Vandaag in Zondag Frontpoëziedag het gedicht Aan
dat Jozef Simons op 8 februari 1919 in Andenne schreef en een paar
maanden later liet verschijnen in de bundel Onder
den Hiel, die hij samen met Filip De Pillecyn bij Loris Lanoo in Tielt uitgaf. Dit militante
gedicht van de han van de schrijver van het Fronterslied was overduidelijk gericht aan een wegens zijn overtuiging vervolgde
activist, maar ik heb niet kunnen achterhalen wie. Mogelijk was het de jurist
Lodewijk Dosfel die Simons al voor de oorlog had ontmoet
Aan..
Eer nog de vieze
beul het zuiver bloed zal plengen
Van de eersten
martelaar voor Vlaandrens zelfbestaan
Komen wij ridderlijk
U onze hulde brengen
Wij die voor
Vlaandren streên onder loyale vaan.
Misschien hebt ge in
den keus des middels u bedrogen,
Doch heilig was uw
doel, het onze, Vlaandrens heil.
De toekomst leer' of
't zwaarst onze IJzer-offers wogen
Of 't bloed van hen
wier hoofd viel met den slag der bijl.
De goden hebben
dorst naar 't bloed van vele Vlamen,
Langs de IJzer zijn
de velden lang niet rood genoeg....
Schavot en schande
dreigt, gevang en broodroof samen
Hèm die zijn
Vlaandren hoog in 't koene harte droeg.
In koude en duister
kiemt die we eens de lang-betrachte
Begroeten zullen als
de Vrijtriomfklok luidt:
Uit de verdrukking
rijst zelfstandigheidsgedachte
Die groeit tot
Vrijheidsboom over gansch Vlaandren uit.
|