Vandaag twee van de meest bekende, zo niet dé bekendste
geallieerde soldatenliederen uit de Grote
Oorlog: Its a long way to Tipperrary en het al even goe in het oor
liggende deuntje Pack up your troubles in
Your Old Kit Bag
Ik heb in het verleden al
eens de aandacht gevestigd op de erg sterke oorlogspoëzie van Gerrit Engelke
(1890-1918), de bijhet Frans-Vlaamse
Cambrai / Kamerijk zwaar gewonde Arbeiterdichter,
die een paar dagen later in Britse gevangenschap overleed.
Vandaag in Zondag Frontpoëziedag zijn gedicht An den Tod
Iets voor het
weekend: Digging up the trenches is
één van de meest interessante documentaires over Battlefield Archeology die de laatste jaren werd gemaakt met o.m.
mijn ouwe gabber Peter Barton. Met veel aandacht voor de Ieperse Salient Warm
aanbevolen
Vandaag in Zondag Frontpoëziedag het gedicht Aan dat Jozef Simons op 8 februari 1919 in Andenne schreef en een paar
maanden later liet verschijnen in de bundel Onder
den Hiel, die hij samen met Filip De Pillecyn bij Loris Lanoo in Tielt uitgaf. Dit militante
gedicht van de han van de schrijver van het Fronterslied was overduidelijk gericht aan een wegens zijn overtuiging vervolgde
activist, maar ik heb niet kunnen achterhalen wie. Mogelijk was het de jurist
Lodewijk Dosfel die Simons al voor de oorlog had ontmoet
Aan..
Eer nog de vieze
beul het zuiver bloed zal plengen
Van de eersten
martelaar voor Vlaandrens zelfbestaan
Komen wij ridderlijk
U onze hulde brengen
Wij die voor
Vlaandren streên onder loyale vaan.
Misschien hebt ge in
den keus des middels u bedrogen,
Doch heilig was uw
doel, het onze, Vlaandrens heil.
De toekomst leer' of
't zwaarst onze IJzer-offers wogen
Of 't bloed van hen
wier hoofd viel met den slag der bijl.
De goden hebben
dorst naar 't bloed van vele Vlamen,
Langs de IJzer zijn
de velden lang niet rood genoeg....
Schavot en schande
dreigt, gevang en broodroof samen
Hèm die zijn
Vlaandren hoog in 't koene harte droeg.
In koude en duister
kiemt die we eens de lang-betrachte
Begroeten zullen als
de Vrijtriomfklok luidt:
Uit de verdrukking
rijst zelfstandigheidsgedachte
Die groeit tot
Vrijheidsboom over gansch Vlaandren uit.
Andrew Rawson is een freelance-schrijver die inmiddels een niet onaardig
oeuvre van een kleine 25 militair-historische werken heeft gepubliceerd die
vooral gefocust zijn op de twee Wereldoorlogen. In mijn goed gevulde
bibliotheek zitten zijn twee boekjes over Loos maar ook zijn studies over de
Arras- en Passendale campagnes in 1917. Vlot geschreven en bijgevolg leesbare
werkjes. Alleen soms een beetje te etnocentrisch Brits maar in dat bedje zijn
de meeste Britse militaire auteurs van zijn generatie ziek Toen
vorig jaar in april in de reeks British
Expeditionary Force zijn boek Lys Offensive
1918 verscheen was ik dan ook nieuwsgierig of hij opnieuw een
aanbevelenswaardig werk had gepubliceerd. Ik ben niet teleurgesteld. Het was
overigens hoog tijd dat er iets over deze Slag verscheen want er is in feite
bijzonder weinig gepubliceerd over deze gevechten. Nochtans was de inzet ervan
erg hoog.
De Slag aan de Leie of Operation
Georgettewerd tussen9.4.1918 en 29.4.1918 uitgevochten in
Frans-Vlaanderen. Het was in feite de tweede fase van het grote Duitse
Voorjaarsoffensief van 1918. Toen eind maart 1918 duidelijk werd dat het
Michael-offensief niet het gewenste resultaat zou opleveren begon men op het
Duitse hoofdkwartier een nieuw offensief, ditmaal in het noorden, te plannen. Omdat
er minder troepen ter beschikking stonden koos men voor een eerder beperkte
actie, die bestond uit een reeks van gefaseerde aanvallen. Ludendorff lanceerde
op 9 april 1918 om 4.15 u. met een korte maar hevige beschieting waarbij kwistig
met mosterdgas werd omgesprongen Operation
Georgette als sluitstuk van deKaiserslacht. Het IVe en VIe
Duitse Leger kregen de opdracht het Leiefront open te breken, de Vlaamse
hoogten in te nemen en door te stoten naar de Kanaalkust. 26 Divisies vielen
over een 32 km breed aanvalsfront aan tussen Waasten en La Bassée. De Duitse
stormtroepen verpletterden de Portugese IIe Divisie ten oosten van
Laventie. De Portugezenmaakten geen
schijn van kans. Ze waren onervaren en bovendien gedemoraliseerd door de
politieke onrust in hun thuisland. De Duitsers rolden zonder veel problemen
deze stellingen in een paar uur op en wisten de evenaans aangeslagen Britse XLe
Division op de linkerflank van de Portugezen tot de terugtocht te dwingen. De
inderhaast naar voor gestuurde Britse reserves konden het tij niet keren en
werden vakkundig uit de weg geruimd. In de late namiddag waren de Duitse
stoottroepen meer dan 8 km opgerukt en tot in Estaires aan de Leie
doorgedrongenDe volgende dag vielen Armentièresen Mesen in Duitse handen en begon de ernst van de situatie zelfs bij Haig
te dagen. Het Britse front was in complete chaos en er stond de Duitsers
nauwelijks nog iets in de weg richting Kanaalkust. Op 11 april zag
veldmaarschalk Haig zich genoodzaakt zijn befaamde Back to the Wall dagorder uit te vaardigen: Victory will belong tothe side
that holds out the longest. There is no other course open to us but to fight it
out. Every position must be held to the last man; there must be no retirement.
With our backs to the wall and believing in the justice of our cause each one
of us must fight on to the end. The safety of our homes and the freedom of
mankind deprend alike upon the conduct of each one of us at this critical
moment.
De stoere taal van de Britse opperbevelhebber kon niet verhinderen dat
er op 12 april een gat gevallen tussen twee in het nauw gedreven Britse divisies
bij Merville waardoor de weg naar het erg belangrijke spoorwegenknooppunt
Hazebrouck (Hazebroek) en de zee kwam open te liggen. Om de nauwelijks te
stuiten Duitse opmars een halt toe te roepen moest de IeAustralian Division meteen met de trein
op weg, maar er was niet voldoende rollend materiaal voorhanden om ze tijdig
ter plaatse te brengen. De 4eGuards
Brigade, een onderdeel van de XXXIeDivision was het enige troepenonderdeel dat in de buurt beschikbaar was. Ze moest kost wat kost standhouden
en vooral tijd winnen tot de Australiërs er waren. Even leek het er op dat de
Duitse pletwas niet meer kon worden gestopt. Onstuitbaar rukte ze op naar
Hazebrouck maar op 12 km van dit stadje kwam ze plots tot stilstand omdat de Guards met succes bij Vierhouck en
Nieppe Forest de aanval wisten af te slaan. Ludendorff besloot daarop
Hazebrouck links te laten liggen en gaf nieuwe instrcties: Het VIe
Leger moest Strazeele, Meteren en Bailleul innemen terwijl het IVe
Leger de hoge gronden tussen Bailleul en Neuve-Eglise moestveroveren. In de late namiddag vielen Vieux Berquin en
Merris nog in Duitse handen maar tegen dan arriveerden de eerste Australische
versterkingen en konden de Britten de lijn rond Hazebrouck consolideren. Ondanks
de toenemende geallieerde druk wisten de Duitsers nog op 15 april in het door
de Britten ontruimde Bailleul binnen te
trekken maar toen was het al duidelijk dat de Slag aan de Leie in het voordeel
van de geallieerden werd beslecht.
Want gelukkig voor de geallieerden wisten de Britse troepen in het
zuidelijke deel van de aanvalssector wél stand te houden. Op de linkervleugel
van de aanval was het deze keer aan de Duitsers om hun tanden stuk te bijten op
de geduchte stellingen als Festubert en Givenchy.Wanneer de Duitsers op 18 april een nieuwe
aanval in de richting van Béthune lanceerden, kwamen ze van een koude kermis
thuis. Op hun rechterflank slaagden de Duitsers er, na een nieuwe bundeling van
de krachten en met steun van de bergjaqers het Alpenkorps, nog wel in om de
Vlaamse hoogten te bereiken en op 25 april zelfs de Kemmelberg in te nemen maar
alle verdere pogingen om de taaie weerstand van de Britten en de in allerijl en
massaal aangevoerde Franse versterkingen te breken, mislukten. Alleen op 29
april werd nog met een uiterste krachtsinspanning de Scherpenberg bereikt maar
de volgende dag stokte het offensief definitief. Het nijpende gebrek aan
mankracht, wapens en munitie had het Duitse leger voor de zoveelste keer een
overwinning gekost.
Het boek van Rawson is interessant voor al wie zijn basiskennis over de Duitse
voorjaarsoffensieven van 1918 wil opschonen. Alleen een beetje jammer dat hij
weinig aandacht besteedt aan de Franse inspanningen of het Duitse standpunt.
Conclusie ? Los van deze detailkritiek, zonder meer een goed boek . Lys Offensive 1918 telt 192 bladzijen en
is een uitgave van Pen & Sword.
Het kost 19.99 Pond (zonder verzendingskosten). ISBN 9781526723369.
Vandaag in Zondag Frontpoëziedag het gedicht Wir Frauen van Olga Hayn-Höchstädter.
Het
verscheen op 5 november 1916 in Münchner
Neueste Nachrichten
Wir Frauen
Wir Frauen schicken unser Liebstes in das Feld, In eine mörderisch-wilde Waffenwelt. Voll heißer Ehrfurcht küssen wir die Hand, Die nach dem Schwert greift für das Vaterland.
Wir leiden mit und kämpfen um den Sieg Daheim und teilen Not und Krieg! All unser Denken ist ein heiß Gebet, Da eine Welt in Brand und Fieber steht.
In grimmer Wut ballt sich die stolze Kraft, Die für uns ringt und Sieg und Frieden schafft. Wir hoffen still und füllen uns´re Zeit Mit edlen Werken der Barmherzigkeit.
Wir sprechen Trost und fühlen heiße Wunden Wir leben schwarze, schicksalsschwere Stunden. Der Liebste tot aufrecht bleibt unser Sinn Doch tropfenweis´ fließt unser Herzblut hin.
In deze
rubriek sta ik geregeld stil bij de vele individuele gedenktekens die langs het
voormalige Westelijke Front te vinden zijn. George Edward Cecil was 18 jaar
toen hij op 1 september 1914 bij het Forêt de Retz in Villers-Cotterêts sneuvelde.
In een bocht langs de D 81 tussen Vivières en Villers-Cotterêts staat het gedenkteken
dat zijn moeder nade oorlog liet
plaatsen vlakbij de plek waar 94 mannen van zijn eenheid in een massagraf werden
begraven. Een treurende moeder staat in bas-reliëf bij het graf van haar
gesneuvelde zoon met daaronder de uitgehakte en passende tekst Passant ! Arrête-toi !
George Edward
Cecil werd op 9 september 1895geboren
als enig kind van Lord en Lady kolonel Edward Cecil. Hij had naar verluidt heel
zijn korte leven van een militaire carrière gedroomd en ging in 1913 studeren aan
de militaire Academie van Sandhurst. In februari 1914 kreeg hij een aanstelling
als aspirant officier in zijn vaders oude regiment, de Grenadier Guards. Op 13 augustus 1914 vertrok hij als tweede
luitenant met het 2e bataljon
naar Frankrijk. Aanvankelijk deed hij dienst als ordonnansofficier bij generaal
Scot Kerr maar toen zijn eenheid volop in terugtocht was over de Aisne kreeg
hij het commando over een peloton. Hij werd het laatst leven gezien toen hij op
1 september met getrokken zwaard een bajonetaanval van zijn peloton leidde in
het Forêt de Retz.
Amper
een paar weken nadat hij was gesneuveld bezocht zijn moeder al het gewezen
slagveld. Dat dit überhaupt mogelijk was, had wellicht te maken met de
maatschappelijke positie van de familie en het feit dat zijn vader een gewezen
onder-staatssecretaris van Financiën - sinds 1912 de belangrijkste financiële
adviseur en legerhervormer van het War
Office was . George Edward Cecil werd samen met drie andere gevallen Guards-officieren aanvankelijk begraven
op het kerkhof van Villers maar op verzoek van zijn ouders opgegraven, geïdentificeerd
en bijgezet op Guards Grave Cemetery dat
een paar honderd meter voorbij het gedenkteken ligt
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - THE CHARGE OF THE LIGHT BRIGADE BROUGHT UP TO DATE
Ik heb al eerder
in de rubriek Zondag Frontpoëziedag
aandacht gevraagd voor het helaas maar al te vaak vergeten of veronachtzaamde werk van Ewart Alan Mackintosh
(1893-1917).Vandaag breng ik u graag
zijn beklijvende gedicht The Charge of the Light Brigade Brought Up
toDate. Een meer dan ironische
knipoog naar het militaristische gewauwel van Alfred Lord Tennyson .
Half a league, half a league,
Half a league onward
'That is, unless some damned
Airman has blundered,
If the map isn't right
We'll be a funny sight.'
So as they tramped along
Officers pondered,
While, with equipment hung,
Curses on every tongue,
Forward with rifles slung,
Slouched the six hundred.
Cannon to right of them,
Cannon to left of them,
Cannon in front of them,
Volleyed and thundered,
'And what was twice as bad
Our gunners never had
Strafed that machine-gun lad.
I always wondered
If our old barrage could
Be half as bloody good
As the Staff said it would.'
Was there a man dismayed?
Yes, they were damned afraid,
Loathing both shot and shell,
Into the mouth of Hell,
Sticking it pretty well,
Slouched the six hundred.
Through the barrage they passed,
Men falling thick and fast,
Till the machine-gun blast
Smote them to lying
Down in the grass a bit;
Over the roar of it.
Officers yelled, were hit,
Dropped and lay dying.
Then the retreat began,
Every unwounded man
Staggered or crawled or ran
Back to the trench again,
While on the broken plain
Dead and untroubling,
Wounded and wondering,
What help the night would bring,
Lay the six hundred.
De Slag bij Hill 70, in Loos-en-Gohelle in augustus
1917 wordt vaak als the forgotton
Canadian victory omschreven. In de tijd te situeren tussen Vimy en
Passendale viel Hill 70 wat weg in de
plooien van de geschiedenis. Na enkele decennia waren het enkel de steeds
schaarser wordende overlevenden die zich nog de gruwel en onwaarschijnlijke felheid van
deze strijd herinnerden. In 2010 nam een aantal Canadezen het initiatief om dit
recht te zetten. Het resultaat was het behoorlijk indrukwekkende Hill 70 Memorial dat in 2017 in Loos
werd onthuld. Het werd bij benadering ingeplant op de plaats waar in augustus
1917 zo zwaar werd strijd geleverd. Langs een bezoekersonthaal wandelt men via
een pad waarin 1.877 Maple Leaves
het nationale symbool van Canada - werden verwerkt, één voor elke gesneuvelde
Canadese soldaat bij Hill 70,tot het
generaal Currie amfitheater waarvan het grondplan opnieuw wordt gevormd oor
een reusachtige maple leaf. Deze plek
wordt gedomineerd door een metershoge obelisk uit Spaanse zandsteen met als
enige inscriptie Canada 1917 en een
bronzen zwaard dat wel heel erg sterk lijkt op de zwaarden die de crosses of sacrifice op de Britse
begraafplaatsen voorkomen. De 8..5 miljoen Canadese dollars die nodig waren
voor het inrichten van deze site kwamen volledig uit privé fondsenwerving.De site zelf sluit mooi aan bij het
aanpalende Loos British Military Cemetery
waar meer dan 150 slachtoffers van de gevechten bij Hill 70 een laatste
rustplaats kregen.
OVER DE SCHREVE - KLEINZOON SITTING BULL VIEL IN FRANS-VLAANDEREN
Op 11 juni 1917 meldde de voor de legerdienst
opgeroepen Joseph Standing Buffalo zich in het rekruteringsbureau van Regina in
Canadese provincie Saskatchewan aan. Hij was volgens zijn militaire dossier bij
zijn inlijving 5 voet en 6 inches groot, had een getaande huid, bruine ogen en
zwart haar. De rekruut had aangegeven een ongehuwde, rooms katholieke
landbouwer te zijn die bij zijn ouders in Fort QuApple woonde. Hij verklaarde
akkoord te gaan om gevaccineerd te worden en toonde de littekens van drie
vaccinaties op zijn linkerarm, die hem, naar eigen zeggen, in 1913 waren
toegediend. Wat zijn dossier niet vermeldde was dat hij de kleinzoon was van Tatanka
Iyotake beter bekend als Sitting Bull,
de legendarische hoofdman van de Sioux-indianen. Blijkens zijn attestation paper werd hij als private
ingedeeld bij het 95eSaskatchewan
Rifles, een militiebataljon. Wanneer hij op 6 februari 1918 in Liverpool
aanmeerdewerd hij bijna meteen
gehospitaliseerd met een pijnlijk abces. Blijkbaar was het behoorlijk ernstig
want na een operatie en twaalf dagen hospitaal kreeg hij nog eens zeventien
dagen recuperatieverlof. Nadat hij was gemuteerd naar het 78e
Bataljon Canadian Infantry (Winnipeg
Grenadiers) belandde hij op 23 augustus eindelijk aan het front in de buurt
van Arras.
Vanaf 27 september was Standing Buffalos eenheid
betrokken bij de Slag om het Canal du Nord. Een offensieve actie die paste
binnen het gefaseerde grote geallieerde Eindoffensief. Nadat hij het Canal du Nord
was overgestoken raakte hij betrokken bij de gevechten rond Bourlon. Het was
hier dat hij gewond raakte en stierf op 29 september 1918. Het 78e Bataljon
had die dag door machinegeweervuur zware verliezen geleden bij het oversteken
van de weg Cambrai - Douai. Joseph Standing Buffalo kreeg een laatste
rustplaats in Bucquoy Road Cemetery in
Ficheux in graf IV B 34.
Vandaag in Zondag Frontpoëziedag het
gedicht An die Frauen van Ricarda Huch (1864-1947). Deze Duitseschrijfster was een van de eerste vrouwen die
in 1891 aan de universiteit van Zürich een doctoraat in de filologie en
filosofie behaalde. In datzelfde jaar verscheen onder het pseudoniemRichard Hugo haar eerste poëziebundel Gedichte.
Het onderstaande gedicht verscheen in 1917 in
het Bismarck-Jahrbuch
für Deutsche Frauen
An die Frauen
O Frauen, wie das Los der Erde falle, Nie wechsel eures: Leiden, Kampf und Not. Ob Frieden blühe, ob das Schlachthorn schalle, Ein ew´ger Brand von eurem Opfer loht.
[ ]
Die edles Denken haucht wie eine Blume, Die freie Stirne schmückt kein Ehrenkranz, Von eurer tapf´ren Herzen Heldentume Singt keine Chronik, prahlt kein Ordensglanz
[ ]
Die zarte Brust schirmt nicht des Ritters Eisen, Wie Sklaven kämpft ihr, schutzlos, namenlos, Und steigt, wenn Völker ihre Helden preisen, Vergeß´ne Sieger in den dunkeln Schoß.
Nog een
IWM-foto uit Neuve-Chapelle (zie mijn blog van 16 januari). Deze opname van een
veldgraf dateert uit september 1915. Het is de laatste rustplaats van Sir
Edward Hamilton Westrow Hulse, een 25-jarige luitenant in het 2e
bataljon Scots Guards. (Midden op groepsfoto na een trenchraid) Westrow Hulse,
die meerdere malen op de legerdagorders werd vermeld, sneuvelde op 11 maart
1915 bij een aanval op de Moulin du
Pietre bij Neuve-Chapelle. Hij werd na de oorlog herbegraven in graf I G 40
op Rue David Military Cemetery te
Fleurbaix onder het epitaaf: Seventh
Baronet of Breamore House, Hants, Killed at Neuve Chapelle. (IWMQ
17342)
Deze grafzerk met een bijzonder opschrift is te vinden
op Fromelles (Pheasent Wood) Military
Cemetery in het Frans-Vlaamse Fromelles. Deze begraafplaats was de eerste
CWGC-site die in meer dan 50 jaar na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog
door deze organisatie werd ingericht. Deze site werd aangelegd nadat na jaren
van volgehouden speurwerk Lambis Englezos, een gepensioneerde leraar uit
Melbourne, in 2007 een massagraf had geïdentificeerd waarin in 1916
Australische en Britse gevallenen door de Duitsers waren begraven. Dit
massagraf lag bij Pheaseant Wood of Fasanen-wäldchen zoals het op de Duitse stafkaarten
stond aangegeven, vandaar de naam. Op basis van het overtuigende
bewijsmateriaal dat Englezos bijeengesprokkeld had werd in mei 2008 een archeologische
prospectie uitgevoerd door een archeologisch team van Glasgow University, dat
de vermoedens bevestigde. Tussen mei en september 2009 werd deze site zorgvuldig
opgegraven door Oxford Archeology waarbij 250 lichamen en ruim 6.200 persoonlijke
artefacten werden gerecupereerd. Er volgde een moeizaam maar succesvol
identificatieproces waarbij onder meer gebruik werd gemaakt van DNA-materiaal
van nabestaanden van bij Fromelles vermiste militairen. De resultaten waren
verrassend; niet minder dan 96 van de stoffelijke resten konden positief worden
geïdentificeerd. Van de resterende 154 lichamen zijn er zeker 109 Australisch
en 3 Brits. Er bleven slechts 42 niet langer identificeerbare resten over. Bijna
100 jaar na dato kregen tal van nabestaanden eindelijk uitsluitsel over het lot
van hun familielid De Britse en Australische regering hadden intussen aan de
CWGC gevraagd om een nieuwe begraafplaats aan de dorpsrand van Fromelles te
openen. In augustus 2008 begon men met de aanleg van, deze site met een ietwat
vreemd aandoend zeshoekig grondplan naar een ontwerp van Barry Edwards. Het Cross of Sacrifice werd zo geplaatst dat
het vanaf VC Corner Cemetery en het Australian
Memorial Park te zien is. De eerste
bijzetting vond hier plaats op 30 januari 2010. De laatste gesneuvelde
werdtijdens de officiële inhuldiging op
19 juli 2010 - 94 jaar na de Slag herbegraven in aanwezigheid van de Britse
prins Charles, Quentin Brice, de Governor-General
of Australia en tal van familieleden van de geïdentificeerde militairen..
Eén van de geïdentificeerde slachtoffers was de 38-jarige
Arthur Joseph Johnson, een soldaat in het 29e bataljon Australian Infantry uit Footscray,
Victoria. Hij was een zoon van James
Johnson en Mary Anne Davies. Hij had 5 broers en 2 zusters en was gehuwd met Mary
Murray. In het burgerleven werkte hij als handarbeider in eensteengroeve. Deze oorlogsvrijwilliger was op 18
februari 1916 in Melbourne ingescheept op
HMAR Ballarat met bestemming front waar hij drie maanden later vermist
raakte bij de zinloze aanval op Fromelles.
Zijn familie plaatste Step softly, a
dream lies buried here op zijn zerk .
Met een
zekere regelmaat plaats ik op deze webstek fotos van al lang verdwenen frontbegraafplaatsen. Vandaag een uitFrans-Vlaanderen. Deze dodenakker werd in de
lente van 1915 aangelegd door mannen van het 2e bataljon Cameronians (Scotish Rifles) in een
boomgaard voor de hoeve La Cordonnerie
in de Rue du Bois in Neuve-Chapelle.
Het bataljon had bij de Slag om Neuve-Chapelle zware klappen gekregen en had in mei 1915 haar hoofdkwartier in deze hoeve/herberg. Niet
geheel toevallig kreeg deze site de benaming The Orchard . (Foto IWM Q 51614)
Dit
gedicht van de hand van Curt Saemann (1893-1918) verscheen in 1918 in het
expressionistische avant-garde tijdschrift Die
Aktion. Saemann, die in 1914 in München chemie studeerde meldde zich bij
het uitbreken van de oorlog als vrijwilliger. Hij werd in september 1918 zwaar
gewond in de sector Diksmuide en bezweek op 24 oktober 1918 aan zijn
verwondingen in een Kriegslazaret in Hannover.
Europa
Schachtelhalme
stechen aus den schwarzen Gewässern der Vorzeit,
Pioniere wickeln Stacheldraht darum,
Eine Frau fällt in Krämpfe und schreit furchtbar,
Dann ist es wieder still.
In einem tropfenden Stollen denkt einer an bunte Jahrmarktswagen,
An die Messingspiegel in Waffelbuden
Und an einen Sommertag, da er sich heimlich für zehn Pfennige Bonbons kaufte.
Er wird wieder ganz Kind und schämt sich sehr.
In der Nacht brüllt ein Geschoss auf.
Der im Stollen denkt: Ob drüben auch einer solches im Kopf trägt
Und sich so tief verkriechen muss vor Scham?
Er erinnert sich, dass er seinen Bruder schlug.
Da dehnt er sich weit aus. Fließt durch alle Gräben, Raschelt an allen
Verhauen, schüttelt alle Vorwände ab.
An allen Stellen schießt man durch seinen riesigen Leib,
Er muss aus seinem Versteck hervortreten,
Wird sehr herzlich zu seiner Stollentreppe
Und berührt das spärliche Gras mit seinen Händen.
Wie er den ersten Stern sieht, wird er Umarmung
Und will seine Brust zum Reden öffnen
Das Land ist schwarz und furchtbar stumm.
Man sieht, es will schreien. Vergeblich, Hände schnüren sich darum
Und ersticken. Es bäumt sich und beult
Ganz schwarz und stumm Echo? : Europa ...
Aus einem Trichter wächst ein Kinderarm. Weiß, ungeheuer.
Irgendwo erschlagen Menschen einen Menschen
Aus seinem Blut steigt grenzenlos das letzte Signal.
In de rubriek Sprekende
Gezichten sta ik regelmatig stil bij de persoonlijke gedenktekens die op
individuele oorlogsgraven werden achtergelaten. Fotos, zoals die op het graf
van luitenant Victor Thoumsin op de BMB Duinenhoek
in De Panne geven een persoonlijke toets aan het massaal anonieme karakter
van militaire begraafplaatsen en ereperken.
Victor Hippolyte Thoumsin werd op 26 januari 1879
in Pepinster geboren n hij was bij het uitbreken van de oorlog beroepsonderofficier
bij de compagnie Pontoniers van de
Genietroepen. Hij woonde samen met zijn echtgenote Jeanne Durinck in
Zwijndrecht waardoor ik vermoed dat hij dienst deed bij de Antwerpse Pontoniers in hun intussen al lang verdwenen
fortje op het Vlaams Hoofd (Linkeroever).
Luitenant Thoumsin werd zwaar gekwetst door shrapnelkogels
bij het ruimen van onontplofte munitie op een schieterrein in Adinkerke. Hij bezweek
op 23 maart 1918 aan zijn verwondingen in het Militair Hospitaal lOcéan in De Panne en werd twee dagen
later bergraven op de BMB Duinenhoek
in graf C 239. In 1956 werd de nieuwe kazerne voor de genietroepen in Zwijndrecht
naar hem vernoemd.
EVEN STILSTAAN BIJ.... DE FRANSE CENOTAAF IN BANGKOK
Het leven in Thailand biedt soms verassingen. Een hele tijd geleden heb
ik eens een driedelige blog geplaats over een, voor de meesten, onbekend aan de
Eerste Wereldoorlog gerelateerd monument, de Britse cenotaaf die decennialang
voor de Britse ambassade in Bangkok stond.Als de Britten een herdenkingsmonument voor hun gevallen expats die voor
het uitbreken van de Grote Oorlog in Siam verbleven, konden oprichten, dan
konden de Fransen natuurlijk niet achterblijven. Daarom sta ik vandaag graag
even stil bij de Franse cenotaaf in Bangkok. Een cenotaaf is, zoals ik ook al in
mijn vorige artikel schreef een monument voor vermiste of elders begraven
militairen. Er zijn een paar aspecten aan het Franse monument die het meer dan
bijzonder maken. Eerst en vooral herdenkt dit monument niet alleen de in Siam
residerende Franse staatsburgers die tijdensde Eerste Wereldoorlog sneuvelden maar ook op een aparte plaquette de
Franse én Indochinese slachtoffers van de Franco/Siamese Oorlog van 1893 en de
daaruit voortvloeiende Franse militaire bezetting van Chantaburi. Bovenaan op
deze plaat staan de namen van de drie Franse mariniers die op 13 juli 1893
omkwamen bij het zogenaamde Paknam-incident toen kanoneerboten van de Franse
marine de Chao Prayarivier blokkeerden voor alle verkeer. Een incident dat
overigens aan Siamese kant goed was voor 16 doden en 20 gewonden. Tussen
oktober 1893 en januari 1905 bezette een Frans garnizoen Chantaburi. In deze
periode kwamen 19 Fransen en 83 Indochinese militairen om het leven. Het was wellicht
symptomatisch voor de toenmalige geest van het Franse kolonialisme dat de
Fransen wél met naam werden vermeld maar dat de inheemse militairen genoegen
moesten nemen met de vermelding 83
soldats annamites
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, in augustus 1914, woonden
er welgeteld 146 Franse mannen in Siam. Onder hen waren er niet minder dan 44
priesters, katholieke missionarissen van de Missions
étrangères de Paris die vooral in het noorden en noordoosten van het land
actief waren, onder meer bij de overwegend katholieke Vietnamese migranten. Zestig
Fransmannen die in Siam verbleven werden in de eerste oorlogsweken en -maanden
gemobiliseerd of meldden zich als oorlogsvrijwilliger. Ze vertrokken zo snel
mogelijk per boot richting het vaderland om hun eenheden te vervoegen. Elf van
hen vielen, zoals dat zo mooi verwoord wordt op het veld van eer.
Vrij kort na het einde van de Grote Oorlog ontstond bij het personeel
van het Franse Consulaat-Generaal (Er kwam pas in 1949 een Franse ambassade in
Bangkok) het idee om deze gesneuvelden op passende wijze te herdenken. In
augustus 1921 werden de twee plaquettes uit Bretoense roze graniet op de gevel
van het Franse Consulaat-Generaal - nu de Résidence
de France, de ambassadeurswoning - plechtig onthuld door de Franse
oorlogsheld maarschalk Joseph Joffre. Deze plechtigheid werd echter niet door
iedereen gesmaakt. Devrijzinnige Joffre
was een papenvreter en wou niets weten van een kerkelijk getinte plechtigheid
en dit ondanks het feit dat bijna de helft van diegenen die op het monument
vermeld stonden priesters waren... De Franse religieuze autoriteiten in Siam en
Indochina werden zelfs niet uitgenodigd op de ceremonie. Daarom werd alles in
februari 1925 nog eens dunnetjes én met kerkelijke zegen overgedaan, tijdens
een bezoek van maarschalk Foch, een belijdende katholiek, aan Siam. Dit is bij
mijn weten het enige Franse WO I-gedenkteken ter wereld dat tweemaal officieel
onthuld werd
In de loop der jaren werd er weliswaar op Wapenstilstandsdag 11 november
een korte plechtigheid georganiseerd door de Franse militaire attaché, maar
geraakte het monument in de vergetelheid. Het leek er een paar jaar geleden
zelfs even op of het helemaal zou verdwijnen bij de ingrijpende renovatiewerken
aan de ambassade. Gelukkig werden de plaquettes dankzij een tussenkomst van de
Stichting Souvenir français niet
alleen van de vernieling gered maar ook grondig gerestaureerd en in 2016
herplaatst in een perkje bij de ambassade. Op een kunststoffen sokkel werden de
twee oorspronkelijke platen in een goudkleurige lijst gemonteerd. De WO 1-plaat
draagt de - opnieuw - vergulde namen van de elf gesneuvelden onder het
opschrift A la mémoire des français du
siam mort pour la patrie. Op zich is dit overigens een ietwat vreemde
formulering want de geijkte en officiële standaardformule is mort pour la france Mits wat
opzoekingwerk ben ik erin geslaagd om de belangrijkste biografische gegevens
van deze gesneuvelden bijeen te puzzelen:
BOURSOLLES, Auguste Marie (°1889 Tence) Deze priester was op 7 maart
1914 tot missionaris aangesteld in Ubon Rachathani. Hij werd op 6 november 1915
in een loopgracht aan het Champagnefront zwaar gewond door granaatscherven aan
het hoofd. Hij bezweek twee dagen later in het hospitaal van
Braux-Sainte-Cohière aan zijn verwondingen. Op het ogenblik van zijn overlijden
was hij sergeant in het22eRégiment
d infanterie coloniale.
CAVAILLE, Henri (°1889 Puylaroque) Deze jonge missionaris was net in
Nakhonchaisi aangekomen om er Thais te leren, toen de oorlog uitbrak. Hij was
korporaal in het 280e Régiment d Infanterie en werd begin november
1914 krijgsgevangen gemaakt door de Duitsers. Pas bevrijd, overleed hij op 1
december 1918 in een militair hospitaal in Nancy, aan de ontberingen die hij
had geleden in gevangenschap. Zijn naam komt vreemd genoeg niet voor op het
oorlogsmonument in zijn geboortedorp.
DE FOMEL, François Auguste (°1880 Angoulême) was sinds 1909 als
ingenieur werkzaam voor de Siamese regering en woonde in Bangkok. Hij diende
als sergeant in het 7eRégiment
de Zouaves de Marche en sneuvelde op 10 november 1914 in Pypegale een
gehucht van Reninge ten noorden van Ieper.
FORTIN, Frédéric Augustin (°1880 Paris) was sinds 1905
verbonden aan de Comptoir français du
Siam. Hij was onderluitenant in
het 20eBataljon Chasseurs à
Pied, een lichte infanterie-eenheid en sneuvelde op 10juni 1915 bij Notre - Dame - de - Lorette in
Frans-Vlaanderen. Hij was één van de 609 Franse officieren die tussen 9 mei en
16 juni 1915 waren gesneuveld bij een grotendeels mislukt offensief in Artesië.
HENRY, Marcel (°1896 Hanoi) Hij was de oudste eoon van de directeur van
de Banque de lIndochine in
Bangkok. Het is onduidelijk in welke eenheid hij heeft gediend maar hij bezweek
in 1920 in Bangkok aan de gevolgen van een gifgasvergiftiging die hij in 1915
had opgelopen.
LAGATHU, Gustave Rouan (°1885 Guilers) Deze Bretoense missionaris was
vanaf 1909 actief in Siam en Laos. Hij was bij het uitbreken van de oorlog
pastoor in Sakonnakhon en werd gemobiliseerd als brancardier / aalmoezenier in
het 2eRégiment d infanterie
coloniale. Hij werd dodelijk gewond op 16 april 1917 toen hij bij Chemin
des Dames een gewonde bijstond.
RABJEAU, Louis Emile (°1882 Angers) was kaderlid bij
de Compagnie Est-asiatique-français
en woonde in Thonburi. Deze sergeant
in het 27eBataljon des
Tirailleurs raakte op 4 september 1916 vermist tijdens de felle gevechten
bij Belloy-en-Santerre aan de Somme.
RICHER, Maurice François (°1881 Paris) Was doctor in de rechten en
juridisch raadgever van de Siamese regering. Hij sneuvelde op 3 februari 1915
bij de Marne als luitenant in het 21eRégiment d infanterie coloniale.
ROUX, Eugène-Clovis (°1883 Puy-Saint-Vincent) Deze frater was sinds 1909
werkzaam als leraar aan het Collège de l
Assomption in Bangkok. Hij viel als sergeant in het 15eRégiment d Infanterie op 4 september
1916 bij Barleux aan de Somme.
SEGNITZ, Henri Isidore (°1881 Paris) Was net als Maurice Richer doctor
in de rechten. Hij was tussen 1907 en 1913 actief in de commissie Juridische
Zaken van de Siamese regering als stafmedewerker van de gerenommeerde jurist
Georges Padoux die een groot deel van het Siamese Burgerlijke- en Strafwetboek
schreef. Henri Segnitz sneuvelde op 22 augustus 1915 in Hargicourt aan de Somme
als luitenant in het 308eRégiment
d Infanterie. Hij werd vermeld op de legerdagorders omwille van zijn
moedig gedrag aan het front en postuum met de lintjes van Chevalier de la Légion d Honneur en het Croix de guerre onderscheiden.
SOMMELET, Charles Valentin (°1885 Humes-Jorquenay) Hij was in mei 1910
naar Siam vetrokken en oorspronkelijk als missionaris werkzaam in Loei. In 1914
was hij priester in de parochie van de Calvarie in Bangkok. Hij sneuvelde op 30
december 1914 in de rangen van het 21eRégiment d Infanterie in Frans-Vlaanderen bij de bloederige
afweergevechten in Artesië.
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - OP DE VERBRANDE HOEVEN MELDEN DE HANEN DEN DAG
Omwille van het feit dat ik morgen niet over internet beschik wegens trip in de jungle, vandaag op zaterdag, uitzonderlijk 'Zondag Frontpoëziedag'... De Frans/Nederlandse dichteres, vertaalster en
jeugdboekenschrijfster Augusta Guerdina Peaux (1849-1944) publiceerde in 1918
in Haarlem bij H.D. Tjeenk Willink & Zoon haar bundel Gedichten waaruit het onderstaande gedicht afkomstig is.
Op de verbrande hoeven
melden de hanen den dag De hanen melden den dag,
als zij immer deden.
Gisteren woedde de slag,
gisteren heerschte de vrede.....
De hanen melden den dag.
De hanen riepen het licht
over de wereld uit,
toen het doofde in een aangezicht
donker van aarde en kruit,
De hanen weten niet
hoe rood de morgen is,
dien hun eeuwen oud lied
krijscht door de duisternis.
De hanen melden den dag.
Geen die het hoort
op de doode hoeve,
zinverloren woord
in wereld droeve
geen die het verstaat.
OVER DE SCHREVE - OMSTREDEN OORLOGSMONUMENT KLEIN - SINTEN
22 Juli 1923. Op de begraafplaats van het plaatsje Petite
- Synthe of Klein-Sinten nu een deelgemeente van Duinkerke werd in
aanwezigheid van de Franse minister van Arbeid Louis Loucheur een monument voor
de meer dan 150 gesneuvelden van de gemeente onthuld. Dat dokter Louis Dewevre, de burgemeester van
Petite - Synthein zijn toespraak de
mond vol had over Het Vaderland was te verwachten, dat hij ook een lans
brak voor respect voor de moedertaal
was al iets minder vanzelfsprekend. Toen het monument plechtig werd ontdaan van
de tricolore zeildoeken die het bedekten, was er sprake van enige commotie. In
het graniet van de grote triomfboog - een ontwerp van de burgemeester - was het
opschrift Vlaanderen den Leeuw uitgehakt.
Bovenop het monument lag een leeuw als symbool van de regionalistische
gehechtheid van de gemeente aan Vlaanderen. Dat er ook France Toujours en Pro Patria
op het monument was uitgebeiteld werd gemakkelijkheidshalve vergeten door een
aantal rabiate Franse nationalisten die, aangevoerd door een zekere dokter
Lemaire, zware druk uitoefenden op de onderprefectuur in Duinkerke om het provocerende Nederlandstalige opschrift
te verwijderen. Niet gehinderd door enige historische feitenkennis
schreef Lemaire : Les prétendus
régionalistes ne visent pas moins, dans notre province, qu à y restaurer la
langue flamande, à en généraliservl
emploi, à l enseigner dans nos écoles Suivre ce sillage seraitfaire une uvre anti-française Conscients ou
non, les régionalistes qui prônent lusage du flamand travaillent pour l
Allemand , leur campagne est éminemment dangereuse. Réjouissons-nos donc de
voir le français se substituer progressivement au flamand dans nos campagnes
françaises. Travaillons en ce sens en nous disant bien que nous sommes des
Français de Flandre en non pas des Flamands de France De talloze Vlaamse familienamen op het monument vertelden echter een ander
verhaal
Gekruide
kamperfoeliegeur/ een stokroos in
zijn volle fleur / Een late vlinder bij het perk/ een buurman op zn veld aan t werk /
Een
kater die zich zalig zont/ Een smaak
van honing in de mond /
Een
maaltijdrijk en naar den aard /
waarbij geen knoflook werd gespaard / Een kleine kring van vriendendie / verslingerd zijn aan poëzie/ Dat alles, met een goed glas wijn /
behoort ons daaglijks nieuws te zijn Jan Greshoff (1888-1974)