoordelijkheden toe te schuiven. Maar
ze vergeet dat ook professionelen klasgebonden ondersteuning nodig hebben zoals
daartoe al een eerste stap werd gezet door het toekennen van zorgmiddelen in
het basisonderwijs.
7. Arbeidsomstandigheden personeelsleden
Het is duidelijk dat dit decreet
tot gevolg zal hebben dat er minder leerlingen in het buitengewoon onderwijs
zullen zitten. Dat heeft ook effecten op het personeelsbestand. De overheid
weet dat door dit decreet de groep personeelsleden die in het geïntegreerd en
inclusief onderwijs (GON en ION) zullen tewerkgesteld worden, zal toenemen.
Door het OPBWO-onderzoek[1] kent de overheid ook de knelpunten inzake de
arbeidsomstandigheden van de GON- en ION-personeelsleden in dat soort onderwijs,
maar in plaats van de problematiek aan te pakken, verschuift ze die naar een
werkgroep. Dit is geen uiting van respect voor de personeelsleden.
COC is van mening dat leraren in
staat moeten zijn om les te geven aan een groep van leerlingen die divers is
samengesteld, maar er zijn grenzen. Eén van die grenzen is het verlaten van het
principe van het gemeenschappelijk curriculum.
Het verbaast COC ook niet dat er
een tekort is aan personeelsleden. De overheid werkt deze tekorten in de hand.
8. Middelen
In principe is het goed dat de
middelen die beschikbaar komen vanuit het buitengewoon onderwijs zullen
geherinvesteerd worden in het onderwijs aan leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften. Maar het is niet duidelijk hoe dit principe concreet zal
uitgewerkt worden. Vandaag heeft niemand zicht op de effecten daarvan. Behalve
dan dat de overheid deze waarborgregeling als een enveloppefinanciering ziet en
dus werkt met een gesloten budget. Op deze manier wentelt ze haar eigen
verantwoordelijkheid af.
Daarenboven is de veel meer
fundamentele vraag of de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften hier
beter van zullen worden. Middelen die geconcentreerd konden worden aangewend,
wat leidde tot een grote expertise in het buitengewoon onderwijs, zullen nu versnipperd
worden over tal van scholen. Wie beweert dat dit voor de betrokken leerlingen
beter zal zijn, bedriegt zichzelf en probeert ook anderen te bedriegen.
Versnippering van middelen maakt
de aanwending minder efficiënt. Dus zouden er meer middelen moeten geïnvesteerd
worden om de kwaliteit op peil te houden.
Tot slot
Op 15 juli 2011 besliste de
Vlaamse Regering om, in afwachting van een invoering van leerzorg op langere
termijn, een aantal dringende beleidsmaatregelen te nemen ten behoeve van
leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Ze nam deze beslissing omdat er
een onvoldoende draagvlak was voor de gefaseerde aanpak van het dossier
leerzorg met een basisdecreet en aanbouwdecreten. Onvoldoende vertrouwen,
budgettaire implicaties, het risico op overbevraging van scholen en CLBs, het
gebrek aan middelen voor competentieontwikkeling en het niet verlenen van de
waarborgen die het VN-verdrag voorziet, waren de belangrijkste punten voor dit
gebrek aan draagvlak.
Dit ontwerp van decreet komt niet
aan deze bezwaren tegemoet.
Katrien Cerpentier, Koen Van
Kerkhoven
|