Op 11 juni 1917 meldde de voor de legerdienst
opgeroepen Joseph Standing Buffalo zich in het rekruteringsbureau van Regina in
Canadese provincie Saskatchewan aan. Hij was volgens zijn militaire dossier bij
zijn inlijving 5 voet en 6 inches groot, had een getaande huid, bruine ogen en
zwart haar. De rekruut had aangegeven een ongehuwde, rooms katholieke
landbouwer te zijn die bij zijn ouders in Fort QuApple woonde. Hij verklaarde
akkoord te gaan om gevaccineerd te worden en toonde de littekens van drie
vaccinaties op zijn linkerarm, die hem, naar eigen zeggen, in 1913 waren
toegediend. Wat zijn dossier niet vermeldde was dat hij de kleinzoon was van Tatanka
Iyotake beter bekend als Sitting Bull,
de legendarische hoofdman van de Sioux-indianen. Blijkens zijn attestation paper werd hij als private
ingedeeld bij het 95e Saskatchewan
Rifles, een militiebataljon. Wanneer hij op 6 februari 1918 in Liverpool
aanmeerde werd hij bijna meteen
gehospitaliseerd met een pijnlijk abces. Blijkbaar was het behoorlijk ernstig
want na een operatie en twaalf dagen hospitaal kreeg hij nog eens zeventien
dagen recuperatieverlof. Nadat hij was gemuteerd naar het 78e
Bataljon Canadian Infantry (Winnipeg
Grenadiers) belandde hij op 23 augustus eindelijk aan het front in de buurt
van Arras.
Vanaf 27 september was Standing Buffalos eenheid
betrokken bij de Slag om het Canal du Nord. Een offensieve actie die paste
binnen het gefaseerde grote geallieerde Eindoffensief. Nadat hij het Canal du Nord
was overgestoken raakte hij betrokken bij de gevechten rond Bourlon. Het was
hier dat hij gewond raakte en stierf op 29 september 1918. Het 78e Bataljon
had die dag door machinegeweervuur zware verliezen geleden bij het oversteken
van de weg Cambrai - Douai. Joseph Standing Buffalo kreeg een laatste
rustplaats in Bucquoy Road Cemetery in
Ficheux in graf IV B 34.

|