De Slag bij Hill 70, in Loos-en-Gohelle in augustus
1917 wordt vaak als the forgotton
Canadian victory omschreven. In de tijd te situeren tussen Vimy en
Passendale viel Hill 70 wat weg in de
plooien van de geschiedenis. Na enkele decennia waren het enkel de steeds
schaarser wordende overlevenden die zich nog de gruwel en onwaarschijnlijke felheid van
deze strijd herinnerden. In 2010 nam een aantal Canadezen het initiatief om dit
recht te zetten. Het resultaat was het behoorlijk indrukwekkende Hill 70 Memorial dat in 2017 in Loos
werd onthuld. Het werd bij benadering ingeplant op de plaats waar in augustus
1917 zo zwaar werd strijd geleverd. Langs een bezoekersonthaal wandelt men via
een pad waarin 1.877 Maple Leaves
het nationale symbool van Canada - werden verwerkt, één voor elke gesneuvelde
Canadese soldaat bij Hill 70,tot het
generaal Currie amfitheater waarvan het grondplan opnieuw wordt gevormd oor
een reusachtige maple leaf. Deze plek
wordt gedomineerd door een metershoge obelisk uit Spaanse zandsteen met als
enige inscriptie Canada 1917 en een
bronzen zwaard dat wel heel erg sterk lijkt op de zwaarden die de crosses of sacrifice op de Britse
begraafplaatsen voorkomen. De 8..5 miljoen Canadese dollars die nodig waren
voor het inrichten van deze site kwamen volledig uit privé fondsenwerving.De site zelf sluit mooi aan bij het
aanpalende Loos British Military Cemetery
waar meer dan 150 slachtoffers van de gevechten bij Hill 70 een laatste
rustplaats kregen.
OVER DE SCHREVE - KLEINZOON SITTING BULL VIEL IN FRANS-VLAANDEREN
Op 11 juni 1917 meldde de voor de legerdienst
opgeroepen Joseph Standing Buffalo zich in het rekruteringsbureau van Regina in
Canadese provincie Saskatchewan aan. Hij was volgens zijn militaire dossier bij
zijn inlijving 5 voet en 6 inches groot, had een getaande huid, bruine ogen en
zwart haar. De rekruut had aangegeven een ongehuwde, rooms katholieke
landbouwer te zijn die bij zijn ouders in Fort QuApple woonde. Hij verklaarde
akkoord te gaan om gevaccineerd te worden en toonde de littekens van drie
vaccinaties op zijn linkerarm, die hem, naar eigen zeggen, in 1913 waren
toegediend. Wat zijn dossier niet vermeldde was dat hij de kleinzoon was van Tatanka
Iyotake beter bekend als Sitting Bull,
de legendarische hoofdman van de Sioux-indianen. Blijkens zijn attestation paper werd hij als private
ingedeeld bij het 95eSaskatchewan
Rifles, een militiebataljon. Wanneer hij op 6 februari 1918 in Liverpool
aanmeerdewerd hij bijna meteen
gehospitaliseerd met een pijnlijk abces. Blijkbaar was het behoorlijk ernstig
want na een operatie en twaalf dagen hospitaal kreeg hij nog eens zeventien
dagen recuperatieverlof. Nadat hij was gemuteerd naar het 78e
Bataljon Canadian Infantry (Winnipeg
Grenadiers) belandde hij op 23 augustus eindelijk aan het front in de buurt
van Arras.
Vanaf 27 september was Standing Buffalos eenheid
betrokken bij de Slag om het Canal du Nord. Een offensieve actie die paste
binnen het gefaseerde grote geallieerde Eindoffensief. Nadat hij het Canal du Nord
was overgestoken raakte hij betrokken bij de gevechten rond Bourlon. Het was
hier dat hij gewond raakte en stierf op 29 september 1918. Het 78e Bataljon
had die dag door machinegeweervuur zware verliezen geleden bij het oversteken
van de weg Cambrai - Douai. Joseph Standing Buffalo kreeg een laatste
rustplaats in Bucquoy Road Cemetery in
Ficheux in graf IV B 34.
Vandaag in Zondag Frontpoëziedag het
gedicht An die Frauen van Ricarda Huch (1864-1947). Deze Duitseschrijfster was een van de eerste vrouwen die
in 1891 aan de universiteit van Zürich een doctoraat in de filologie en
filosofie behaalde. In datzelfde jaar verscheen onder het pseudoniemRichard Hugo haar eerste poëziebundel Gedichte.
Het onderstaande gedicht verscheen in 1917 in
het Bismarck-Jahrbuch
für Deutsche Frauen
An die Frauen
O Frauen, wie das Los der Erde falle, Nie wechsel eures: Leiden, Kampf und Not. Ob Frieden blühe, ob das Schlachthorn schalle, Ein ew´ger Brand von eurem Opfer loht.
[ ]
Die edles Denken haucht wie eine Blume, Die freie Stirne schmückt kein Ehrenkranz, Von eurer tapf´ren Herzen Heldentume Singt keine Chronik, prahlt kein Ordensglanz
[ ]
Die zarte Brust schirmt nicht des Ritters Eisen, Wie Sklaven kämpft ihr, schutzlos, namenlos, Und steigt, wenn Völker ihre Helden preisen, Vergeß´ne Sieger in den dunkeln Schoß.
Nog een
IWM-foto uit Neuve-Chapelle (zie mijn blog van 16 januari). Deze opname van een
veldgraf dateert uit september 1915. Het is de laatste rustplaats van Sir
Edward Hamilton Westrow Hulse, een 25-jarige luitenant in het 2e
bataljon Scots Guards. (Midden op groepsfoto na een trenchraid) Westrow Hulse,
die meerdere malen op de legerdagorders werd vermeld, sneuvelde op 11 maart
1915 bij een aanval op de Moulin du
Pietre bij Neuve-Chapelle. Hij werd na de oorlog herbegraven in graf I G 40
op Rue David Military Cemetery te
Fleurbaix onder het epitaaf: Seventh
Baronet of Breamore House, Hants, Killed at Neuve Chapelle. (IWMQ
17342)
Deze grafzerk met een bijzonder opschrift is te vinden
op Fromelles (Pheasent Wood) Military
Cemetery in het Frans-Vlaamse Fromelles. Deze begraafplaats was de eerste
CWGC-site die in meer dan 50 jaar na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog
door deze organisatie werd ingericht. Deze site werd aangelegd nadat na jaren
van volgehouden speurwerk Lambis Englezos, een gepensioneerde leraar uit
Melbourne, in 2007 een massagraf had geïdentificeerd waarin in 1916
Australische en Britse gevallenen door de Duitsers waren begraven. Dit
massagraf lag bij Pheaseant Wood of Fasanen-wäldchen zoals het op de Duitse stafkaarten
stond aangegeven, vandaar de naam. Op basis van het overtuigende
bewijsmateriaal dat Englezos bijeengesprokkeld had werd in mei 2008 een archeologische
prospectie uitgevoerd door een archeologisch team van Glasgow University, dat
de vermoedens bevestigde. Tussen mei en september 2009 werd deze site zorgvuldig
opgegraven door Oxford Archeology waarbij 250 lichamen en ruim 6.200 persoonlijke
artefacten werden gerecupereerd. Er volgde een moeizaam maar succesvol
identificatieproces waarbij onder meer gebruik werd gemaakt van DNA-materiaal
van nabestaanden van bij Fromelles vermiste militairen. De resultaten waren
verrassend; niet minder dan 96 van de stoffelijke resten konden positief worden
geïdentificeerd. Van de resterende 154 lichamen zijn er zeker 109 Australisch
en 3 Brits. Er bleven slechts 42 niet langer identificeerbare resten over. Bijna
100 jaar na dato kregen tal van nabestaanden eindelijk uitsluitsel over het lot
van hun familielid De Britse en Australische regering hadden intussen aan de
CWGC gevraagd om een nieuwe begraafplaats aan de dorpsrand van Fromelles te
openen. In augustus 2008 begon men met de aanleg van, deze site met een ietwat
vreemd aandoend zeshoekig grondplan naar een ontwerp van Barry Edwards. Het Cross of Sacrifice werd zo geplaatst dat
het vanaf VC Corner Cemetery en het Australian
Memorial Park te zien is. De eerste
bijzetting vond hier plaats op 30 januari 2010. De laatste gesneuvelde
werdtijdens de officiële inhuldiging op
19 juli 2010 - 94 jaar na de Slag herbegraven in aanwezigheid van de Britse
prins Charles, Quentin Brice, de Governor-General
of Australia en tal van familieleden van de geïdentificeerde militairen..
Eén van de geïdentificeerde slachtoffers was de 38-jarige
Arthur Joseph Johnson, een soldaat in het 29e bataljon Australian Infantry uit Footscray,
Victoria. Hij was een zoon van James
Johnson en Mary Anne Davies. Hij had 5 broers en 2 zusters en was gehuwd met Mary
Murray. In het burgerleven werkte hij als handarbeider in eensteengroeve. Deze oorlogsvrijwilliger was op 18
februari 1916 in Melbourne ingescheept op
HMAR Ballarat met bestemming front waar hij drie maanden later vermist
raakte bij de zinloze aanval op Fromelles.
Zijn familie plaatste Step softly, a
dream lies buried here op zijn zerk .
Met een
zekere regelmaat plaats ik op deze webstek fotos van al lang verdwenen frontbegraafplaatsen. Vandaag een uitFrans-Vlaanderen. Deze dodenakker werd in de
lente van 1915 aangelegd door mannen van het 2e bataljon Cameronians (Scotish Rifles) in een
boomgaard voor de hoeve La Cordonnerie
in de Rue du Bois in Neuve-Chapelle.
Het bataljon had bij de Slag om Neuve-Chapelle zware klappen gekregen en had in mei 1915 haar hoofdkwartier in deze hoeve/herberg. Niet
geheel toevallig kreeg deze site de benaming The Orchard . (Foto IWM Q 51614)
Dit
gedicht van de hand van Curt Saemann (1893-1918) verscheen in 1918 in het
expressionistische avant-garde tijdschrift Die
Aktion. Saemann, die in 1914 in München chemie studeerde meldde zich bij
het uitbreken van de oorlog als vrijwilliger. Hij werd in september 1918 zwaar
gewond in de sector Diksmuide en bezweek op 24 oktober 1918 aan zijn
verwondingen in een Kriegslazaret in Hannover.
Europa
Schachtelhalme
stechen aus den schwarzen Gewässern der Vorzeit,
Pioniere wickeln Stacheldraht darum,
Eine Frau fällt in Krämpfe und schreit furchtbar,
Dann ist es wieder still.
In einem tropfenden Stollen denkt einer an bunte Jahrmarktswagen,
An die Messingspiegel in Waffelbuden
Und an einen Sommertag, da er sich heimlich für zehn Pfennige Bonbons kaufte.
Er wird wieder ganz Kind und schämt sich sehr.
In der Nacht brüllt ein Geschoss auf.
Der im Stollen denkt: Ob drüben auch einer solches im Kopf trägt
Und sich so tief verkriechen muss vor Scham?
Er erinnert sich, dass er seinen Bruder schlug.
Da dehnt er sich weit aus. Fließt durch alle Gräben, Raschelt an allen
Verhauen, schüttelt alle Vorwände ab.
An allen Stellen schießt man durch seinen riesigen Leib,
Er muss aus seinem Versteck hervortreten,
Wird sehr herzlich zu seiner Stollentreppe
Und berührt das spärliche Gras mit seinen Händen.
Wie er den ersten Stern sieht, wird er Umarmung
Und will seine Brust zum Reden öffnen
Das Land ist schwarz und furchtbar stumm.
Man sieht, es will schreien. Vergeblich, Hände schnüren sich darum
Und ersticken. Es bäumt sich und beult
Ganz schwarz und stumm Echo? : Europa ...
Aus einem Trichter wächst ein Kinderarm. Weiß, ungeheuer.
Irgendwo erschlagen Menschen einen Menschen
Aus seinem Blut steigt grenzenlos das letzte Signal.
In de rubriek Sprekende
Gezichten sta ik regelmatig stil bij de persoonlijke gedenktekens die op
individuele oorlogsgraven werden achtergelaten. Fotos, zoals die op het graf
van luitenant Victor Thoumsin op de BMB Duinenhoek
in De Panne geven een persoonlijke toets aan het massaal anonieme karakter
van militaire begraafplaatsen en ereperken.
Victor Hippolyte Thoumsin werd op 26 januari 1879
in Pepinster geboren n hij was bij het uitbreken van de oorlog beroepsonderofficier
bij de compagnie Pontoniers van de
Genietroepen. Hij woonde samen met zijn echtgenote Jeanne Durinck in
Zwijndrecht waardoor ik vermoed dat hij dienst deed bij de Antwerpse Pontoniers in hun intussen al lang verdwenen
fortje op het Vlaams Hoofd (Linkeroever).
Luitenant Thoumsin werd zwaar gekwetst door shrapnelkogels
bij het ruimen van onontplofte munitie op een schieterrein in Adinkerke. Hij bezweek
op 23 maart 1918 aan zijn verwondingen in het Militair Hospitaal lOcéan in De Panne en werd twee dagen
later bergraven op de BMB Duinenhoek
in graf C 239. In 1956 werd de nieuwe kazerne voor de genietroepen in Zwijndrecht
naar hem vernoemd.
EVEN STILSTAAN BIJ.... DE FRANSE CENOTAAF IN BANGKOK
Het leven in Thailand biedt soms verassingen. Een hele tijd geleden heb
ik eens een driedelige blog geplaats over een, voor de meesten, onbekend aan de
Eerste Wereldoorlog gerelateerd monument, de Britse cenotaaf die decennialang
voor de Britse ambassade in Bangkok stond.Als de Britten een herdenkingsmonument voor hun gevallen expats die voor
het uitbreken van de Grote Oorlog in Siam verbleven, konden oprichten, dan
konden de Fransen natuurlijk niet achterblijven. Daarom sta ik vandaag graag
even stil bij de Franse cenotaaf in Bangkok. Een cenotaaf is, zoals ik ook al in
mijn vorige artikel schreef een monument voor vermiste of elders begraven
militairen. Er zijn een paar aspecten aan het Franse monument die het meer dan
bijzonder maken. Eerst en vooral herdenkt dit monument niet alleen de in Siam
residerende Franse staatsburgers die tijdensde Eerste Wereldoorlog sneuvelden maar ook op een aparte plaquette de
Franse én Indochinese slachtoffers van de Franco/Siamese Oorlog van 1893 en de
daaruit voortvloeiende Franse militaire bezetting van Chantaburi. Bovenaan op
deze plaat staan de namen van de drie Franse mariniers die op 13 juli 1893
omkwamen bij het zogenaamde Paknam-incident toen kanoneerboten van de Franse
marine de Chao Prayarivier blokkeerden voor alle verkeer. Een incident dat
overigens aan Siamese kant goed was voor 16 doden en 20 gewonden. Tussen
oktober 1893 en januari 1905 bezette een Frans garnizoen Chantaburi. In deze
periode kwamen 19 Fransen en 83 Indochinese militairen om het leven. Het was wellicht
symptomatisch voor de toenmalige geest van het Franse kolonialisme dat de
Fransen wél met naam werden vermeld maar dat de inheemse militairen genoegen
moesten nemen met de vermelding 83
soldats annamites
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, in augustus 1914, woonden
er welgeteld 146 Franse mannen in Siam. Onder hen waren er niet minder dan 44
priesters, katholieke missionarissen van de Missions
étrangères de Paris die vooral in het noorden en noordoosten van het land
actief waren, onder meer bij de overwegend katholieke Vietnamese migranten. Zestig
Fransmannen die in Siam verbleven werden in de eerste oorlogsweken en -maanden
gemobiliseerd of meldden zich als oorlogsvrijwilliger. Ze vertrokken zo snel
mogelijk per boot richting het vaderland om hun eenheden te vervoegen. Elf van
hen vielen, zoals dat zo mooi verwoord wordt op het veld van eer.
Vrij kort na het einde van de Grote Oorlog ontstond bij het personeel
van het Franse Consulaat-Generaal (Er kwam pas in 1949 een Franse ambassade in
Bangkok) het idee om deze gesneuvelden op passende wijze te herdenken. In
augustus 1921 werden de twee plaquettes uit Bretoense roze graniet op de gevel
van het Franse Consulaat-Generaal - nu de Résidence
de France, de ambassadeurswoning - plechtig onthuld door de Franse
oorlogsheld maarschalk Joseph Joffre. Deze plechtigheid werd echter niet door
iedereen gesmaakt. Devrijzinnige Joffre
was een papenvreter en wou niets weten van een kerkelijk getinte plechtigheid
en dit ondanks het feit dat bijna de helft van diegenen die op het monument
vermeld stonden priesters waren... De Franse religieuze autoriteiten in Siam en
Indochina werden zelfs niet uitgenodigd op de ceremonie. Daarom werd alles in
februari 1925 nog eens dunnetjes én met kerkelijke zegen overgedaan, tijdens
een bezoek van maarschalk Foch, een belijdende katholiek, aan Siam. Dit is bij
mijn weten het enige Franse WO I-gedenkteken ter wereld dat tweemaal officieel
onthuld werd
In de loop der jaren werd er weliswaar op Wapenstilstandsdag 11 november
een korte plechtigheid georganiseerd door de Franse militaire attaché, maar
geraakte het monument in de vergetelheid. Het leek er een paar jaar geleden
zelfs even op of het helemaal zou verdwijnen bij de ingrijpende renovatiewerken
aan de ambassade. Gelukkig werden de plaquettes dankzij een tussenkomst van de
Stichting Souvenir français niet
alleen van de vernieling gered maar ook grondig gerestaureerd en in 2016
herplaatst in een perkje bij de ambassade. Op een kunststoffen sokkel werden de
twee oorspronkelijke platen in een goudkleurige lijst gemonteerd. De WO 1-plaat
draagt de - opnieuw - vergulde namen van de elf gesneuvelden onder het
opschrift A la mémoire des français du
siam mort pour la patrie. Op zich is dit overigens een ietwat vreemde
formulering want de geijkte en officiële standaardformule is mort pour la france Mits wat
opzoekingwerk ben ik erin geslaagd om de belangrijkste biografische gegevens
van deze gesneuvelden bijeen te puzzelen:
BOURSOLLES, Auguste Marie (°1889 Tence) Deze priester was op 7 maart
1914 tot missionaris aangesteld in Ubon Rachathani. Hij werd op 6 november 1915
in een loopgracht aan het Champagnefront zwaar gewond door granaatscherven aan
het hoofd. Hij bezweek twee dagen later in het hospitaal van
Braux-Sainte-Cohière aan zijn verwondingen. Op het ogenblik van zijn overlijden
was hij sergeant in het22eRégiment
d infanterie coloniale.
CAVAILLE, Henri (°1889 Puylaroque) Deze jonge missionaris was net in
Nakhonchaisi aangekomen om er Thais te leren, toen de oorlog uitbrak. Hij was
korporaal in het 280e Régiment d Infanterie en werd begin november
1914 krijgsgevangen gemaakt door de Duitsers. Pas bevrijd, overleed hij op 1
december 1918 in een militair hospitaal in Nancy, aan de ontberingen die hij
had geleden in gevangenschap. Zijn naam komt vreemd genoeg niet voor op het
oorlogsmonument in zijn geboortedorp.
DE FOMEL, François Auguste (°1880 Angoulême) was sinds 1909 als
ingenieur werkzaam voor de Siamese regering en woonde in Bangkok. Hij diende
als sergeant in het 7eRégiment
de Zouaves de Marche en sneuvelde op 10 november 1914 in Pypegale een
gehucht van Reninge ten noorden van Ieper.
FORTIN, Frédéric Augustin (°1880 Paris) was sinds 1905
verbonden aan de Comptoir français du
Siam. Hij was onderluitenant in
het 20eBataljon Chasseurs à
Pied, een lichte infanterie-eenheid en sneuvelde op 10juni 1915 bij Notre - Dame - de - Lorette in
Frans-Vlaanderen. Hij was één van de 609 Franse officieren die tussen 9 mei en
16 juni 1915 waren gesneuveld bij een grotendeels mislukt offensief in Artesië.
HENRY, Marcel (°1896 Hanoi) Hij was de oudste eoon van de directeur van
de Banque de lIndochine in
Bangkok. Het is onduidelijk in welke eenheid hij heeft gediend maar hij bezweek
in 1920 in Bangkok aan de gevolgen van een gifgasvergiftiging die hij in 1915
had opgelopen.
LAGATHU, Gustave Rouan (°1885 Guilers) Deze Bretoense missionaris was
vanaf 1909 actief in Siam en Laos. Hij was bij het uitbreken van de oorlog
pastoor in Sakonnakhon en werd gemobiliseerd als brancardier / aalmoezenier in
het 2eRégiment d infanterie
coloniale. Hij werd dodelijk gewond op 16 april 1917 toen hij bij Chemin
des Dames een gewonde bijstond.
RABJEAU, Louis Emile (°1882 Angers) was kaderlid bij
de Compagnie Est-asiatique-français
en woonde in Thonburi. Deze sergeant
in het 27eBataljon des
Tirailleurs raakte op 4 september 1916 vermist tijdens de felle gevechten
bij Belloy-en-Santerre aan de Somme.
RICHER, Maurice François (°1881 Paris) Was doctor in de rechten en
juridisch raadgever van de Siamese regering. Hij sneuvelde op 3 februari 1915
bij de Marne als luitenant in het 21eRégiment d infanterie coloniale.
ROUX, Eugène-Clovis (°1883 Puy-Saint-Vincent) Deze frater was sinds 1909
werkzaam als leraar aan het Collège de l
Assomption in Bangkok. Hij viel als sergeant in het 15eRégiment d Infanterie op 4 september
1916 bij Barleux aan de Somme.
SEGNITZ, Henri Isidore (°1881 Paris) Was net als Maurice Richer doctor
in de rechten. Hij was tussen 1907 en 1913 actief in de commissie Juridische
Zaken van de Siamese regering als stafmedewerker van de gerenommeerde jurist
Georges Padoux die een groot deel van het Siamese Burgerlijke- en Strafwetboek
schreef. Henri Segnitz sneuvelde op 22 augustus 1915 in Hargicourt aan de Somme
als luitenant in het 308eRégiment
d Infanterie. Hij werd vermeld op de legerdagorders omwille van zijn
moedig gedrag aan het front en postuum met de lintjes van Chevalier de la Légion d Honneur en het Croix de guerre onderscheiden.
SOMMELET, Charles Valentin (°1885 Humes-Jorquenay) Hij was in mei 1910
naar Siam vetrokken en oorspronkelijk als missionaris werkzaam in Loei. In 1914
was hij priester in de parochie van de Calvarie in Bangkok. Hij sneuvelde op 30
december 1914 in de rangen van het 21eRégiment d Infanterie in Frans-Vlaanderen bij de bloederige
afweergevechten in Artesië.
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - OP DE VERBRANDE HOEVEN MELDEN DE HANEN DEN DAG
Omwille van het feit dat ik morgen niet over internet beschik wegens trip in de jungle, vandaag op zaterdag, uitzonderlijk 'Zondag Frontpoëziedag'... De Frans/Nederlandse dichteres, vertaalster en
jeugdboekenschrijfster Augusta Guerdina Peaux (1849-1944) publiceerde in 1918
in Haarlem bij H.D. Tjeenk Willink & Zoon haar bundel Gedichten waaruit het onderstaande gedicht afkomstig is.
Op de verbrande hoeven
melden de hanen den dag De hanen melden den dag,
als zij immer deden.
Gisteren woedde de slag,
gisteren heerschte de vrede.....
De hanen melden den dag.
De hanen riepen het licht
over de wereld uit,
toen het doofde in een aangezicht
donker van aarde en kruit,
De hanen weten niet
hoe rood de morgen is,
dien hun eeuwen oud lied
krijscht door de duisternis.
De hanen melden den dag.
Geen die het hoort
op de doode hoeve,
zinverloren woord
in wereld droeve
geen die het verstaat.
OVER DE SCHREVE - OMSTREDEN OORLOGSMONUMENT KLEIN - SINTEN
22 Juli 1923. Op de begraafplaats van het plaatsje Petite
- Synthe of Klein-Sinten nu een deelgemeente van Duinkerke werd in
aanwezigheid van de Franse minister van Arbeid Louis Loucheur een monument voor
de meer dan 150 gesneuvelden van de gemeente onthuld. Dat dokter Louis Dewevre, de burgemeester van
Petite - Synthein zijn toespraak de
mond vol had over Het Vaderland was te verwachten, dat hij ook een lans
brak voor respect voor de moedertaal
was al iets minder vanzelfsprekend. Toen het monument plechtig werd ontdaan van
de tricolore zeildoeken die het bedekten, was er sprake van enige commotie. In
het graniet van de grote triomfboog - een ontwerp van de burgemeester - was het
opschrift Vlaanderen den Leeuw uitgehakt.
Bovenop het monument lag een leeuw als symbool van de regionalistische
gehechtheid van de gemeente aan Vlaanderen. Dat er ook France Toujours en Pro Patria
op het monument was uitgebeiteld werd gemakkelijkheidshalve vergeten door een
aantal rabiate Franse nationalisten die, aangevoerd door een zekere dokter
Lemaire, zware druk uitoefenden op de onderprefectuur in Duinkerke om het provocerende Nederlandstalige opschrift
te verwijderen. Niet gehinderd door enige historische feitenkennis
schreef Lemaire : Les prétendus
régionalistes ne visent pas moins, dans notre province, qu à y restaurer la
langue flamande, à en généraliservl
emploi, à l enseigner dans nos écoles Suivre ce sillage seraitfaire une uvre anti-française Conscients ou
non, les régionalistes qui prônent lusage du flamand travaillent pour l
Allemand , leur campagne est éminemment dangereuse. Réjouissons-nos donc de
voir le français se substituer progressivement au flamand dans nos campagnes
françaises. Travaillons en ce sens en nous disant bien que nous sommes des
Français de Flandre en non pas des Flamands de France De talloze Vlaamse familienamen op het monument vertelden echter een ander
verhaal
Gekruide
kamperfoeliegeur/ een stokroos in
zijn volle fleur / Een late vlinder bij het perk/ een buurman op zn veld aan t werk /
Een
kater die zich zalig zont/ Een smaak
van honing in de mond /
Een
maaltijdrijk en naar den aard /
waarbij geen knoflook werd gespaard / Een kleine kring van vriendendie / verslingerd zijn aan poëzie/ Dat alles, met een goed glas wijn /
behoort ons daaglijks nieuws te zijn Jan Greshoff (1888-1974)
In kan de laatste Zondag Frontpoëziedag
van het jaar waarin werd herdacht dar honderd jaar geleden Wilfred Owen
sneuvelde natuurlijk niet anders dan een gedicht van Owen brengen. Ik koos
voor het erg sterke Strange meeting, een gedicht dat hij
begin 1918 schreef en dat zijn kameraad Siegfried Sassoon omschreef als Owens passport to immpotality.
Strange
Meeting
It seemed that out of battle I escaped
Down some profound dull tunnel, long since scooped
Through granites which titanic wars had groined.
Yet also there encumbered sleepers groaned,
Too fast in thought or death to be bestirred.
Then, as I probed them, one sprang up, and stared
With piteous recognition in fixed eyes,
Lifting distressful hands, as if to bless.
And by his smile, I knew that sullen hall,
By his dead smile I knew we stood in Hell.
With a thousand fears that visions face was
grained;
Yet no blood reached there from the upper ground,
And no guns thumped, or down the flues made moan.
Strange friend, I said, here is no cause to mourn.
None, said that other, save the undone years,
The hopelessness. Whatever hope is yours,
Was my life also; I went hunting wild
After the wildest beauty in the world,
Which lies not calm in eyes, or braided hair,
But mocks the steady running of the hour,
And if it grieves, grieves richlier than here.
For by my glee might many men have laughed,
And of my weeping something had been left,
Which must die now. I mean the truth untold,
The pity of war, the pity war distilled.
Now men will go content with what we spoiled.
Or, discontent, boil bloody, and be spilled.
They will be swift with swiftness of the tigress.
None will break ranks, though nations trek from progress.
Courage was mine, and I had mystery;
Wisdom was mine, and I had mastery:
To miss the march of this retreating world
Into vain citadels that are not walled.
Then, when much blood had clogged their chariot-wheels,
I would go up and wash them from sweet wells,
Even with truths that lie too deep for taint.
I would have poured my spirit without stint
But not through wounds; not on the cess of war.
Foreheads of men have bled where no wounds were.
I am the enemy you killed, my friend.
I knew you in this dark: for so you frowned
Yesterday through me as you jabbed and killed.
I parried; but my hands were loath and cold.
Let us sleep now. . . .
De CWGC-site Bleuet Farm Cemetery
ligt ietwat verloren in de velden langs de Boezingestraat in de Ieperse
deelgemeente Elverdinge. Deze begraafplaats ontstond in juni 1917 toen hier in
een boerderij die op de Britse stafkaarten als Bleuet Farm bekend stond, een Advanced
Dressing Station, een medische eerste-hulppost direct achter de frontlijn
werd ingericht. Op de unieke, eerste onderstaande foto uit de zomer van 1917 is duidelijk te zien hoe dit gebouw met beton werd versterkt en van gasgordijnen werd voorzien. Deze site bleef als dusdanig in gebruik tot december 1917 toen
de Derde Slag bij Ieper in één groot bloedbad was geëindigd. Momenteel liggen
hier 441 WO I-gesneuvelden uit het Britse gemenebest en 1 Duitser begraven. 9 Britten die in mei-juni 1940 in deze buurt omkwamen
kregen hier ook een laatste rustplaats. Wat deze site apart maakt is dat er slechts
1 niet-geïdentificeerde Britse miltair werd begraven, wat erg uitzonderlijk is
voor de begraafplaatsen in deze sector van de gewezen Ieperse Salient. Verder
liggen er op deze begraafplaats twee kind-soldaten van 17 jaar oud (H. J. Cobb
en E.W. Wickings) en niet minder dan 3 standrechtelijk terechtgestelde Britten (T.
Hawkins, A. Westwood en F.W. Slade ) begraven.
Af en toe sta ik op deze blog even stil bij opvallende, ontroerende of
gewoon bijzondere grafschriften die ik op mijn bezoeken aan militaire
begraafplaatsen van de Grote Oorlog ben tegengekomen. Vandaag graag even uw
aandacht voor de zerk op het graf vankapitein James Elder op de begraafplaats Buffs Road Cemetery in Sint Jan bij Ieper. Hij was op 9 januari
1893 geboren in het Schotse Dundee en een briljante scholier die in het
schooljaar 1908-1909 de gouden medaille van zijn school, de Morgan Academy had
verworven. Als winnaar van de Fergusonbeurs ging James Elder studeren aan de
universiteit van St. Andrews. Waar hij zich nit alleen een ijverige studax maar
ook atleet betoonde. In 1913 won hij met het Varsity Rugby Team de Midland
League Cup. Toen de oorlog uitbrak engageerde hij zich vrijwel meteen als
oorlogsvrijwilliger. Als lid van het universitaire Officers Training Corps (OTC) kreeg hij in november 1914 een
aanstelling tot Second Lieutenant bij
de Royal Scots. Hij maakte in 1915 het fiasco mee bij Gallipoli en was een
tijdlang in Egypte gestationeerd voor hij begin 1916 met het 13e
Bataljon Royal Scots aan het Westelijke front belandde. Kapitein Elder sneuvelde
op 29 december 1917 en kreeg een laatste rustplaats in graf C 58 op Buffs Road Cemetery. Zijn epitaaf dat op
verzoek van de familie op zijn zerk werd geplaatst luidt als volgt: Loving and Loved He Loveth and is Loved for
everymore.
Even uw geheugen opfrissen met betrekking tot de Christmas Truce van 1914 ? (zie
mijn vorige blog) Deze beklijvende WW1- documentaire zal u zeker helpen. Klik op
onderstaande link:
In deze rubriek sta ik even stil bij de monumenten en andere
herdenkingstekens die sinds 2014 opde
voormalige slagvelen werden onthuld. Op eerste Kerstdag kan ik natuurlijk niet naast
de befaamde Christmas Truce van 1914
toen vooral in de sector tussen Mesen en Armentières de wapens even zwegen en de
strijdende partijen even verbroederden. In Mesen werd een erg realistisch en
levensgroot bronzen monument onthuld van de hand van de Britse beeldhouwer Andy
Edward. Het oorspronkelijke, driemaal kleinere ontwerp was gemaakt in opdracht
van de Britse Football association en
kreeg in 2012 een ereplaats in het FA St.
Georges Park National Football Centre in Burton-upon-Trent. Eerder, op 11
december 2014, was in het nabijgelegen Ploegsteert door voetbalicoon Michel
Platini namens de UEFA tussen het houten
kruis dat de site van een historische voetbalmatch uit de Christmas Truce-periode markeerde en de CWGC-begraafplaats Prowse
Point een voetbalmonument onthuld.
De autodidactische dichteres en beeldende kunstenares Agnita Henrica Feis
(1881-1944), de eerste echtgenote van de baanbrekende De Stijl-kunstenenaar
Theo van Doesburg, wijdde een gehele dichtbundel aan de Eerste Wereldoorlog.
Deze bundel werd in 1915 in eigen beheer op 200 exemplaren uitgebracht onder de
titel: Oorlog. Verzen in Staccato.
Uit deze bundel komt het onderstaande gedicht.
De
CWGC-site Cement House Cemetery aan de
Boezingestraat in Langmark ontstond in augustus 1917 als een
frontbegraafplaats. Ze werd hoofdzakelijk gebruikt door veldhospitalen in de
buurt en de begraafofficieren van de IVde en XVIIde Britse Divisies. Een
stevige Duitse bunker, Cement House in
feite een versterkte ruïne van een boerderij - die in de onmiddellijke
nabijheid stond en die de Britse opmars in deze sector tijdens de Derde Slag om
Ieper ernstig vertraagd had, verklaart de naamgeving van deze site. Deze bunker
is overigens behouden gebleven en bevindt zich naast de begraafplaats, op de koer
van de boerderij Boezingestraat nr. 148. In de eerste weken weren hier een
tweehonderdtal gesneuvelden van het Britse Gemenebest ter aarde besteld maar
deze begraafplaats bleef in feite permanent in dienst tot het Duitse
Lenteoffensief van 1918 toen Langemark weer in Duitse handen viel. De
oorspronkelijke begraafplaats is nog herkenbaar in plot I van deze site. Een
aantal van de gesneuvelden van de Rifle
Brigade ie in deze plot liggen vielen overigens bij de twee aanvallen op Cement House
op 14 en 16 augustus 1917
Na
de Wapenstilstand werd Cement House
Cemetery door de Imperial War Graves
Commission de voorloper van de CWGC aangeduid als een van de grotere verzamelbegraafplaatsen
in de regio. Momenteel liggen hier een 3.550 gesneuvelden waarvan 2.390 niet-geïdentificeerde.
Daarnaast
bevinden zich op deze site nog 22 graven
van Britten die tijdens WO II om het leven kwamen en 1 graf van een ongeïdentificeerde
Fransman. De stoffelijke resten van 487 andere Franse gesneuvelden werden in
1922 opgegraven en overgebracht naar de Franse militaire begraafplaats St
Charles de Potijze. Deze begraafplaats is één van CWGC-sites in het Ieperse die
nog gebruikt worden voor het bijzetten van stoffelijke resten die in de buurt
worden gevonden. Als ik mij niet vergis gebeuren de meest recente bijzettingen
hier in 2008. Maar corrigeer me gerust indien ik me vergis.